ECLI:NL:RBOBR:2024:1845

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
01-176346-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen plegen van ontuchtige handelingen met de kleinzoon van de medeverdachte en bezit van kinderporno

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met de kleinzoon van zijn medeverdachte, terwijl deze onder de zorg van de medeverdachte was toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel niet fysiek aanwezig, een essentiële rol heeft gespeeld in de ontuchtige handelingen door zijn medeverdachte aan te moedigen en te instrueren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het verspreiden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno, waarbij hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de medeverdachte en de verplichting om zich te houden aan reclasseringstoezicht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.176346.23
Datum uitspraak: 1 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [1946] ,
momenteel gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2023, 17 januari 2024, 6 maart 2024 en 17 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 september 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 januari 2024 is aangepast (op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering), is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven –:
samen met een ander plegen van ontuchtige handelingen met de kleinzoon van zijn medeverdachte die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl die kleinzoon aan de zorg en waakzaamheid van zijn medeverdachte was toevertrouwd, in de periode van 1 juli 2021 tot en met 19 juni 2023 in Berkel en Rodenrijs en/of Helmond;
het verspreiden en/of verwerven en/of in bezit hebben van en/of zich de toegang verschaffen tot kinderporno in de periode van 16 januari 2018 tot en met 19 juli 2023 in Berkel en Rondenrijs en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Daartoe is ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde ontuchtige handelingen in het bijzonder gerekwireerd dat, hoewel er geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering in de zin van fysieke aanwezigheid van verdachte bij die ontuchtige handelingen, de bijdrage van verdachte naar haar oordeel van een dusdanig gewicht was, dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 ten laste gelegde ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, en verdachte bijgevolg als medepleger kan worden beschouwd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1] .
Gezien de bekennende proceshouding van verdachte en het standpunt van zijn raadsman volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde bij artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering en wel als volgt:
Feit 1 primair
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] van 17 juli 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 161-165;
  • een akte van geboorte van [slachtoffer] , pag. 581;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 10 juli 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 133, 135-138;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 7 augustus 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 293-294, incl. bijlage, pag. 302;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 20 september 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 419-430, en;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 7 november 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] , pag. 555-559, incl. bijlagen, pag. 566-576.
Medeplegen.
Hoewel de door de officier van justitie en de raadsman van verdachte gebezigde standpunten gelijkluidend zijn, in het bijzonder daar waar het gaat om de zienswijze dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, verdient die kwalificatie naar het oordeel van de rechtbank een zorgvuldig beargumenteerde overweging. Uit de in de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, de daarin vervatte redengevende feiten en omstandigheden én het verhandelde ter terechtzitting blijkt immers dat verdachte ten tijde van de ontuchtige handelingen daarbij nimmer in lijve aanwezig was. Ook heeft verdachte ten overstaan van de politie meermaals een ontkennende verklaring afgelegd ten aanzien van zijn rol als medepleger.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] (hierna: zijn medeverdachte). Daarvoor sluit de rechtbank aan bij de door de officier van justitie uiteengezette gang van zaken. De rechtbank stelt in dat verband allereerst vast dat tussen verdachte en zijn medeverdachte jarenlang sprake was van een vrijwillig aangegane meester-slaaf verhouding, die via chat- en skypecontacten gestalte kreeg. Verdachte gaf zijn medeverdachte als meester opdrachten om seksuele handelingen en/of handelingen met een seksuele strekking te plegen. In de chats wordt in dat kader ook gesproken over het oppassen van medeverdachte op het slachtoffer, waarbij het voorafgaand aan de oppasdata onder andere gaat over ontuchtige handelingen die medeverdachte wil gaan plegen en nadien over hoe verdachte en zijn medeverdachte de ontuchtige handelingen hebben ervaren. Voorts is de rechtbank gebleken dat verdachte doelbewust digitaal aanwezig was op én getuige was van de momenten dat sprake was van de ontuchtige handelingen met het slachtoffer, wat verdachte ten overstaan van de rechtbank heeft bekend. Daarnaast had verdachte niet alleen wetenschap van de door zijn medeverdachte gepleegde ontuchtige handelingen met het slachtoffer, maar moedigde hij hem – zoals hij ter zitting heeft bekend – ook aan daartoe over te gaan en deze voort te zetten. De ontuchtige handelingen gaven verdachte aanleiding tot trots op zijn medeverdachte en voldoening, hetgeen hij in de chats uitsprak naar medeverdachte. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn medeverdachte, met het oogmerk de pakkans tot een minimum te beperken, meermaals heeft gewaarschuwd de ontuchtige handelingen met het slachtoffer zodanig heimelijk te plegen dat niemand erachter zou komen. Ook waarschuwt verdachte zijn medeverdachte in de chatgesprekken niets te filmen om een ban te voorkomen, en laat hij weten dat hij om die reden live meekijkt. Het voorgaande biedt de rechtbank voldoende grond om te oordelen dat verdachte een essentiële en substantiële intellectuele bijdrage aan het strafbare feit heeft geleverd. Er was ook sprake van een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank acht dan ook bewezen het medeplegen van de onder feit 1 ten laste gelegde ontuchtige handelingen die zijn gepleegd met het slachtoffer.
Feit 2
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024;
  • een proces-verbaal beschrijving kinderpornografische afbeeldingen, van 24 augustus 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 322-331 incl. bijlagen, pag. 332-335, en;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 27 juli 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 236.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 primair:
in de periode van 01 juli 2021 tot en met 19 juni 2023 te Berkel en Rodenrijs en Helmond, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] , geboren op [2021] , te weten de kleinzoon van medeverdachte, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt telkens, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het (gedeeltelijk) ontkleden van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het tonen van de ontblote penis van voornoemde [slachtoffer] aan hem, verdachte, en/of
- het betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het in de mond nemen van de penis van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het tonen van medeverdachtes geslachtsdeel aan voornoemde [slachtoffer] en/of
- het aftrekken in bijzijn van voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl voornoemde [slachtoffer] aan de zorg van medeverdachte was toevertrouwd, immers was medeverdachte de oppas van voornoemde [slachtoffer] ;
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 16 januari 2018 tot en met 19 juli 2023, te Berkel en Rodenrijs, meermalen,
- afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s en/of
- gegevensdragers, te weten een MacBook Pro en/of een USB stick (merk: Sandisk cruzer micro 4 GB) en/of een Seagate Ultra Slim Portable drive en/of een of meer iPad(‘s) en/of een of meer HDD (merk: Western Digital en Seagate), bevattende afbeeldingen - te weten foto’s en/of video’s en/of films,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft
- verspreid en/of
- verworven en/of
- in bezit gehad en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding 12, 13 en 26 (p. 333, proces-verbaalnummer 77)
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding 9, 14 en 21 (p. 334, proces-verbaalnummer 77)
en/of
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(betreft afbeelding 11 (p. 335, proces-verbaalnummer 77)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) afbeelding 1, 4, 6, 15 en 25 (p. 335, proces-verbaalnummer 77) en afbeelding 4 (p. 236, proces-verbaalnummer 68)
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft afbeelding 23 en 29 (p. 335, proces-verbaalnummer 77)
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt.
De strafbaarheid van de feiten en van verdachte.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, te weten:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod met medeverdachte;
  • vermijden van kinderporno en meewerken aan controle van digitale gegevensdragers, en;
  • (verplichte) ambulante behandeling.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank primair verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die eindigt op de dag dat verdachte kan worden opgenomen in de beschermde woonvoorziening in Sittard, zijnde 6 mei 2024 en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel. Subsidiair is verzocht een groter deel van de geëiste straf voorwaardelijk op te leggen. De raadsman heeft in dat verband gesuggereerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hooguit 18 maanden op te leggen, waaraan een fors voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden wordt gekoppeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen een periode van bijna twee jaren als medepleger schuldig gemaakt aan het meermaals plegen van ontuchtige handelingen met de zeer jonge kleinzoon van zijn medeverdachte, terwijl de kleinzoon, op vaste oppasdagen, aan de zorg van zijn medeverdachte was toevertrouwd op. Verdachte was door middel van een tussen hen geïnitieerde Skype-verbinding digitaal getuige van die ontuchtige handelingen. Ook moedigde hij zijn medeverdachte meermaals aan ontuchtige handelingen bij het slachtoffer te plegen, deze handelingen onverminderd voort te zetten én de pakkans tot een minimum te beperken. Dit werd mede ingegeven door hun jarenlang durende meester-slaaf verhouding op het gebied van seksuele handelingen, die niet zelden extreme vormen aannam. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, waardigheid en de persoonlijke levenssfeer van het aan de zorg van zijn medeverdachte toevertrouwde slachtoffer. Ook heeft verdachte ten behoeve en ter bevrediging van zijn eigen, alsook van medeverdachtes (verwerpelijke) seksuele gevoelens, zijn medeverdachte woordelijk aangemoedigd ernstig misbruik te maken van zijn positie als opa.
De handelingen zijn gepleegd door een persoon die (de familie van) het slachtoffer bij uitstek had moeten kunnen vertrouwen en op een locatie waar het slachtoffer zich veilig had moeten voelen, en de rol die verdachte als medepleger daarin had is hem te verwijten.
Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij en de door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt onder meer dat de ontuchtige handelingen die zijn gepleegd met het slachtoffer tot (vrijwel) onherstelbaar leed hebben geleid en op hen een destructieve impact heeft gehad. Hoewel nog niet is vast te stellen wat de gevolgen voor (de ontwikkeling van) het slachtoffer zullen zijn en er op dit moment gelukkig geen aanwijzingen zijn dat het misbruik een trauma bij het slachtoffer heeft veroorzaakt, zal de tijd moeten leren hoe dat in de toekomst zal zijn. Op zijn minst hebben verdachte en zijn medeverdachte door hun handelswijze de familieverhoudingen van het slachtoffer en zijn gezin voorgoed kapot gemaakt. Een onbelemmerd contact tussen het slachtoffer en zijn gezin met zijn opa valt niet meer te verwachten.
Verdachte heeft in de periode van 16 januari 2018 tot en met 19 juli 2023 ook kinderpornografisch materiaal verspreid (aan zijn medeverdachte), verworven, in zijn bezit gehad en bekeken, zodanig dat hij er een gewoonte van heeft gemaakt. Verdachte had ruim 5500 foto’s en meer dan 240 video’s digitaal beschikbaar, die middels een door hem aangebrachte mappenstructuur gemakkelijk te benaderen waren en op een USB-stick, een externe HDD en twee andere gegevensdragers stonden opgeslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte indirect bijgedragen aan het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak (zeer jonge) kinderen door volwassenen aan vaak (zeer) verregaande seksuele handelingen worden onderworpen. Dergelijk seksueel misbruik kan – zoals algemeen bekend – leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Door het onder meer verspreiden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno wordt de kinderporno-industrie in stand gehouden. Verdachte draagt hierdoor mede de verantwoordelijkheid voor het leed dat aan de betreffende kinderen is toegebracht.
Blijkens de justitiële documentatie van verdachte is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, wat hem – zij het dat de gepleegde feiten zich uitstrekken over een lange periode– formeel
first offendermaakt.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank, in het bijzonder ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde, onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Zowel voor het maken van een gewoonte van het bezit van kinderporno als voor het verspreiden daarvan geldt een oriëntatiepunt van één jaar gevangenisstraf. De rechtbank heeft ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde ontuchtige handelingen rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de pro Justitiarapportage van 14 januari 2024. Daaruit volgt dat bij verdachte een stoornis wordt vastgesteld, te weten een andere gespecificeerde parafiele stoornis. Voorts is sprake van een narcistische dynamiek, een vermijdende coping, voyeurisme en seksueel sadisme. De onderzoeker adviseert, mede gelet op de lange duur van de tenlasteleggingen en de (laag/matige) kans op recidive, een ambulante behandeling in een forensische polikliniek. Dit om de kans op recidive verder te beperken. Binnen deze ambulante behandeling dient aandacht te zijn voor de risicofactoren die geleid hebben tot de tenlasteleggingen. Risicofactoren zoals zijn seksuele deviantie, seks als coping, zijn seksuele preoccupatie, zijn zelfregulatieproblematiek, de seksuele disfunctie in de vorm van erectieproblemen en zijn vermijdende coping, waarbij hij zijn toevlucht lijkt te zoeken naar verwennende activiteiten. Alert dient men te zijn op de narcistische dynamiek. In de behandeling kan tevens geïnventariseerd worden of bij verdachte sprake is van cognitieve vervormingen in de vorm van zogenaamde goedpraters.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies van 15 april 2024. Daaruit komt als conclusie onder meer naar voren dat het contact met zijn familie is verbroken. Met zijn ex- vrouw had verdachte regelmatig contact, zij regelde nog veel zaken voor hem. Zowel zij als haar dochter willen (in ieder geval voorlopig) geen contact meer. Zijn dochter regelt nog wel zijn praktische zaken. In het reclasseringsadvies van 11 januari 2024 stond dat was besloten betrokkene aan te melden bij verschillende begeleid wonen-instanties. Betrokkene is vervolgens bij verschillende instanties afgewezen. Uiteindelijk werd een plek gevonden bij de Vliet in Venray, een 24 uurs-woonvoorziening. Deze heeft echter een wachtlijst waarin maar weinig beweging lijkt te zitten. De reclassering heeft uiteindelijk De Schakel in Sittard, eveneens een 24 uurs- woonvoorziening, bereid gevonden verdachte een overbruggingsplek aan te bieden. Verdachte kán daar op 6 mei 2024 worden opgenomen.
Verdachte heeft zich ten overstaan van de rechtbank bereid en gemotiveerd verklaard zich onder meer te onderwerpen aan (verplichte) ambulante behandeling, zij het dat hij er naar eigen zeggen van overtuigd is dat hij zich nooit meer schuldig zal maken aan zeden-gerelateerde feiten.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank tevens recht gedaan aan zowel het verwijt dat verdachte in deze concrete zaak kan worden gemaakt alsmede aan de uit de door de deskundigen opgemaakte adviezen blijkende noodzaak en wenselijkheid tot (ambulante) behandeling én het initiëren van andersoortige recidivebeperkende factoren.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hiervoor genoemde duur logischerwijs met zich brengt dat de reeds geïnitieerde en ophanden zijnde opname in de beschermde woonvoorziening in Sittard voor nu wordt doorkruist. Maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur acht de rechtbank niet passend. In een later stadium van de strafexecutie kan wederom een poging worden gedaan om een plaatsing daar te realiseren.
Om het risico op herhaling te minimaliseren, zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank legt met het oog op recidivebeperking ook een contactverbod met medeverdachte op. Daarnaast dient verdachte kinderporno te vermijden en mee te werken aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een of meerdere door de reclassering afgelegde huisbezoeken.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend van € 25.000,00, bestaande uit immateriële schade. Ook wil de benadeelde partij dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten van € 996,00 conform het liquidatietarief. De benadeelde partij heeft verder gevorderd de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van de immateriële schade in zijn geheel toe te wijzen. Bijgevolg is verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de vordering tot vergoeding van de immateriële schade, gelet op rechterlijke uitspraken die in vergelijkbare zaken zijn gedaan, te matigen tot een bedrag van € 5000.00 én de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten primair op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden afgewezen. Subsidiair is verzocht de gevorderde proceskosten bij de vordering tot vergoeding van de immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat (de zogenoemde immateriële schade), de benadeelde op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer in het geval dat de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding.
Vervolgens is de vraag hoe hoog dit bedrag moet zijn. De rechtbank is met de raadsman van verdachte van oordeel dat het gevorderde bedrag, mede gelet op de jurisprudentie, te hoog is. Het gevorderde bedrag ziet de rechtbank terug in gevallen waar sprake was van ernstigere vormen van misbruik. De rechtbank zal daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruik maken en acht een vergoeding van € 5.000,00 passend en billijk voor de door benadeelde geleden schade als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode, zijnde 19 juni 2023, tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering van de benadeelde partij wordt deels toegewezen. Verdachte wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten, tot dit vonnis, aan de kant van de benadeelde partij worden aan de hand van het huidige liquidatietarief kantonzaken begroot op: (1 punt voor het opstellen van de vordering + 1 punt voor de aanwezigheid van de gemachtigd advocaat ter terechtzitting) 2 x € 339,00 = € 678,00. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Het hebben van een rechtsbijstandsverzekering staat niet in de weg aan toewijzing van een proceskostenvergoeding. De proceskosten ter hoogte van de proceskostenvergoeding moeten immers aan de rechtsbijstandsverzekering worden terugbetaald.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De benadeelde partij kan de onderdelen van haar vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (moeder, mede namens vader [slachtoffer] ).
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend van € 395,20, bestaande uit verplaatste materiële schade, te weten € 145,20 medische kosten psycholoog en € 250,00 eigen risico DAS rechtsbijstand. Ook wil de benadeelde partij dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten van € 150,00 conform het liquidatietarief. De benadeelde partij heeft verder gevorderd de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van de materiële / verplaatste schade in zijn geheel toe te wijzen. Daarbij is verzocht het totaal toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële / verplaatste schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten primair op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden afgewezen. Subsidiair is verzocht de gevorderde proceskosten bij de vordering tot vergoeding van de immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde] gevorderde materiële / verplaatste schadevergoeding, acht de rechtbank op grond van artikel 6:107, eerste lid, onder a BW toewijsbaar een bedrag van € 145,20, bestaande uit medische kosten voor de psycholoog. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de indieningsdatum van de vordering, zijnde 11 april 2024, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding van € 250,00, bestaande uit het eigen risico DAS rechtsbijstand afwijzen, omdat een grondslag voor de vergoeding van dit bedrag ontbreekt. Het is namelijk vaste jurisprudentie dat de kosten van het eigen risico voor de rechtsbijstandsverzekering die (mede) verband houden met het opstellen en indienen van de vordering van de benadeelde partij niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze zijn namelijk inbegrepen in een (eventuele) proceskostenveroordeling.
Aan de benadeelde partij wordt een schadevergoeding toegekend. Verdachte wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de kant van de benadeelde partij worden begroot aan de hand van het huidige liquidatietarief kantonzaken. De rechtbank kent één punt toe voor het opstellen van de vordering en geen punt voor de aanwezigheid van de gemachtigd advocaat ter terechtzitting. De gemachtigd advocaat, mr. B. Sommen, heeft namelijk namens beide benadeelde partijen opgetreden en is in dat verband slechts eenmaal ter terechtzitting aanwezig is geweest. Voor zijn aanwezigheid ter terechtzitting is al een punt toegekend bij de begroting van de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank komt dan ook tot een vergoeding van de proceskosten van een bedrag van € 40,00. Het hebben van een rechtsbijstandsverzekering staat niet in de weg aan toewijzing van een proceskostenvergoeding. De proceskosten ter hoogte van de proceskostenvergoeding moeten immers aan de rechtsbijstandsverzekering worden terugbetaald.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 240b, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:

Feit 1 primair

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

Feit 2

afbeeldingen en gegevensdragers, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, verwerven, in bezit hebben, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt voor de bewezenverklaarde feiten op de volgende straf:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
12 maanden voorwaardelijken een
proeftijdvan
3 jaren.
Voorwaarde is, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- verdachte meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering Maastricht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte verblijft, in afwachting van een plek bij de Vliet, in De Schakel in Sittard of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte zal gedurende de proeftijd geen contact opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met [medeverdachte 1] , geboren op [1954] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte laat zich behandelen door FPC De Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografische materialen en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle sterkt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
legt op de volgende
maatregelen:
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer], van een bedrag van 5.000,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] , van een bedrag van 145,20 euro (medische kosten psycholoog), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer], van een bedrag van 5.000,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat voor zover het bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op 678,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde] , van een bedrag van 145,20 euro (medische kosten psycholoog), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat voor zover het bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op 40,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
wijst de vordering voor het overige af;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 1 mei 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt verwezen naar de bewijsmiddelen die zich bevinden als bijlage in het einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, Team Kinderporno (OB), naam onderzoek: Borderline/OBRBD20030, afgesloten op 13 november 2023, in totaal 875 doorgenummerde bladzijden. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens op zakelijke wijze weergegeven.