ECLI:NL:RBOBR:2024:1837

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
01-096032-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige en bezit van kinderporno

Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met zijn kleinzoon, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl het slachtoffer aan zijn zorg was toevertrouwd, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het verspreiden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno, alsook voor het in bezit hebben van dierenporno. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De uitspraak volgt op een uitgebreid onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens meerdere zittingen, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte, de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft gewogen.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de impact op het slachtoffer en diens gezin, en de noodzaak om herhaling te voorkomen. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven, waarbij hij zijn positie als grootouder heeft misbruikt. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting om zich te houden aan reclasseringstoezicht. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer en diens ouders.

De rechtbank heeft benadrukt dat de gepleegde feiten niet alleen een schending van de wet zijn, maar ook een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en de vertrouwensrelatie binnen de familie. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd en dat de rechtbank de bescherming van kwetsbare slachtoffers vooropstelt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.096032.23
Datum uitspraak: 1 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [1954] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2023, 17 januari 2024 en 17 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 september 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 januari 2024 is aangepast (op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering), is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven –:
samen met een ander plegen van ontuchtige handelingen met zijn kleinzoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl die kleinzoon aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, in de periode van 1 juli 2021 tot en met 19 juni 2023 in Helmond;
het verspreiden en/of verwerven en/of in bezit hebben van en/of zich de toegang verschaffen tot kinderporno in de periode van 27 augustus 2015 tot en met 8 mei 2023 in Nederland en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
het bezit van dierenporno in de periode van 16 november 2019 tot en met 8 mei 2023 in Veldhoven en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
het plegen van ontuchtige handelingen met een hond in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Veldhoven en/of Helmond.
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd tot een integrale bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor de handelingen onder het eerste en tweede gedachtestreepje van feit 1 partieel moet worden vrijgesproken. In dat verband is – kort gezegd – aangevoerd dat die handelingen op zichzelf bezien geen gedragingen zijn die vallen onder de delictsomschrijving van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde pleegperiode niet bewezen kan worden verklaard. De pleegperiode is gebaseerd op de volledige periode waarbinnen verdachte op [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) heeft opgepast. Echter, verdachte heeft verklaard dat de verweten gedragingen niet vanaf dat moment plaatsvonden. Ook bieden de Skype-berichten geen aanknopingspunten voor deze pleegperiode. Volgens de raadsvrouw zijn er vanaf 19 februari 2022 Skype-berichten waaruit volgt dat het onder feit 1 ten laste gelegde kan hebben plaatsgevonden, zodat zij zich heeft gerefereerd met betrekking tot een pleegperiode vanaf 19 februari 2022.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Gezien de bekennende verklaring van verdachte en het standpunt van zijn raadsvrouw volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met uitzondering van een bewijsoverweging ten aanzien van het eerste en tweede gedachtestreepje van feit 1 en een bewijsoverweging en de bewijsmiddelen ten aanzien van de pleegperiode van feit 1. Deze bewijsmiddelen zijn opgenomen in een bewijsbijlage die als Bijlage II aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.
Feit 1 primair
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] van 17 juli 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 161-165;
  • een akte van geboorte van [slachtoffer] , pag. 581;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 133, 135-138;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 7 augustus 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 294, incl. bijlage, pag. 302;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 20 september 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 419-430, en;
  • een proces-verbaal van bevindingen, van 7 november 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] , pag. 555-559, incl. bijlagen, pag. 566-576.
Het eerste en tweede gedachtestreepje.
Onder feit 1, achter het eerste en tweede gedachtestreepje wordt verdachte verweten het (gedeeltelijk) ontkleden van zijn kleinzoon en het tonen van de ontblote penis van zijn kleinzoon aan zijn medeverdachte. Vast staat dat deze gedragingen door verdachte verricht. Verdachte verklaart dat ook zelf. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen – in dit geval– ontuchtig van aard zijn en zodoende vallen onder de delictsomschrijving van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Onder ontuchtige handelingen moet worden verstaan handelingen van seksuele aard in strijd met de in onze samenleving heersende sociaal-ethische opvattingen. In grenssituaties, dus bij handelingen die op twee manieren kunnen worden uitgelegd, zal de bedoeling van de verdachte de doorslag geven. De rechtbank is van oordeel dat uit de context waarbinnen de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring zonder meer (telkens) een seksuele bedoeling kan worden gedistilleerd. Het (gedeeltelijk) ontkleden van het slachtoffer en tonen van de ontblote penis van het slachtoffer aan [medeverdachte] , zijn een eerste stap geweest voor verdere ontuchtige handelingen met het slachtoffer. De rechtbank is dan ook de visie toegedaan dat het (gedeeltelijk) ontkleden van het slachtoffer (eerste gedachtestreepje) en het tonen van de ontblote penis van het slachtoffer aan [medeverdachte] op seksueel contact gerichte handelingen zijn, althans (gericht op) contact van seksuele aard, in strijd met de sociaal ethische norm, zodat deze als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
De ten laste gelegde periode.
De rechtbank stelt vast dat niet nauwkeurig kan worden vastgesteld op welke dagen precies alle ontuchtige handelingen met het slachtoffer hebben plaatsvonden en met name niet wanneer de ontuchtige handelingen voor het eerst plaatsvonden, maar met de officier van justitie is zij van oordeel dat de in het dossier vervatte door de ouders van het slachtoffer aangeleverde oppasdata, en de door verdachte gebezigde Skype-gesprekken, in samenhang bezien, solide grond bieden om aan te nemen dat de ontuchtige handelingen met het slachtoffer in ieder geval hebben plaatsgevonden binnen de periode van 1 juli 2021 tot en met 19 juni 2023. Verdachte paste in ieder geval vanaf juli 2021 op zijn jongste kleinkind (het slachtoffer). Het eerste gesprek dat naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op misbruik duidt is van 13 september 2021. Daar komt bij dat de door verdachte in dat verband afgelegde verklaring geen concrete aanknopingspunten biedt waaruit evident blijkt dat de ten laste gelegde periode moet worden ingekort. In dat licht bezien acht de rechtbank de ten laste gelegde (begin)periode, anders dan de raadsvrouw, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 26 oktober 2023, proces-verbaalnummer: 122, van 26 oktober 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 213-214;
  • een proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), proces-verbaalnummer: 109, van 21 september 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 436-446, incl. bijlage, pag. 448 – 452, en;
  • een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer: 111, van 28 september 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 542-545.
Feit 3
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024, en;
  • een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer: 111, van 28 september 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 542-546, incl. bijlagen, pag. 547-548.
Feit 4
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024;
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 4 september 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] . pag. 780, en;
  • een bijlage bij een proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pag. 767.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde en (ten aanzien van feit 1 gedeeltelijk) uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 primair:
in de periode van 01 juli 2021 tot en met 19 juni 2023 te Helmond, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, met zijn, verdachtes, kleinzoon, te weten [slachtoffer] geboren op [2021] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt telkens, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het (gedeeltelijk) ontkleden van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het tonen van de ontblote penis van voornoemde [slachtoffer] aan medeverdachte en/of
- het betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het in de mond nemen van de penis van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel aan voornoemde [slachtoffer] en/of
- het zichzelf aftrekken in bijzijn van voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl voornoemde [slachtoffer] aan de zorg van hem, verdachte, was toevertrouwd, immers was hij, verdachte, de oppas van voornoemde [slachtoffer] ;
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 27 augustus 2015 tot en met 08 mei 2023, te Veldhoven, meermalen,
- afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s en/of films en/of
- gegevensdragers, te weten een of meer HDD en/of een of meer EHDD en/of een of meer
computers en/of een tablet, bevattende afbeeldingen - te weten foto’s en/of video’s en/of
films,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft
- verspreid en/of
- verworven en/of
- in bezit gehad en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding ( [bestandsnaam 1] ) 02 – [bestandsnaam 2] en !! [bestandsnaam 3] – [bestandsnaam 4] – [bestandsnaam 5] (p. 449, proces verbaalnummer 109),
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding [bestandsnaam 6] en [bestandsnaam 7] en [bestandsnaam 8] (p. 450, proces-verbaalnummer 109),
en/of
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt aanraken van het geslachtsdeel van een dier,
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) afbeelding [bestandsnaam 9] en [bestandsnaam 10] en [bestandsnaam 11] (p. 452, proces-verbaalnummer 109),
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) [bestandsnaam 12] en [bestandsnaam 13] (p. 452, proces-verbaalnummer 109),
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt;
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 16 november 2019 tot en met 08 mei 2023 te Veldhoven, meermalen,
- afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films en/of
- gegevensdragers (te weten: een of meer (externe) HDD en/of een of meer computer(s)),
bevattende afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films,
van ontuchtige handelingen, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken,
in bezit heeft gehad,
welke ontuchtige handelingen - zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het door een dier oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een volwassen vrouw en/of man, althans een mens en/of
- het penetreren van een dier door een volwassen man en/of
- het betasten van de penis van een dier door een persoon en/of
- het betasten van de vagina van een volwassen vrouw door een dier,
(afbeeldingen zoals beschreven in proces-verbaalnummer 111, p. 542 – 548)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Veldhoven, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een dier (hond), te weten:
- het laten likken van zijn, verdachtes, penis door voornoemd dier.
De strafbaarheid van de feiten en van verdachte.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, te weten:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • (verplichte) ambulante behandeling;
  • vermijden van kinderporno en meewerken aan controle van digitale gegevensdragers;
  • een contactverbod met het slachtoffer en diens broer en ouders, en;
  • een locatieverbod voor de wijk Brandevoort in Helmond.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank, onder meer gelet op zijn proceshouding, de blanco documentatie, de reeds geïnitieerde en ophanden zijnde (ambulante) behandeling bij de Woenselse Poort en de reële dreiging zijn woning te verliezen, verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een langere duur dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte heeft zich bereid en gemotiveerd verklaard zich te houden aan bijzondere voorwaarden die worden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel, ook als dit inhoudt een contact- en locatieverbod met het (gezin van het) slachtoffer.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen een periode van bijna twee jaren schuldig gemaakt aan het meermaals plegen van ontuchtige handelingen met zijn zeer jonge kleinzoon, terwijl deze, op vaste oppasdagen, in het huis van verdachtes zoon en diens echtgenote, aan zijn zorg was toevertrouwd. Alsof dat nog niet erg genoeg was, was zijn medeverdachte door middel van een door hen geïnitieerde Skype-verbinding, digitaal getuige van die ontuchtige handelingen. Ook zette medeverdachte verdachte er meermaals toe aan ontuchtige handelingen bij het slachtoffer te plegen, deze handelingen onverminderd voort te zetten én de pakkans tot een minimum te beperken. Dit werd mede ingegeven door hun jarenlang durende meester-slaaf verhouding op het gebied van seksuele handelingen, die niet zelden extreme vormen aannam.
Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, waardigheid en de persoonlijke levenssfeer van de aan zijn zorg toevertrouwde kleinkind én heeft ten behoeve en ter bevrediging van zijn eigen, alsook van medeverdachtes (verwerpelijke) seksuele gevoelens en extreme voorkeuren, ernstig misbruik gemaakt van zijn positie als opa. Dat de handelingen gepleegd zijn door een persoon die (de familie van) het slachtoffer bij uitstek had moeten kunnen vertrouwen en op een locatie waar het slachtoffer zich veilig had moeten voelen, maakt het gedrag van verdachte extra verwijtbaar.
Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij en de door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt onder meer dat verdachte het gezin van het slachtoffer door zijn handelen (vrijwel) onherstelbaar leed heeft aangedaan en op hen een destructieve impact heeft gehad. De ouders van het slachtoffer dachten verdachte door en door te kennen en hem zonder twijfel en blindelings te kunnen vertrouwen met hun meest kostbare bezit. Onterecht, aldus de moeder van het slachtoffer.
Hoewel nog niet is vast te stellen wat de gevolgen voor (de ontwikkeling van) het slachtoffer zullen zijn en er op dit moment gelukkig geen aanwijzingen zijn dat het misbruik een trauma bij het slachtoffer heeft veroorzaakt, zal de tijd moeten leren hoe dat in de toekomst zal zijn. Op zijn minst heeft verdachte, samen met zijn medeverdachte, door zijn handelswijze de familieverhoudingen voorgoed kapot gemaakt. Een onbelemmerd contact tussen het slachtoffer en zijn opa en het gezin van het slachtoffer met verdachte valt niet meer te verwachten.
Verdachte heeft in de periode van 27 augustus 2015 tot en met 8 mei 2023 ook kinderpornografisch materiaal verspreid (aan zijn medeverdachte), verworven, in zijn bezit gehad en bekeken, zodanig dat hij er een gewoonte van heeft gemaakt. Verdachte had ruim 90.000 uiteenlopende afbeeldingen (foto’s en video’s) digitaal beschikbaar, die middels een door hem aangebrachte mappenstructuur gemakkelijk te benaderen waren en op meerdere gegevensdragers stonden opgeslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte indirect bijgedragen aan het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak (zeer jonge) kinderen door volwassenen aan vaak (zeer) verregaande seksuele handelingen worden onderworpen. Dergelijk seksueel misbruik kan – zoals algemeen bekend – leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Door het onder meer verspreiden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno wordt de kinderporno-industrie in stand gehouden. Verdachte draagt hierdoor mede de verantwoordelijkheid voor het leed dat aan de betreffende kinderen is toegebracht.
Dit laatste geldt eveneens voor het bezit van dierenpornografische afbeeldingen. Verdachte had ruim 260 uiteenlopende afbeeldingen in zijn bezit die voor hem benaderbaar waren en op vier gegevensdragers stonden opgeslagen. Door dierenpornografische afbeeldingen te verspreiden, heeft verdachte actief bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar dierenporno, waardoor dit misbruik van dieren in stand wordt gehouden en bevorderd.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan ontucht met de hond van zijn zoon. Met zijn handelen heeft verdachte de fysieke integriteit van de betreffende hond aangetast en voor onrust en walging gezorgd, in het bijzonder bij zijn zoon.
Blijkens de justitiële documentatie van verdachte is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, wat hem – zij het dat de gepleegde feiten zich uitstrekken over een lange periode – formeel
first offendermaakt.
Bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank, in het bijzonder ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde, onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Zowel voor het maken van een gewoonte van het bezit van kinderporno als voor het verspreiden daarvan geldt een oriëntatiepunt van één jaar gevangenisstraf. De rechtbank heeft ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering opgemaakte reclasseringsadvies van 29 maart 2024. Daaruit komt als conclusie naar voren dat verdachte openstaat voor behandeling om herhaling in de toekomst te voorkomen. In het kader van het schorsingstoezicht is verdachte aangemeld bij GGzE. Een intake voor de behandeling staat gepland. Zoals in de pro Justitiarapportage van 14 januari 2024 staat beschreven, is het belangrijk dat de behandeling zich zal richten op risicofactoren zoals seksuele deviantie, seksuele preoccupatie, zelfregulatieproblematiek, faalangst, seksuele disfunctie in de vorm van erectieproblemen en vermijdende coping. Tevens wordt in die rapportage beschreven dat in de behandeling geïnventariseerd kan worden of sprake is van cognitieve vervormingen in de vorm van zogenaamde goedpraters, of dat hij zich gemakkelijk laat manipuleren en in welke mate sprake is van obsessiviteit op het gebied van seksualiteit.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van voornoemde pro Justitiarapportage van 14 januari 2024. Daarin wordt gesteld dat sprake is van ‘een andere gespecificeerde parafiele stoornis’. Mede gelet op de lange pleegduur van de bewezen verklaarde feiten wordt een ambulante behandeling in een forensische polikliniek geadviseerd om de kans op recidive te beperken. Binnen deze ambulante behandeling dient aandacht te zijn voor de (voornoemde) risicofactoren die bij betrokkene hebben geleid tot de tenlasteleggingen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte het hem tenlastegelegde ter terechtzitting heeft bekend, er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer en diens gezin aangedane leed inziet en jegens hen oprecht een groot schuldbesef en berouw heeft getoond. Naar het zich laat aanzien is verdachte door het handelen definitief het contact met zijn zoon (vader van het slachtoffer), schoondochter en kleinkinderen verloren, hetgeen hem ter terechtzitting niet onberoerd liet. Verdachte heeft zich ten overstaan van de rechtbank bereid en gemotiveerd verklaard zich onder meer te onderwerpen aan (verplichte) ambulante behandeling om inzichten te vergaren in hoe het in zijn woorden ‘zover heeft kunnen komen.’
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank tevens recht gedaan aan zowel het verwijt dat verdachte in deze concrete zaak kan worden gemaakt alsmede de consequenties die een veroordeling, bovenop de gevolgen die hij door zijn handelen reeds heeft ondervonden, voor hem zullen hebben.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hiervoor genoemde duur logischerwijs met zich brengt dat de reeds geïnitieerde en ophanden zijnde ambulante behandeling voor nu wordt uitgesteld, zoals de verdediging heeft aangevoerd, maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur acht de rechtbank niet passend. In een later stadium van de strafexecutie kan ambulante behandeling alsnog worden opgestart.
Om het risico op herhaling te minimaliseren, zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank legt ook een contactverbod met medeverdachte en een contact- en locatieverbod op, zodat het slachtoffer en zijn gezin zich vrij en onbekommerd in hun woonomgeving kunnen bewegen, zonder onverhoeds met verdachte geconfronteerd te worden. Daarnaast dient verdachte kinderporno te vermijden en mee te werken aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een of meerdere door de reclassering afgelegde huisbezoeken.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend van € 25.000,00, bestaande uit immateriële schade. Ook wil de benadeelde partij dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en proceskosten van € 996,00 conform het liquidatietarief. De benadeelde partij heeft verder gevorderd de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van de immateriële schade in zijn geheel toe te wijzen. Bijgevolg is verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank, mede gelet op de grondslag van de vordering én gelet op de in vergelijkbare zaken toegewezen schadevergoedingsbedragen, verzocht de vordering tot vergoeding van de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 8.000,00. Daarbij is verzocht dit bedrag niet hoofdelijk op te leggen, maar het 50/50 te verdelen tussen verdachte en zijn medeverdachte, om te voorkomen dat zij (hierover) nog met elkaar in contact zullen moeten treden.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten op het standpunt gesteld dat deze moeten worden afgewezen wegens een gebrek aan onderbouwing, alsook het gegeven dat bij de vordering van de ouders van het slachtoffer ook de eigen bijdrage in verband met de rechtsbijstandverzekering wordt gevorderd.
Beoordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat (de zogenoemde immateriële schade), de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer in het geval dat de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding.
Vervolgens is de vraag hoe hoog dit bedrag moet zijn. De rechtbank is met de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat het gevorderde bedrag, mede gelet op de jurisprudentie, te hoog is. Het gevorderde bedrag ziet de rechtbank terug in gevallen waar sprake was van ernstigere vormen van misbruik. De rechtbank zal daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruik maken en acht een vergoeding van € 5.000,00 passend en billijk voor de door benadeelde geleden schade als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode, zijnde 19 juni 2023, tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering van de benadeelde partij wordt deels toegewezen. Verdachte wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten, tot dit vonnis, aan de kant van de benadeelde partij worden aan de hand van het huidige liquidatietarief kantonzaken begroot op: (1 punt voor het opstellen van de vordering + 1 punt voor de aanwezigheid van de gemachtigde advocaat ter terechtzitting) 2 x € 339,00 = € 678,00. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De benadeelde partij kan de onderdelen van haar vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade op grond van artikel 6:102, eerste lid, BW. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit wettelijk uitgangspunt af te wijken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (moeder, mede namens vader [slachtoffer] ).
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend van € 395,20, bestaande uit verplaatste materiële schade, te weten € 145,20 medische kosten psycholoog en € 250,00 eigen risico DAS rechtsbijstand. Ook wil de benadeelde partij dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en proceskosten van € 150,00 conform het liquidatietarief. De benadeelde partij heeft verder gevorderd de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van de materiële / verplaatste schade in zijn geheel toe te wijzen. Daarbij is verzocht het totaal toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde] gevorderde materiële / verplaatste schadevergoeding, acht de rechtbank op grond van artikel 6:107, eerste lid, onder a, BW toewijsbaar een bedrag van € 145,20, bestaande uit de medische kosten voor de psycholoog. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de indieningsdatum van de vordering, zijnde 11 april 2024, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding van € 250,00, bestaande uit het eigen risico DAS rechtsbijstand afwijzen, omdat een grondslag voor de vergoeding van dit bedrag ontbreekt. Het is namelijk vaste jurisprudentie dat de kosten van het eigen risico voor de rechtsbijstandsverzekering die (mede) verband houden met het opstellen en indienen van de vordering van de benadeelde partij niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze zijn namelijk inbegrepen in een (eventuele) proceskostenveroordeling.
Aan de benadeelde partij wordt een schadevergoeding toegekend. Verdachte wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de kant van de benadeelde partij worden begroot aan de hand van het huidige liquidatietarief kantonzaken. De rechtbank kent één punt toe voor het opstellen van de vordering en geen punt voor de aanwezigheid van de gemachtigd advocaat ter terechtzitting. De gemachtigd advocaat, mr. B. Sommen, heeft namelijk namens beide benadeelde partijen opgetreden en is in dat verband slechts eenmaal ter terechtzitting aanwezig is geweest. Voor zijn aanwezigheid ter terechtzitting is al een punt toegekend bij de begroting van de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank komt dan ook tot een vergoeding van de proceskosten van een bedrag van € 40,00.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade op grond van artikel 6:102, eerste lid, BW. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit wettelijk uitgangspunt af te wijken.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 240b, 247, 248, 254 en 254a van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven

Feit 1 primair

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;

Feit 2

afbeeldingen en gegevensdragers, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, verwerven, in bezit hebben, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 3

afbeeldingen en gegevensdragers, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 4

ontuchtige handelingen plegen met een dier;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt voor de bewezenverklaarde feiten op de volgende straf:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
10 maanden voorwaardelijken een
proeftijdvan
3 jaren.
Voorwaarde is, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuyperslaan 80, Eindhoven, tel. 088-0901140. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte laat zich behandelen door GGzE of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na de intake, welke reeds is gepland. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte zal gedurende de proeftijd geen contact opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [medeverdachte] , geboren op [1946] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte zal gedurende de proeftijd geen contact opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [slachtoffer] , geboren op [2021] , [persoon 1] , [persoon 2] , geboren op [1982] en [benadeelde] , geboren op [1984] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte zal zich gedurende de proeftijd niet bevinden in de wijk Brandevoort in Helmond, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografische materialen en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle sterkt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
legt op de volgende
maatregelen:
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 5.000,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] , van een bedrag van 145,20 euro (medische kosten psycholoog), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 5.000,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat voor zover het bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 678,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde] , van een bedrag van 145,20 euro (medische kosten psycholoog), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat voor zover het bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op 40,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
wijst de vordering voor het overige af;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 1 mei 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt verwezen naar de bewijsmiddelen die zich bevinden als bijlage in het einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, Team Kinderporno (OB), naam onderzoek: Borderline/OBRBD20030, afgesloten op 13 november 2023, in totaal 875 doorgenummerde bladzijden. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens op zakelijke wijze weergegeven.