ECLI:NL:RBOBR:2024:2124

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
01/262448-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit en munitie met gevangenisstraf en onttrekking aan het verkeer

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verboden wapenbezit. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 januari 2024, en de tenlastelegging werd op de terechtzitting van 6 mei 2024 gewijzigd. De verdachte werd verweten op of omstreeks 12 oktober 2023 in Oss een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Zoraki, model M906, en munitie voorhanden te hebben gehad, in strijd met de Wet wapens en munitie. Tijdens de zittingen op 7 februari en 6 mei 2024 heeft de verdachte het ten laste gelegde feit bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van doorzoekingen, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werden de in beslag genomen goederen, waaronder het pistool en de munitie, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.262448.23
Datum uitspraak: 17 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2024 en 6 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 januari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 mei 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Oss
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Zoraki, model M906, en/of een patroonhouder en/of munitie, te weten twee, althans een kogelpatro(o)n(en), van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm Browning Court, voorhanden heeft gehad
(art 26 lid 1 Wet Wapens en munitie)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Verder zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hierna genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
De bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen als bewijs:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt door [verbalisant 1] op 12 oktober 2023, dossierpagina 47-50;
- een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] op 13 oktober 2023, dossierpagina 250-254;
- een proces-verbaal onderzoek wapen opgemaakt door [verbalisant 3] op 28 november 2023, dossierpagina 258-266.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 12 oktober 2023 te Oss een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Zoraki, model M906, en een patroonhouder en munitie, te weten twee kogelpatronen, van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm Browning Court, voorhanden heeft gehad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 228 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk staat aan de duur van het voorarrest, te weten 108 dagen. Mocht de rechtbank deels een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, dan heeft de verdediging verzocht om een proeftijd van 2 jaren vast te stellen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een pistool, met bijbehorende patroonhouder en munitie. Bovendien was het vuurwapen geladen en had hij dit binnen handbereik, wat strafverzwarende omstandigheden zijn.
Betrokkene heeft verklaard het vuurwapen te hebben gekocht voor zijn eigen veiligheid naar aanleiding van bedreigingen. Wat daar ook van zij, het voorhanden hebben van (geladen) vuurwapens komt steeds vaker voor en dit is een zorgelijke ontwikkeling. Het ongecontroleerd voorhanden hebben van wapens brengt risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Wapens vormen een bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijk ernstige gevolgen van dien. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldigen worden getroffen. Het ongecontroleerd bezit van dergelijke wapens vormt daarmee een groeiend maatschappelijk probleem en draagt bij aan een gevoel van angst en onveiligheid in de maatschappij. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Wel is verdachte eerder veroordeeld voor een poging tot doodslag. Weliswaar ging het hier om een geweldsdelict met een steekwapen en niet met een vuurwapen, maar verboden wapenbezit verhoogt de kans op een dergelijk geweldsdelict.
Het advies van de reclassering
De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte heeft niet gereageerd op uitnodigingen van de reclassering en tijdens een eerder reclasseringstoezicht was de ervaring dat verdachte zich niet liet beïnvloeden door interventies vanuit de reclassering.
Op de zitting heeft verdachte uitgesproken dat hij geen reclasseringstoezicht wil. Hij vindt dat dit alleen maar geld en energie kost, zonder dat het iets oplevert. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij niet gemotiveerd is om mee te werken aan reclasseringstoezicht en daarmee aan vermindering van het recidiverisico.
De strafmodaliteit
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf passend is.
De op te leggen straf
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen in onderhavige zaak passend is. De rechtbank zal hiervan 72 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van 3 jaren op te leggen.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen over de onder 1 tot en met 4 op de beslaglijst vermelde goederen, omdat onduidelijk is of deze aan verdachte toebehoren. De officier van justitie eist dat de op de beslaglijst onder 5 tot en met 7 vermelde goederen worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging.
De raadvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de goederen vermeld onder 1 tot en met 4 op de beslaglijst, omdat deze geen verband houden met het feit dat aan het oordeel van de rechtbank is onderworpen en onduidelijk is of deze aan verdachte toebehoren.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en/of maatregel.
Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 72 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Onttrekt aan het verkeer de volgende inbeslaggenomen goederen:
  • 1 STK Pistool (PL2100-2023203810-G2124162 / OMGEBOUWD GASPISTOOL NAAR SCHERPSCHIETEND 9x17MM, Zoraki);
  • 1 STK Patroonhouder (PL2100-2023203810-G2124169, Zoraki);
  • 2 STK Patroon (PL2100-2023203810-G2124294 / UIT PATROONMAGAZIJN SIN AAQQ2999NL (9x17MM), Sellier & Bellot).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.H. Schepers, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 17 mei 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, onderzoek Pentagon / OB1RQ23111, aantal doorgenummerde bladzijden: 338.