ECLI:NL:RBOBR:2024:2013

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10266708 \ CV EXPL 23-96
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade door strafbaar handelen werknemer en niet-uitbetaalde vakantie-uren

In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van niet-uitgekeerde vakantie-uren en schadevergoeding van zijn voormalige werkgever, TIMES B.V., als gevolg van een politie-inval in zijn woning waarbij een aanzienlijke hoeveelheid drugs werd aangetroffen. Eiser stelt dat hij door de werkgever is aangezet tot het plegen van een strafbaar feit door zijn woning te gebruiken voor de opslag van drugs, wat leidde tot zijn aanhouding en de sluiting van zijn woning. De kantonrechter oordeelt dat het beroep van de werkgever op de klachtplicht niet opgaat, omdat niet is gebleken dat de werkgever door de late klachten van eiser in zijn verweer is belemmerd. De kantonrechter stelt vast dat eiser recht heeft op betaling van de niet-uitbetaalde vakantie-uren, omdat de vervaltermijnen voor deze uren niet waren verstreken op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door eiser aan te sporen tot het plegen van een strafbaar feit, waardoor eiser recht heeft op schadevergoeding voor immateriële schade en kosten voor vervangende huisvesting. De vorderingen van eiser worden grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding voor gederfd woongenot en waardevermindering van de woning, die worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10266708 \ CV EXPL 23-96
Vonnis van 18 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T. Meevis,
tegen
de besloten vennootschap
TIMES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
gedaagde,
hierna te noemen: Times,
gemachtigde: mrs. R.H. Stam en S.B. de Groot.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan. [eiser] vordert betaling van Times van niet-uitgekeerde vakantie-uren. Daarnaast vordert hij vergoeding van de schade die hij heeft geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van Times met een aanvullende productie 12;
- de akte van [eiser] met de aanvullende producties 17 tot en met 35;
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Times exploiteert een coffeeshop in Eindhoven genaamd ‘High Times’.
3.2.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1957 en thans 66 jaar oud, is op 1 juni 1999 bij Times in dienst getreden. [eiser] heeft zich sinds 1 juni 1999 enkel beziggehouden met productie- en logistieke werkzaamheden voor de coffeeshop. [eiser] verrichtte zijn werkzaamheden vanuit huis.
3.3.
Op 11 augustus 2021 heeft de politie in de woning van [eiser] een aanzienlijke voorraad drugs gevonden. [eiser] is aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. [eiser] heeft drie dagen in hechtenis gezeten. Als gevolg van de inval is de woning van [eiser] voor de duur van drie maanden gesloten.
3.4.
De burgemeester van Eindhoven is van mening dat de bij [eiser] aangetroffen voorraad kan worden gerekend tot de handelsvoorraad van Times. Hij heeft daarom op 11 oktober 2021 een sanctie aan Times opgelegd voor het – kort gezegd – voorhanden hebben van een meer dan toegestane hoeveelheid drugs. Deze sanctie betreft een sluiting van de coffeeshop voor de duur van negen maanden, gelegen tussen 11 oktober 2021 en 8 augustus 2022.
3.5.
Eind 2021 had Times ongeveer 20 werknemers op de payroll staan. Als gevolg van de sluiting van de coffeeshop heeft Times noodgedwongen afscheid moeten nemen van het merendeel van deze werknemers.
3.6.
Times heeft een ontslagaanvraag voor [eiser] ingediend bij het UWV op grond van bedrijfseconomische redenen, te weten (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging en organisatorische of technologische veranderingen. In deze ontslagaanvraag heeft Times vermeld dat bij de politie-inval in de woning van [eiser] de voorraad softdrugs van Times is aangetroffen. Times heeft ook vermeld dat zij als gevolg hiervan heeft besloten te stoppen met het houden van voorraad in eigen beheer en om die reden de afdeling productie/logistiek op te heffen, wat betekent dat de functie van [eiser] als ‘hoofd productie/logistiek’ in zijn geheel komt te vervallen. Deze ontslagaanvraag is door het UWV op 10 januari 2022 ontvangen. [eiser] heeft zich op 13 januari 2022 ziek gemeld. Het UWV heeft het beroep van [eiser] op het opzegverbod verworpen, omdat de ziekmelding dateert van na de ontslagvergunningsaanvraag. Bij beslissing van 7 maart 2022 heeft het UWV aan Times toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen. Bij brief van 15 maart 2022 heeft Times vervolgens de arbeidsovereenkomst met [eiser] per direct opgezegd. Times heeft aan [eiser] betaald de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding in verband met de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst, het opgebouwde vakantiegeld en 105,310 niet-opgenomen vakantie-uren.
3.7.
Bij brief van 13 juli 2022 heeft [eiser] Times aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade na een huiszoeking, een arrestatie, een verblijf in een politiecel, een woningsluiting van drie maanden, een beschadigd huis en een onrechtmatig ontslag. De totale schade wordt door [eiser] in deze brief begroot op € 305.693,56. Times heeft de aansprakelijkheid afgewezen bij brief van 23 augustus 2022.
3.8.
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] Times aansprakelijk gesteld uit hoofde van werkgeversaansprakelijkheid voor de door hem geleden schade en gemaakte kosten van in totaal € 168.107,35.
Times heeft de aansprakelijkheid afgewezen bij brief van 9 december 2022.
3.9.
Op 30 december 2022 heeft [eiser] Times doen dagvaarden in de onderhavige procedure.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Times te veroordelen om aan hem te betalen:
een bedrag van € 15.555,-, zijnde de niet uitgekeerde vakantie-uren, vermeerderd met de wettelijke rente;
een bedrag van € 3.574,16 aan kosten voor vervangende huisvesting, vermeerderd met de wettelijke rente;
een bedrag van € 160.000,00 ter vergoeding van de schade wegens gederfd woongenot, vermeerderd met de wettelijke rente;
een later door een onafhankelijk aannemer op te nemen bedrag ter vergoeding van de schade wegens de waardevermindering van de woning, vermeerderd met de wettelijke rente;
en later door een deskundige op te nemen bedrag ter vergoeding van de immateriële schade voortvloeiend uit de strafrechtelijke procedure tegen [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente;
een bedrag van € 3.070,64 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan de vorderingen – kort gezegd – het volgende ten grondslag.
4.2.1.
Hij heeft een vordering op Times met betrekking tot niet uitbetaalde vakantie-uren. Uit de door hem als productie 8 overgelegde overzichten van Times betreffende de vakantie-uren blijkt dat hij over 2020-2021-2022 een totaal tegoed van 553,71771 vakantie-uren had. Uit het overzicht van Times blijkt ook dat er in de jaren 2021 en 2022 respectievelijk 387,6 en 60,8 uren zijn afgeschreven, waardoor Times in maart 2022 slechts 105,31700 vakantie-uren heeft uitbetaald. De administratie van Times is echter incorrect. [eiser] heeft namelijk in zowel 2021 als 2022 geen verlofuren opgenomen. De afgeschreven uren uit 2021 en 2022 zijn dus onrechtmatig afgeschreven. [eiser] heeft daarom een vordering op Times ten bedrage van € 15.555,- wegens 448,470071 niet uitbetaalde vakantie-uren.
4.2.2.
Daarnaast stelt [eiser] Times aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. Times heeft [eiser] er namelijk toe aangezet om een strafbaar feit te plegen door hem, welbewust en met alle gevolgen van dien, aan te sporen om zijn woning te laten gebruiken voor de opslag en de voorbereiding van de voorraden van Times. [eiser] heeft Times meerdere malen verzocht een vervangende bedrijfsruimte te zoeken, maar Times heeft dat niet geregeld. Deze situatie heeft ruim 22 jaar voortgeduurd. Uiteindelijk heeft de verwachte schade zich voorgedaan en heeft Times op geen enkele wijze haar verantwoordelijkheid tegenover [eiser] genomen. Times heeft [eiser] niet gecompenseerd voor de geleden schade, heeft het contact met hem verbroken en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Times heeft dus de zorgplicht jegens haar werknemer, die voortvloeit uit de verplichting uit artikel 7:611 BW om zich als een goed werkgever te gedragen, geschonden. Tevens is de zorgplicht uit artikel 7:658 BW, op basis waarvan een werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving voor zijn werknemers, door Times geschonden. Times dient als werkgever te voorkomen dat haar werknemers schade lijden bij de uitoefening van hun werkzaamheden. Times heeft dit echter niet gedaan en [eiser] welbewust in een situatie gebracht waarin kon worden verwacht dat [eiser] schade op zou lopen. Daarom vordert [eiser] op grond van artikel 7:611 BW dan wel artikel 7:658 BW veroordeling van Times tot betaling van de door [eiser] geleden schade. Die schade bestaat uit kosten voor vervangende huisvestiging, gederfd woongenot, waardevermindering van zijn woning, ziektekosten en immateriële schadevergoeding.
4.3.
Times voert verweer. Times vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. zij voert daartoe
– kort gezegd – het volgende aan.
4.3.1.
Ten aanzien van de vordering uit hoofde van niet uitgekeerde vakantie-uren stelt Times zich primair op het standpunt dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat [eiser] niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd tegen het vermeende gebrek (lees: het verval c.q. de verjaring van de verlofrechten). [eiser] is sinds 1999 in dienst bij Times. Hij heeft gedurende al deze tijd verlofrechten opgebouwd en genoten. Hij heeft gedurende al deze tijd inzage gehad in zijn verlofsaldo. Hem is herhaaldelijk verteld dat hij ‘vakantie moest nemen’ door de eigenaren van Times. [eiser] heeft dus gezien, dan wel kunnen zien, dat zijn saldo verviel dan wel verjaarde na een zekere periode. Door hier niet tegen te ageren tijdens dienstverband, maar pas bij brief van 13 juli 2022, heeft [eiser] Times niet alleen beknot in haar verweermogelijkheden, maar meer praktisch ook de mogelijkheid ontnomen hier gedurende het dienstverband afspraken over te maken.
Inhoudelijk merkt Times op dat de som die ten grondslag ligt aan de vordering van [eiser] , onjuist is. Als de uitbetaling (105,31700) wordt afgetrokken van het vermeende saldo waar [eiser] recht op meent te hebben (553,71771) resteert een saldo van 448,40071 vakantie-uren, en niet 448,47071 vakantie-uren. Verder betwist Times dat [eiser] nimmer vakantie zou hebben opgenomen. Die discussie kan echter – wat Times betreft – achterwege gelaten worden omdat deze vermeende aanspraken zijn komen te vervallen c.q. verjaren ingevolge artikel 7:640a resp. 7:642 BW.
4.4.
Ook ten aanzien van de vorderingen uit hoofde van werkgeversaansprakelijkheid stelt Times zich primair op het standpunt dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen. Times baseert zich daarbij op het gegeven dat [eiser] niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd tegen het vermeende gebrek (lees: de opslag van drugs in [eiser] ’ woning) in de overeenkomst (lees: de arbeidsovereenkomst). Hierdoor heeft [eiser] Times beknot in haar verweermogelijkheden en haar de mogelijkheid ontnomen om eventuele schade te beperken. Times is van mening dat [eiser] te laat heeft geprotesteerd, waarmee ingevolge artikel 6:89 BW het recht van [eiser] ter zake van de tekortkoming komt te vervallen.
Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat [eiser] in zijn vorderingen ontvangen kan worden, stelt Times zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiser] – ten dele – zijn verjaard ingevolge artikel 3:310 BW. [eiser] stelt zelf dat de situatie waarin zijn woning werd gebruikt voor de opslag en verwerking van voorraden ruim 22 jaar heeft voortgeduurd. [eiser] heeft naar eigen zeggen ook meermaals aan Times verzocht een vervangende bedrijfsruimte te regelen – hetgeen Times afgehouden zou hebben. [eiser] was dan ook reeds langere tijd bekend – of mocht verwacht worden bekend te zijn – met de schade.
Inhoudelijk betwist Times dat zij [eiser] zou hebben aangezet tot opslag van voorraden van Times. Times betwist dat er grond bestaat om te oordelen dat zij – noch langs de lijn van artikel 7:611 BW, noch langs de lijn van artikel 7:658 BW – gehouden kan worden enige vermeende schade aan de zijde van [eiser] te vergoeden. Times betwist dat er sprake is van schade en zij betwist de (omvang van de) vermeende schadeposten. Times stelt daarbij dat er geen causaal verband bestaat tussen haar – vermeende – handelingen en de vermeende schade. Times is ook van mening dat de door [eiser] gevorderde schade niet aan haar kan worden toegerekend. Voor zover geoordeeld zou worden dat wél sprake zou zijn van schade die in causaal verband staat met enige handelwijze van Times en die haar bovendien kan worden toegerekend, is naar mening van Times sprake van een verplichting aan de zijde van [eiser] deze te beperken.

5.De beoordeling

vakantie-uren
5.1.
[eiser] vordert in de dagvaarding uitbetaling van 448,470071 niet uitbetaalde vakantie-uren. [eiser] stelt dat Times aan hem 105,31700 vakantie-uren heeft uitbetaald, maar uit productie 7 bij dagvaarding volgt dat er 105,310 vakantie-uren zijn uitbetaald. Wanneer dat laatste aantal wordt afgetrokken van het totale door [eiser] gestelde tegoed over 2020/2021/2022, resteren 448,40771 uren. Dat aantal correspondeert ook met het geldbedrag dat [eiser] aan de niet uitbetaalde vakantie-uren koppelt. Uit productie 7, de eindafrekening, blijkt dat 1 vakantie-uur een waarde van € 34,69 vertegenwoordigt. Dat tarief heeft [eiser] ook toegepast op de thans door hem gevorderde uren, zo blijkt uit zijn productie 31. De 448,40771 uren vertegenwoordigen dan een waarde van € 15.555,2635, door [eiser] kennelijk afgerond naar € 15.555,-.
klachtplicht
5.2.
Het beroep van Times op de schending van de klachtplicht door [eiser] gaat niet op. De ratio van de klachtplicht is dat deze de schuldenaar behoedt tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten en tegen vorderingen die hij niet meer hoefde te verwachten. De klachtplicht kan een rol spelen in arbeidszaken in situaties waar sprake is van een voor de werknemer duidelijk kenbaar gebrek in de prestatie. Daarbij moet een beroep op de klachtplicht in de verhouding werkgever-werknemer terughoudend worden getoetst. Gesteld noch gebleken is dat Times door de (te) late klachten is belemmerd in het voeren van verweer of dat er sprake was van een voor [eiser] kenbaar gebrek in de prestatie.
In dit verband weegt mee dat niet is vast komen te staan dat er eerder vakantie-uren zijn vervallen. Times heeft daarover op zitting verklaard dat zij de vakantie-uren van [eiser] uitbetaalde, omdat [eiser] niet op vakantie wilde. Tussen partijen was het kennelijk de gewoonte dat vakantie-uren werden uitbetaald, maar bij het einde van het dienstverband is Times daarvan afgeweken. Dat is voor [eiser] kenbaar geworden na ontvangst van de eindafrekening, die volgens de opzeggingsbrief eind maart 2022 zou worden opgesteld. [eiser] heeft daar bij brief van 13 juli 2022 tegen geprotesteerd. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat [eiser] niet binnen bekwame tijd nadat hij heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken dat niet alle vakantie-uren waren uitbetaald bij Times ter zake heeft geprotesteerd.
vervallen c.q. verjaren van vakantie-uren
5.3.
Times stelt zich vervolgens op het standpunt dat de vermeende aanspraken van [eiser] uit hoofde van de vakantie-uren zijn komen te vervallen c.q. verjaard. Zij heeft toegelicht dat de wettelijke vakantiedagen vervallen na zes maanden na het verstrijken van het jaar waarin deze zijn opgebouwd, aldus artikel 7:640a BW. De bovenwettelijke vakantiedagen verjaren ingevolge artikel 7:642 BW na vijf jaren.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het dienstverband tussen partijen is geëindigd op 15 maart 2022. Op dat moment was de vervaltermijn van zes maanden voor de wettelijke vakantiedagen over 2021 en 2022 nog niet verstreken. De vervaltermijn van vijf jaar voor de bovenwettelijke vakantiedagen over 2020, 2021 en 2022 was ook nog niet verstreken. Al deze uren had Times bij de eindafrekening dus moeten uitbetalen. Enkel de vervaltermijn voor de wettelijke vakantiedagen over 2020 was ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst verstreken. Maar op de zitting is vastgesteld dat de vakantie-uren over voorgaande jaren altijd werden uitbetaald. Tussen partijen is in geschil waarom [eiser] (nagenoeg) geen vakantie opnam. Volgens [eiser] kon hij geen vakantie opnemen omdat er te veel werk was. Times stelt dat [eiser] niet op vakantie wilde. Vast staat in elk geval dat [eiser] gedurende het dienstverband nagenoeg géén vakantie heeft opgenomen. Times heeft op zitting verklaard dat zij daar op een gegeven moment ook niet meer op heeft aangedrongen, omdat [eiser] de vakantie-uren liever uitbetaald wilde krijgen. Omdat [eiser] niet op vakantie wilde, heeft zij heeft vakantie-uren uitbetaald, aldus Times. Hieruit volgt dat Times nooit eerder een beroep heeft gedaan op verval van vakantie-uren. [eiser] is er ook nooit op gewezen dat het met de uren, die onderwerp van deze procedure zijn, ineens anders zou gaan. De enkele memo, die Times heeft overgelegd als productie 10. is – gezien de staande praktijk – onvoldoende om als deugdelijke informatie te dienen. Het beroep van Times op de vervaltermijn van artikel 7:640a BW is in de omstandigheden van het geval dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
opnemen vakantie-uren
5.5.
Times heeft haar stelling dat [eiser] de uren wel degelijk zou hebben opgenomen, niet kunnen onderbouwen. Dat had wel op haar weg gelegen. [eiser] heeft zijn specificatie, waaruit volgt dat de afgeschreven uren betrekking hebben op de periode dat hij noodgedwongen in een chalet verbleef in verband met de sluiting van zijn woning, tijdig in het geding gebracht. Het enkele feit dat [eiser] verbleef op een vakantiepark en in zijn whatsapp-bericht van 17 oktober 2021 schreef dat hij van plan was alleen op maandag naar Eindhoven te komen, rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiser] die periode vakantie op nam. De reden dat hij op het vakantiepark verbleef, was immers omdat zijn huis voor drie maanden gesloten was. [eiser] werkte altijd vanuit huis en Times heeft op zitting bevestigd dat zij geen vervangend werk aan [eiser] heeft aangeboden. Overigens was de coffeeshop vanaf 11 oktober 2021 ook gesloten. Gelet daarop en op het feit dat Times geen vervangende werkzaamheden aan [eiser] heeft aangeboden, is het niet gerechtvaardigd dat de betreffende uren door Times zijn afgeboekt als vakantie. Dat betekent dat de vordering uit hoofde van niet betaalde vakantie-uren voor toewijzing in aanmerking komt. De wettelijke rente is niet weersproken en komt eveneens voor toewijzing in aanmerking.
schadevergoeding wegens werkgeversaansprakelijkheid
5.6.
[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden, omdat Times hem ertoe heeft aangezet zijn woning te laten gebruiken voor de opslag en de voorbereiding van de voorraden van Times. Times heeft in deze procedure betwist dat de aangetroffen voorraad in de woning van [eiser] (deels) haar handelsvoorraad betrof. Dit verweer wordt verworpen. In de ontslagprocedure bij het UWV heeft Times verschillende keren geschreven dat haar handelsvoorraad werd gehouden bij [eiser] thuis. Ook heeft Times in de ontslagprocedure aangevoerd dat zij zich, na de inval bij [eiser] thuis en de kentering van het voorraadcriterium, genoodzaakt heeft gezien de voorraad niet langer in eigen beheer te houden en de afdeling logistiek/productie op te heffen. Dát was de reden om een ontslagvergunning voor [eiser] aan te vragen. Verder is de coffeeshop gesloten als gevolg van de door de burgemeester van Eindhoven opgelegde sanctie wegens het – kort samengevat – aanwezig hebben van een meer dan een toegestane hoeveelheid softdrugs in de woning van [eiser] , die volgens de burgemeester tot de handelsvoorraad van Times kan worden gerekend. Gesteld noch gebleken is dat Times tegen die beslissing van de burgemeester bezwaar heeft gemaakt. Daar komt bij dat niet in geschil is dat [eiser] zijn werkzaamheden thuis uitvoerde. Om die werkzaamheden thuis uit te kunnen voeren, is noodzakelijk dat er een voorraad softdrugs aanwezig is in die woning. Onder deze omstandigheden neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de aangetroffen voorraad in de woning van [eiser] (een deel van) de handelsvoorraad van Times betrof. Dat de aangetroffen voorraad ook deels aan [eiser] in privé toebehoorde, heeft Times onvoldoende onderbouwd. [eiser] heeft met het overleggen van voorraadlijsten, waaruit onder andere de omloopsnelheid van de softdrugs blijkt, voldoende onderbouwd dat de volledige aangetroffen voorraad drugs tot de handelsvoorraad van Times behoorde.
5.7.
Zoals het gerechtshof ook heeft overwogen in de beschikking tussen Times en [A] (de partner en tevens voormalig collega van [eiser] ) draagt een goed werkgever aan een werknemer geen werkzaamheden op als die werknemer door de werkzaamheden uit te voeren een strafbaar feit pleegt. De werkgever die dat wel doet, handelt ernstig verwijtbaar. Daarvan is (ook) in dit geval sprake. In beginsel is er dan ook grond om te oordelen dat Times op de voet van artikel 7: 611 BW jegens [eiser] aansprakelijk is.
klachtplicht
5.8.
Het beroep van Times op de schending van de klachtplicht door [eiser] gaat niet op. Times heeft in de UWV-procedure zelf aangevoerd dat zij lange tijd heeft geprobeerd te ontsnappen aan het aanhouden van de maximaal gedoogde voorraad in de coffeeshop, door de voorraad bij [eiser] thuis te houden. Times was zich er terdege bewust van dat de hoeveelheid drug die bij [eiser] thuis werden bewaard, de gedoogde hoeveelheid overtrof en dat daarmee sprake was van een strafbaar feit. Desondanks heeft zij deze situatie laten voortduren, terwijl zij het als werkgever in haar macht had die situatie te veranderen. Onder deze omstandigheden kan Times zich niet verschuilen achter de klachtplicht van [eiser] .
verjaring
5.9.
Het beroep op verjaring kan evenmin slagen. De schadeveroorzakende gebeurtenis is de inval van de politie op 11 augustus 2021. [eiser] is pas daarna bekend geworden met de schade.
vervangende woonruimte
5.10.
Vast staat dat de woning van [eiser] als gevolg van de aangetroffen voorraad van Times drie maanden gesloten is geweest. [eiser] heeft in die periode vervangende woonruimte moeten regelen. De kosten daarvan vordert hij van Times.
5.11.
Times betwist dat er sprake is van schade, zij betwist dat er sprake is van enige causaliteit en zij betwist dat de vermeende schade aan haar kan worden toegerekend.
5.12.
[eiser] heeft drie facturen voor de huur van een chalet overgelegd, drie facturen voor elektra, gas en water en twee facturen voor Wifi. Daarnaast heeft hij ook diverse bewijzen van betalingen aan de verhuurder van het chalet overgelegd. Dat hij de gevorderde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt, is daarmee vast komen staan. De kosten van de huur van het chalet zijn aan te merken als schade. [eiser] was namelijk genoodzaakt kosten te maken als gevolg van de sluiting van de woning en de gekozen oplossing (tijdelijk een chalet huren) vindt de kantonrechter redelijk. [eiser] heeft op zitting voldoende toegelicht dat het in verband met persoonlijke omstandigheden niet mogelijk was om deze periode bij zijn vriendin te gaan wonen. Er is wel degelijk sprake van een causaal verband tussen het aantreffen van de handelsvoorraad van Times in de woning van [eiser] en het huren van het chalet, en deze kosten kunnen toegerekend worden aan Times. Dit geldt niet voor de borg die ook op één van de facturen is vermeld. Deze heeft [eiser] immers teruggekregen, zo heeft hij op zitting bevestigd. De kosten voor elektra, gas en water zijn naar het oordeel van de kantonrechter geen schade. Tegenover de kosten die [eiser] hiervoor in het chalet heeft moeten maken, staat dat hij in die periode die kosten niet in zijn woning heeft hoeven maken. Dat is anders voor Wifi. Gebruikelijk is dat men daarvoor een doorlopend abonnement heeft. Ook al heeft [eiser] gedurende drie maanden geen gebruik gemaakt van de Wifi in zijn huis, hij heeft deze kosten wel door moeten betalen. Dat hij in het chalet extra kosten heeft moeten maken voor Wifi, is dan ook aan te merken als schade. Ook deze schade staat in causaal verband met de aangetroffen handelsvoorraad van Times in zijn woning en kan aan Times worden toegerekend. Dat betekent dat voor vervangende woonruimte een bedrag van € 2.350,- (3x € 750,- + € 35,- + € 65,-) zal worden toegewezen.
gederfd huurgenot
5.13.
[eiser] stelt dat hij ook schade heeft geleden in de vorm van gederfd woongenot, omdat zijn woning 22 jaar lang is gebruikt voor de opslag en voorbereiding van de drugsvoorraden van Times. Twee derde van de oppervlakte van zijn woning werd naar zijn zeggen gebruikt door en voor Times. Daarnaast had de opslag van de voorraden in de woning van [eiser] tot gevolg dat hij woonde in de sterke geur van de voorraden. Bovendien heeft hij vanwege de risico’s van ontdekking geen bezoek kunnen ontvangen. Hij heeft de maatstaf van de Hoge Raad gebruikt voor bepaling van de omvang van deze schade en becijfert deze schade voor de 16 jaren dat de voorraad is opgeslagen in zijn huidige woning op € 160.000,-.
5.14.
Times stelt zich op het standpunt dat deze vordering niet kwalificeert als schade. Verder heeft te gelden dat ‘gederfd woongenot’ slechts in uitzonderlijke situaties wordt aangenomen. De maatstaf die [eiser] heeft gebruikt voor de berekening van zijn gestelde schade, is in het leven geroepen voor de Groningse gaswinning en leent zich niet voor bredere toepassing. Times betwist ook dat twee derde van de woning werd gebruikt door (dan wel voor) Times. Er is slechts een aantal tassen of dozen waargenomen door de verbalisanten na de inval. Ook wat betreft deze vermeende schade ontbreekt enige causaliteit en is geen sprake van toerekenbaarheid aan Times.
5.15.
Op de zitting heeft [eiser] gesteld dat hij € 2.000,- contant per maand ontving van Times voor het ongemak wegens het gebruik van zijn woning. Daarbij geldt dat hij, afgezet tegen werkzaamheden die hij verrichtte, een loon ontving dat ver boven het Cao-niveau uitsteeg. [eiser] wilde zelf graag vanuit huis werken, zo blijkt uit de stukken en uit hetgeen op zitting is besproken. Volgens zijn eigen stelling werd hij door Times gecompenseerd voor het gebruik van zijn woning. Bovendien is het zo dat het gebruik van de woning door (dan wel voor) Times alleen de zolderverdieping betrof. [eiser] heeft toegelicht dat op het moment van de inval door de politie, sprake was van een piek in de opslag in verband met de vakantieperiode. Daardoor was er meer voorraad in zijn woning aanwezig dan op andere momenten. In het licht van dit alles wordt een (aanvullende) vergoeding voor gederfd woongenot afgewezen.
waardevermindering
5.16.
[eiser] stelt dat de opslag van de drugsvoorraden in zijn woning ertoe hebben geleid dat de waarde van zijn woning is verminderd. Vanwege het risico om aangegeven te worden bij de politie is hij gedurende 16 jaar niet in de gelegenheid geweest om mensen in te huren voor onderhoud en reparatie aan de woning. De woning heeft hierdoor een grote onderhoudsachterstand opgelopen, wat heeft geleid tot een waardedaling van de woning.
5.17.
Times betwist dat er sprake is van waardevermindering. Zij betwist ook de causaliteit. Het zou alleszins denkbaar zijn dat – met het oog op gewenst onderhoud – tijdelijk een andere oplossing zou zijn gezocht door [eiser] , bijvoorbeeld het tijdelijk elders opslaan van de drugs. De vermeende schade kan niet aan Times worden toegerekend.
5.18.
[eiser] volstaat met de algemene stelling dat hij niemand kon inhuren voor onderhoud en reparatie. Hij heeft onvoldoende onderbouwd welk onderhoud hij niet heeft kunnen plegen. Dat had wel op zijn weg gelegen. [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij over dit vermeende probleem met Times in overleg is getreden om te kijken of er een oplossing mogelijk was. Onder deze omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van schade, die aan Times toegerekend kan worden. De vordering uit hoofde van de waardevermindering wordt daarom afgewezen.
immateriële schade
5.19.
[eiser] stelt dat de aanhouding, de strafrechtelijke vervolging, de onbewoonbaarheid van zijn woning, zijn ontslag en de valse beloftes van Times ertoe hebben geleid dat hij ziek is geworden. De laconieke houding van Times heeft zijn gezondheid des te meer verslechterd. Hij heeft gedurende 22 jaar zeven dagen per week gewerkt en geen verlof-uren opgenomen. Hij nam zijn werk letterlijk en figuurlijk mee naar huis en was bang dat de politie voor de deur zou staan. Times is op grond van haar zorgplicht verplicht om een veilige werkomgeving te creëren voor haar werknemers en Times heeft die zorgplicht geschonden. De zorgplicht van de werkgever ziet mede op het voorkomen van psychische schade. Uit de overgelegde stukken blijkt van de psychische schade van [eiser] . Deze schade had door Times, op grond van haar zorgplicht, voorkomen moeten worden. Daarnaast had Times op basis van die zorgplicht de verplichting om, nadat de aanhouding had plaatsgevonden, [eiser] steun te bieden om verdere verslechtering van zijn mentale gezondheid te voorkomen. Times heeft echter op geen enkel moment en op geen enkele wijze maatregelen genomen om het risico op de te verwachte psychische schade af te wenden.
5.20.
Times betwist de stellingen van [eiser] . Zij heeft tijdens de samenwerking een meer dan coöperatieve houding aangenomen, en wordt nu zeer nadelig weggezet en afgeschilderd als een ronduit slecht werkgever. Times betwist dat [eiser] de klok rond zou hebben gewerkt, dat hij gebukt zou zijn gegaan onder de vrees voor ontdekking, dat Times [eiser] in de steek zou hebben gelaten en dat [eiser] zou hebben verzocht om een andere bedrijfsruimte. Times betwist verder dat er een causaal verband bestaat tussen de vermeende schade en de gedragingen die [eiser] haar verwijt en zij meent dat de negatieve gevolgen van [eiser] ’ handelen haar niet kunnen worden toegerekend.
5.21.
Hiervoor is al geoordeeld dat Times zich niet als een goed werkgever heeft opgesteld. Niet in geschil is dat [eiser] psychische problemen heeft (gehad). Op basis van de overgelegde stukken van de bedrijfsarts, de huisarts en de verzekeringsarts heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat deze psychische problemen veroorzaakt zijn door zijn werksituatie. Er zijn door Times geen omstandigheden gemeld die maken dat [eiser] eerder al bekend was met mentale problemen. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van schending van de zorgplicht door Times, en heeft [eiser] wegens strijd met de artikelen 7:611 en 7:658 BW recht op een schadevergoeding.
5.22.
Voor het bepalen van de hoogte van immateriële schade zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Van belang is in dit verband dat de aansprakelijkheid van Times voortvloeit uit haar werkgeverschap. Times heeft gehandeld vanuit een gezagsverhouding, waardoor sprake is van ongelijkheid tussen [eiser] en Times. Voorts acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de houding van Times na de politie-inval een rol heeft gespeeld bij de ernst en de duur van de (psychische) gezondheidsklachten van [eiser] , die al ruim 22 jaar voor Times had gewerkt en zich (onweersproken) al die jaren volledig voor Times heeft ingezet. Hij heeft nagenoeg geen vakantie opgenomen en Times heeft zelf aangevoerd dat zij altijd op [eiser] kon vertrouwen. Times stelt dat zij zich tijdens de samenwerking meer dan coöperatief heeft opgesteld, maar na de politie-inval is daar niet veel van gebleken. Times schuift de schuld op [eiser] af en verwijt [eiser] dat hij de politie vrijwillig heeft binnengelaten. [eiser] heeft echter terecht opgemerkt dat de politie naar aanleiding van een anonieme melding bij hem voor de deur stond en dat van hem niet verwacht kon worden dat hij niet zou meewerken met de politie. Times ontkent verder in deze procedure ineens dat de aangetroffen drugs tot haar handelsvoorraad behoorden, terwijl ze dat eerder altijd wel erkende. [eiser] is wegens de bij hem thuis aangetroffen drugsvoorraad strafrechtelijk vervolgd. Dat hij daardoor uit het lood geslagen is, vindt de kantonrechter alleszins te begrijpen. Al met al acht de kantonrechter een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 redelijk en dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
kosten
5.23.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten maar hij heeft zijn vordering op dit punt van geen enkele toelichting voorzien.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering slechts ten dele betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, namelijk alleen waar het gaat om de gevorderde betaling wegens niet uitgekeerde vakantie-uren. Waar het gaat om de vorderingen tot schadevergoeding is het Rapport BGK-integraal leidraad voor de beoordeling. In beide gevallen geldt dat pas recht bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, indien daadwerkelijk incassohandelingen zijn verricht. Hierover heeft [eiser] niets gesteld. Om die reden is de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar.
5.24.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Times om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.555,- zijnde de niet uitgekeerde vakantie-uren, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2022 tot aan de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt Times om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.350,00 aan kosten voor vervangende huisvesting, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2022 tot aan de dag van betaling;
6.3.
veroordeelt Times om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van de immateriële schade voortvloeiend uit de strafrechtelijke procedure tegen [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2022 tot aan de dag van betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten dient te dragen;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.