Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte 1] ,
De tenlastelegging.
.Subsidiair:
De formele voorvragen.
Bewijs
[betrokkene 1]
[betrokkene 2]
[betrokkene 3]
tewerkstellingbij verdachte onrechtmatig was en deze onrechtmatige toestand ruim vijf weken heeft geduurd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een wederrechtelijk verblijf. Daartoe acht de rechtbank van belang dat [betrokkene 3] gedurende deze periode in dienst was bij [verdachte 1] in Valkenburg en ook betaald werd door dit bedrijf, zoals was vereist op grond van de GVVA. De voortduring van het verblijf van [betrokkene 3] in Nederland is door de kortdurende tewerkstelling bij eenzelfde soort onderneming van (deels) dezelfde eigenaar, gedurende de sluiting van het restaurant in Valkenburg, niet serieus bedreigd. Integendeel, [betrokkene 3] is later rechtmatig in Sittard gaan werken en werkt daar ten tijde van deze uitspraak nog steeds, zo heeft de rechtbank van verdachte ter zitting begrepen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de vergunningverlenende instanties in de wetenschap van de tijdelijke tewerkstelling bij [verdachte 1] kennelijk geen aanleiding hebben gezien om de verblijfstitel van [betrokkene 3] in te trekken.
- Feit 1, voor zover betrekking hebbend op [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ;
- Feit 2 subsidiair, voor zover betrekking hebben op [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
De bewezenverklaring.
twee personen, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ,
.Subsidiair:
twee personen, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ,
De strafbaarheid van het feit.
. De hier voorgestelde wijzigingen van artikel 197a hebben daardoor tot gevolg dat de artikelen 197b en 197c voortaan als een geprivilegieerd delict moeten worden beschouwd ten opzichte van artikel 197a[curs. rechtbank]
.” [1]