ECLI:NL:RBOBR:2024:2099

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
23/815
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing voor omgevingsvergunning bij legalisatie woonwagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 17 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de legesaanslag voor een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor de legalisatie van een woonwagen op een perceel in Eindhoven, nadat hij eerder een handhavingsbesluit had ontvangen van het college van burgemeester en wethouders. De heffingsambtenaar legde een aanslag leges op van € 5.983,00, welke eiser betwistte. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de legesaanslag terecht heeft opgelegd, omdat eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingediend en de leges op grond van de Legesverordening 2022 verschuldigd waren. Eiser voerde aan dat hij geen leges verschuldigd was, omdat er in het verleden al vergunningen waren verleend, maar de rechtbank oordeelt dat de eerder verleende vergunningen niet betrekking hadden op de woonwagen. Eiser had ook aangevoerd dat het onredelijk was om leges te vorderen, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd of dat het bedrag onjuist is vastgesteld. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/815

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.J.A. van de Laar),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. M. Kerkhof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 februari 2023 (de bestreden uitspraak).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser een aanslag leges opgelegd tot een bedrag van in totaal € 5.983,00.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en van de heffingsambtenaar.

Feiten

2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: het college) heeft op 25 augustus 2021 eiser een handhavingsbesluit gestuurd waarin een last onder dwangsom wordt opgelegd vanwege het bouwen/plaatsen van een woonwagen op het perceel [adres] in [woonplaats] .
3. Naar aanleiding van het handhavingsbesluit heeft eiser op 3 maart 2022 bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de legalisatie van een woonwagen op het perceel aan de [adres] in [woonplaats] .
4. De heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van eisers aanvraag overeenkomstig de Verordening op de heffing en de invordering van leges vergunningen en aanverwante diensten 2022 van de gemeente Eindhoven (hierna: de Legesverordening 2022) en de daarbij behorende Tarieventabel 2022 (hierna: de Tarieventabel 2022), leges geheven. De bouwkosten heeft de heffingsambtenaar vastgesteld op basis van de Referentielijst bouwkosten 2022. Van het totaalbedrag aan leges van € 5.983 heeft een bedrag van € 3.902 betrekking op de omgevingsvergunning: bouwactiviteit, een bedrag van € 1.806 op planologisch strijdig gebruik (binnenplanse afwijking) en een bedrag van € 275 op het in behandeling nemen van aanvullende gegevens.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de legesaanslag voor de omgevingsvergunning terecht heeft opgelegd.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Uit de toepasselijke regelgeving volgt het volgende.
8. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van door het gemeentebestuur verstrekte diensten.
9. Op grond van artikel 1 van de Legesverordening 2022 worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, een en ander zoals genoemd in de Legesverordening 2022 en de daarbij behorende Tarieventabel 2022.
10. Eiser heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn op grond van de Legesverordening 2022 leges verschuldigd.
11. Eiser voert primair aan dat hij geen leges verschuldigd is. De ouders van eiser huurden de standplaats per 1 oktober 1984 van de gemeente Eindhoven. Uit artikel 1 lid 4 van de huurovereenkomst blijkt dat destijds voor de woonwagen een woonvergunning moet zijn aangevraagd. Eiser stelt dat deze vergunning al in 1984 is verleend. Verder is in 1992 een vergunning aangevraagd en verleend voor een garage en/of berging. Sindsdien is de woonwagen enkel gemoderniseerd. Legalisatie van het gebouwde was daarom niet nodig en de leges zijn dan ook ten onrechte geheven.
12. De rechtbank stelt voorop dat zij in deze procedure geen oordeel kan geven over de gang van zaken met betrekking tot de vraag of er wel of niet een omgevingsvergunning diende te worden aangevraagd door eiser. In deze procedure ligt uitsluitend de vraag voor of de heffingsambtenaar terecht de legesaanslag heeft opgelegd aan eiser. De rechtbank constateert dat eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend. Dat blijkt uit de door hemzelf overgelegde aanvraag. De aanvraag is door de gemeente in behandeling genomen. Op grond van de Legesverordening moet eiser daarom legeskosten betalen. Het beroep op de woonvergunning maakt dit niet anders. Voor zover de gestelde woonvergunning al gelijk zou kunnen worden gesteld met de verleende omgevingsvergunning, heeft eiser ervoor gekozen om een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen en heeft de gemeente de aanvraag in behandeling genomen. Dat leidt ertoe dat de legeskosten verschuldigd zijn geworden op grond van de Legesverordening. Bovendien heeft eisers gemachtigde ter zitting verklaard dat het huidige bouwwerk, waarvoor de vergunning is verleend, is ontstaan in de periode 1998-2003, zodat het de rechtbank niet aannemelijk voorkomt dat de woonvergunning betrekking kan hebben op het bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd. De beroepsgrond van eiser kan daarom niet slagen.
13. Subsidiair stelt eiser dat het niet redelijk en in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur is om legeskosten te vorderen. Daaraan legt hij, kort samengevat, ten grondslag dat hij zich gedwongen voelde om de aanvraag in te dienen, omdat bij het uitblijven van de aanvraag hij een last onder dwangsom van € 10.000 moest betalen en bovendien al eerder vergunningen zijn verleend.
14. De rechtbank volgt eiser ook niet in dit subsidiaire standpunt. Tegen het handhavingsbesluit heeft eiser bezwaar ingediend, waarbij hij reeds werd bijgestaan door de gemachtigde. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser geen beroep heeft ingesteld. De gemachtigde heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de bezwaarcommissie destijds heeft aangegeven dat als eiser de omgevingsvergunning zou aanvragen, dat er dan verder niet handhavend zou worden opgetreden. Daarom heeft eiser besloten geen risico te nemen en de vergunning aan te vragen. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser een afgewogen beslissing heeft genomen om een aanvraag in te dienen. Dat eiser toen geen rekening heeft gehouden dat met de aanvraag legeskosten verschuldigd zouden worden, zoals de gemachtigde ter zitting ook heeft verklaard, moet voor risico van eiser blijven. Welke beginselen van behoorlijk bestuur zouden zijn geschonden, heeft eiser niet duidelijk gemaakt en heeft hij ook desgevraagd ter zitting niet verduidelijkt. De rechtbank gaat daarom aan die stelling voorbij. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Meer subsidiair stelt eiser dat de hoogte van de gevorderde legeskosten niet juist is. Eerder zijn al twee vergunningen verstrekt en er zouden dan ook ten hoogste legeskosten kunnen worden gevorderd over hetgeen later is aangebouwd. Over de eerder vergunde bouwactiviteiten zijn immers al legeskosten voldaan. Daarnaast zijn de legeskosten betreffende de afwijking van het bestemmingsplan niet op zijn plaats, omdat er niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanvraag past binnen het vigerende bestemmingsplan, aldus eiser.
16. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht is uitgegaan van de aanvraag voor de legalisatie van de bouw van de woonwagen. De reeds verleende vergunningen waarop eiser een beroep doet, hebben geen betrekking op de woonwagen maar op de garage en/of berging. Op basis van de Referentielijst bouwkosten omgevingsvergunning 2022 behorende bij de Legesverordening 2022 en de Tarieventabel 2022 wordt voor een woonwagen € 220 per m3 gerekend. Met een volume van € 496 m3 bedragen de bouwkosten € 109.120. Op grond van 2.3.1.1.4 van de Tarieventabel 2022 bedragen de bijbehorende leges dan ook € 3.902. Eiser stelt weliswaar dat de bouwkosten € 58.000 bedragen, maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. De heffingsambtenaar mocht daarom uitgaan van de bouwkosten op basis van de Referentielijst. Eisers stelling dat moet worden uitgegaan van de feitelijke bouwkosten zoals deze waren ten tijde van de realisatie van het bouwwerk volgt de rechtbank niet, omdat de Legesverordening daarvoor geen grondslag geeft. Met de laattijdige aanvraag van een omgevingsvergunning heeft eiser het risico genomen dat de Legeskosten hoger worden dan ten tijde van de feitelijke realisatie. Daarnaast zijn er leges geheven wegens strijd met het bestemmingsplan omdat de woonwagen te hoog en te breed was. Eiser heeft dit ter zitting erkend. Op grond van 2.3.3.1 van de Tarieventabel 2022 wordt daarvoor een bedrag van € 1.806 aan leges geheven. Tot slot was de aanvraag onvolledig en heeft het college verzocht om aanvullende gegevens. Ook dit heeft eiser ter zitting erkend. Op grond van 2.3.1.6.2 wordt daarvoor een bedrag van € 275 aan leges geheven. Een en ander komt overeen met de legesaanslag. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in het standpunt dat de legeskosten te hoog zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag leges ten onrechte is opgelegd, dan wel op een onjuist bedrag is vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 17 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.