ECLI:NL:RBOBR:2024:1997

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
01.028490.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel voor diefstal uit een auto met braak

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die op 25 januari 2024 in Eindhoven een flesje water uit een auto heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in P.I. Grave, werd beschuldigd van diefstal met braak. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de officier de primair ten laste gelegde diefstal bewezen achtte. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van bevindingen, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak, wat leidde tot de conclusie dat hij strafbaar was. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vermogensdelicten en niet in staat leek om zijn gedrag te veranderen.

De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke maatregel. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om recidive te voorkomen en om de verdachte te helpen bij het aanpakken van zijn problemen. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M.L.W.M. Viering als voorzitter.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: [01.028490.24]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.028490.24
Datum uitspraak: 08 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 maart 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Eindhoven (een flesje) water (uit een auto in een parkeergarage), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/ die weg te nemen goederen/ goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een lepel, althans een voorwerp, een autoportier heeft verbroken en/of
(vervolgens) in de auto is gegaan en/of (vervolgens) de auto heeft doorzocht op geld
en/of goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een (sierstrip van een) auto(portier), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde diefstal uit een auto met braak bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
-de aangifte van [slachtoffer] d.d. 25 januari 2024 (p. 5-6);
-het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 25 januari 2024
(p. 30);
-het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] d.d. 25 januari 2024
(p. 8-9);
-de bekennende verklaringen van verdachte d.d. 25 januari 2024 (p. 27) en ter terechtzitting
van 25 april 2024.
De hiervoor opgesomde gepagineerde bewijsmiddelen zijn afkomstig uit het dossier van
de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer [nummer] , afgesloten d.d.
25 januari 2024, aantal doorgenummerde (digitale) bladzijden: 38. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader
van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede (eventueel) andere bescheiden.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen
is dat verdachte:
(primair)
op 25 januari 2024 te Eindhoven een flesje water uit een auto in een parkeergarage
dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van maatregel.
De eis van de officier van justitie.(
bijlage)
De officier van justitie heeft de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van
2 jaar gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon
en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een flesje water uit een auto
door middel van braak. Diefstallen, met name wanneer deze met braak gepaard gaan, brengen in zijn algemeenheid materiële schade en overlast met zich mee. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
Het is ook niet voor het eerst dat verdachte zich vanwege een vermogensdelict voor een rechter moet verantwoorden. In het uittreksel Justitiële Documentatie van 20 maart 2024 van verdachte heeft de rechtbank gezien dat verdachte vanaf 2021 vijf keer eerder vanwege vermogensdelicten is veroordeeld. De hierbij opgelegde gevangenisstraffen, waaronder een keer deels en een keer geheel voorwaardelijk, hebben niet het gewenste
effect gesorteerd. Verdachte is een recidivist die kennelijk niet of onvoldoende in staat is
om zijn criminele gedrag te veranderen. Zijn gedrag vormt sinds 2021 een herhaaldelijke bron van maatschappelijke overlast en onrust.
De rechtbank heeft kennis genomen van een advies van de reclassering d.d. 21 maart 2024.
Hierin worden de leefgebieden psychosociaal functioneren, financiën en houding als belangrijke criminogene factoren benoemd. Volgens de rapporteur haakt verdachte niet aan bij de hulpverlening, ook niet na een outreachende aanpak waarbij hij werd opgehaald bij de PI. Na afloop van die eerdere detentie kreeg hij medicatie mee, maar dat leidde uiteindelijk niet tot een langdurig resultaat. Betrokkene kwam een afspraak bij zijn huisarts voor het verstrekken van medicatie niet na en haakte verder ook niet aan bij de hulpverlening. Verdachte heeft geen inkomen en rapporteur schat in dat dit tot delictgedrag leidt.
Daarnaast slaapt hij deels op straat, wat ook niet bijdraagt aan stabiliteit. Er zijn geen beschermende factoren gevonden en de risico’s op recidive en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. De reclassering adviseert de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Zodra de maatregel onherroepelijk is, gaat de penitentiaire inrichting in multidisciplinair verband en met inbreng van externe partners (reclassering, gemeentes) in het TrajectBepalingsOverleg (TBO) aan de slag om een plan van aanpak samen te stellen wat niet alleen betrekking heeft op de intramurale fase, maar ook op een extramuraal traject. Een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek is richtinggevend voor dat plan van aanpak.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van de rapportage en het advies van de reclassering De rechtbank acht zicht op basis van dit rapport voldoende voorgelicht over
de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl uit het uittreksel Justitiële Documentatie van
20 maart 2024 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit tenminste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld voor een misdrijf en het bewezenverklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsrapport moet er voorts rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een vermogensdelict zal begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de beveiliging van de maatschappij en de
beëindiging van de recidive van verdachte het opleggen van de maatregel van plaatsing
in een inrichting voor stelselmatige daders, aangezien verdachte herhaaldelijk nieuwe strafbare feiten pleegt en de eerdere opgelegde straffen hem daarvan kennelijk niet hebben weerhouden. Daar komt bij dat de maatregel tevens beoogt een bijdrage te leveren aan een oplossing van de problemen die verdachte op diverse leefgebieden heeft.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij hulp behoeft. De rechtbank onderschrijft het feit dat verdachte hulp behoeft, maar ziet onvoldoende mogelijkheid om dit in een voorwaardelijk kader te realiseren. Uit voornoemd rapport van de reclassering volgt immers dat een plan van aanpak nog niet is op te maken door het ontbreken van een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek. De rechtbank kan daarom op basis van de beschikbare stukken nu nog niet inschatten welke interventies noodzakelijk zijn om de kans op herhaling (sterk) te reduceren. Bovendien heeft de rechtbank ter terechtzitting niet de indruk gekregen dat verdachte zich langdurig aan in het kader van toezicht gestelde voorwaarden of afspraken kan houden. Dat volgt ook uit voornoemd rapport van de reclassering waaruit blijkt dat verdachte na detentie zijn afspraken bij de huisarts niet nakomt en niet is aangehaakt bij hulpverlening. Naar het oordeel van de rechtbank is onder de gegeven omstandigheden de oplegging van de ISD-maatregel, in onvoorwaardelijke zin, de meest geëigende mogelijkheid om verdachte van het plegen nieuwe vermogensdelicten te weerhouden en te proberen verandering in zijn situatie te brengen. Het strafvoorstel van de raadsman van verdachte inhoudende een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt dan ook niet door de rechtbank gevolgd.
Met het voorgaande stelt de rechtbank vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft voorts getoetst dat is voldaan aan de vereisten van – kort gezegd – de daarop betrekking hebbende richtlijn van het openbaar ministerie.
De rechtbank zal de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal, nu dit niet in overeenstemming is met de aard van de maatregel, niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
Een tussentijds toetsingsmoment is naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
(primair)
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende maatregel.

t.a.v. primair:
Een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. R.M.A. in 't Veld, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 08 mei 2024.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.