Uitspraak
[verdachte]
bijlage)
Rechtbank Oost-Brabant
Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die op 25 januari 2024 in Eindhoven een flesje water uit een auto heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in P.I. Grave, werd beschuldigd van diefstal met braak. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de officier de primair ten laste gelegde diefstal bewezen achtte. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van bevindingen, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak, wat leidde tot de conclusie dat hij strafbaar was. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vermogensdelicten en niet in staat leek om zijn gedrag te veranderen.
De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke maatregel. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om recidive te voorkomen en om de verdachte te helpen bij het aanpakken van zijn problemen. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M.L.W.M. Viering als voorzitter.