ECLI:NL:RBOBR:2024:2070

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
01/285760-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging en overtreding van een gedragsaanwijzing met ontslag van rechtsvervolging

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die eerder al veroordeeld was voor belaging van hetzelfde slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een erotomane waanstoornis, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing. De verdachte heeft zich op 30 oktober 2023 binnen een straal van 100 meter van het slachtoffer opgehouden, ondanks een eerder opgelegde gedragsaanwijzing. Daarnaast heeft zij in de periode van 16 januari 2023 tot en met 1 juni 2023 en van 1 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door zich in de nabijheid van diens restaurant op te houden en hem te benaderen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en heeft haar ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, evenals een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, gezien de reële kans dat de stoornis niet tijdig voldoende zal zijn afgenomen na afloop van de terbeschikkingstelling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.285760.23
Datum uitspraak: 14 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [1984] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te Zwolle, penitentiaire inrichting Zwolle Zuid 2.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 februari 2024 en 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 januari 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 30 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Brabant door zich, in strijd met die gedragsaanwijzing, op te houden binnen een straal van 100 meter vanaf de [adres] ;
2:
zij in of omstreeks de periode van 16 januari 2023 tot en met 1 juni 2023 en/of in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door zich telkens in de (onmiddellijke) nabijheid van het restaurant van die [slachtoffer] op te houden en/of telkens het restaurant van die [slachtoffer] te betreden en/of personeel te vragen naar die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] te benaderen en/of aan te spreken en/of door geen gehoor te geven aan (een) verzoek(en) en/of vordering(en) van die [slachtoffer] en/of diens personeel om het restaurant te verlaten, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van beide aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit nu bij verdachte inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en mogelijke gevolgen ontbreekt. Er is daarom geen sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte volgens de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nadere bewijsoverwegingen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode veelvuldig bij het restaurant van aangever bevond. Verdachte was in de waan een relatie met aangever te hebben en wilde met hem in contact komen. Aangever en personeel van het restaurant hebben meermaals aangegeven dat er geen sprake was van een relatie en hebben verdachte verzocht weg te gaan.
Ten aanzien van de wederrechtelijkheid overweegt de rechtbank dat verdachte inzicht heeft gehad in de wederrechtelijkheid van haar handelen. Er heeft immers in Roermond een stopgesprek plaatsgevonden en verdachte is eerder veroordeeld voor identieke feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte opzettelijk gehandeld. De gedragingen die door verdachte zijn verricht, waren doelgericht om in contact te komen met aangever. Verdachte is bewust vanuit haar woonplaats Roermond naar ’s-Hertogenbosch gereisd om dit te bewerkstelligen en heeft aangever of zijn personeel telkens aangesproken. Dat zij heeft gehandeld vanuit een waanidee maakt dat niet anders.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 30 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Brabant door zich, in strijd met die gedragsaanwijzing, op te houden binnen een straal van 100 meter vanaf de [adres] ;
2.
in de periode van 16 januari 2023 tot en met 1 juni 2023 en in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door zich telkens in de (onmiddellijke) nabijheid van het restaurant van die [slachtoffer] op te houden en telkens het restaurant van die [slachtoffer] te betreden en personeel te vragen naar die [slachtoffer] en die [slachtoffer] te benaderen en aan te spreken en door geen gehoor te geven aan verzoeken en vorderingen van die [slachtoffer] en diens personeel om het restaurant te verlaten,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De officier van justitie en de verdediging hebben de rechtbank verzocht om de feiten bij een bewezenverklaring niet aan verdachte toe te rekenen en verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte is door een psychiater en een psycholoog onderzocht. Psychiater C.M.A. Matton heeft op 1 maart 2024 in het pro justitia rapport van psychiatrisch onderzoek onder meer het volgende geschreven:

1. Is betrokkene lijdende aan een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?

Betrokkene heeft een erotomane waanstoornis.

2. Hoe was dit ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten?

Deze waanstoornis was tijdens beide feiten aanwezig.

3. Beïnvloedde de eventuele psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastegelegde feiten?

Ja.

4. Zo ja, kunt u dan gemotiveerd aangeven:

a. Op welke manier dat gebeurde,

Vanuit de erotomane waanstoornis heeft betrokkene de overtuiging dat aangever verliefd op haar is en dat zij een intieme relatie met hem heeft. Haar realiteitstoetsing aangaande haar relatie met aangever is echter volledig gestoord, omdat er van een mogelijke intieme relatie nooit sprake is geweest. Betrokkene heeft echter sterke liefdesgevoelens voor aangever ontwikkeld, waardoor zij van hem houdt en zij meent dat zij niet zonder hem kan. Aangaande het contact met aangever leidt dit tot ernstige oordeel- en kritiekstoornissen waardoor haar handelen en gedrag volledig gestuurd wordt door de waanstoornis, en zij aangever blijft bezoeken ondanks de eerdere veroordelingen en het opgelegde locatieverbod.

b. Of dit leidt tot het advies om de tenlastegelegde feiten in een verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen, en

Geadviseerd wordt om beide feiten niet aan betrokkene toe te rekenen.

Klinisch psycholoog J.C.L.M. Duijkers heeft in het pro justitia rapport van psychologisch onderzoek van 1 maart 2024 onder meer het volgende geschreven:

1. Is onderzochte lijdende aan een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?

Bij betrokkene is (in ieder geval) sprake van een ernstige erotomane waanstoornis.

2. Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?

De erotomane waanstoornis was ook aan de orde ten tijde van het ten laste gelegde.

3. Beïnvloedde de eventuele psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening onderzochte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde?

Ja.

4. Zo ja, kunt u dan gemotiveerd aangeven:

a. op welke manier dat gebeurde, en

Er is volgens rapporteur sprake van volledige doorwerking van de erotomane waanstoornis in de aan betrokkene ten laste gelegde feiten (overtreding gedragsaanwijzing en stalking). De vrijheid voor het maken van eigen gedragskeuzes en het in een adequater richting sturen van haar gedrag ontbreekt volgens rapporteur aangezien er ten gevolge van de erotomane waanstoornis sprake is van een verstoorde realiteitstoetsing en forse oordeels- en kritiekstoornissen omtrent het eigen en andermans gedrag bij ontbrekend ziektebesef en inzicht.

b. of dit leidt tot het advies om het ten laste gelegde in een verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen.
Rapporteur adviseert om de aan betrokkene ten laste gelegde feiten, indien en voor
zover als deze bewezen worden geacht, niet aan haar toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en aan haar oordeel over de strafbaarheid van verdachte ten grondslag legt, stelt de rechtbank vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens omdat verdachte lijdt aan een erotomane waanstoornis.
Gelet op deze vaststelling acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig werd beheerst door de uit deze stoornis voortvloeiende waanbeelden en dat zij handelde vanuit deze ziekelijke stoornis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van het strafdossier voldoende is vast komen te staan dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, zodat de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten niet aan haar kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal haar om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen de gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en daarbij de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht af te zien van de oplegging van een straf of maatregel en in plaats daarvan een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz) af te geven. Indien de rechtbank toch de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen heeft de verdediging bepleit dat de duur daarvan gemaximeerd is.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing en het stalken van aangever. Verdachte heeft gedurende een lange periode gepoogd om met aangever in contact te komen omdat zij in de waan leeft een relatie te hebben met aangever. Zij hield zich op in de nabije omgeving van het restaurant van aangever, ging naar binnen en probeerde aangever en zijn personeel aan te spreken. Ondanks dat zij veelvuldig is verzocht om weg te gaan en te stoppen, bleef verdachte doorgaan om in contact te komen met aangever. Ook een stopgesprek met de politie mocht niet baten. Aan verdachte is vervolgens een gedragsaanwijzing uitgereikt waar zij zich eveneens niet aan heeft gehouden. Haar handelen heeft grote impact gehad op het leven van aangever. Zo is aangever bang om verdachte tegen te komen en vindt hij het lastig om relaties aan te gaan. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat zij met haar handelen een zeer ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangever heeft gemaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 april 2024 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op 1 maart 2024 heeft de psychiater C.M.A. Matton een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:

5. a. Welke verwachting heeft u, gelet op de hiervoor beschreven stoornis, ten aanzien van het risico op recidive?

Doordat de erotomane waanstoornis het gedrag van betrokkene volledig bepaalt is het risico op volharding van de belaging naar aangever hoog, met een als gemiddeld ingeschat risico op geweld naar omstanders in de omgeving van aangever.
(...)6. a. Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken?
De behandeling dient zich te richten op de erotomane waanstoornis, waarbij de mogelijkheden en de effecten van medicatie, van psychotherapie, van dagbesteding en van sociale contacten dienen te worden onderzocht.
b. Binnen welk(e) juridisch(e) kader(s) zouden deze gerealiseerd kunnen worden?

Geadviseerd wordt om de behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen omdat zij behandeling afwijst en de eerdere gedwongen behandelingen geen (blijvend) resultaat hebben gegeven.

Op 1 maart 2024 heeft de psycholoog J.C.L.M. Duijkers een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
5a. Welke verwachting heeft u, gelet op de hiervoor beschreven stoornis, ten aanzien van het risico op recidive?
Middels de SRP is het risico op geweld momenteel als laag ingeschat, het risico op volharding in stalking als (zeer) hoog, het risico op terugval in de stalking als hoog en het
risico op psychosociale schade bij betrokkene eveneens als hoog ingeschat.(…)
6a. Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken?
Met het oog op vermindering van het als hoog ingeschatte recidiverisico acht rapporteur bovenal langdurige behandeling van de erotomane waanstoornis noodzakelijk. Maar, een waanstoornis blijkt moeilijk behandelbaar middels antipsychotische medicatie en cognitief gedragstherapeutische interventie-opties zijn waarschijnlijk beperkt wegens betrokkenes gebrek aan ziektebesef en inzicht naast haar anderstaligheid. Pre-occupatie met overtuigingen die niet overeenstemmen met de realiteit kunnen vaak hardnekkig aanwezig blijven. Betrokkene benodigt volgens rapporteur een hoge mate van duidelijkheid en structuur qua levensgebieden middels bv. dagbesteding en een woonomgeving waarbij toezicht aanwezig is. Dit zou vorm gegeven kunnen worden binnen een (aanvankelijk) gesloten forensisch klinische setting met een gemiddeld beveiligingsniveau waardoor betrokkene qua veiligheid aangever fysiek niet kan benaderen.
b. Binnen welk(e) juridisch(e) kader(s) zouden deze gerealiseerd kunnen worden?
Rapporteur adviseert om de beschreven interventieadviezen, vanwege de aanwezige psychopathologie met gebrek aan ziektebesef en inzicht naast de vermijding van zorg en het als hoog ingeschatte recidiverisico, in te zetten middels het kader van een maatregel tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.
Een tbs-maatregel met voorwaarden is volgens rapporteur niet haalbaar omdat betrokkene, vanuit het gebrek aan ziektebesef en inzicht, zorg niet nodig acht en uit de weg gaat. De reeds circa tien jaar (in meer of minder mate) aanwezige stalkinggedragingen hebben aanzienlijke (psychische) impact op aangever, zijn gezin en tevens zorgt het voor onrust bij de collega’s van aangever die met betrokkenes gedrag geconfronteerd zijn bij het restaurant. Betrokkene verdraagt het moeizaam wanneer vrouwelijke collega’s van aangever in zijn nabijheid verkeren.
Een zorgmachtiging wordt door rapporteur niet als geschikt kader beschouwd aangezien vermindering van het hoge recidiverisico nadrukkelijk onder de aandacht dient te zijn en dat is in de reguliere GGZ niet het geval.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit 2 betreft een misdrijf als vermeld in artikel 37a Sr. Voorts merkt de rechtbank op dat het geen geweldsdelict betreft, waardoor de maatregel een maximumduur kent van vier jaar.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om ambtshalve een zorgmachtiging te verlenen. De rechtbank zal daar van af zien omdat reeds eerder een zorgmachtiging is verleend en verdachte zich ondanks deze behandeling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Maatregelen van minder verstrekkende aard hebben in het geval van verdachte geen duurzaam resultaat opgeleverd. Verdachte heeft met haar handelen opnieuw een zeer ernstige inbreuk op het leven van het slachtoffer gemaakt. De rechtbank acht om die reden een behandeling in een strikter forensisch kader noodzakelijk.
Bij het voorgaande komt dat een zo duurzaam mogelijke beperking van het recidiverisico en de bescherming van het slachtoffer bij de maatregel van terbeschikkingstelling nadrukkelijker een (eind)doel zijn dan bij een zorgmachtiging. Wanneer gekozen zou worden voor een zorgmachtiging, raakt verdachte bovendien uit beeld van de strafrechtsketen De officier van justitie verliest daarmee tevens de mogelijkheid het slachtoffer goed te informeren.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd zal worden.
De rechtbank overweegt dat uit de rapportage van de psycholoog en haar toelichting ter zitting blijkt dat de erotomane waanstoornis moeilijk behandelbaar is. Het recidiverisico is dan, ook na afloop van de maatregel van terbeschikkingstelling, mogelijk onvoldoende teruggedrongen. Ter bescherming van het slachtoffer zal de rechtbank tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
37a, 37b, 38z, 57, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
overtreding van het bepaalde in artikel 184a Wetboek van Strafrecht;
t.a.v. feit 2:
belaging, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
legt aan verdachte op de volgende
maatregelen:
t.a.v. feit 2:

* een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;

*de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 14 mei 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt — tenzij anders vermeld — bedoeld een proces- verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023238556.