Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 8 juni 2021 tot en met 11 augustus 2021 te Sittard, in elk geval in Nederland,
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 28 juni 2021 tot en met 4 augustus 2021 te Sittard, in elk geval in Nederland,
De formele voorvragen.
Bewijs
[slachtoffer 1]
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 3]
tewerkstellingbij [medeverdachte] onrechtmatig was en deze onrechtmatige toestand ruim vijf weken heeft geduurd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een wederrechtelijk verblijf. Daartoe acht de rechtbank van belang dat [slachtoffer 3] gedurende deze periode in dienst was bij [medeverdachte] in Valkenburg en ook betaald werd door dit bedrijf, zoals was vereist op grond van de GVVA. De voortduring van het verblijf van [slachtoffer 3] in Nederland is door de kortdurende tewerkstelling bij eenzelfde soort onderneming van (deels) dezelfde eigenaar, gedurende de sluiting van het restaurant in Valkenburg, niet serieus bedreigd. Integendeel, [slachtoffer 3] is later rechtmatig in Sittard gaan werken en werkt daar ten tijde van deze uitspraak nog steeds, zo heeft de rechtbank van verdachte ter zitting begrepen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de vergunningverlenende instanties in de wetenschap van de tijdelijke tewerkstelling bij [medeverdachte] kennelijk geen aanleiding hebben gezien om de verblijfstitel van [slachtoffer 3] in te trekken.
- Feit 1, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 1] , behoudens voor zover van het gepleegde misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
- Feit 2, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
- Feit 3 subsidiair, voor zover betrekking hebben op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De bewezenverklaring.
iemand, te weten [slachtoffer 1] ,
twee personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
twee personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
De strafbaarheid van het feit.
. De hier voorgestelde wijzigingen van artikel 197a hebben daardoor tot gevolg dat de artikelen 197b en 197c voortaan als een geprivilegieerd delict moeten worden beschouwd ten opzichte van artikel 197a[curs. rechtbank]
.” [1]
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
een taakstrafvoor de duur van
40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis; en
een gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren.