ECLI:NL:RBOBR:2024:1835

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10849982
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na bedrijfsbeëindiging niet rechtsgeldig; Diefstal en overtreding van het geheimhoudingsbeding niet bewezen; Ernstige verwijtbaarheid werkgever; Toekenning billijke vergoeding en transitievergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Le Mage V.O.F. en haar vennoten. [verzoekster] was sinds 20 november 2007 in dienst bij Le Mage V.O.F. als Salon Manager. Op 25 oktober 2023 heeft Le Mage V.O.F. aangekondigd de onderneming te beëindigen en op 14 november 2023 heeft zij [verzoekster] op staande voet ontslagen wegens vermeende diefstal en schending van het geheimhoudingsbeding. [verzoekster] heeft het ontslag betwist en verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag niet rechtsgeldig is, alsook om betaling van achterstallig loon, vakantiegeld, een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de beschuldigingen van diefstal en dat de communicatie rondom het ontslag niet aan de vereisten van goed werkgeverschap voldeed. De kantonrechter heeft de werkgever ernstig verwijtbaar gedrag verweten, wat heeft geleid tot de toekenning van een billijke vergoeding van € 25.500,00, een transitievergoeding van € 12.366,64, en een gefixeerde schadevergoeding van € 10.519,65. Daarnaast is de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en vakantiegeld, met wettelijke rente.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de werkgever de salarisspecificaties en een eindafrekening aan [verzoekster] moet verstrekken, met een dwangsom voor het niet voldoen aan deze verplichtingen. Het verzoek van Le Mage V.O.F. en haar vennoten is afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10849982 EJ / VERZ 23-602
Beschikking van 26 april 2024
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het inleidend verzoek,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J. Jansen,
tegen:

1.Le Mage V.O.F.,

2. [gedaagde 2] ,vennoot van Le Mage V.O.F.,
3. Le Mage B.V.,vennoot van Le Mage V.O.F.,
gevestigd dan wel wonende te Sint Anthonis;
verweersters in het inleidend verzoek,
verzoeksters in het tegenverzoek,
verweerster/verzoekster sub 2 procederend in persoon, namens zichzelf en namens verweersters/verzoeksters sub 1 en 3.
Partijen zullen hierna “ [verzoekster] ” en “Le Mage c.s.” worden genoemd. Le Mage c.s. worden afzonderlijk genoemd “Le Mage VOF”, “ [gedaagde 2] ” en “Le Mage BV”.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 6, ter griffie ontvangen op 20 december 2023;
  • het schriftelijke verweer tevens houdende een tegenverzoek met bijlagen 1 tot en met 13, ter griffie ontvangen op 3 januari 2023;
  • de aanvulling/wijziging verzoek van de zijde van [verzoekster] , ter griffie ontvangen op 4 januari 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 januari 2024, waarbij de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaak 10817168 EJ / VRZ 23-552 van [A] (hierna: [A] ), collega van [verzoekster] , tegen Le Mage c.s., waarin vergelijkbare verzoeken zijn gedaan als in onderhavige zaak;
  • het wrakingsverzoek van Le Mage VOF van 16 januari 2024;de akte van berusting van de behandelend kantonrechter van 22 januari 2024;
  • de aanvulling/wijziging verzoek van de zijde van [verzoekster] met productie 7 en 8, ter griffie ontvangen op 20 maart 2024;
- het schriftelijke verweer van Le Mage VOF met een (aanvullend/gewijzigd) tegenverzoek met bijlagen 1 tot en met 13, waarbij tevens via WeTransfer vier opnames van beveiligingscamera’s zijn overgelegd, ter griffie ontvangen op 19 maart 2024.
1.2.
Gelet op de berusting in de wraking door de kantonrechter heeft op 29 maart 2024 opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op dat moment is de zaak wederom gelijktijdig behandeld met de zaak 10817168 EJ / VRZ 23-552 van [A] tegen Le Mage c.s. Zowel mr. J. Jansen als Le Mage c.s. hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de behandeling is besproken. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat op 19 april 2024 beschikking zal worden gegeven. Dit is vervolgens uitgesteld naar vandaag.

2.De feiten

2.1.
Le Mage VOF exploiteerde een kapsalon/schoonheidssalon en een webshop in haarverzorgingsproducten.
2.2.
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1987, is op 20 november 2007 bij Le Mage VOF in dienst getreden als Salon Manager. Laatstelijk was zij werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een basissalaris van € 2.148,62 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 2 - Duur van de overeenkomst
(…)
2. Partijen kunnen deze arbeidsovereenkomst schriftelijk opzeggen tegen het einde van de kalendermaand met inachtneming van de opzegtermijn zoals vastgelegd in de cao.
(…)
Artikel 6 - Salaris en vakantietoeslag
1. Het salaris bedraagt Salon manager zoals vermeld in collectieve arbeidsovereenkomst cao. Het salaris wordt telkens voor het einde van de loonbetalingsperiode uitbetaald.
(…)
Artikel 9 - Geheimhoudingsplicht
De werknemer is verplicht tot geheimhouding van alle gegevens over het bedrijf, de bedrijfsvoering en klanten van de werkgever waarvan zij weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat deze vertrouwelijk zijn. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst. Werknemer is tevens verplicht om documenten of andere gegevens die hij/zij heeft verkregen in het kader van zijn werkzaamheden na afloop van de arbeidsovereenkomst aan werkgever over te dragen.
(…)
Artikel 13 - Boetebeding
Werkgever behoudt zich het recht voor om bij overtreding of niet-nakoming door werknemer van het geheimhoudingsbeding en/of het concurrentiebeding en/of het relatiebeding, in afwijking van artikel 7:650 leden 3, 4 en 5 BW, zonder dat ingebrekestelling is vereist, aan werknemer voor iedere overtreding een onmiddellijk opeisbare boete van € 1.000 op te leggen, alsmede een aanvullende boete van € 50 voor elke dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door werkgever voortduurt, een gedeelte van een dag daaronder begrepen. Indien het loon van werknemer hoger is dan het minimum dagloon, komt de boete toe aan de werkgever.”
2.4.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Kappers (hierna: de cao) van toepassing.
2.5.
In artikel 2.4. van de cao is, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende opgenomen:
2.6.
Op 25 oktober 2023 heeft Le Mage VOF [verzoekster] en [A] bericht dat zij de onderneming beëindigt en zijn beiden vrijgesteld van werkzaamheden. Om tot een beëindiging van de dienstverbanden te komen heeft Le Mage VOF zowel [verzoekster] als [A] op 26 oktober 2023 twee versies van een vaststellingsovereenkomst (ten aanzien van [verzoekster] gedateerd op 12 juni 2023) voorgelegd. [verzoekster] en [A] hebben beide versies geweigerd te ondertekenen. In de eerste versie van de vaststellingsovereenkomsten is geen opzegtermijn opgenomen, vindt geen uitbetaling plaats van openstaande vakantiedagen en wordt afstand gedaan van het recht op een transitievergoeding. In de tweede versie is ten opzichte van de eerste versie toegevoegd dat Le Mage VOF een gerechtelijke procedure tegen de Estee Lauder Groep overweegt en dat als de vordering van Le Mage VOF mocht worden toegewezen Le Mage VOF alsnog zal zorgdragen voor de transitievergoeding.
2.7.
Op 14 november 2023 heeft Le Mage VOF [verzoekster] een aangetekende brief gestuurd. In deze brief staat het volgende:
“(…) Na onderzoek ben ik op 13 november 2023 er achter gekomen dat er goederen die mij toehoren ontvreemd zijn. Met deze brief bevestig ik u schriftelijk het ontslag aan u op staande voet. De redenen voor dit ontslag op staande voet zijn de volgende: Diefstal kapper scharen, geld, klantgegevens, Diploma, PMU benodigdheden.
Wij hebben u getracht te confronteert met de absolute onwenselijkheid van uw gedrag. Echter was u niet in de gelegenheid.
Gezien de redenen die wij hierboven hebben aangevoerd en uw reacties op onze mededelingen, is er op dit moment een situatie ontstaan die dusdanig ernstig is dat een verdere samenwerking met u per direct onmogelijk is geworden. Wij zijn daarom genoodzaakt om u op staande voet te ontslaan. Wij behouden ons nadrukkelijk het recht voor u in rechte te betrekken uit hoofde van schadeplichtigheid. (…)”
2.8.
[verzoekster] heeft geweigerd de aangetekende brief in ontvangst te nemen omdat zij Le Mage VOF te kennen had gegeven dat zij alle communicatie via haar gemachtigde wilde laten verlopen.
2.9.
Le Mage VOF heeft op 14 november 2023 ook [A] bericht dat zij haar op staande voet ontslaat, vanwege vergelijkbare verwijten van diefstal. Le Mage VOF heeft dit aan [A] mondeling medegedeeld tijdens een gesprek met de voormalig gemachtigde van [A] , mr. M. van de Ven, dat op diens kantoor plaatsvond. Diezelfde dag heeft Le Mage VOF het ontslag op staande voet middels een aangetekende brief aan [A] bevestigd. [A] heeft deze brief wel ontvangen.
2.10.
Op 22 november 2023 heeft [verzoekster] van Le Mage VOF een brief ontvangen met de volgende inhoud:
“(…) Naar aanleiding van mijn schrijven van vorige week 14 November j.l., waarin ik met onmiddellijk ingang ontslag heb verleend, breng ik het volgende onder de aandacht: Ik bied jou de gelegenheid om de ontvreemde/verduisterde eigendommen binnen veertien dagen terug te bezorgen bij mij (Le Mage).
Het betreft de volgende items:
- knip benodigdheden waaronder schaar(en)
- agenda
- PMU Diploma
- PMU benodigdheden
- gegevens van het klantenbestand
- inhoud kleingeld potjes
Indien deze goederen niet binnen veertien dagen na dagtekening worden geretourneerd, ben ik genoodzaakt aangifte te doen bij de politie wegens verduistering en/of diefstal. Ik hanteer 7 december 2023 als uiterste termijn voor het teruggeven van de genoemde zaken.”
2.11.
[verzoekster] heeft haar salaris over de periode oktober 2023 en tot en met 14 november 2023 niet uitbetaald gekregen. Daarnaast heeft nog geen eindafrekening plaatsgevonden.
2.12.
Naast deze procedure is [verzoekster] tegen Le Mage VOF een kort geding (bekend onder zaaknummer 10792125 CV EXPL 23-5181) gestart waarin betaling van achterstallig loon wordt gevorderd. [verzoekster] heeft dit kort geding echter vóór de mondelinge behandeling, die op 28 december 2023 gepland stond, ingetrokken.

3.De verzoeken en verweren

Het verzoek van [verzoekster]
3.1.1.
Na wijziging van haar verzoek, verzoekt [verzoekster] dat, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht wordt verklaard dat het ontslag op staande voet van 14 november 2023 niet rechtsgeldig is;
en Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV worden veroordeeld om binnen zeven dagen na de in dezen te geven beschikking tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen:
II. het achterstallige loon over oktober tot en met 14 november 2023 ter hoogte van € 3.403,41 bruto inclusief vakantiegeld, alsmede de wettelijke verhoging ter hoogte van € 1.701,71 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat Le Mage VOF met de betaling van de bedragen in verzuim is geraakt tot de dag der algehele voldoening;
III. het achterstallige vakantiegeld over de periode juni tot en met 14 november 2023 ter hoogte van € 945,39 bruto alsmede de opgebouwde verlofuren over 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat Le Mage VOF met de betaling van de bedragen in verzuim is geraakt tot de dag der algehele voldoening;
IV. een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 10.519,65 bruto inclusief vakantiegeld plus over 6,25 verlofdagen en daarbovenop eveneens 8% vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. een transitievergoeding ter hoogte van € 12.366,64 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. een billijke vergoeding ter hoogte van bruto-equivalent van € 27.846,12 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
en binnen voornoemde termijn te verstrekken:
VII. de salarisspecificaties over oktober en november 2023 waarin is opgenomen het salaris over deze maanden, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00;
VIII. een eindafrekening waarin is opgenomen het vakantiegeld, de afrekening verlofuren alsmede de transitievergoeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00;
IX. met veroordeling van Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV in de kosten van de procedure.
3.1.2.
[verzoekster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
Het ontslag op staande voet van 14 november 2023 is niet rechtsgeldig omdat geen sprake is van een geldige dringende reden én de reden van het ontslag niet onverwijld aan [verzoekster] is medegedeeld. Niettemin berust [verzoekster] in het ontslag op staande voet omdat de werkzaamheden niet kunnen worden hervat vanwege het beëindigen van de onderneming.
3.1.3.
Van een onverwijlde mededeling van de dringende reden is volgens [verzoekster] geen sprake. [verzoekster] is reeds op 25 oktober 2023 vrijgesteld van werkzaamheden. Vervolgens is geprobeerd om middels een vaststellingsovereenkomst (zonder enige vergoeding voor [verzoekster] ) het dienstverband te beëindigen. Toen dit niet lukte, heeft Le Mage VOF [verzoekster] kennelijk op 14 november 2023 op staande voet ontslagen. Pas door de brief van 22 november 2023 is [verzoekster] op de hoogte geraakt van dit ontslag op staande voet. Zij heeft de brief van 14 november 2023 nooit ontvangen. Le Mage VOF had de gegevens van de gemachtigde van [verzoekster] en had het ontslag op staande voet dus eerder via haar aan [verzoekster] kenbaar kunnen maken. Bovendien zijn de zaken die in de brief van 22 november 2023 worden genoemd al op 25 oktober 2023 met [verzoekster] besproken en toen was geen sprake van ontvreemding. Als al sprake zou zijn geweest van ontvreemding – hetgeen [verzoekster] uitdrukkelijk betwist – had Le Mage VOF dit toen al kenbaar moeten maken.
3.1.4.
[verzoekster] erkent dat zij haar persoonsgebonden PMU diploma (dat aan haar toebehoort) en de door Le Mage VOF genoemde agenda in haar bezit heeft. In deze agenda heeft zij haar gewerkte uren en verlofuren genoteerd. Zij heeft deze op 26 oktober 2023 meegenomen voor haar eigen administratie omdat zij het vertrouwen in Le Mage VOF was verloren. [verzoekster] betwist uitdrukkelijk kappersscharen en de inhoud van kleingeldpotjes te hebben ontvreemd. Zij heeft enkel op 26 augustus 2023 samen met [A] de inhoud van de fooienpot meegenomen. De inhoud van de fooienpot was en is bedoeld voor de werknemers en werd ook altijd tussen [verzoekster] en [A] verdeeld.
Van ontvreemding van klantgegevens is ook geen sprake. [verzoekster] en [A] hebben op 26 oktober 2023 slechts met medeweten én instemming van Le Mage VOF van een aantal klanten gegevens genoteerd zodat zij deze op de hoogte konden stellen van de bedrijfssluiting, hetgeen Le Mage VOF zelf nog niet had gedaan.
Het in bezit hebben van haar PMU-diploma en het meenemen van de agenda, de klantgegevens en de fooienpot leveren geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Gelet op de gang van zaken vermoedt [verzoekster] dat Le Mage VOF het ontslag op staande voet heeft gebruikt om onder haar financiële verplichtingen bij het beëindigen van het dienstverband uit te komen.
Verder heeft Le Mage VOF verzuimd het salaris van oktober tot en met 14 november 2023, het opgebouwde vakantiegeld en de opgebouwde verlofuren uit te betalen alsmede een eindafrekening op te maken.
3.1.5.
Aangezien sprake is van een niet rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet heeft [verzoekster] recht op een vergoeding voor onregelmatige opzegging. Gelet op de opzegtermijn van vier maanden komt deze vergoeding uit op een bedrag van € 10.519,65 bruto, te vermeerderen met, zo begrijpt de kantonrechter, het brutoloon dat correspondeert met de opgebouwde verlofuren over deze periode (6,25 uur) en de vakantietoeslag daarover.
3.1.6.
Tevens heeft zij recht op een transitievergoeding van € 12.366,64 bruto en een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW aangezien Le Mage VOF ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de arbeidsovereenkomst op te zeggen in strijd met artikel 7:671 BW. [verzoekster] acht een billijke vergoeding van € 27.846,12 bruto op zijn plaats gelet op de lengte van het dienstverband en de wijze waarop Le Mage VOF heeft geprobeerd om het dienstverband te beëindigen zonder aan haar verplichtingen als werkgever te voldoen.
Het verweer en tegenverzoek van Le Mage c.s.
3.2.1.
Formeel gezien heeft Le Mage VOF haar schriftelijke verweer van januari 2024 enkel ingediend in het door [verzoekster] geëntameerde (en weer ingetrokken) kort geding betreffende de loonvordering. Le Mage VOF heeft ter zitting van 5 januari 2024 echter aangegeven de bedoeling te hebben gehad het verweer én het tegenverzoek ook in te dienen in deze procedure. Dit schriftelijke verweer en het tegenverzoek worden daarom geacht ook in de onderhavige procedure te zijn ingediend. Le Mage VOF heeft dit schriftelijk verweer en het tegenverzoek overigens aangevuld met het schriftelijke verweer en het tegenverzoek dat de rechtbank op 19 maart 2024 van haar heeft ontvangen.
3.2.2.
Le Mage c.s. heeft het volgende aan haar verweer ten grondslag gelegd.
[verzoekster] is terecht op staande voet ontslagen omdat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door diefstal te plegen. Dit blijkt uit de camerabeelden die door Le Mage VOF zijn overgelegd. Door deze handelwijze is [verzoekster] het vertrouwen van Le Mage VOF onwaardig geworden. Le Mage VOF heeft [verzoekster] verzocht de door haar uit het bedrijf meegenomen goederen terug te brengen maar aan dit verzoek heeft zij niet voldaan.
3.2.3.
Het gaat om diefstal van twee kappersscharen, die door Le Mage VOF aan [verzoekster] ter beschikking zijn gesteld. Tevens heeft zij, samen met [A] , de inhoud van de kleingeldpot uit het bedrijf meegenomen alsmede klantgegevens. Voorts hebben [verzoekster] en [A] deze klantgegevens gebruikt om buiten het bedrijf om klanten in kennis te stellen van de bedrijfsbeëindiging. [verzoekster] heeft hiermee artikel 9 van de arbeidsovereenkomst geschonden hetgeen een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De handelwijze van [verzoekster] is schadelijk voor de reputatie van Le Mage VOF en heeft grote financiële consequenties voor het bedrijf. Het heeft directe impact gehad op de mogelijkheden van bedrijfsvoortzetting en/of om het bedrijfspand te verhuren.
3.2.4.
Aangezien op voorgaande gronden het ontslag op staande voet terecht is gegeven, dienen de verzoeken van [verzoekster] (deels) te worden afgewezen. Le Mage VOF erkent wel dat [verzoekster] nog recht heeft op uitbetaling van het loon over de periode oktober 2023 tot en met het ontslag op staande voet op 14 november 2023.
3.3.1.
Le Mage c.s. heeft aan haar verweer het volgende tegenverzoek verbonden. Zij verzoekt de kantonrechter [verzoekster] te veroordelen:
aan haar te betalen een bedrag van € 12.766,35 aan gefixeerde schadevergoeding en verbeurde boetes voor overtreding van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst tot en met 15 maart 2024, met het verzoek de hoogte van het bedrag aan boetes te actualiseren tot de datum van de uitspraak;
de ontvreemde goederen terug te brengen naar Le Mage VOF;
met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.
3.3.2.
Le Mage c.s. heeft het volgende aan haar tegenverzoeken ten grondslag gelegd. Aangezien Le Mage VOF [verzoekster] terecht op staande voet heeft ontslagen maakt zij aanspraak op een vergoeding die gelijk is aan het (bruto) loon dat [verzoekster] zou hebben ontvangen over de geldende opzegtermijn. Gelet op de opzegtermijn van drie maanden betreft dit een bedrag van € 8.595,28‬.
3.3.3.
Door onrechtmatig klantgegevens uit het bedrijf mee te nemen en de betreffende klanten actief te benaderen zonder toestemming van Le Mage VOF heeft [verzoekster] artikel 9 van de arbeidsovereenkomst geschonden. In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat bij iedere overtreding van artikel 9 [verzoekster] een bedrag van € 1.000,00 aan Le Mage VOF verschuldigd is en tevens een boete van € 50,00 voor elke dag dat de overtreding voortduurt na mededeling van de ontdekking daarvan door de werkgever. Aangezien sinds 14 november 2023 tot en met 15 maart 2023 122 dagen zijn verstreken en de ontvreemde goederen niet zijn teruggebracht, is [verzoekster] Le Mage VOF in totaal een bedrag van € 7.150,00 aan verbeurde boetes verschuldigd.
3.3.4.
Met verrekening van het nog verschuldigde salaris over de periode oktober 2023 tot en met 14 november 2023 komt het tegenverzoek van Le Mage c.s. uit op een bedrag van € 12.766,35.
3.4.
[verzoekster] heeft verweer gevoerd tegen het tegenverzoek. Haar verweer volgt uit hetgeen zij aan haar inleidend verzoek ten grondslag heeft gelegd.
3.5.
Op de argumenten zal voor zover nodig in het navolgende worden ingegaan.

4.De beoordeling

De verzoeken van [verzoekster]
4.1.
Allereerst stelt [verzoekster] dat zij de ontslagbrief van 14 november 2023 niet heeft ontvangen. Op grond van artikel 3:37 lid 3 BW heeft een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring pas werking als die verklaring de persoon heeft bereikt. Maar een verklaring die hem tot wie zij was gericht niet of niet tijdig heeft bereikt, heeft toch werking als dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling. In dit geval is het niet ontvangen van de ontslagbrief het gevolg van een eigen handeling van [verzoekster] ; zij heeft de aangetekende brief immers geweigerd althans niet afgehaald. Dat zij de brief geweigerd althans niet afgehaald heeft omdat zij Le Mage VOF eerder heeft laten weten dat zij alle correspondentie via haar advocaat wilde laten verlopen, is een omstandigheid die voor haar rekening komt. Dit maakt dat de ontslagbrief van 14 november 2023, ondanks dat deze [verzoekster] niet heeft bereikt, wel degelijk werking heeft gekregen.
4.2.
[verzoekster] heeft, hoewel zij de door Le Mage VOF aan het ontslag op staande voet van 14 november 2023 ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden betwist en ook betwist dat die feiten en omstandigheden een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren, berust in het ontslag op staande voet zodat in ieder geval per die datum een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst.
4.3.
Gelet op de door [verzoekster] verzochte vergoedingen is van belang om te beoordelen of sprake was van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Le Mage VOF heeft [verzoekster] op 14 november 2023 bij aangetekende brief op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is aangegeven dat goederen die Le Mage VOF toebehoren zijn ontvreemd. Daarbij gaat het om:
  • Kapper scharen
  • Geld
  • Klantgegevens
  • Diploma
  • PMU benodigdheden.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de in de brief aan [verzoekster] genoemde verwijten met betrekking tot de PMU benodigdheden en het diploma tijdens de mondelinge behandeling van 5 januari 2024 zijn ingetrokken. Verder stelt de kantonrechter voorop dat de (overige) in de brieven genoemde gronden het ontslag fixeren. Dat betekent dat alleen de in die brief genoemde gronden moeten worden beoordeeld en dat die gronden niet later alsnog aangevuld kunnen worden.
4.5.
Met de in de brieven niet nader geconcretiseerde opsomming is het voor [verzoekster] (en de kantonrechter) niet duidelijk wat haar precies wordt verweten
(welke en hoeveel kappersscharen, welk geld en hoeveel, welke klantgegevens en wanneer zou sprake zijn geweest van ontvreemding/diefstal?)en waar zij zich tegen moeten verweren. Omdat een ontslag op staande voet een laatste redmiddel is en grote (financiële) consequenties heeft voor de werknemer mag, mede in het licht van goed werkgeverschap, van de werkgever worden verwacht dat hij/zij concreet aangeeft welke verwijten de werknemer worden gemaakt zodat het de werknemer duidelijk is wat hem/haar wordt verweten en de werknemer zich daar adequaat tegen kan verweren. Bovendien brengt het beginsel van hoor en wederhoor in combinatie met het beginsel van goed werkgeverschap met zich dat de werknemer in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn visie te geven op de verwijten in het kader van het voorgenomen ontslag. Dat alles heeft de werkgever in dit geval nagelaten. De door Le Mage VOF genoemde camerabeelden zijn niet aan [verzoekster] verstrekt, ook niet nadat daar om gevraagd is. Op basis van de niet geconcretiseerde opsomming van de verwijten (die overigens ook afwijkt van, althans niet volledig overeenkomt met, de in de brief van 22 november 2023 aan [verzoekster] genoemde en evenmin nader geconcretiseerde zaken waarvan retournering wegens ontvreemding/verduistering wordt verzocht) kan niet geconcludeerd worden dat sprake was van een dringende reden. Daarmee komt de kantonrechter aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de dringende reden niet toe en behoeft de gestelde afwezigheid van onverwijldheid van het ontslag op staande voet ook geen beoordeling meer.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake was van een dringende reden en dat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 en 7:672 BW. Gelet hierop is de verzochte verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, toewijsbaar. Bovendien heeft de werkgever hiermee ernstig verwijtbaar gehandeld en kan de werknemer aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Deze vergoedingen worden hierna afzonderlijk beoordeeld.
Gefixeerde schadevergoeding
4.7.
Aangezien [verzoekster] berust in het ontslag op staande voet maar niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een dringende reden, heeft [verzoekster] recht op een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW.
4.8.
Op grond van voornoemd artikel is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
4.9.
In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is bepaald dat de Cao Kappers van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. In artikel 2.2 van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is bepaald dat ieder van partijen de arbeidsovereenkomst kan opzeggen tegen het einde van de kalendermaand met inachtneming van de opzegtermijn zoals vastgelegd in de cao. In artikel 7:672 lid 2 sub d BW in combinatie met lid 1 is bepaald dat de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn vier maanden bedraagt en dat tegen het einde van de maand dient te worden opgezegd. Op grond van lid 7 van dit artikel kan deze termijn worden verkort bij (onder meer) collectieve arbeidsovereenkomst of schriftelijk worden verlengd. Partijen hebben niets gesteld over de in de cao bepaalde opzegtermijnen maar omdat de cao algemeen verbindend is verklaard en daarmee heeft te gelden als recht in de zin van artikel 79 wet RO, moet de kantonrechter de regels van de cao ambtshalve toepassen. Uit artikel 2.4. sub d van de cao volgt dat de opzegtermijn voor de werkgever - evenals overigens de wettelijke termijn - vier maanden bedraagt.
4.10.
Gelet hierop is de door de [verzoekster] verzochte gefixeerde schadevergoeding van € 10.519,65 te vermeerderen met het brutoloon dat overeenkomt met de 6,25 verlofdagen en de daarover verschuldigde vakantietoeslag toewijsbaar. Ingevolge artikel 7:686a lid 1 BW is Le Mage VOF over dit bedrag de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zijnde 14 november 2023.
Transitievergoeding
4.11.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. De in beginsel door de werkgever verschuldigde transitievergoeding is echter niet verschuldigd indien het eindigen of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). Hiervoor geldt een hoge drempel. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. De kantonrechter dient deze wettelijke bepaling terughoudend toe te passen.
4.12.
Naar de kantonrechter begrijpt stelt Le Mage VOF zich op het standpunt dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de diefstal van de agenda, kappersscharen, klantgegevens en de inhoud van de kleingeldpot. De kantonrechter volgt Le Mage VOF hierin niet. Zij is van oordeel dat niet is gebleken van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.13.
Vaststaat dat [verzoekster] op 26 oktober 2023 de agenda van Le Mage VOF, waarin zij de door haar gewerkte uren en verlofuren diende te noteren, heeft meegenomen en tot op heden niet aan Le Mage VOF heeft teruggegeven. Hoewel [verzoekster] ten behoeve van haar eigen administratie ook kopieën van de agenda had kunnen maken in plaats van deze mee naar huis te nemen en in ieder geval van haar mocht worden verwacht dat zij na het overnemen van de gewerkte uren en verlofdagen, de agenda weer had teruggebracht naar Le Mage VOF, is de kantonrechter van oordeel dat het enkel ten behoeve van de urenregistratie in het bezit hebben van deze agenda niet kan worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen als bedoeld in voormeld artikel. Anders gezegd, het meenemen van de agenda en niet terugbrengen daarvan is wellicht verwijtbaar, maar in het licht van de gegeven omstandigheden zeker niet ernstig verwijtbaar.
4.14.
Met betrekking tot de vermeende diefstal van de kappersscharen geldt dat Le Mage VOF tijdens de eerste mondelinge behandeling aanvankelijk heeft aangegeven dat het ging om drie scharen en later om twee scharen. [verzoekster] heeft dit uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist en Le Mage VOF heeft haar stelling niet nader onderbouwd. Op de door Le Mage VOF overgelegde camerabeelden is ook niet te zien dat door [verzoekster] enige kappersschaar wordt weggenomen. Daarom kan niet uitgegaan worden van diefstal van kappersscharen door [verzoekster] .
4.15.
Ten aanzien van de meegenomen klantgegevens overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de stellingen van [verzoekster] blijkt dat zij op 26 oktober 2023, samen met [A] , de namen en telefoonnummers van 18 klanten heeft overgenomen uit het klantenbestand van Le Mage VOF. De lijst met de overgenomen klantgegevens hebben zij meegenomen teneinde de betreffende klanten te kunnen bellen om ze te informeren over de bedrijfssluiting. Voldoende is gebleken dat Le Mage VOF [verzoekster] en [A] toestemming heeft gegeven om een aantal klanten te bellen om hen te informeren over de bedrijfssluiting. Le Mage VOF heeft dit ter zitting van 5 januari 2024 immers erkend. Daar komt bij dat Le Mage VOF haar klanten niet zelf in kennis heeft gesteld van de bedrijfssluiting en zodoende klanten aan een gesloten deur stonden.
Het enkele feit dat [verzoekster] en [A] vervolgens hebben besloten de betreffende klanten niet in het bedrijfspand maar thuis te bellen (en dus het lijstje met de klantgegevens hebben meegenomen) acht de kantonrechter in deze context geenszins verwijtbaar, laat staan ernstig verwijtbaar. Daarbij is van belang dat niet gesteld of gebleken is dat deze klantgegevens door [verzoekster] voor een ander doel zijn gebruikt dan om de betreffende klanten te informeren dat de kapsalon haar werkzaamheden heeft beëindigd.
4.16.1.
Tot slot resteert de vermeende diefstal van de inhoud van de kleingeldpot. Volgens Le Mage VOF bevatte de kleingeldpot overtollig kleingeld uit de kassa. Daarnaast vulde [gedaagde 2] de pot zo nu en dan uit eigen portemonnee aan om als het nodig was een boodschap te kunnen doen, zonder hiervoor de kassa te hoeven openen, aldus Le Mage VOF. Ter onderbouwing van haar stelling wijst zij naar de door haar overgelegde screenshots van de beveiligingscamera’s waarop te zien is dat [verzoekster] met twee potten in haar hand wegloopt.
[verzoekster] heeft dit uitdrukkelijk weersproken. Zij heeft het bestaan van een kleingeldpot betwist en stelt dat zij en [A] op 26 oktober 2023 enkel de inhoud van de fooienpot(ten) hebben meegenomen en dat zij deze vervolgens onder elkaar hebben verdeeld, zoals te doen gebruikelijk was. Ter zitting van 5 januari 2024 hebben [verzoekster] en [A] toegelicht dat de fooienpot bestond uit twee potten; één grote weckpot en een kleine pot. Om niet steeds de grote weckpot te hoeven openen deden klanten het geld in de kleine pot, die vervolgens met enige regelmaat werd geleegd in de grote weckpot.
4.16.2.
Vooropgesteld wordt dat de bewijslast, dat het gaat om de inhoud van een kleingeldpot die aan Le Mage VOF toebehoort, op Le Mage VOF rust. Aan de hand van de door Le Mage VOF overgelegde camerabeelden (en de screenshots daarvan) kan niet worden vastgesteld of het gaat om een fooienpot dan wel een kleingeldpot. Dit betekent dat de kantonrechter haar oordeel zal moeten vormen op basis van de door partijen gegeven verklaringen. De verklaringen van beide partijen afwegende acht de kantonrechter de door Le Mage VOF gegeven uitleg over de reden van het aanwenden van kleingeldpot niet geloofwaardig. Le Mage VOF heeft geen onderbouwing gegeven waarom en hoe sprake zou zijn van “overtollig geld uit de kassa” en waarom geld uit haar eigen portemonnee in het potje moest om de kassa niet te hoeven openen voor kleine boodschappen. Verder acht de kantonrechter niet geloofwaardig dat voor zover sprake zou zijn van een kleingeldpot, Le Mage VOF pas tweeënhalve week nadat [verzoekster] en [A] voor het laatst in het bedrijf zijn geweest, ontdekt zou hebben dat de inhoud van de pot was verdwenen.
Dit betekent dat het er voor dient te worden gehouden dat [verzoekster] en [A] op 26 oktober 2023 enkel de inhoud van de fooienpot(ten) hebben meegenomen. Met betrekking tot fooi geldt dat de Hoge Raad reeds in 1993 (vgl. HR 8 oktober 1993, NJ 1994, 188) heeft geoordeeld dat werknemers deze fooi zelf mogen houden, indien de gegeven fooi voor hen is bestemd. Nu Le Mage VOF niet heeft betwist dat de door de klanten gegeven fooi voor [verzoekster] en/of [A] bestemd was en zij degenen waren die de klanten knipten, gaat de kantonrechter er vanuit dat [verzoekster] en [A] recht hadden op de inhoud van de fooienpot(ten). Om die reden wordt ook voorbij gegaan aan de stelling van Le Mage VOF dat de fooienpot verdeeld had moeten worden onder alle werknemers, zo ook onder, [B] , de zoon van [gedaagde 2] , die ook in het bedrijf werkzaam was maar niet als kapper. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [verzoekster] geld dat aan Le Mage VOF toebehoort heeft weggenomen, zodat van ernstig verwijtbaar handelen geen sprake kan zijn.
4.17.
Nu geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoekster] is Le Mage VOF de transitievergoeding dan ook verschuldigd. Aangezien Le Mage VOF de hoogte van de door [verzoekster] verzochte transitievergoeding niet heeft betwist en evenmin heeft betwist dat [verzoekster] reeds vanaf november 20 november 2007 voor Le Mage VOF werkzaam was, zal de transitievergoeding worden toegewezen zoals verzocht.
Gelet op artikel 7:686a lid 1 BW zal de wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zijnde 15 december 2023.
Billijke vergoeding
4.18.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen als de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is ook in het kader van artikel 7:681 lid 1 sub a BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht omdat een dringende reden ontbreekt, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt, komt het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
4.19.
Vervolgens is de vraag hoe hoog deze vergoeding in dit geval moet zijn.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de hoogte van de billijke vergoeding vooral bepaald wordt door de mate van het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarbij gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor dit ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De billijke vergoeding is in hoofdzaak aan te merken als een schadevergoeding maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat de werkgever ervoor kiest om een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voor haar voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan. Daarmee heeft de billijke vergoeding dus ook een preventief karakter, los van de vraag of de werknemer schade heeft geleden.
De kantonrechter zal de hoogte van de vergoeding bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de omstandigheden van het geval. De kantonrechter houdt in deze zaak rekening met de volgende omstandigheden.
1) Zeer ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF4.20. [verzoekster] is 16 jaar in dienst geweest van Le Mage VOF. Le Mage VOF heeft [verzoekster] en [A] op 25 oktober 2023 medegedeeld dat het bedrijf per direct werd beëindigd. Op 26 oktober 2023 heeft zij [verzoekster] en [A] een vaststellingsovereenkomst aangeboden die gedateerd was op 12 juni 2023, waarin geen opzegtermijn was verdisconteerd, opgebouwde vakantiedagen niet zouden worden uitbetaald en afstand werd gedaan van de transitievergoeding. Toen [verzoekster] en [A] daar niet mee instemden heeft Le Mage VOF een tweede vaststellingsovereenkomst aangeboden waaraan was toegevoegd dat de transitievergoeding zou worden uitbetaald als Le Mage VOF de eventueel aanhangig te maken procedure tegen Estee Lauder zou winnen.
4.21.
Nadat geen overeenstemming werd bereikt over de vaststellingsovereenkomst heeft Le Mage VOF [verzoekster] en [A] op staande voet ontslagen. [verzoekster] is enkel per aangetekende brief bericht dat zij op staande voet is ontslagen en is hierover niet gehoord.
Ook heeft Le Mage VOF de in deze procedure overgelegde (screenshots van de) camerabeelden waarop zij haar verwijten van diefstal baseert niet eerder aan [verzoekster] verstrekt. Voorts heeft Le Mage VOF pas op 5 januari 2024 (de dag van de eerste mondelinge behandeling) aangifte gedaan van diefstal, waarvan zij overigens geen bewijsstukken heeft overgelegd. Daar komt bij dat Le Mage VOF het loon over oktober 2023 tot 14 november 2023 niet heeft uitbetaald.
4.22.
De kantonrechter heeft gelet op deze gang van zaken de stellige indruk dat Le Mage VOF, nadat [verzoekster] niet akkoord is gegaan met de vaststellingsovereenkomsten, het gegeven ontslag op staande voet louter en alleen heeft aangegrepen in een poging om (alsnog) op een goedkope manier van [verzoekster] en [A] “af te komen”. In dat verband is tekenend dat de in de ontslagbrief genoemde gronden buitengewoon vaag zijn en dat Le Mage VOF [verzoekster] aanvankelijk (zelfs) heeft beticht van vervreemding/verduistering van het PMU diploma dat zij ( [verzoekster] ) behaald had en van de PMU benodigdheden die aan [verzoekster] toebehoorden. De kantonrechter acht deze gang van zaken zeer ernstig verwijtbaar. Dat, zoals Le Mage VOF stelt, de inhoud van de vaststellingsovereenkomst door een derde partij is opgesteld om een persoonlijk faillissement van vennoot [gedaagde 2] te voorkomen en dat Le Mage VOF openstond voor overleg over de vaststellingsovereenkomst kan daar niet aan afdoen. Le Mage VOF heeft tijdens de eerste noch tijdens de tweede mondelinge behandeling blijk gegeven van enig inlevingsvermogen ten aanzien van de situatie van [verzoekster] en [A] .
2) Het inkomen dat [verzoekster] zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd4.23. Van belang is of Le Mage VOF de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze zou hebben kunnen beëindigen en op welke termijn dit dan had kunnen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd. Le Mage VOF heeft aangegeven dat zij haar bedrijf op 26 oktober 2023 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd. [verzoekster] heeft niet betwist dat de kapsalon vanaf dat moment gesloten is en de werkzaamheden toen zijn gestopt. De kantonrechter acht aannemelijk dat Le Mage VOF - als zij een ontslagvergunning bij het UWV had aangevraagd wegens de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming - na het verkrijgen van een ontslagvergunning en met inachtneming van de (resterende) opzegtermijn de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] uiterlijk per 1 juni 2024 had kunnen opzeggen. In dat geval zou [verzoekster] nog tot 1 juni 2024 (dat wil zeggen gedurende 6,5 maand na het ontslag op 14 november 2023) aanspraak hebben kunnen maken op loondoorbetaling en zou Le Mage VOF berekend tot aan die datum een transitievergoeding zijn verschuldigd. Het loon inclusief vakantietoeslag over 6,5 maand bedraagt (6,5 x € 2.148,62 + 8 % vakantietoeslag van € 1.117,28 =) € 15.083,31 bruto. Dit betreft schade die [verzoekster] heeft geleden door het ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF.
3)
Inkomsten uit ander werk
4.24.
[verzoekster] heeft per 1 april 2024 ander werk gevonden als kapster waarbij zij nagenoeg hetzelfde salaris zal verdienen. Dit betekent evenwel niet zonder meer dat de billijke vergoeding daarmee op een lager bedrag gesteld zou moeten worden.
4.25.
Het gaat er uiteindelijk namelijk om dat [verzoekster] gecompenseerd wordt voor het ernstig verwijtbaar handele
nvan Le Mage VOF. Bovendien heeft zoals al onder 4.19. is overwogen de billijke vergoeding ook een preventief karakter, waarmee tegengegaan kan worden dat de werkgever er voor kiest om de arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen omdat dit voor haar voordeliger is dan het op de juiste wijze laten eindigen van de arbeidsovereenkomst via de aanvraag van een ontslagvergunning via het UWV.
4.26.
De kantonrechter ziet gelet op het zeer ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF in combinatie met het preventieve karakter van de billijke vergoeding enerzijds geen aanleiding om de inkomsten vanaf 1 april 2024 in mindering te brengen op de billijke vergoeding en anderzijds ziet de kantonrechter daarin aanleiding om naast het hiervoor genoemde bedrag van € 15.083,31 bruto een bedrag toe te kennen van € 10.000,00. Le Mage VOF heeft niet (met stukken) onderbouwd dat dit bedrag bijgesteld zou moeten worden vanwege de (slechte) financiële positie van de onderneming.
4) Overige vergoedingen: transitievergoeding
4.27.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de toe te kennen transitievergoeding in mindering te brengen op de billijke vergoeding omdat Le Mage VOF ingeval van opzegging met toestemming van het UWV ook een transitievergoeding verschuldigd zou zijn geweest. Door het voortijdig ontslag op 14 november 2023 heeft [verzoekster] een klein deel van de transitievergoeding misgelopen vanwege de langere duur van het dienstverband bij de latere fictieve opzegging met toestemming van het UWV en daarom zal de kantonrechter de billijke vergoeding afronden op een bedrag van € 25.500,00.
5) Overige vergoedingen: gefixeerde schadevergoeding4.28. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om op dit bedrag in mindering te brengen hetgeen aan gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen. Het moet namelijk voor risico van Le Mage VOF komen dat zij [verzoekster] zonder de aanwezigheid van een dringende reden op staande voet heeft ontslagen. Daardoor is [verzoekster] ten onrechte geconfronteerd met de situatie waarin zij na een dienstverband van 16 jaar van de ene op de andere dag haar werk, inkomen en recht op een WW- uitkering heeft verloren.
4.29.
De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegekend vanaf de datum van het gegeven ontslag op staande voet, te weten 14 november 2023, nu geoordeeld is dat dit ontslag op staande voet geen stand zou hebben gehouden en de datum van het einde van dienstverband feitelijk is bepaald doordat [verzoekster] het einde van de arbeidsovereenkomst alsnog geaccepteerd heeft.
Achterstallig loon en vakantiegeld
4.30.
[verzoekster] verzoekt Le Mage c.s. te veroordelen tot betaling van achterstallig loon over de periode oktober 2023 tot de datum van het ontslag op staande voet van 14 november 2023 (zijnde € 3.151,31 bruto vermeerderd met € 252,10 aan vakantiegeld over deze periode, derhalve totaal € 3.403,41) en achterstallig vakantiegeld over de periode juni tot en met 14 november 2023 van € 945,39 bruto. Daarmee verzoekt [verzoekster] over de periode van oktober tot 14 november 2023 ten onrechte tweemaal vakantietoeslag.
Als onweersproken staat vast dat [verzoekster] tot en met 25 oktober 2023 arbeid heeft verricht en zodoende recht heeft op uitbetaling van haar loon over deze periode. Voor de periode vanaf 25 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 geldt dat [verzoekster] recht heeft doorbetaling van haar loon op grond van artikel 7:628 lid 1 BW aangezien de reden van het niet verrichten van de arbeid, is gelegen in het beëindigen van de onderneming. Deze omstandigheid behoort in redelijkheid voor rekening van de werkgever te komen. Le Mage VOF heeft hier bovendien geen verweer tegen gevoerd, sterker nog tijdens de zitting van 5 januari 2024 en in haar schriftelijk verweer heeft Le Mage VOF erkend dat [verzoekster] nog recht heeft op uitbetaling van het loon over deze periode én het vakantiegeld. Zowel het verzochte achterstallig loon als vakantiegeld is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat over de periode oktober 2023 tot en met 14 november 2923 het loon exclusief vakantietoeslag zal worden toegewezen ( te weten € 3.151,31 bruto), naast de vakantietoeslag over het loon over de maanden juni tot en met 14 november 2023 van
€ 945,39 bruto.
4.31.
De verschuldigdheid van de wettelijke rente over het achterstallig loon en vakantiegeld volgt uit artikel 6:119 BW zodat ook de verzochte wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de datum van verzuim. Aangezien [verzoekster] niet heeft gesteld vanaf welke datum Le Mage VOF in verzuim is, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van het verzoekschrift, te weten 20 december 2023.
Wettelijke verhoging over het achterstallig loon
4.32.
Uit artikel 7:625 lid 1 BW volgt dat als het loon niet wordt voldaan uiterlijk de derde werkdag na die waarop de voldoening had moeten geschieden, de werknemer aanspraak maakt op een verhoging wegens vertraging, mits dit niet-voldoen aan de werkgever is toe te rekenen. Gelet op hetgeen [verzoekster] in haar verzoekschrift en ter zitting heeft gesteld maakt zij in beginsel aanspraak op de wettelijke verhoging van 50%. De kantonrechter ziet geen reden om ambtshalve tot matiging van de wettelijke verhoging over te gaan en zal de verzochte wettelijke verhoging dan ook toewijzen met dien verstande dat de wettelijke verhoging wordt toegewezen op basis van het toe te wijzen bedrag aan achterstallig loon, waarmee het toe te wijzen bedrag neerkomt op € 1.575,66 bruto).
4.33.
Voor verschuldigdheid van wettelijke rente over de wettelijke verhoging is nodig dat de werkgever in verzuim is geraakt na in gebreke te zijn gesteld. Aangezien de kantonrechter evenwel geen ingebrekestelling ten aanzien van de verbeurde wettelijke verhoging heeft aangetroffen, geldt ten aanzien van deze post de datum van het verzoekschrift als de datum waarop het verzuim is ingetreden. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal daarom ook worden toegewezen vanaf de dag van het verzoekschrift.
Uitbetaling verlofuren
4.34.
Naast achterstallig loon en vakantiegeld verzoekt [verzoekster] om uitbetaling van de opgebouwde verlofuren over 2023. In haar verzoekschrift noemt [verzoekster] het aantal opgebouwde verlofuren echter niet en enige onderbouwing, middels een overzicht daarvan, ontbreekt ook.
4.35.
Le Mage VOF heeft aangevoerd dat zij het aantal opgebouwde verlofuren over 2023 niet kan vaststellen omdat [verzoekster] de agenda, die aan Le Mage VOF toebehoort en waarin zij ( [verzoekster] ), ten behoeve van de administratie van Le Mage VOF, haar gewerkte uren diende te registreren, heeft meegenomen en tot op heden niet heeft teruggebracht. Aan de hand van deze agenda werden de gewerkte uren en opgenomen verlofuren in het portaal van Le Mage VOF verwerkt. [verzoekster] heeft erkend deze agenda te hebben meegenomen en heeft voornoemde gang van zaken ten aanzien van de administratie van Le Mage VOF niet betwist.
4.36.
Aangezien Le Mage VOF onweersproken heeft gesteld dat zij deze agenda nodig heeft voor het vaststellen van de opgenomen verlofdagen en het eventuele saldo daarvan, terwijl vaststaat dat deze agenda in het bezit is van [verzoekster] , zal het verzoek tot uitbetaling van de verlofuren worden afgewezen. De kantonrechter beschikt immers niet over gegevens met betrekking tot het aantal toe te wijzen verlofuren. Van [verzoekster] had op zijn minst mogen worden verwacht dat zij een overzicht van de verlofuren had overgelegd, dan wel de eigenlijke registratie van haar verlofuren als vermeld in de agenda.
Afgifte salarisspecificaties
4.37.
De verplichting tot afgifte van loonspecificaties volgt uit de wet zodat het verzoek toewijsbaar is. Gelet op de weigerachtige houding van Le Mage VOF om het loon te betalen en de salarisspecificaties te verstrekken acht de kantonrechter een dwangsom aangewezen. Wel zal die worden gematigd en gemaximeerd als omschreven in de beslissing.
Verstrekken eindafrekening
4.38.
[verzoekster] verzoekt Le Mage c.s. tevens te veroordelen tot het opmaken van een eindafrekening. Als onweersproken staat vast dat Le Mage VOF tot op heden nog geen eindafrekening aan [verzoekster] heeft verstrekt. Aangezien de verplichting tot het opstellen van een eindafrekening volgt uit artikel 7:626 lid 1 BW zal het verzoek worden toegewezen, behoudens het deel dat ziet op de afrekening van de verlofuren. Zoals onder 4.34 tot en met 4.36 is overwogen heeft Le Mage VOF immers onweersproken gesteld dat zij niet in staat is het verlofsaldo vast te stellen zodat zij evenmin in staat is de afrekening van de verlofuren in de eindafrekening op te nemen. De verzochte dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als omschreven in de beslissing.
Het verzoek van Le Mage c.s.
4.39.
Na aanvulling/wijziging van haar verzoek, verzoekt Le Mage c.s. van [verzoekster] , na verrekening van het nog verschuldigde salaris over oktober en november 2023, betaling van een bedrag van € 12.766,35. Dit bedrag betreft:
de in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst opgenomen boete wegens overtreding van het in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding;
de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging door [verzoekster] .
Verder verzoekt zij afgifte van de ontvreemde goederen aan de rechtmatige eigenaar.
Ad 1
4.40.
Het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] heeft betrekking op “
alle gegevens over het bedrijf van de werkgever, de bedrijfsvoering en de klanten van de werkgever waarvan de werknemer weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat deze vertrouwelijk zijn.” Verder is in artikel 9 aangegeven dat de werknemer
“verplicht is om documenten of andere gegevens die hij/zij heeft verkregen in het kader van zijn werkzaamheden na afloop van de arbeidsovereenkomst aan werkgever over te dragen.”
4.41.
De kantonrechter is van oordeel dat het enkele ten behoeve van de urenregistratie in het bezit hebben van een agenda waarin [verzoekster] de door haar gewerkte uren en verlofuren genoteerd heeft, niet is aan te merken als een overtreding van het geheimhoudingsbeding. Datzelfde geldt voor het met instemming en medeweten van Le Mage VOF noteren van de namen en telefoonnummers van een klein aantal klanten om die klanten telefonisch te informeren dat de kapsalon haar werkzaamheden heeft beëindigd.
Le Mage VOF heeft tot slot nog gesteld dat [verzoekster] kappersscharen en geld uit de kleingeldpot heeft meegenomen. Wat daar ook van zij, dit valt niet onder de in het geheimhoudingsbeding genoemde “documenten of andere gegevens”
,zodat al om die reden geen sprake kan zijn van overtreding van het beding.
Voor zover Le Mage VOF heeft willen stellen dat [verzoekster] door het voorgaande onrechtmatig heeft gehandeld waardoor zij schade heeft geleden (bestaande uit het bemoeilijken van een doorstart) geldt, nog los van de vraag of de kantonrechter bevoegd zou zijn daarover te oordelen, dat een dergelijk verzoek onvoldoende is onderbouwd.
Gelet op al het voorgaande wordt dit deel van het verzoek afgewezen.
Ad 2)
4.42.
Naar de kantonrechter begrijpt verzoekt Le Mage c.s. om [verzoekster] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 in combinatie met lid 3a BW. Op grond van dit artikel is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Aangezien hiervoor al is geoordeeld dat geen sprake was van een dringende reden heeft Le Mage VOF geen recht op een gefixeerde schadevergoeding en zal zodoende ook dit deel van het verzoek worden afgewezen.
Afgifte ontvreemde goederen
4.43.
Tot slot verzoekt Le Mage c.s. afgifte van “de ontvreemde goederen”. Het is de kantonrechter niet duidelijk welke zaken zij daarmee bedoelt; de in de ontslagbrief genoemde zaken of de in de brief van 22 november 2023 genoemde zaken. Omdat de zaken, zoals hiervoor al is overwogen, in ieder geval niet/onvoldoende geconcretiseerd en/of gekwantificeerd zijn, is het verzoek onvoldoende bepaald en daarmee te onduidelijk, om welke reden het verzoek wordt afgewezen.
Hoofdelijkheid
4.44.
[verzoekster] heeft niet verzocht om een hoofdelijke veroordeling van Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage B.V.. De hoofdelijkheid vloeit echter voort uit artikel 18 Wetboek van Koophandel in samenhang met artikel 6:6 lid 1 BW zodat de kantonrechter hen niettemin hoofdelijk zal veroordelen.
Proceskosten
4.45.
Le Mage c.s. krijgen, zowel in het inleidende verzoek als in het tegenverzoek, ongelijk en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan de beschikking worden de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] in het inleidend verzoek als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 693,00
- salaris advocaat € 814,00
- nakosten € 135,00
Totaal € 1.642,00
De kosten van [verzoekster] in het tegenverzoek worden vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het inleidend verzoek
5.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet van 14 november 2023 niet rechtsgeldig is;
5.2.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV, hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, om aan [verzoekster] binnen zeven dagen na betekening van de beschikking tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
  • het achterstallige loon over de maand oktober 2023 tot en met 14 november 2023 ter hoogte van € 3.151,31 bruto, alsmede de wettelijke verhoging ter hoogte van € 1.575,661 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • het achterstallige vakantiegeld over de periode juni 2023 tot en met 14 november 2023 ter hoogte van € 945,39 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 10.519,65 bruto inclusief vakantiegeld te vermeerderen met het brutoloon dat overeenkomt met 6,25 verlofdagen en de daarover verschuldigde vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • een transitievergoeding ter hoogte van € 12.366,64 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • een billijke vergoeding ter hoogte van € 25.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV hoofdelijk, zodat als de een aan de veroordeling voldoet, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, om binnen zeven dagen na betekening van de beschikking aan [verzoekster] te verstrekken:
  • de salarisspecificaties over oktober 2023 en november 2023 waarin is opgenomen het salaris over deze maanden;
  • een eindafrekening waarin is opgenomen het vakantiegeld en de transitievergoeding;
5.4.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV hoofdelijk, zodat als de een aan de veroordeling voldoet, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, om aan [verzoekster] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de onder 5.3. onder het eerste streepje uitgesproken hoofdveroordeling voldoet/voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.5.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV hoofdelijk, zodat als de een aan de veroordeling voldoet, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, om aan [verzoekster] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de onder 5.3. onder het tweede streepje uitgesproken hoofdveroordeling voldoet/voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.6.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV, hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, in de proceskosten van € 1.642,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en de beschikking daarna wordt betekend;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af;
in het tegenverzoek
5.9.
wijst de verzoeken af;
5.10.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV, hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [verzoekster] tot en met vandaag worden vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van der Weij, kantonrechter en op 26 april 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.