ECLI:NL:RBOBR:2024:1834

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10817168
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na bedrijfsbeëindiging niet rechtsgeldig; Diefstal en overtreding geheimhoudingsbeding niet bewezen; Ernstige verwijtbaarheid werkgever; Toekenning billijke vergoeding, transitievergoeding en achterstallig loon

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van [verzoekster] door Le Mage VOF. [verzoekster] was sinds 1 september 2009 in dienst als Top-Stylist en werd op 14 november 2023 op staande voet ontslagen wegens vermeende diefstal van kappersscharen, geld en klantgegevens. De werkgever had de onderneming op 25 oktober 2023 beëindigd en [verzoekster] en haar collega [A] waren vrijgesteld van werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag was en de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter wees de verzoeken van [verzoekster] toe, waaronder een transitievergoeding van € 8.759,86, een gefixeerde schadevergoeding van € 6.475,07, een billijke vergoeding van € 20.500,00, en het achterstallige loon en vakantiegeld. De kantonrechter oordeelde dat Le Mage VOF de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet had beëindigd en dat [verzoekster] recht had op de vergoedingen, omdat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter legde ook de proceskosten op aan Le Mage VOF.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10817168 EJ / VERZ 23-552
Beschikking van 26 april 2024
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het inleidend verzoek,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.G. Spijker (voorheen mr. M. van de Ven),
tegen:

1.Le Mage V.O.F.,

2. [gedaagde 2] ,vennoot van Le Mage V.O.F.,
3. Le Mage B.V.,vennoot van Le Mage V.O.F.,
gevestigd dan wel wonende te Sint Anthonis;
verweersters in het inleidend verzoek,
verzoeksters in het tegenverzoek,
verweerster/verzoekster sub 2 procederend in persoon, namens zichzelf en namens verweersters/verzoeksters sub 1 en 3.
Partijen zullen hierna “ [A] ” en “Le Mage c.s.” worden genoemd. Le Mage c.s. worden afzonderlijk genoemd “Le Mage VOF”, “ [gedaagde 2] ” en “Le Mage BV”.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 7, op de griffie ontvangen op 28 november 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 januari 2024, waarbij de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaak 10849982 EJ / VERZ 23-602 van [A] (hierna: [A] ), collega van [verzoekster] , tegen Le Mage c.s., waarin vergelijkbare verzoeken worden gedaan als in de onderhavige zaak;
  • het tegenverzoek van Le Mage VOF, op de griffie ontvangen op 16 januari 2024;
  • het wrakingsverzoek van Le Mage VOF van 16 januari 2024;
  • de akte van berusting van de behandelend kantonrechter van 22 januari 2024;
  • het schriftelijke verweer van Le Mage VOF, tevens houdende een (aanvullend/gewijzigd) tegenverzoek, met bijlagen 1 tot en met 13, waarbij ook via WeTransfer vier opnames van beveiligingscamera’s zijn overgelegd, op de griffie ontvangen op 19 maart 2024.
1.2.
Gelet op de berusting in de wraking heeft op 29 maart 2024 opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op die datum is de zaak wederom gelijktijdig behandeld met de zaak 10849982 EJ / VERZ 23-602 van [A] tegen Le Mage c.s.. Le Mage c.s. hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens die behandeling is besproken. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat 19 april 2024 beschikking zal worden gegeven. Dit is vervolgens uitgesteld naar vandaag.

2.De feiten

2.1.
Le Mage VOF exploiteerde een kapsalon/schoonheidssalon en een webshop in haarverzorgingsproducten.
2.2.
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1991, is op 1 september 2009 bij Le Mage VOF in dienst getreden als Top-Stylist, aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor één jaar. Nadat deze arbeidsovereenkomst tweemaal met één jaar is verlengd is deze stilzwijgend voor onbepaalde tijd verlengd. Het salaris bedroeg laatstelijk € 1.712,98 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld bij een werkweek van 27 uur.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende opgenomen:
“8. Werkneemster erkent, dat haar door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden van de zaak van de werkgever betreffende of daarmee verband houdende.
Het is werkneemster verboden hetzij gedurende de dienstbetrekking hetzij na beëindigen hiervan, op enigerlei wijze aan derden direct of indirect en weke vorm ook en in welker voege ook enige mededeling te doen van of aangaande de zaak van werkgever of verband houdende.
Op straffe van verbeurte aan de zaak van de werkgever van een dadelijk en ineens sommatie of in gebrekenstelling opeisbare boete van € 250.00 (zegge twee honderd vijftig euro) onverminderd haar gehoudenheid tot betaling aan de werkgever van een volledige schade vergoeding te deze zaken, indien deze meer dan vermeld boetebedrag mocht belopen: overtreding zal voor de werkgever een dringende reden vormen tot ontslag op staande voet als bedoeld in art 1639p, 9e B.W., en zal hem aanleiding kunnen geven bij de Officier van Justitie aangifte te doen van het plegen van een misdrijf omschreven in art. 273 wetboek van strafrecht, waarvan het eerste lid luidt “Hij/Zij die opzettelijk aangaande een onderneming van handel of nijverheid bij welke hij/zij werkzaam is of geweest is, bijzonderheden waarvan hem/haar geheimhouding is opgelegd bekend maakt wordt gestraft met gevangenis straf van ten hoogste zes maanden of een geld boete van ten hoogste vijfhonderd euro.
9. Bij overtreding van bepaling sub 8 verbeurt werkneemster aan werkgever een dadelijke opeisbare boete van € 250.00 (zegge twee honderd vijftig euro) per overtreding en voor iedere dag dat deze zal voortduren.”
2.4.
Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Kappers (hierna: de cao) van toepassing.
2.5.
In artikel 2.4. van de cao is, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende opgenomen:
2.6.
Op 25 oktober 2023 heeft Le Mage VOF [A] en [verzoekster] bericht dat zij de onderneming beëindigt en zijn beiden vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Om tot een beëindiging van de dienstverbanden te komen heeft Le Mage VOF zowel [verzoekster] als [A] op 26 oktober 2023 twee versies van een vaststellingsovereenkomst (ten aanzien van [verzoekster] gedateerd op 12 juli 2023) voorgelegd. In de eerste versie van de vaststellingsovereenkomsten is geen opzegtermijn opgenomen, vindt geen uitbetaling plaats van openstaande vakantiedagen en wordt afstand gedaan van het recht op een transitievergoeding. In de tweede versie is ten opzichte van de eerste versie gewijzigd/toegevoegd dat Le Mage VOF een gerechtelijke procedure tegen de Estee Lauder Groep overweegt en dat als de vordering van Le Mage VOF mocht worden toegewezen Le Mage VOF alsnog zal zorgdragen voor de transitievergoeding. [verzoekster] en [A] hebben beide versies geweigerd te ondertekenen.
2.7.
Op 14 november 2023 heeft op het kantoor van de voormalig gemachtigde van [verzoekster] , mr. M. van de Ven, een bespreking plaatsgevonden waarbij aanwezig waren mr. M. van de Ven, [verzoekster] , haar partner, [gedaagde 2] en haar zoon [B] . In dit gesprek heeft Le Mage VOF [verzoekster] medegedeeld dat zij vanwege diefstal op staande voet wordt ontslagen en dat ook [A] om diezelfde reden op staande voet wordt ontslagen.
2.8.
Het ontslag op staande voet is op diezelfde dag via een aangetekende brief aan [verzoekster] bevestigd. In de ontslagbrief staat, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende:
“Op 14 november 2023 hebben wij u mondeling medegedeeld dat wij u op staande voet ontslaan. Met deze brief bevestigen wij u schriftelijk het ontslag. De redenen voor dit ontslag op staande voet zijn de volgende: Diefstal kapper scharen, geld en klantgegevens.
Wij hebben u op 14 november 2023 geconfronteerd met de absolute onwenselijkheid van uw gedrag. Uw reactie daarop was als volgt: Erg geschrokken en zocht bevestiging (steun) bij uw partner. Daarna werden er verwijten gemaakt als [C] draait zich om in zijn graf. Er werd ingespeeld op de emoties van mevrouw [gedaagde 2] .
Gezien de redenen die wij hierboven hebben aangevoerd en uw reacties op onze mededelingen, is er op dit moment een situatie ontstaan die dusdanig ernstig is dat een verdere samenwerking met u per direct onmogelijk is geworden. Wij zijn daarom genoodzaakt om u op staande voet te ontslaan. Wij behouden ons nadrukkelijk het recht voor u in rechte te betrekken uit hoofde van schadeplichtigheid.”
2.9.
Op 22 november 2023 heeft Le Mage VOF [verzoekster] opnieuw een aangetekende brief gestuurd met de volgende inhoud:
“Naar aanleiding van mijn schrijven van vorige week 14 November jl., waarin ik met onmiddellijke ingang ontslag heb verleend, breng ik het volgende onder de aandacht: Ik bied jou de gelegenheid om de ontvreemde/ verduisterde eigendommen binnen veertien dagen terug te bezorgen bij mij (Le Mage).
Het betreft de volgende items:
- knip benodigdheden waaronder schaar(en)
- agenda
- gegevens van het klantenbestand
- inhoud kleingeld potjes ten waarden van
Indien de goederen niet binnen veertien dagen na dagtekening worden geretourneerd, ben ik genoodzaakt aangifte te doen bij de politie wegens verduistering en/of diefstal. Ik hanteer 7 december 2023 als uiterste termijn voor het teruggeven van de genoemde zaken.”
2.10.
[verzoekster] heeft haar salaris over de periode oktober 2023 en tot en met 14 november 2023 niet uitbetaald gekregen.

3.De verzoeken en verweren

Het verzoek van [verzoekster]
3.1.1.
verzoekt dat, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, Le Mage VOF en diens vennoten, [gedaagde 2] en Le Mage BV, ieder hoofdelijk worden veroordeeld om aan [verzoekster] te betalen:
  • de aan haar toekomende transitievergoeding ter hoogte van € 8.759,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • de aan haar toekomende gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 6.475,07, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele vergoeding;
  • de aan haar toekomende billijke vergoeding ter hoogte van € 50.000,00, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • het achterstallige loon, te weten het loon dat is verschuldigd geraakt in de periode vanaf 1 oktober 2023 tot en met 14 november 2023, te vermeerderen, met de wettelijke verhoging ter hoogte van 50% van het verschuldigde loon, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het loon van oktober 2023 vanaf 1 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening en over het loon van november 2023 vanaf 1 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • de door haar opgebouwde doch niet genoten, verlofuren, derhalve te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.015,28, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum 15 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • het door haar pro-rata opgebouwde vakantiegeld, derhalve te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 753,71, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum 15 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • en hen te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.1.2.
[verzoekster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
Het ontslag op staande voet op 14 november 2023 is niet rechtsgeldig gegeven.
Voor het ontslag op staande voet was volgens [verzoekster] namelijk geen dringende reden aanwezig. [verzoekster] betwist uitdrukkelijk geld, kappersscharen, klantgegevens dan wel enig ander goed van Le Mage VOF te hebben gestolen. Op de door Le Mage VOF in deze procedure overgelegde camerabeelden is ook niet waar te nemen dat [verzoekster] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Voor zover zich situaties hebben voorgedaan waardoor Le Mage VOF [verzoekster] niet meer op de werkvloer wilde hebben, was er geen aanleiding voor een ontslag op staande voet omdat [verzoekster] geen arbeid meer verrichtte omdat Le Mage VOF haar bedrijfsactiviteiten al had beëindigd.
Het ontslag op staande voet is pas gegeven nadat [verzoekster] mr. M. van de Ven had ingeschakeld, Le Mage VOF gesommeerd had om het achterstallige loon te betalen en zij weigerde de aangeboden geantedateerde vaststellingsovereenkomst te ondertekenen.
Gelet op de timing van het ontslag op staande voet vermoedt [verzoekster] dat het ontslag op staande voet door Le Mage VOF is misbruikt om tot een snelle beëindiging van het dienstverband te komen en daarmee onder haar plicht tot loonbetaling over de opzegtermijn en betaling van de transitievergoeding uit te komen.
3.1.3.
Naast dat geen sprake is van een dringende reden is het ontslag niet onverwijld verleend. Le Mage VOF heeft niet aangegeven wanneer [verzoekster] zich schuldig zou hebben gemaakt aan de diefstal. [verzoekster] is op 26 oktober 2023 voor het laatst in de kapsalon geweest terwijl het ontslag op staande voet pas op 14 november 2023 is verleend. Het ontslag op staande voet is dus pas weken nadat [verzoekster] voor het laatst de gelegenheid heeft gehad om de diefstal te plegen, aangezegd.
3.1.4.
Aangezien de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] is Le Mage VOF haar een transitievergoeding verschuldigd van € 8.759,86.
Verder is door het ontbreken van een dringende reden sprake van een onregelmatige opzegging zodat Le Mage VOF een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag in loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Rekening houdend met de opzegtermijn en het feit dat de opzegging tegen het einde van de maand dient te geschieden, is de gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het salaris voor 3,5 maand, zijnde € 6.475,07.
3.1.5.
Verder heeft [verzoekster] recht op een billijke vergoeding. Rekening houdend met de volgende factoren komt [verzoekster] uit op een bedrag van € 50.000,00. Le Mage VOF heeft zeer ernstig verwijtbaar gehandeld richting [verzoekster] door haar op 25 oktober 2023 onverwachts mee te delen dat het werk zou stoppen, waardoor zij zich niet op ander werk heeft kunnen oriënteren. Le Mage VOF heeft ook geen moeite gedaan om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op een nette manier te regelen. Het UWV is niet om toestemming gevraagd en er is niet tijdig een vaststellingsovereenkomst aangeboden. Daar komt bij dat de geantedateerde vaststellingsovereenkomst die haar op de dag van de sluiting werd aangeboden niet voorzag in een beëindigingsvergoeding, een opzegtermijn en recht op uitbetaling van de door haar opgebouwde vakantiedagen. Nadat [verzoekster] geweigerd heeft de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen heeft Le Mage VOF het loon voor oktober 2023 onbetaald gelaten én is zij op staande voet ontslagen vanwege het onterechte verwijt dat zij diefstal zou hebben gepleegd. Verder heeft het ontslag op staande voet verstrekkende gevolgen voor [verzoekster] als kostwinner. [verzoekster] heeft op dit moment geen inkomen en kan geen aanspraak maken op een WW-uitkering. Daarnaast belemmert het ontslag op staande voet de mogelijkheid van [verzoekster] om via een faillissementsaanvraag in aanmerking te komen voor een uitkering van het UWV wegens betalingsonmacht van Le Mage VOF. Zij verzoekt de kantonrechter bij de vaststelling van de billijke vergoeding rekening te houden met het feit dat het voor Le Mage VOF op deze manier (vanwege het voorlopig kunnen afwenden van een faillissement) voordeliger kan zijn om voor een vernietigbare opzegging te kiezen.
3.1.6.
Verder maakt [verzoekster] aanspraak op betaling van het loon over de periode oktober 2023 tot en met de datum van het ontslag op staande voet op 14 november 2023. De maand oktober 2023 heeft zij grotendeels gewerkt en nadien heeft zij haar werkzaamheden niet kunnen verrichten vanwege een omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van de werkgever moet komen.
Het verweer en tegenverzoek van Le Mage c.s.
3.2.1.
Le Mage c.s. heeft het volgende aan haar verweer ten grondslag gelegd.
[verzoekster] is terecht op staande voet ontslagen omdat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door diefstal te plegen. Dit blijkt uit de camerabeelden die door Le Mage VOF zijn overgelegd. Hierdoor is [verzoekster] het vertrouwen van Le Mage VOF onwaardig geworden. Le Mage VOF heeft [verzoekster] de gelegenheid geboden de ontvreemde goederen terug te brengen, maar zij heeft dat nagelaten.
3.2.2.
[verzoekster] heeft drie kappersscharen, die haar door Le Mage VOF ter beschikking zijn gesteld, uit het bedrijf ontvreemd. Ook heeft zij, samen met [A] , de kleingeldpot en klantgegevens uit het bedrijf meegenomen. Verder hebben [verzoekster] en [A] deze klanten buiten het bedrijf om in kennis gesteld van de bedrijfsbeëindiging.
[verzoekster] heeft hiermee de afspraken in haar arbeidsovereenkomst (artikel 8) ernstig geschonden, hetgeen een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De handelwijze van [verzoekster] is schadelijk voor de reputatie van Le Mage VOF en heeft grote financiële consequenties voor Le Mage VOF. Het heeft directe impact gehad op de mogelijkheden van bedrijfsvoortzetting en/of om het bedrijfspand te verhuren.
3.2.3.
Omdat op voorgaande gronden het ontslag op staande voet terecht is gegeven, dienen de verzoeken van [verzoekster] (deels) te worden afgewezen. Le Mage VOF erkent wel dat [verzoekster] nog recht heeft op uitbetaling van het loon over de periode oktober 2023 tot en met het ontslag op staande voet van 14 november 2023.
3.3.1.
Le Mage c.s. heeft gelet op haar verweer het volgende tegenverzoek gedaan. Zij verzoekt de kantonrechter [verzoekster] te veroordelen:
aan haar te betalen een bedrag van € 33.875,80 aan gefixeerde schadevergoeding en verbeurde boetes voor overtreding van artikel 8 van de arbeidsovereenkomst tot en met 15 maart 2023, met het verzoek de hoogte van het bedrag aan boetes te actualiseren tot de datum van uitspraak;
de ontvreemde goederen terug te brengen naar Le Mage VOF;
met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.
3.3.2.
Le Mage c.s. heeft het volgende aan haar tegenverzoeken ten grondslag gelegd. Aangezien Le Mage VOF [verzoekster] terecht op staande voet heeft ontslagen, maakt zij aanspraak op een vergoeding die gelijk is aan het (bruto)loon dat [verzoekster] zou hebben ontvangen over de geldende opzegtermijn. Gelet op de opzegtermijn van drie maanden betreft dit een bedrag van € 5.138,94‬.
3.3.3.
Door onrechtmatig de klantgegevens uit het klantenbestand Van Le Mage VOF te halen en deze klanten actief te benaderen zonder toestemming van Le Mage VOF heeft [verzoekster] artikel 8 van de arbeidsovereenkomst geschonden. In artikel 9 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [verzoekster] bij iedere overtreding van artikel 8 een bedrag van € 250,00 aan Le Mage VOF verschuldigd is en een boete van € 250,00 voor elke dag dat de overtreding voortduurt. Omdat in de periode van 14 november 2023 tot en met
15 maart 2023 122 dagen zijn verstreken en de ontvreemde goederen niet zijn teruggebracht, is [verzoekster] aan Le Mage VOF een totaalbedrag van € 31.000,00 aan verbeurde boetes verschuldigd.
3.3.4.
Na verrekening van het nog verschuldigde salaris over de periode oktober 2023 tot en met 14 november 2023 komt het tegenverzoek van Le Mage c.s. uit op een bedrag van € 33.875,00.
3.4.
[verzoekster] heeft verweer gevoerd tegen het tegenverzoek. Haar verweer volgt uit hetgeen zij aan haar inleidend verzoek ten grondslag heeft gelegd. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat iedere rechtsgrond voor het betalen van de contractuele boetes ontbreekt. Artikel 8 van de arbeidsovereenkomst ziet op geheimhouding en heeft niets te maken met de diefstal waarvan zij door Le Mage VOF wordt beschuldigd. Mocht wel sprake zijn van diefstal
– hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist – dan kan dit niet tot het verbeuren van contractuele boetes leiden. Los daarvan is diefstal een eenmalige handeling die niet kan voortduren zodat er geen grond is om voor iedere dag dat de vermeende gestolen goederen niet zijn teruggebracht betaling van een boete van € 250,00 te verzoeken.
3.5.
Op de argumenten van partijen zal voor zover nodig in het navolgende worden ingegaan.

4.De beoordeling

De verzoeken van [verzoekster]
4.1.
[verzoekster] heeft, hoewel zij de door Le Mage VOF aan het ontslag op staande voet van
14 november 2023 ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden betwist en ook betwist dat die feiten en omstandigheden een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren -, berust in het ontslag op staande voet, zodat in ieder geval per die datum een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst.
4.2.
Gelet op de door [verzoekster] verzochte vergoedingen is van belang om te beoordelen of sprake was van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Aan [verzoekster] is op
14 november 2023 mondeling meegedeeld dat zij op staande werd ontslagen waarna dit schriftelijk aan haar is bevestigd bij aangetekende brief van diezelfde datum. In deze brief is aangegeven dat de redenen voor het ontslag op staande voet zijn: diefstal van kappersscharen, geld en klantgegevens.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de in de ontslagbrief genoemde gronden het ontslag fixeren. Dat betekent dat alleen de in die brief genoemde gronden moeten worden beoordeeld en dat die gronden niet later alsnog aangevuld kunnen worden. Met de in de brieven niet nader geconcretiseerde opsomming is het voor [verzoekster] (en de kantonrechter) niet duidelijk wat haar precies wordt verweten
(welke en hoeveel kappersscharen, welk geld en hoeveel, welke klantgegevens en wanneer zou sprake zijn geweest van ontvreemding/diefstal?)en waar zij zich tegen moeten verweren. Omdat een ontslag op staande voet een laatste redmiddel is en grote (financiële) consequenties heeft voor de werknemer mag, mede in het licht van goed werkgeverschap, van de werkgever worden verwacht dat hij concreet aangeeft welke verwijten de werknemer worden gemaakt zodat het de werknemer duidelijk is wat hem wordt verweten en de werknemer zich daar adequaat tegen kan verweren. Bovendien brengt het beginsel van hoor en wederhoor in combinatie met het beginsel van goed werkgeverschap met zich dat de werknemer in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn visie te geven op de verwijten in het kader van het voorgenomen ontslag. Dat alles heeft Le Mage VOF in dit geval nagelaten. De door Le Mage VOF genoemde camerabeelden zijn niet aan [verzoekster] verstrekt, ook niet nadat daar om gevraagd is. Op basis van de niet geconcretiseerde opsomming van de verwijten (die overigens ook afwijkt van, althans niet volledig overeenkomt met, de in de brief van
22 november 2023 aan [verzoekster] genoemde en evenmin nader geconcretiseerde zaken waarvan retournering wegens ontvreemding/verduistering wordt verzocht) kan niet geconcludeerd worden dat sprake was van een dringende reden. Daarmee komt de kantonrechter aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de dringende reden niet toe en behoeft de gestelde afwezigheid van onverwijldheid van het ontslag op staande voet ook geen beoordeling meer.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake was van een dringende reden en dat Le Mage VOF de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 en 7:672 BW. Daarmee heeft zij ernstig verwijtbaar gehandeld en kan [verzoekster] aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Deze vergoedingen worden hierna afzonderlijk beoordeeld.
Gefixeerde schadevergoeding
4.5.
Omdat [verzoekster] berust in het ontslag op staande voet maar niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een dringende reden, heeft [verzoekster] recht op een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW.
4.6.
Op grond van dit artikel is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
4.7.
In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is bepaald dat de Cao Kappers van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. In de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is niets opgenomen over opzegtermijnen. In artikel 7:672 lid 2 sub d BW in combinatie met lid 1 is bepaald dat de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn vier maanden bedraagt en dat tegen het einde van de maand dient te worden opgezegd. Op grond van lid 7 van dit artikel kan deze termijn worden verkort bij (onder meer) collectieve arbeidsovereenkomst of schriftelijk worden verlengd. Partijen hebben niets gesteld over de in de cao bepaalde opzegtermijnen maar omdat de cao algemeen verbindend is verklaard en daarmee heeft te gelden als recht in de zin van artikel 79 wet RO, moet de kantonrechter de regels van de cao ambtshalve toepassen. Uit artikel 2.4. sub d van de cao volgt dat de opzegtermijn voor de werkgever - evenals overigens de wettelijke termijn - drie maanden bedraagt.
4.8.
Gelet hierop is de door de [verzoekster] verzochte gefixeerde schadevergoeding van € 6.475,07 toewijsbaar. Op grond van artikel 7:686a lid 1 BW is Le Mage VOF over dit bedrag de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zijnde 14 november 2023.
Transitievergoeding
4.9.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. De in beginsel door de werkgever verschuldigde transitievergoeding is echter niet verschuldigd als het eindigen of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). Hiervoor geldt een hoge drempel. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. De kantonrechter dient deze wettelijke bepaling terughoudend toe te passen.
4.10.
Naar de kantonrechter begrijpt stelt Le Mage VOF zich op het standpunt dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de diefstal van kappersscharen, agenda, klantgegevens en de inhoud van de kleingeldpot. De kantonrechter volgt Le Mage VOF hierin niet. Zij is van oordeel dat niet is gebleken van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.11.
Met betrekking tot de vermeende diefstal van de kappersscharen geldt dat [verzoekster] dit uitdrukkelijk heeft betwist en Le Mage VOF haar stelling niet nader heeft onderbouwd. Op de door Le Mage VOF overgelegde camerabeelden is ook niet te zien dat door [verzoekster] enige kappersschaar wordt weggenomen.
4.12.
Met betrekking tot de agenda geldt dat Le Mage VOF in de aanvulling op het verweer heeft aangegeven dat [A] een gedetailleerde registratie bijhield van gewerkte uren, verlofuren en ziekmeldingen in een door Le Mage aangeschafte agenda. De kantonrechter begrijpt daaruit dat alleen aan [A] en niet aan [verzoekster] wordt verweten dat zij een agenda van Le Mage VOF heeft meegenomen en dat alleen [A] haar uren en ziekmeldingen in deze agenda noteerde. Weliswaar heeft Le Mage VOF op de tweede zitting aangegeven dat “ [A] en [verzoekster] ” de agenda hebben meegenomen en dat zij hun uren op de jaarkalender noteerden, maar dat strookt niet met de eerder ingenomen stellingen en is in het licht van die eerdere stellingen ook onvoldoende onderbouwd. Daarom kan niet worden vastgesteld dat [verzoekster] de agenda heeft meegenomen. Maar ook als dat wel vast zou staan, geldt dat het meenemen van de agenda hooguit verwijtbaar zou zijn maar niet ernstig verwijtbaar.
4.13.
Ten aanzien van de meegenomen klantgegevens overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de stellingen van [verzoekster] blijkt dat zij op 26 oktober 2023, samen met [A] , de namen en telefoonnummers van 18 klanten heeft overgenomen uit het klantenbestand van Le Mage VOF. De lijst met de overgenomen klantgegevens hebben zij meegenomen om de betreffende klanten te kunnen bellen om hun te informeren over de bedrijfssluiting. Voldoende is gebleken dat Le Mage VOF [verzoekster] en [A] toestemming heeft gegeven om een aantal klanten te bellen om hun te informeren over de bedrijfssluiting. Le Mage VOF heeft dit op de zitting van 5 januari 2024 namelijk erkend. Daar komt bij dat Le Mage VOF haar klanten niet zelf in kennis heeft gesteld van de bedrijfssluiting en klanten zodoende aan een gesloten deur stonden.
Dat [verzoekster] en [A] vervolgens hebben besloten de betreffende klanten niet in het bedrijfspand maar thuis te bellen (en dus het lijstje met de klantgegevens hebben meegenomen) acht de kantonrechter in deze context niet verwijtbaar, laat staan ernstig verwijtbaar. Daarbij is van belang dat niet gesteld of gebleken is dat deze klantgegevens door [verzoekster] voor een ander doel zijn gebruikt dan om de betreffende klanten te informeren dat de kapsalon haar werkzaamheden heeft beëindigd.
4.14.1.
Tot slot resteert de vermeende diefstal van de inhoud van de kleingeldpot. Volgens Le Mage VOF bevatte de kleingeldpot overtollig kleingeld uit de kassa. Daarnaast vulde [gedaagde 2] de pot zo nu en dan uit eigen portemonnee aan om als het nodig was een boodschap te kunnen doen, zonder hiervoor de kassa te hoeven openen, aldus Le Mage VOF. Ter onderbouwing van haar stelling wijst zij naar de door haar overgelegde screenshots van de beveiligingscamera’s waarop te zien is dat [A] met twee potten in haar hand wegloopt.
[verzoekster] heeft de diefstal van de kleingeldpot uitdrukkelijk weersproken. Zij heeft het bestaan van een kleingeldpot betwist en stelt dat zij en [A] op 26 oktober 2023 alleen de inhoud van de fooienpot(ten) hebben meegenomen en dat zij deze vervolgens onder elkaar hebben verdeeld, zoals te doen gebruikelijk was. Op de zitting van 5 januari 2024 hebben [A] en [verzoekster] toegelicht dat de fooienpot bestond uit twee potten; één grote weckpot en een kleine pot. Om niet steeds de grote weckpot te hoeven openen, deden klanten het geld in de kleine pot die vervolgens met enige regelmaat werd geleegd in de grote weckpot.
4.14.2.
Vooropgesteld wordt dat de bewijslast, dat het gaat om de inhoud van een kleingeldpot die aan Le Mage VOF toebehoort, op Le Mage VOF rust. Aan de hand van de door Le Mage VOF overgelegde camerabeelden (en de screenshots daarvan) kan niet worden vastgesteld of het gaat om een fooienpot dan wel een kleingeldpot. Dit betekent dat de kantonrechter haar oordeel zal moeten vormen op basis van de door partijen gegeven verklaringen. De verklaringen van beide partijen afwegende acht de kantonrechter de door Le Mage VOF gegeven uitleg over de reden van het aanwenden van kleingeldpot niet geloofwaardig. Le Mage VOF heeft geen onderbouwing gegeven waarom en hoe sprake zou zijn van “overtollig geld uit de kassa” en waarom geld uit haar eigen portemonnee in het potje moest om de kassa niet te hoeven openen voor kleine boodschappen. Verder acht de kantonrechter niet geloofwaardig dat, voor zover sprake zou zijn van een kleingeldpot, Le Mage VOF pas tweeënhalve week nadat [A] en [verzoekster] voor het laatst in het bedrijf zijn geweest, ontdekt zou hebben dat de inhoud van de pot was verdwenen.
Dit betekent dat het er voor dient te worden gehouden dat [verzoekster] en Van Mill op 26 oktober 2023 alleen de inhoud van de fooienpot(ten) hebben meegenomen. Met betrekking tot fooi geldt dat de Hoge Raad in 1993 (vgl. HR 8 oktober 1993, NJ 1994, 188) heeft geoordeeld dat werknemers deze fooi zelf mogen houden als de gegeven fooi voor hen is bestemd. Omdat Le Mage VOF niet heeft betwist dat de door de klanten gegeven fooi voor [verzoekster] en/of [A] bestemd was en zij degenen waren die de klanten knipten, gaat de kantonrechter er vanuit dat zij beiden recht hadden op de inhoud van de fooienpot(ten). Om die reden wordt ook voorbij gegaan aan de stelling van Le Mage VOF dat de fooienpot verdeeld had moeten worden onder alle werknemers, zo ook onder, [B] , de zoon van [gedaagde 2] , die ook in het bedrijf werkzaam was maar niet als kapper.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [verzoekster] geld dat aan Le Mage VOF toebehoort heeft weggenomen, zodat van ernstig verwijtbaar handelen geen sprake kan zijn.
4.15.
Omdat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoekster] is Le Mage VOF de transitievergoeding verschuldigd. Le Mage VOF heeft de hoogte van de door [verzoekster] verzochte transitievergoeding niet betwist en heeft evenmin betwist dat [verzoekster] vanaf november 1 september 2009 voor Le Mage VOF werkzaam was. Daarom zal de transitievergoeding worden toegewezen als verzocht.
Gelet op artikel 7:686a lid 1 BW is de verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding toewijsbaar vanaf 15 december 2023.
Billijke vergoeding
4.16.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen als de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is ook in het kader van artikel 7:681 lid 1 sub a BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel al invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht omdat een dringende reden ontbreekt, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt, komt het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
4.17.
Vervolgens is de vraag hoe hoog deze vergoeding in dit geval moet zijn.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de hoogte van de billijke vergoeding vooral bepaald wordt door de mate van het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarbij gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor dit ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De billijke vergoeding is in hoofdzaak aan te merken als een schadevergoeding maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat de werkgever ervoor kiest om een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voor haar voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan. Daarmee heeft de billijke vergoeding dus ook een preventief karakter, los van de vraag of de werknemer schade heeft geleden.
De kantonrechter zal de hoogte van de vergoeding bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de omstandigheden van het geval. De kantonrechter houdt in deze zaak rekening met de volgende omstandigheden.
1) Zeer ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF4.18. [verzoekster] is 14 jaar in dienst geweest van Le Mage VOF. Le Mage VOF heeft [verzoekster] op 25 oktober 2023 medegedeeld dat het bedrijf per direct werd beëindigd. Op 26 oktober 2023 heeft zij [verzoekster] een vaststellingsovereenkomst aangeboden die gedateerd was op 12 juli 2023, waarin geen opzegtermijn was verdisconteerd, opgebouwde vakantiedagen niet zouden worden uitbetaald en afstand werd gedaan van de transitievergoeding. Toen [verzoekster] daar niet mee instemde heeft Le Mage VOF een tweede vaststellingsovereenkomst aangeboden waaraan was gewijzigd/toegevoegd dat de transitievergoeding zou worden uitbetaald als Le Mage VOF een eventueel aanhangig te maken procedure tegen Estee Lauder zou winnen.
4.19.
Op 14 november 2023 heeft Le Mage VOF een gesprek gehad over de vaststellingsovereenkomst met [verzoekster] en haar gemachtigde, op het kantoor van de gemachtigde van [verzoekster] . Toen geen overeenstemming werd bereikt over de vaststellingsovereenkomst heeft Le Mage VOF [verzoekster] vervolgens in datzelfde gesprek op staande voet ontslagen. Daarbij heeft Le Mage VOF aangegeven dat zij over camerabeelden beschikte maar zij heeft die beelden - desgevraagd - niet aan [verzoekster] getoond, ook niet op het nadien herhaalde verzoek van de gemachtigde van [verzoekster] om de beelden te mogen ontvangen. Verder heeft Le Mage VOF pas op 5 januari 2024 (de dag van de eerste mondelinge behandeling) aangifte gedaan van diefstal, waarvan zij overigens geen bewijsstukken heeft overgelegd. Daar komt bij dat Le Mage VOF het loon over oktober 2023 tot 14 november 2023 niet heeft uitbetaald.
4.20.
De kantonrechter heeft gelet op deze gang van zaken de stellige indruk dat Le Mage VOF, nadat [verzoekster] niet akkoord was gegaan met de vaststellingsovereenkomsten, het gegeven ontslag op staande voet louter en alleen heeft aangegrepen in een poging om (alsnog) op een goedkope manier van [verzoekster] “af te komen”. In dat verband is tekenend dat de in de ontslagbrief genoemde gronden buitengewoon vaag zijn. De kantonrechter acht deze gang van zaken zeer ernstig verwijtbaar. Dat, zoals Le Mage VOF stelt, de inhoud van de vaststellingsovereenkomst door een derde partij is opgesteld om een persoonlijk faillissement van vennoot [gedaagde 2] te voorkomen en dat Le Mage VOF openstond voor overleg over de vaststellingsovereenkomst kan daar niet aan afdoen. Le Mage VOF heeft noch tijdens de eerste noch tijdens de tweede mondelinge behandeling blijk gegeven van enig inlevingsvermogen ten aanzien van de situatie van [verzoekster] .
2) Het inkomen dat [verzoekster] zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd4.21. Van belang is of Le Mage VOF de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze zou hebben kunnen beëindigen en op welke termijn dit dan had kunnen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd. Le Mage VOF heeft aangegeven dat zij haar bedrijf op 26 oktober 2023 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd. [verzoekster] heeft niet betwist dat de kapsalon vanaf dat moment gesloten is en de werkzaamheden toen zijn gestopt. De kantonrechter acht aannemelijk dat Le Mage VOF - als zij een ontslagvergunning bij het UWV had aangevraagd wegens de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming - na het verkrijgen van een ontslagvergunning en met inachtneming van de (resterende) opzegtermijn de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] uiterlijk per 1 mei 2024 had kunnen opzeggen. In dat geval zou [verzoekster] nog tot 1 mei 2024 (dat wil zeggen gedurende 5,5 maand na het ontslag op 14 november 2023) aanspraak hebben kunnen maken op loondoorbetaling en zou Le Mage VOF een transitievergoeding zijn verschuldigd berekend tot aan die datum. Het loon inclusief vakantietoeslag over 5,5 maand bedraagt (5,5 x € 1.712,98 + 8 % vakantietoeslag van € 753,71 =) € 10.175,10 bruto. Dit betreft schade die [verzoekster] heeft geleden door het ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF.
3)
Inkomsten uit ander werk
4.22.
[verzoekster] heeft per 1 februari 2024 ander werk gevonden in de zorg, waarbij zij een wat hoger salaris verdient. Dit betekent evenwel niet zonder meer dat de billijke vergoeding daarmee op een lager bedrag gesteld zou moeten worden.
4.23.
Het gaat er uiteindelijk namelijk om dat [verzoekster] gecompenseerd wordt voor het ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF. Bovendien heeft zoals al onder 4.16. is overwogen de billijke vergoeding ook een preventief karakter, waarmee tegengegaan kan worden dat de werkgever er voor kiest om de arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen omdat dit voor haar voordeliger is dan het op de juiste wijze laten eindigen van de arbeidsovereenkomst via de aanvraag van een ontslagvergunning via het UWV.
4.24.
De kantonrechter ziet gelet op het zeer ernstig verwijtbaar handelen van Le Mage VOF in combinatie met het preventieve karakter van de billijke vergoeding enerzijds geen aanleiding om de inkomsten vanaf 1 februari 2024 in mindering te brengen op de billijke vergoeding en anderzijds ziet de kantonrechter daarin aanleiding om naast het hiervoor genoemde bedrag van € 10.175,10 bruto een bedrag toe te kennen van € 10.000,00. Le Mage VOF heeft niet (met stukken) onderbouwd dat dit bedrag bijgesteld zou moeten worden vanwege de (slechte) financiële positie van de onderneming.
4) Overige vergoedingen: transitievergoeding4.25. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de toe te kennen transitievergoeding in mindering te brengen op de billijke vergoeding omdat Le Mage VOF ingeval van opzegging met toestemming van het UWV ook een transitievergoeding verschuldigd zou zijn geweest. Door het voortijdig ontslag op 14 november 2023 heeft [verzoekster] een klein deel van de transitievergoeding misgelopen vanwege de langere duur van het dienstverband bij de latere fictieve opzegging met toestemming van het UWV en daarom zal de kantonrechter de billijke vergoeding afronden op een bedrag van € 20.500,00.
5) Overige vergoedingen: gefixeerde schadevergoeding4.26. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om op dit bedrag in mindering te brengen hetgeen aan gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen. Het moet namelijk voor risico van Le Mage VOF komen dat zij [verzoekster] zonder de aanwezigheid van een dringende reden op staande voet heeft ontslagen. Daardoor is [verzoekster] ten onrechte geconfronteerd met de situatie waarin zij na een dienstverband van 14 jaar van de ene op de andere dag haar werk, inkomen en recht op een WW- uitkering heeft verloren.
4.27.
De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegekend vanaf de datum van het gegeven ontslag op staande voet, te weten 14 november 2023, omdat geoordeeld is dat dit ontslag op staande voet geen stand zou hebben gehouden en de datum van het einde van dienstverband feitelijk is bepaald doordat [verzoekster] het einde van de arbeidsovereenkomst alsnog geaccepteerd heeft.
Achterstallig loon en vakantiegeld
4.28.
[verzoekster] verzoekt Le Mage c.s. te veroordelen tot betaling van achterstallig loon over de periode oktober 2023 tot de datum van het ontslag op staande voet van 14 november 2023 en het door haar pro-rata opgebouwde vakantiegeld. Als onweersproken staat vast dat [verzoekster] tot en met 25 oktober 2023 arbeid heeft verricht en zodoende recht heeft op uitbetaling van haar loon over deze periode. Voor de periode vanaf 25 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 geldt dat [verzoekster] recht heeft doorbetaling van haar loon op grond van artikel 7:628 lid 1 BW omdat de reden van het niet verrichten van de arbeid is gelegen in het beëindigen van de onderneming. Deze omstandigheid behoort in redelijkheid voor rekening van de werkgever te komen. Le Mage VOF heeft ook erkend dat [verzoekster] nog recht heeft op uitbetaling van het loon over deze periode én het vakantiegeld. Zowel het verzochte achterstallig loon als het vakantiegeld is dan ook toewijsbaar.
4.29.
De verschuldigdheid van de wettelijke rente over het achterstallig loon en vakantiegeld volgt uit artikel 6:119 BW zodat ook de verzochte wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de datum van verzuim. [verzoekster] heeft gesteld dat Le Mage VOF op grond van de arbeidsovereenkomst het loon uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand is verschuldigd. Daarom zal de wettelijke rente over het loon worden toegewezen als verzocht. Over het vakantiegeld wordt de wettelijke rente vanwege het einde van de arbeidsovereenkomst toegewezen met ingang van de verzochte datum van 15 december 2023.
Wettelijke verhoging over het achterstallig loon
4.30.
Uit artikel 7:625 lid 1 BW volgt dat de werknemer, als het loon niet wordt voldaan uiterlijk op de derde werkdag na die waarop de voldoening had moeten geschieden, aanspraak kan maken op een verhoging wegens vertraging, mits dit niet-voldoen aan de werkgever is toe te rekenen. Gelet op hetgeen [verzoekster] in haar verzoekschrift en op de zitting heeft gesteld, heeft zij in beginsel aanspraak op de maximale wettelijke verhoging van 50%. De kantonrechter ziet geen reden om ambtshalve tot matiging van de wettelijke verhoging over te gaan en zal de verzochte wettelijke verhoging dan ook toewijzen.
Uitbetaling verlof- en overwerkuren
4.31.
Naast achterstallig loon en vakantiegeld verzoekt [verzoekster] om uitbetaling van de opgebouwde niet-genoten verlofuren en overwerkuren. Volgens [verzoekster] gaat het om 26,7 overuren en 42,65 niet-genoten vakantie uren waarmee Le Mage VOF haar nog een bedrag van € 1.015,28 verschuldigd zou zijn.
4.32.
Hiervoor is overwogen dat Le Mage VOF in haar aanvulling op het verweer alleen ten aanzien van [A] heeft gesteld dat [A] een gedetailleerde registratie bijhield van gewerkte uren, verlofuren en ziekmeldingen in een door Le Mage aangeschafte agenda. Ook is hiervoor overwogen dat de kantonrechter daaruit begrijpt dat alleen aan [A] en niet aan [verzoekster] wordt verweten dat zij een agenda van Le Mage VOF heeft meegenomen en dat alleen [A] haar uren en ziekmeldingen in deze agenda noteerde. Daarom kan niet geconcludeerd worden dat [verzoekster] haar (verlof- en overwerk)uren in de door [A] meegenomen agenda of een andere meegenomen agenda noteerde. Weliswaar heeft Le Mage VOF op de tweede zitting aangegeven dat “ [A] en [verzoekster] ” de agenda hebben meegenomen en dat zij hun uren op de jaarkalender noteerden, maar dat strookt niet met de eerder ingenomen stellingen en is in het licht van die eerdere stellingen ook onvoldoende onderbouwd. Daarom had Le Mage VOF de betwisting van de verzochte verlof- en overwerkuren moeten motiveren aan de hand van de eigen administratie van Le Mage VOF. Omdat zij dat heeft nagelaten zal het verzoek van [verzoekster] tot betaling van € 1.015,28 als onvoldoende betwist worden toegewezen. De wettelijke rente over de verzochte uren zal vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden toegewezen met ingang van de verzochte datum van 15 december 2023.
Het verzoek van Le Mage c.s.
4.33.
Na aanvulling/wijziging van haar verzoek, verzoekt Le Mage c.s. van [verzoekster] , na verrekening van het nog verschuldigde salaris over oktober en november 2023, betaling van een bedrag van € 33.875,89. Dit bedrag betreft:
de in artikel 8 en 9 van de arbeidsovereenkomst opgenomen boete wegens overtreding van het in artikel 8 opgenomen geheimhoudingsbeding;
de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging door [verzoekster] .
Verder verzoekt zij afgifte van de ontvreemde goederen aan de rechtmatige eigenaar.
Ad 1)
4.34.
Het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] heeft betrekking op
“alle bijzonderheden van de zaak van de werkgever betreffende of daarmee verband houdende”en het is haar op grond van het beding verboden om
“hetzij gedurende de dienstbetrekking hetzij na beëindiging hiervan op enigerlei wijze aan derden direct of indirect en welke vorm dan ook en in welker voege ook enige mededeling te doen van of aangaande de zaak van werkgever of verband houdende.”
4.35.
Hiervoor is al overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat [verzoekster] een agenda van Le Mage VOF heeft meegenomen zodat om die reden al geen sprake kan zijn van een overtreding van het beding. Verder geldt dat het enkele met instemming en medeweten van Le Mage VOF noteren van de namen en telefoonnummers van een klein aantal klanten om die klanten vervolgens met instemming en medeweten van Le Mage VOF telefonisch te informeren dat de kapsalon haar werkzaamheden heeft beëindigd, niet aangemerkt kan worden als een overtreding van het beding. De door Le Mage VOF gestelde diefstal van geld en scharen valt gelet op de tekst niet onder het geheimhoudingsbeding en levert dus, wat daar ook van zij, ook geen inbreuk op dit beding op.
Voor zover Le Mage VOF heeft willen stellen dat [verzoekster] door het voorgaande onrechtmatig heeft gehandeld waardoor zij schade heeft geleden (bestaande uit het bemoeilijken van een doorstart) geldt, nog los van de vraag of de kantonrechter bevoegd zou zijn daarover te oordelen, dat een dergelijk verzoek onvoldoende is onderbouwd.
Gelet op al het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.
Ad 2)
4.36.
Naar de kantonrechter begrijpt verzoekt Le Mage c.s. om [verzoekster] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW in combinatie met lid 3 sub a van dit artikel. Op grond van dit artikel is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd als de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Omdat hiervoor al is geoordeeld dat geen sprake was van een dringende reden heeft Le Mage VOF geen recht op een gefixeerde schadevergoeding en zal ook dit deel van het verzoek worden afgewezen.
Afgifte ontvreemde goederen
4.37.
Tot slot verzoekt Le Mage c.s. afgifte van “de ontvreemde goederen”. Het is de kantonrechter niet duidelijk welke zaken zij daarmee bedoelt; de in de ontslagbrief genoemde zaken of de in de brief van 22 november 2023 genoemde zaken. Omdat de zaken, zoals hiervoor al is overwogen, in ieder geval niet/onvoldoende geconcretiseerd en/of gekwantificeerd zijn, is het verzoek onvoldoende bepaald en daarmee te onduidelijk, om welke reden het verzoek wordt afgewezen.
Proceskosten
4.38.
Le Mage c.s. krijgen zowel in het inleidende verzoek als in het tegenverzoek ongelijk en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan de beschikking worden de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] in het inleidend verzoek als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat € 814,00
- nakosten € 135,00
Totaal € 1.035‬,00
De kosten van [verzoekster] in het tegenverzoek worden vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het inleidend verzoek
5.1.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV, hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, om aan [verzoekster] binnen zeven dagen na betekening van de beschikking tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen te betalen:
  • een transitievergoeding ter hoogte van € 8.759,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 6.475,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele vergoeding;
  • een billijke vergoeding ter hoogte van € 20.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • het achterstallige loon, te weten het loon dat is verschuldigd over de periode vanaf
1 oktober 2023 tot en met 14 november 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ter hoogte van 50% van het verschuldigde loon, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het loon van oktober 2023 vanaf 1 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening en over het loon van november 2023 vanaf
1 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • de niet genoten verlofuren en de overwerkuren ter hoogte van totaal € 1.015,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • het door haar pro-rata opgebouwde vakantiegeld ter hoogte van € 753,71, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV, hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, in de proceskosten van € 1.035,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en de beschikking daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af;
in het tegenverzoek
5.5.
wijst de verzoeken af;
5.6.
veroordeelt Le Mage VOF, [gedaagde 2] en Le Mage BV, hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander(en) daarvan is/zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [verzoekster] tot en met vandaag worden vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van der Weij, kantonrechter en op 26 april 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.