ECLI:NL:RBOBR:2024:1991

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
382929 / HA ZA 22-341 en 387358 / HA ZA 22-609
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid dierenarts voor schade door verboden medicijngebruik bij pluimveebedrijf

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de aansprakelijkheid van een dierenarts centraal. Het pluimveebedrijf [eisers] heeft schade geleden doordat de dierenarts van VCS, een multidisciplinaire dierenartsenpraktijk, het middel Dozuril heeft voorgeschreven voor de behandeling van zieke kippen. Dit middel bevat de werkzame stof toltrazuril, dat niet is toegestaan voor gebruik bij vogels die eieren voor humane consumptie produceren. De dierenarts, [A], heeft dit middel voorgeschreven in een situatie waarin hij vermoedde dat de kippen een coccidiose-infectie hadden. Ondanks dat de kippen op dat moment nog geen eieren voor consumptie produceerden, heeft de NVWA later vastgesteld dat de behandeling illegaal was, omdat er al eieren waren gelegd die bestemd waren voor menselijke consumptie. De rechtbank oordeelt dat de dierenarts heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou hebben gedaan, en dat VCS niet aansprakelijk is voor de schade van [eisers]. De vorderingen van [eisers] worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van VCS.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis van 1 mei 2024
in de hoofdzaak met zaak- en rolnummer C/01/382929 / HA ZA 22-341 van

1.[eiser 1] VOF,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
en haar vennoten:
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
allen wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. A.M.H.C. Coppens te Deurne,
tegen
VETERINAIR CENTRUM SOMEREN B.V.,
gevestigd te Someren,
gedaagde partij,
hierna te noemen: VCS,
advocaten: mr. S. Baks en mr. R. Van Baarlen te Amsterdam.
en in de vrijwaringszaak met zaak- en rolnummer C/01/387358 / HA ZA 22-609 van
VETERINAIR CENTRUM SOMEREN B.V.,
gevestigd te Someren,
eisende partij,
hierna te noemen: VCS,
advocaten: mr. S. Baks en mr. R. van Baarlen te Amsterdam,
tegen
VVAA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: VvAA,
advocaten: mr. A.H. Blok en mr. J. van Setten-Van den Brink te Hardinxveld-Giessendam.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 5 oktober 2022,
- de akte houdende producties 22 tot en met 28 van VCS,
- de brief van 1 maart 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de akte houdende overlegging producties 1 tot en met 15 van VCS,
- de conclusie van antwoord met productie 1 tot en met 23,
- de brief van 1 maart 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte vermeerdering van eis en overlegging producties 16 tot en met 25 van VCS,
- de akte overlegging producties 24 tot en met 33 van VvAA,
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen van partijen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Inleiding

De hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn op dezelfde zitting behandeld, maar worden afzonderlijk beoordeeld.
Het gaat in de hoofdzaak om de vraag of VCS de schade moet vergoeden die pluimveebedrijf [eisers] heeft geleden doordat zij gedurende verschillende maanden de eieren van haar kippen moest vernietigen, omdat er Toltrazuril in zat. Dat is de werkzame stof in het middel Dozuril, dat de dierenarts van VCS aan de zieke kippen van [eisers] had voorgeschreven. Als in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat VCS de schade van [eisers] moet vergoeden, zal in de vrijwaringszaak de vraag moeten worden beantwoord of VCS die schade kan verhalen op haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar VvAA.

4.De feiten

in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
4.1.
[eisers] exploiteert een pluimveebedrijf. De capaciteit van de vier stallen op het bedrijf van [eisers] bedraagt ruim 67.000 kippen. Die kippen worden gehouden voor de productie van eieren.
4.2.
VCS is een multidisciplinaire dierenartsenpraktijk met ruim 30 dierenartsen. Pluimvee is een van de disciplines waarin VCS zich specialiseert. De heer [A] (hierna: [A] ) is een van de dierenartsen in het pluimveeteam. VCS is sinds 1988 de vaste dierenarts van [eisers] . [A] is al 18 jaar actief in de functie van pluimveedierenarts. Sinds 2013 is hij vanuit VCS het eerste contact van [eisers] .
4.3.
Op 8 juli 2020 worden door [eisers] in stal 1 ongeveer 25.300 witte kippen opgezet. Dit koppel is geboren op 16 maart 2020 en had op 8 juli 2020 een leeftijd van 16 weken en 2 dagen.
4.4.
Op 4 augustus 2020, de kippen waren toen 20 weken en één dag oud, trof [eisers] 16 dode kippen aan en vond hij dat sommige kippen er suf bij zaten en niet gezond oogden. [eisers] heeft daarom contact opgenomen met [A] .
4.5.
[A] heeft diezelfde middag het bedrijf van [eisers] bezocht. [eiser 4] (gedaagde 3) en [A] hebben samen een ronde door de stal gemaakt. [A] heeft ook zes van de dode kippen onderzocht en vermoedde dat sprake was van een Brunetti coccidiose infectie (hierna: cocciodiose), een darmaandoening die wordt veroorzaakt door een eencellige parasiet. Microscopisch onderzoek heeft deze diagnose bevestigd. [A] en [eisers] hebben vervolgens besproken welk middel ter bestrijding van de coccidiose zij zouden inzetten: Coccibal of Dozuril. Daarbij is aan de orde geweest dat voor Coccibal geen wachttijd zou gelden en dat Dozuril effectiever zou zijn. In overleg is besloten om het middel Dozuril in te zetten, waarbij de eieren in totaal 9 dagen niet zouden mogen worden geleverd.
4.6.
[A] heeft in zijn visitebrief over het bezoek van 4 augustus 2020 het volgende geschreven:
Conclusie:
Beeld van een Brunetti coccidiose infectie. Dit verklaart de uitval en ook de verminderde voerinname (en daarmee de achterblijvende groei). Blijkbaar hebben de hennen onvoldoende weerstand hiervoor. Normaliter zouden ze genoeg weerstand tegen coccidiose opgebouwd moeten hebben in de opfokperiode (het koppel is met Evalon gevaccineerd in de broederij). Het warme broeierige weer van de afgelopen dagen zal vermoedelijk ook mee spelen. Daardoor kunnen de coccidiose eitjes die in het strooisel aanwezig zijn extra snel ‘afrijpen’ (infectieus worden) waardoor in een korte tijd het aantal infectieuze coccidiose eitjes in het strooisel snel toeneemt (een soort explosie).
(…)
- er is nog weinig productie, dus op dit moment is het nog mogelijk om zonder al te veel extra schade (verlies consumptie-eieren i.v.m. wachttijden) met een "echt" coccidiose middel te behandelen: te weten Doruzil, werkzame stof Toltrazuril (is idem als Baycox). Omdat dit middel niet voor leggende hennen is geregistreerd betreft het inzet volgens de cascade-regeling en dient er 7 dagen wachttijd aangehouden te worden voor de eieren. Nu kost dat nog niet zoveel eieren, maar over een week als de productie flink gestegen is, is dat eigenlijk geen optie meer. Nu hebben we dus de kans om dit middel in te zetten. Daarnaast wordt het de komende week extreem warm weer (36-37 gr C buitentemperaturen), dus hoe eerder de hennen weer fit zijn, hoe beter het is. Dat warme weer zal sowieso geen gunstig effect hebben op de voeropname.
- besloten om vanaf morgen te gaan behandelen met Dozuril. De dosering is 280 ml per 1000 kg lichaamsgewicht per dag, gedurende 2 dagen. Zie het doseringsschema. De eieren kunnen dan vanaf 14-08 weer geleverd worden voor de consumptie.
- als er na de behandeling met Dozuril een terugval zou komen (dat kan soms bij coccidiose) zijn er nog wel alternatieve behandelingen mogelijk. Coccibal (werkzame stof amprolium) zou dan nog kunnen, maar het effect hiervan treedt doorgaans minder snel in dan bij Dozuril. Chloor wordt ook nogal eens toegepast bij coccidiose problemen. Bij ernstige infecties helpt het mijns inziens niet. Bovendien is het effect van chloor op coccidiose nooit
wetenschappelijk aangetoond. Dus het kan wel ingezet worden, maar ik zou er niet teveel van verwachten en de concentratie niet te hoog maken, om te voorkomen dat de hennen minder gaan drinken.”
4.7.
[eisers] heeft in de namiddag of avond van 4 augustus 2020 de eerste 12.960 eieren van stal 1 afgedraaid. Het ‘afdraaien’ van eieren betekent dat de transportband waarop de eieren liggen gaat draaien waardoor de eieren in pakken van 30 stuks komen te liggen.
4.8.
[A] heeft in de avond van 4 augustus 2020 (om 21:00 uur) het middel Dozuril bij [eisers] afgegeven, samen met het doseringsschema, waarin over de wachttijd staat vermeld:
“Wachttijd Dozuril Voor vlees: 16 dagen
Voor consumptie-eieren: 7 dagen, na de laatste dag behandelen (omdat het inzet via de cascade-regeling betreft) !! Vanaf 14/08/2020 zouden de eieren dus weer weg kunnen voor consumptie.”
4.9.
Voor het diergeneesmiddel Dozuril is een handelsvergunning/registratiebeschikking verleend onder nummer RegNL 109266, waarin – voor zover voor de beoordeling van belang – is vermeld:
4.1 Doeldiersoort
Kip (opfokleghennen en fokdieren) (…)
4.11
Wachttijden
Vlees en slachtafval: 16 dagen.
Eieren: Niet gebruiken bij vogels die eieren voor humane consumptie produceren."
4.10.
Op 5 en 6 augustus 2020 hebben de kippen van [eisers] Dozuril via het drinkwater toegediend gekregen.
4.11.
[eisers] heeft bij e-mail van 10 augustus 2020 haar afnemer Egga Food B.V., de Duitse organisatie KAT en de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) meegedeeld dat haar kippen met Dozuril zijn behandeld en dat de eieren met legdatum 5 tot en met 13 augustus 2020 daarom zullen worden vernietigd. [eisers] heeft daarbij een “Verklaring inzet dierengeneesmiddel volgens cascade regeling’ van [A] bijgevoegd.
4.12.
De eieren met legdatum 5 tot en met 13 augustus 2020 zijn vernietigd. Op 14 augustus 2020 is [eisers] weer eieren gaan afdraaien voor de menselijke consumptie en zij is vanaf die datum ook weer eieren gaan leveren aan haar afnemer(s), waaronder de batch die is afgedraaid op 4 augustus 2020.
4.13.
Op 28 augustus 2020 heeft een ambtenaar van de NVWA [eisers] bezocht vanwege het vermoeden van een illegale behandeling en een brief uitgereikt met een bestuurlijke maatregel. Het pluimvee in stal 1 wordt in officiële bewaring genomen en het is verboden om het pluimvee in stal 1 en eieren van het pluimvee in stal 1 te verplaatsen zonder voorafgaande toestemming. Daarnaast wordt [eisers] een recallverplichting opgelegd.
4.14.
In haar brief van 7 september 2020 deelt de NVWA aan [eisers] mee dat nader onderzoek haar vermoeden van de illegale behandeling heeft bevestigd. De NVWA licht dit als volgt toe:
“Op grond van de bevindingen van de controles door de inspecteurs, stel ik vast dat er sprake is van een illegale behandeling van uw leghennen in stal 1 met Dozuril (RegNL 109266, met als werkzame stof toltrazuril). Toltrazuril is een toegelaten farmacologische stof, die echter niet mag worden gebruikt bij vogels die eieren voor humane consumptie produceren (artikel 16, eerste lid, jo. artikel 14, eerste lid jo. zevende lid Verordening (EU) nr. 470/2009 jo. bijlage 1 Verordening (EU) nr. 37/2010).
Uit het nader onderzoek is gebleken dat de leghennen in stal 1 ten tijde van de behandeling al (deels) eieren aan het produceren waren voor menselijke consumptie en dat deze eieren, de dag vóór behandeling met Dozuril, zijn afgevoerd naar Egga Food B.V, te Ospel. Hiermee heeft u in voedselproducerende dieren een krachtens Uniewetgeving toegelaten stof voor anderen doeleinden gebruikt dan is vastgelegd in de desbetreffende wetgeving. Hiermee is sprake van een illegale behandeling in de zin van artikel 2, aanhef en onder c,
tweede gedachte streepje van de Verordening.”
De NVWA schrijft in deze brief verder – kort gezegd – dat de opgelegde bestuurlijke maatregel blijft gehandhaafd en dat [eisers] de eieren van de kippen uit stal 1 moet afvoeren en vernietigen, een en ander totdat uit monsteronderzoek blijkt
“dat de stof toltrazurilnietmeer kan worden aangetoond in de eieren die gelegd worden door de illegaal behandelde leghennen in stal 1”.
4.15.
In de eieren uit stal 1 van [eisers] die de NVWA op 7 september 2020 heeft meegenomen, is 120 tot 160 microgram Toltrazuril per kg ei aangetroffen. [eisers] heeft nadien zelf meerdere onderzoeken laten doen, waarbij telkens Toltrazuril werd aangetroffen. Op 30 november 2020 zijn er door de NVWA opnieuw monsters genomen en daarin kon geen Toltrazuril meer worden gedetecteerd.
4.16.
De klachtambtenaar van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 5 november 2020 aan [A] geschreven dat hij geen klacht tegen hem zal indienen bij het Veterinair Tuchtcollege, omdat slechts een zeer klein deel van het koppel aan de leg was.
4.17.
De NVWA heeft [eisers] bij brief van 3 december 2020 meegedeeld dat de bestuurlijke maatregel die op 7 september 2020 is opgelegd, met ingang van 30 november 2020 is opgeheven.
4.18.
[eisers] heeft in haar brief van 28 januari 2021 VCS aansprakelijk gesteld voor de directe en indirecte schade die zij heeft geleden en nog zal lijden, omdat VCS het verboden middel Dozuril heeft voorgeschreven.
4.19.
De NVWA heeft [A] op 14 april 2021 een brief met een voornemen tot oplegging van een boete van € 5.000,- gestuurd. In het daarbij gevoegde rapport van bevindingen is onder meer een verslag opgenomen van een gesprek dat de inspecteur op 2 september 2020 met [eisers] heeft gevoerd. In dat verslag is vermeld dat op de vraag van de inspecteur:
“Hoeveel procent van de hennen was op 5 augustus 2020, de dag van de start van de behandeling met Dozuril, aan het leggen?”door [eisers] is geantwoord:
“Ik denk dat bij benadering 2% van de hennen aan het leggen was.”
4.20.
Nadat [A] een zienswijze heeft toegestuurd, heeft de NVWA in haar brief van 28 mei 2021 aan [A] geschreven dat zij het boetebedrag matigt naar € 1.000,- vanwege het kleine aantal dieren dat aan de leg was en het feit dat [A] zeer zorgvuldig en transparant alles heeft vastgelegd. De NVWA heeft daarbij vermeld:
“De pluimveehouder geeft aan dat op de dag van de behandeling ongeveer 2% van de dieren aan het leggen was. Ik volg u dan ook niet dat het koppel nog geen consumptie-eieren legde. Het diergeneesmiddel Dozuril had dan ook niet toegepast mogen worden.”
4.21.
Op 10 december 2021 heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) naar aanleiding van de gebeurtenissen op het bedrijf van [eisers] namens Nederland een notificatie gedaan bij de Europese instantie Committee for Veterinary Medicinal Products (CVMP), onderdeel van de European Medicines Agency (EMA). Het CBG schrijft daarin onder meer:
“Veterinary medicinal products containing toltrazuril are not authorised for use in chickens producing eggs for human consumption. However, in exceptional cases, young layers may also become infected by particular Eimeria species. In case no authorised alternative treatment is available, toltrazuril may be used in layers in accordance with Article 11 of Directive 2001/82/EC (the so-called "cascade"). In that case, a withdrawal period (WP) of at least 7 days must be applied to eggs.”
4.22.
In haar samenvatting van 15 juli 2022 van de bespreking van deze notificatie heeft de CVPM/EMA onder meer vermeld:
“If no authorised alternative treatment is available, toltrazuril may be used in layers in accordance with Article 113 of Regulation (EU) 2019/6 (the so-called "cascade") and a withdrawal period of at least 10 days must be applied to eggs in those cases (in line with Article 115 (1)(c) of Regulation (EU) 2019/6).
(…)
Therefore, the CVMP considered that a restriction period of 6 weeks before the onset of lay, in which birds must not be treated, would ensure that residues of the marker residue toltrazuril sulfone in eggs are below the recommended MRL of 140 µg/kg from the time the birds start laying, and hence, it is considered adequate to protect consumers. Therefore, the CVMP considered that the product information for all concerned veterinary medicinal products should be amended accordingly to reflect this outcome.”
4.23.
De fabrikant van Dozuril heeft een wijziging van de handelsvergunning/registratiebeschikking van Dozuril (RegNL 109266) aangevraagd. De handelsvergunning/registratiebeschikking is bij besluit van 21 mei 2023 gewijzigd in die zin dat bij
“Wachttijden”nu is vermeld:
"Vlees en slachtafval: 16 dagen.
Niet gebruiken bij vogels die (bestemd zijn om) eieren voor humane consumptie (te) produceren.
Niet gebruiken binnen 6 weken vóór het begin van de legperiode.”
in de vrijwaringszaak zijn daarnaast de volgende feiten van belang
4.24.
VCS heeft bij VvAA een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten, waarop in 2020 de verzekeringsvoorwaarden met kenmerk AVBD-1701 van toepassing waren.
Artikel 5.2 aanhef en sub e van de verzekeringsvoorwaarden, luidt als volgt:
“5.2. Aanvullende vergoeding van bijzondere kosten
Kosten die voortvloeien uit een schade waarvoor u aansprakelijk bent vergoeden wij, wanneer uw aansprakelijkheid onder de dekking van deze polis valt. Dit geldt voor de volgende kosten: (…)
e. proceskosten en kosten voor rechtsbijstand voor het voeren van verweer tegen een aanspraak tot schadevergoeding. Deze dekking geldt als wij de rechtsbijstand op ons verzoek verlenen of wanneer wij vooraf met het verlenen van rechtsbijstand hebben ingestemd”
4.25.
VCS heeft de aansprakelijkstelling door [eisers] gemeld bij VvAA en een beroep gedaan op dekking onder de polis.
4.26.
VvAA heeft op 22 oktober 2020 aan VCS meegedeeld dat sprake is van gebruik van verboden medicamenten en/of behandelmethoden en dat deze kwestie daarom niet onder de dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering valt (artikel 6.1 sub l verzekeringsvoorwaarden).

5.Het geschil in de hoofdzaak

5.1.
[eisers] vordert:
I een verklaring voor recht dat VCS door het in de gegeven omstandigheden voorschrijven van het middel Dozuril voor de behandeling van de door [eisers] gehouden kippen niet heeft gehandeld zoals van een zorgvuldig en vakbekwaam dierenarts mag worden verwacht en aansprakelijk is voor de als gevolg hiervan door [eisers] geleden schade,
en veroordeling van VCS tot – samengevat – betaling van:
II € 131.805,36 (gemiste eieropbrengsten),
III € 33.735,03 (lagere opbrengsten),
IV de kosten van de onderzoeken door NVWA,
V € 2.330,00 + PM (kosten onderzoeken Treskelion),
VI € 6.570,99 (vernietigingskosten Egga Food),
VII € 40.515,91 (schadeclaim Egga Food),
VIII € 17.551,41 (door Egga Food met eierprijs verrekende schade,
IX € 18.844,40 (kosten Rendac),
X € 2.097,43 (kosten [naam] B.V.)
XI € 2.084,00 (rentekosten debetstand),
XII € 3.450,00 (eigen arbeid),
XIII de buitengerechtelijke kosten,
XIV de proceskosten,
te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2.
[eisers] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat tussen haar en VCS een behandelovereenkomst bestaat op grond waarvan door VCS de diergeneeskundige begeleiding en verzorging plaatsvindt van de door [eisers] gehouden dieren. VCS is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst, althans heeft zich niet gedragen zoals van een vakbekwaam en zorgvuldig dierenarts in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht, door het middel Dozuril voor te schrijven aan
de door [eisers] gehouden kippen terwijl VCS wist, althans behoorde te weten, dat het ging om kippen die voor menselijke consumptie bestemde eieren produceren en het gebruik van het middel Dozuril bij deze dieren niet is toegestaan. VCS heeft met andere woorden een behandeling voorgeschreven die wettelijk niet is toegestaan. Dit is in strijd met hetgeen een vakbekwaam en zorgvuldig dierenarts betaamt en doet VCS aansprakelijk zijn voor de als gevolg hiervan door [eisers] geleden schade.
5.3.
VCS voert aan dat [A] heeft gehandeld als een zorgvuldig dierenarts. Hij handelde conform de registratiebeschikking van Dozuril en daarmee binnen het wettelijk kader. Ten tijde van het bedrijfsbezoek was sprake van een koppel opfokleghennen dat op het punt stond de overgang te maken naar leghennen en die geen eieren voor humane consumptie produceerden. Subsidiair geldt dat [A] op basis van alle omstandigheden van het geval gerechtvaardigd tot het oordeel is gekomen dat er nog geen sprake was van leghennen, want er was geen productie voor humane consumptie en het ging (dus) nog altijd om opfokleghennen in de prélegfase.
De beperking in de registratiebeschikking was niet van toepassing, want er was geen sprake van productie voor humane consumptie ten tijde van het bedrijfsbezoek. [A] heeft op basis van zijn observaties tijdens het bedrijfsbezoek, de leeftijd van het koppel (20 weken en één dag), de extreme hitte en de ziekte van de opfokleghennen (die de productie vertragen) en de bevestiging van [eisers] dat er nog geen eieren waren afgedraaid, geconcludeerd dat hij te maken had met een koppel jonge, premature opfokleghennen dat nog niet in de legfase was en dat nog geen eieren voor humane consumptie produceerde. Daarnaast voorziet de registratiebeschikking van Dozuril niet in een leeftijdsbeperking, waardoor de registratiebeschikking een grijs gebied creëert over de kwalificatie van een koppel hennen.
[A] was zich ten tijde van het bedrijfsbezoek bewust dat het koppel kort na de behandeling in productie zou komen. Om die reden heeft [A] zekerheidshalve een wachttijd van 7 dagen na de behandeling voorgeschreven. De wachttijd was een extra waarborg voor het geval de opfokleghennen na de behandeling de omslag naar leghennen
zouden maken en wel zouden gaan produceren. [A] heeft gezien de extreme weersomstandigheden en de acute klachten de enige effectieve behandeling voorgeschreven. Daardoor heeft hij onaanvaardbaar lijden voorkomen en in het belang van de dieren en [eisers] gehandeld.
Voor het geval geoordeeld zou worden dat VCS is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst, voert VCS aan dat op grond van haar algemene voorwaarden haar aansprakelijkheid beperkt is. Ook voert zij verweer tegen de (hoogte van de) afzonderlijke schadeposten.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

6.Het geschil in de vrijwaringszaak

6.1.
Na eisvermeerdering vordert VCS – samengevat – VvAA te veroordelen:
I tot betaling van al hetgeen waartoe VCS in de hoofdzaak mogelijk wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
II tot betaling van € 153.004,41, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
III tot betaling van de kosten juridische bijstand van VCS over de periode 19 januari 2024 tot de datum van dit vonnis,
IV in de kosten van VCS in deze vrijwaringsprocedure en in de hoofdzaak, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.2.
VvAA voert verweer.
6.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

7.De beoordeling in de hoofdzaak

7.1.
De rechtbank stelt voorop dat de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, waarbij geldt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Of de opdrachtnemer als goed opdrachtnemer heeft gehandeld, hangt af van het antwoord op de vraag of de opdrachtnemer heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan (vgl. HR 9 juni 2000, NJ 2000/460). Wat dit in het specifieke geval betekent, is afhankelijk van de omstandigheden.
7.2.
Voor deze zaak betekent dit dat moet worden beoordeeld of [A] door Dozuril voor te schrijven aan de kippen van [eisers] heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts te werk zou zijn gegaan. Tussen partijen is niet in geschil dat een dierenarts bij het voorschrijven van een middel moet uitgaan van de tekst van de registratiebeschikking van dat middel.
De registratiebeschikking
Opfokleghennen?
7.3.
In de tekst van de registratiebeschikking van het middel Dozuril staat dat dit middel is bedoeld voor kippen, waarbij is vermeld
“(opfokleghennen en fokdieren)”(zie 4.9). [eisers] stelt zich op het standpunt dat het koppel uit stal 1 op 4 augustus 2020 niet meer aan te merken was als opfokleghennen omdat een deel van het koppel al aan de leg was, en dat om die reden geen Dozuril had mogen worden voorgeschreven. Op de zitting heeft [eisers] ook nog aangevoerd dat de kippen bij de opfokker moeten worden aangemerkt als opfokkippen en bij haar als legkippen.
VCS voert gemotiveerd verweer.
7.4.
De rechter oordeelt dat niet is vast te stellen of het koppel kippen uit stal 1 op 4 augustus 2020 opfokleghennen waren, omdat niet duidelijk is (tot) wanneer precies sprake is van opfokleghennen. In de registratiebeschikking is daarover niets vermeld en volgens de deskundigen Matthijs (werkzaam bij de faculteit diergeneeskunde van Universiteit Utrecht) en Van Dobbenburgh (10 jaar werkzaam geweest als pluimveedierenarts) is er geen gangbare algemene definitie van opfokleghen waarin wordt beschreven tot welke leeftijd en tot welk stadium van de levenscyclus een kip ‘opfokleghen’ is (productie 22 en 23 VCS). In dit verband is ook illustratief de opmerking in een artikel van Wageningen UR:
“Realiseer dat de opfok niet ophoudt op 18 weken. De hen ontwikkelt zich door naar de legfase en bereikt pas rond 32 weken het volwassen lichaamsgewicht”(productie 11 VCS). [eisers] heeft dit alles niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Gelet daarop en op het feit dat het koppel kippen in stal 1 op 4 augustus 2020 20 weken en één dag oud was en dat, volgens de inschatting van [eisers] (zoals blijkt uit de brief van 14 april 2021 van de NVWA aan [A] ), ongeveer 2% daarvan aan de leg was, is de rechtbank van oordeel dat niet aangenomen kan worden dat het hier niet ging om een koppel opfokleghennen. Het voorschrijven van Dozuril aan dit koppel kippen is dus niet in strijd met de registratiebeschikking om de enkele reden dat het geen opfokleghennen meer zouden zijn.
Vogels die eieren voor humane consumptie produceren?
7.5.
Daarnaast staat in de tekst van de op 4 augustus 2020 geldende registratiebeschikking van het middel Dozuril onder ‘wachttijden’ vermeld:
“Niet gebruiken bij vogels die eieren voor humane consumptie produceren”(zie 4.9). Partijen verschillen van mening over de uitleg van deze zin en de toepassing daarvan in dit geval. Volgens [eisers] produceerde een deel van de kippen uit stal 1 eieren, zijn alle eieren die in haar bedrijf geproduceerd worden bestemd voor humane consumptie en had Dozuril daarom niet aan dit koppel kippen voorgeschreven mogen worden.
VCS stelt zich op het standpunt dat de beperking in de registratiebeschikking niet van toepassing was, omdat er geen sprake was van productie voor humane consumptie ten tijde van het bedrijfsbezoek.
7.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat er op 4 augustus 2020 van het koppel kippen uit stal 1 bij [eisers] nog geen eieren voor humane consumptie waren gebruikt. [eisers] had immers nog geen eieren van dit koppel naar haar afnemer gestuurd en op het moment van het bezoek van [A] en het voorschrijven van Dozuril waren de in stal 1 gelegde eieren zelfs nog niet afgedraaid. Dat neemt niet weg dat de eieren wel bestemd waren voor humane consumptie, zoals ook de NVWA schrijft in haar brief van 28 mei 2021 aan [A] :
“De pluimveehouder geeft aan dat op de dag van de behandeling ongeveer 2% van de dieren aan het leggen was. Ik volg u dan ook niet dat het koppel nog geen consumptie-eieren legde.”Hoewel [eisers] op zichzelf wel kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de beslissing over het voorschrijven van Dozuril niet zou moeten afhangen van de enkele omstandigheid of de al gelegde eieren zijn afgedraaid (en al dan niet geleverd aan de afnemer) of niet, volgt de rechtbank op dit punt echter de deskundige Van Dobbenburgh die heeft geschreven dat een beslissing met betrekking tot medicatie moet worden genomen op basis van de – naar de rechtbank begrijpt complete – feitelijke situatie op een zeker moment.
Keuze voor Dozuril
7.7.
VCS heeft toegelicht hoe [A] de feitelijke situatie van de kippen in stal 1 bij zijn bezoek op 4 augustus 2020 heeft ingeschat. Uit het gesprek met [eisers] volgde dat er sinds 1 augustus 2020 een stagnatie in de gewichtstoename was en sinds 2 augustus 2020 een verminderde voeropname, wat vertragend werkte op de ontwikkeling van de eierstokken en daarmee het in gang komen van de productie. Deze omstandigheden strookten met het beeld van de lege inpakruimte, de bevestiging van [eisers] dat er nog niet was afgedraaid en de eigen inschatting van [A] dat de kippen nog niet of amper eieren produceerden, aldus VCS.
7.8.
Met deze toelichting op de feitelijke situatie, die door [eisers] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, is tegengesproken, heeft VCS de kwalificatie door [A] van het koppel uit stal 1 als een koppel premature kippen in de prélegfase naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. Dat achteraf bleek dat op dat moment al ongeveer 12.000 eieren waren gelegd, doet daar niet aan af. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling daarover verklaard, dat hij, toen de NVWA hem dit vertelde, echt verrast was, omdat hij het koppel als een niet of bijna niet leggend koppel had beoordeeld. [A] heeft zich gerealiseerd dat er al kippen in de legfase zijn, dat er binnen enkele dagen misschien meer kippen in de legfase komen en dat Dozuril niet bedoeld is voor leggende kippen. Uit zijn visitebrief blijkt dat hij dit heeft meegewogen, maar dat hij gelet op het voorspelde extreem warme weer en de als gevolg daarvan snelle toename van de infectieuze coccidiose eitjes in het strooisel (een soort explosie) en verminderde weerstand van de kippen, heeft besloten om het effectieve middel Dozuril te gebruiken in plaats van het langzamer werkende amprolium. De deskundigen Matthijs en Van Dobbenburgh hebben geschreven dat zij zich goed kunnen voorstellen dat [A] in deze omstandigheden en om deze redenen voor Dozuril heeft gekozen. Van Dobbenburgh is van mening dat er in situaties als deze geen `herkansingen' zijn als zou blijken dat de gestarte therapie onvoldoende snel zou aanslaan en hij vermeldt daarbij dat hij zijn mening nadrukkelijk ook baseert op zijn eigen praktijkervaring in vergelijkbare situaties. De rechtbank sluit zich aan bij de mening van de deskundigen, die [eisers] niet, althans niet gemotiveerd, heeft betwist.
Wachttijd
7.9.
[A] heeft daarnaast een wachttijd van 7 dagen na de behandeling met Dozuril voorgeschreven overeenkomstig de cascaderegeling. Volgens VCS diende die wachttijd als extra waarborg voor het geval dat de kippen na de behandeling zouden gaan produceren. [eisers] stelt dat de cascaderegeling niet was toegestaan, omdat de werkzame stof toltrazuril niet mag worden gebruikt bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren en er alternatieve behandelingen waren.
7.10.
De deskundige Matthijs is in haar rapport ingegaan op de wachttijd die [A] heeft voorgeschreven. Zij wijst erop dat uit het rapport van de CVMP blijkt dat toltrazuril wel mag worden gegeven aan leghennen via de cascaderegeling en dat de CVMP een wachttijd van 10 dagen voor consumptie-eieren noemt (op basis van de sinds 28 januari 2022 geldende Verordening (EU) 2019/6), waar het CBG in zijn schrijven een wachttijd van 7 dagen noemt (gebaseerd op de tot en met 27 januari 2022 geldende Richtlijn 2001/82/EC). Volgens Matthijs was de keuze van [A] voor een wachttijd van 7 dagen daarom heel logisch. Zij vermeldt daarbij dat er op 4 augustus 2020 nog geen algemeen gedeelde kennis was dat toltrazuril zo lang terug te vinden was in eieren. Dit blijkt uit het feit – nog steeds volgens Matthijs – dat pas in het rapport van de CVMP van 15 juli 2022 de periode van 6 weken wordt vermeld en dat pas op 21 mei 2023 de registratiebeschikking van Dozuril daaraan is aangepast.
7.11.
Gelet op de in 7.8 genoemde omstandigheden, oordeelt de rechtbank voldoende aannemelijk dat er in dit geval geen alternatieve behandeling was. Verder volgt uit de uiteenzetting van de deskundige Matthijs, die door [eisers] niet, althans niet onderbouwd is weersproken, dat naar de toen geldende regelgeving en met de algemeen gedeelde kennis van toen [A] kon besluiten om Dozuril voor te schrijven met een wachttijd van 7 dagen na de behandeling.
Conclusie
7.12.
Op grond van het voorgaande heeft [A] naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig en transparant gehandeld en hij komt tot de slotsom dat [A] door Dozuril voor te schrijven aan de kippen van [eisers] heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts te werk zou zijn gegaan. Dat betekent dat VCS niet is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst met [eisers] en dat VCS dus niet aansprakelijk is voor de schade van [eisers] . De vorderingen van [eisers] zullen daarom worden afgewezen.
7.13.
De overige stellingen van partijen kunnen dan onbesproken blijven, omdat die niet tot een andere beslissing leiden.
Ten overvloede
7.14.
Ook als zou zijn geoordeeld dat VCS wel zou zijn tekortgeschoten, zou dat nog niet betekenen dat de door [eisers] gevorderde schadevergoeding (in zijn geheel) zou worden toegewezen. In dat geval zou onder meer de vraag beantwoord moeten worden in hoeverre de gestelde schade is veroorzaakt door de tekortkoming van VCS, waarbij er rekening mee gehouden zou moeten worden dat [eisers] door de ziekte van de kippen sowieso schade zou hebben geleden. Vervolgens zou dan aan de orde komen of en in hoeverre die schade moet worden vergoed door VCS, gelet op haar algemene voorwaarden, waarvan de toepasselijkheid door [eisers] niet langer bestreden wordt.
Proceskosten
7.15.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VCS worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2,00 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.343,00
7.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

8.De beoordeling in de vrijwaringszaak

Vorderingen in de hoofdzaak
8.1.
VCS vordert in de eerste plaats veroordeling van VvAA tot betaling van al hetgeen waartoe VCS in de hoofdzaak is veroordeeld. Omdat VCS in de hoofdzaak niet is veroordeeld, zal haar vordering onder I in deze vrijwaringszaak worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering van VCS onder IV tot betaling van de proceskosten in de hoofdzaak.
Vergoeding van proceskosten en kosten voor rechtsbijstand
8.2.
VCS heeft naast de vrijwaring nog een afzonderlijke vordering ingesteld, te weten tot vergoeding van de kosten van verweer tegen de aanspraak van [eisers] in de hoofdzaak. Zij stelt dat deze kosten onder de polis van VvAA voor vergoeding in aanmerking komen.
8.3.
VvAA heeft op de zitting aangevoerd dat artikel 5.2 aanhef en sub e van de polisvoorwaarden dekking biedt voor proceskosten en de kosten van rechtsbijstand voor het voeren van verweer tegen een aanspraak tot schadevergoeding. Deze dekking geldt alleen als op verzoek van VvAA rechtsbijstand wordt verleend of VvAA vooraf met het verlenen van rechtsbijstand heeft ingestemd. Dat is in deze zaak niet het geval geweest, aldus VvAA.
8.4.
VCS heeft de onder 8.3 weergegeven stellingen van VvAA niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Dat heeft tot gevolg dat VCS geen aanspraak heeft op vergoeding van de betreffende kosten onder de polis van VvAA. De vorderingen onder II en III zullen daarom ook worden afgewezen.
Proceskosten
8.5.
VCS is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VvAA worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2,00 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.343,00
8.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

9.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak:
9.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
9.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 11.343,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
9.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
9.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 9.2 en 9.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak:
9.5.
wijst de vorderingen van VCS af,
9.6.
veroordeelt VCS in de proceskosten van € 11.343,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
9.7.
veroordeelt VCS tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
9.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 9.6 en 9.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.