ECLI:NL:RBOBR:2024:1831

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
01-152025-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling en bedreiging in tbs-kliniek met ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in een tbs-kliniek twee pogingen tot zware mishandeling en een bedreiging heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en chronisch psychotisch is, niet strafbaar is omdat hij ten tijde van de feiten volledig werd beheerst door zijn geestesstoornis. De rechtbank heeft de aangifte van de benadeelde partij, een zorgmedewerker in de tbs-kliniek, als voldoende onderbouwd beschouwd en heeft de vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar wel de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak is gedaan na een zitting op 16 april 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet strafbaar is, ondanks de bewezenverklaring van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.152025.23
Datum uitspraak: 30 april 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [1967] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 maart 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1 primair:

hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen

- met zijn, verdachtes, arm een (zogenaamde) nekklem bij de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft aangelegd en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om de nek en/of hals van die [slachtoffer] heen heeft (strak) getrokken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door- met zijn, verdachtes, arm een (zogenaamde) nekklem bij de nek en/of hals van die[slachtoffer] aan te leggen en/of- (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om de nek en/of hals van die [slachtoffer] heen(strak) te trekken;

2 primair:

hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (of meerdere) van zijn, verdachtes, vinger(s) (met kracht) op de oogbal en/of op het oog van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een (of meerdere) van zijn, verdachtes, vinger(s) (met kracht) op de oogbal en/of op het oog van die [slachtoffer] te drukken en/of te duwen;
3:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen: "ik vermoord je” en/of “ik druk je oog eruit”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevorderd om tot een bewezenverklaring te komen ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3.
Het standpunt van de verdediging.
Ter terechtzitting is door de verdediging ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair en feit 3 vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van letsel aan de nek en dat de verklaringen van getuigen onvoldoende overtuigend zijn om tot een veroordeling te komen. Tevens zou opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreken. Ten aanzien van feit 2 primair betwist de verdediging dat de gedragingen geëigend waren om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging eveneens aangevoerd dat de getuigenverklaringen onvoldoende steunbewijs bieden voor de aangifte.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen. [1]
1.
Een proces-verbaal aangifte, van 20 juni 2024, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 30-33:
Ik doe aangifte van poging zware mishandeling en bedreiging gepleegd door [verdachte] op 19 juni 2023 te Eindhoven. (…) Voordat ik er erg in had stond [verdachte] achter mij en voelde ik zijn arm om mijn nek. Ik voelde dat hij met kracht zijn arm aandrukte tegen mijn keel. Ik voelde dat ik moeilijker kon ademen waarop ik instinctief mijn kin in zijn elleboog probeerde te drukken. Dit was moeilijk omdat [verdachte] al zijn kracht gebruikte om mijn keel dicht te duwen. Ik voelde dat ik mezelf niet los kon wrikken en heb mij op de grond laten vallen. Ik voelde dat [verdachte] met mij meeviel waardoor wij samen op de grond terecht kwamen. Ik voelde dat ik met mijn rug op de buik van [verdachte] was gevallen. Ik hoorde hem meermaals schreeuwen: “Ik vermoord je, ik vermoord je”. Hij bleef deze woorden herhalen. Ik probeerde mij los te maken van de verwurging. Ik draaide daarvoor op mijn rechterzij waardoor zowel ik als [verdachte] op onze rechterzijde op de grond lagen. Ik lag klem tussen [verdachte] en de verwarming. Ik voelde de druk om mijn hals minder worden. Ik hoorde op dat moment [verdachte] schreeuwen: “Dan druk ik je oog eruit” of woorden van soortgelijke strekking. Ik voelde op datzelfde moment dat [verdachte] vingers zich in en rondom mijn oog met forse kracht drukte. Ik voelde pijn en dacht dat hij daadwerkelijk mijn oog in mijn schedel duwde. (…) Ik ben meteen naar het ziekenhuis gegaan om mezelf na te laten kijken door een arts. Mijn letsel is pijn in mijn oog. Rondom mijn linkeroog diverse wondjes en krassen.
2.
Een ander geschrift, te weten een afdruk contact met ziekenhuis / huisarts met [slachtoffer] op 19 juni 2023, pag. 39-40:
Schaafwonden aanwezig. Pijnlijk oog. OS oogleden onder en boven schaafwonden en licht ontveld. Conjunctivale roodheid.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 23 juni 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 3], pag. 44-47:
Ik zag dat [verdachte] zijn andere arm om de nek van [slachtoffer] legde. (…) Het eerste wat [slachtoffer] deed is naar de grond gaan. Hij viel daardoor op [verdachte] . Tijdens de val zag ik dat [verdachte] zijn arm om de nek van [slachtoffer] hield. Hij liet zich zo op de grond vallen. Uiteindelijk lag [slachtoffer] op [verdachte] en heeft [verdachte] zijn rechterarm om de nek van [slachtoffer] geklemd. Het leek of [slachtoffer] geen lucht meer kreeg. [slachtoffer] zijn gezicht werd rood en hij maakte kreungeluiden. [verdachte] was met zijn vinger van zijn linkerhand bij het oog van [slachtoffer] aan het wroeten. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij [slachtoffer] wilde vermoorden en zijn oog uit wilde steken. Ik zag dat [slachtoffer] hard aan het werk was om los te komen maar dat dat niet lukte. Ik heb alarm gedrukt en toen ben ik ook naar de grond gegaan om te proberen de arm los te krijgen die [verdachte] om de nek van [slachtoffer] had. Er kwamen inmiddels meerder mensen bij. [verdachte] was zo sterk dat we [slachtoffer] niet los kregen. Uiteindelijk hebben we met een paar mensen voor elkaar gekregen dat [slachtoffer] los kwam van [verdachte] . (…) Het hele moment bleef hij op [slachtoffer] afgeven dat hij hem had moeten vermoorden en zijn oog had moeten uitsteken. Hij hield er niet over op.
Nadere bewijsoverwegingen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat er op 19 juni 2020 op de afdeling Longcare 1D van de Woenselse Poort een incident heeft plaatsgevonden tussen een zorgmedewerker, aangever [slachtoffer] , en een patiënt van deze afdeling, verdachte. Tijdens dit incident is aangever door verdachte aangevallen en heeft aangever letsel opgelopen. Van het incident zijn meerdere collega’s van aangever, al dan niet gedeeltelijk, getuige geweest.
Getuigenverklaring
De verdediging heeft aangevoerd dat er twijfels kunnen bestaan over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de collega’s van aangever, onder meer omdat er kort na het incident een nabespreking heeft plaatsgevonden. Door deze nabespreking zouden de getuigen kunnen zijn beïnvloed. De getuigenverklaringen van de collega’s van aangever zijn daarom volgens de verdediging onvoldoende overtuigend om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en beperkt zich bij de bespreking ervan tot de getuigenverklaring van mevrouw [getuige 1] , nu de rechtbank alleen haar getuigenverklaring als bewijsmiddel bezigt.
De rechtbank stelt vast dat getuige [getuige 1] het incident van begin tot eind heeft waargenomen. Zij verklaart uitgebreid en gedetailleerd over wat zij ten tijde van het incident heeft waargenomen. Zo heeft zij verklaard dat aangever rood werd en kreungeluiden maakte, dat verdachte met zijn vinger in het oog van aangever wroette en dat aangever hard aan het werk was om los te kunnen komen. Het betreffen waarnemingen die zij zelf heeft gedaan en heeft kunnen doen. Van enige afstemming of beïnvloeding van deze getuige in haar waarnemingen is de rechtbank niets gebleken. De rechtbank acht deze getuigenverklaring dan ook betrouwbaar en voldoende overtuigend. De getuigenverklaring kan daarmee tot het bewijs worden gebezigd.
Nekklem
De verdediging betwist dat verdachte een nekklem heeft aangelegd bij aangever. Aangever had ook geen letsel aan zijn nek, terwijl dat volgens de verdediging wel te verwachten was. De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring van aangever dat verdachte bij hem een nekklem heeft toegepast vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] . Ook zij verklaart dit en verklaart daarnaast nadrukkelijk wat deze handeling met aangever deed; zijn gezicht liep rood aan en hij maakte kreungeluiden. Mede in het licht van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 1] , bestaat bij de rechtbank geen twijfel over de vraag of verdachte een nekklem heeft toegepast op aangever.
Opzet
Ter terechtzitting heeft de verdediging bepleit dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Ook waren de gedragingen van verdachte niet zodanig dat deze een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven hebben geroepen. De rechtbank ziet dit anders. Volgens de rechtbank heeft verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Zoals algemeen bekend kan worden verondersteld, bevinden zich in de nek / hals van een mens onder meer vitale bloedvaten en de luchtpijp. Het is daarmee een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel zuurstofgebrek, gebrek aan bloedtoevoer en daarmee hersenbeschadiging tot gevolg kan hebben en in zoverre tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Ook de ogen zijn een kwetsbaar en essentieel onderdeel van het menselijk lichaam. Ook daarvoor geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat wanneer men met forse kracht in de ogen duwt, dit tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden, zoals een ernstige oogbeschadiging of gehele of gedeeltelijke blindheid.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende enige tijd met kracht de keel van aangever dicht heeft gedrukt, als gevolg waarvan aangever ademnood heeft gehad en voorts dat verdachte enige tijd met kracht op een oog van aangever heeft geduwd. Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er door dit handelen van verdachte een aanmerkelijk kans bestond dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. De gedragingen van verdachte waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit letsel bewust heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank, anders dan de verdediging, de onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde pogingen tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Er is bij deze feiten sprake van een voortgezette handeling. De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen voorts bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, een en ander zoals hierna in de bewezenverklaring is beschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:

1 primair:

op 19 juni 2023 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen

- met zijn, verdachtes, arm een nekklem bij de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft aangelegd en
- vervolgens zijn, verdachtes, arm om de nek en/of hals van die [slachtoffer] heen heeft strak getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 primair:

op 19 juni 2023 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met meerdere van zijn, verdachtes, vingers met kracht op de oogbal en/of op het oog van die [slachtoffer] heeft gedrukt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
op 19 juni 2023 te Eindhoven, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] meermalen, dreigend de woorden toe te voegen: "ik vermoord je” en “ik druk je oog eruit”.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De officier van justitie en de verdediging hebben de rechtbank verzocht om de feiten bij een bewezenverklaring (sterk) verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 1 juli 1992 is aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Deze maatregel is nog steeds van kracht. Verdachte verblijft op dit moment op een Longcare afdeling van de Woenselse Poort. Hij heeft sinds kort een LFPZ-status en zal op termijn, zodra er plaats is, verhuizen naar instelling waar hij op een Longstay afdeling kan verblijven.
Om de LFPZ-status te kunnen aanvragen, hebben een psychiater en een psycholoog verdachte eind 2022 onderzocht. GZ-psycholoog R.J.A. van Helvoirt heeft op 6 januari 2023 in het pro justitia rapport van psychologisch onderzoek het volgende geschreven:
2.Gegevens uit de stukken.
Bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 1 juli 1992 wordt betrokkene inzake poging tot verkrachting ontslagen van alle rechtsvervolging en veroordeeld tot de maatregel van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. […]
[Zenuwarts-psychiater] Jacob concludeert tot een chronisch psychotisch toestandsbeeld van het schizofrene type en het advies luidde om hem voor het destijds ten laste gelegde geheel ontoerekeningsvatbaar te achten. Verder:“Betrokkene behoort tot de categorie psychotische patiënten die zonder medicatie (maar ook wel met) een direct gevaar vormen door het uitageren van psychotische denk inhouden, op hun omgeving”. [I]n de oplegginsrapportage van de zenuwarts-psychiater valt te lezen dat hij betrokkene primair ziet als een wat hij noemt “echte psychiatrische patiënt.” […]
Betrokkene is in 2019 overgeplaatst naar de Woenselse Poort te Eindhoven. […] Verder is onderzoek gedaan naar betrokkenes sociaal-emotioneel niveau van functioneren. Daar is uit naar voren gekomen dat betrokkene functioneert op een emotioneel ontwikkelingsniveau van 0-1,5 jaar, wat volgens de kliniek zou kunnen verklaren waarom hij betrokkene, naast zijn schizofrenie, snel overprikkeld raakt en er geen sprake is van gewetensvorming, inlevingsvermogen en samenwerking. Daarbij wordt gesteld dat het psychotische toestandsbeeld inmiddels is verweven met de persoonlijkheid, waar gesproken kan worden van antisociale trekken. […]
Ondanks antipsychotische medicatie blijven psychotische symptomen op de voorgrond, zich onder andere uitend in gedesorganiseerde spraak, achterdocht en een gebrekkig uitstellend vermogen. […] Een inhoudelijk gesprek is nauwelijks te voeren. Omgaan met spanningen lukt hem nauwelijks, waar betrokkene in de kern een zeer angstige man is. […]
In de aanvraag van de LFPZ status van de Woenselse Poort van juni 2022 staat verder nog vermeld een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarover staat opgetekend in datzelfde schrijven: “Gezien de in aanvang kwetsbare persoonlijkheidsopbouw, gecombineerd met het ontstaan van de schizofrenie op zeer jonge leeftijd is het psychotische toestandsbeeld inmiddels verweven met zijn persoonlijkheid, wat zich laat vertalen naar volledige gewetensloosheid, snel ervaren gevoelens van krenking en een vertekend beeld van de realiteit, wat bij elkaar opgeteld een somber perspectief veroorzaakt”. […]

11. Beantwoording van vragen. Welke factoren voortkomend uit de geestesstoornis van onderzocht kunnen van belang zijn voor de kans op recidive? De schizofrenie en dan met name het feit dat betrokkene vanuit dat ziektebeeld overvallen kan worden door paranoïde angsten waartegen hij zich moet ‘wapenen’.”

Psychiater L.H.W.M. Kaiser heeft in het pro justitia rapport van psychiatrisch onderzoek van 30 december 2022 onder meer het volgende geschreven:

11. Delictgevaarlijkheid, A) Klinische indruk. De verwachting is dat de kans op herhaling van een agressief delict vanuit zijn psychose hoog is gezien zijn functioneren nu. Vooral belastend is de chronisch psychotische toestand met paranoïde wanen en bizarre betrekkingswanen. […] Vanuit die psychose heeft hij zichzelf ook drie vingerkootjes afgesneden, duidend op het bizarre agressieve gedrag waar hij toe kan komen. Hij kan derhalve onpeilbaar risicovol gedrag vertonen zoals hij in De Voorde gehad heeft. De inschatting is dat het samenhangt met zijn gedesorganiseerd en sociaal emotioneel onrijp functioneren. Daarbij heeft hij bizarre waangedachten en handelingen. Behandeling met antipsychotica en ook clozapine hebben onvoldoende effect gehad; de chronische psychose blijft.

12. Forensisch psychiatrische beschouwing. […] Binnen de huidige afdeling, longcare van de Woenselse Poort, waar hij behandeling heeft met antipsychotische medicatie en een benadering die geheel op hem afgestemd is, gaat het redelijk. Er zijn evenwel geen stappen vooruit mogelijk in de behandeling omdat hij door de schizofrenie chronisch psychotisch is, gedesorganiseerd en slecht peilbaar. […]

14. Beantwoording van de vragen. […] Er is nu bij betrokkene vooral sprake van schizofrenie; chronisch psychotisch. […] Zoals weergegeven bij de forensische overwegingen en het risicomanagement zal een behandeling in strikte zin geen responsiviteit opleveren. Zoals beschreven is bij het risicomanagement zijn de verschillende mogelijkheden in behandeltechnische zin niet haalbaar.”

Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en aan haar oordeel over de strafbaarheid van verdachte ten grondslag legt, stelt de rechtbank vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens nu verdachte lijdt aan schizofrenie en chronisch psychotisch is.
Gelet op deze vaststelling acht de rechtbank aannemelijk, daarbij gelet op de verklaring van verdachte en de overige inhoud van het strafdossier, dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig werd beheerst door de uit deze stoornis voortvloeiende psychotische belevingen en dat hij handelde vanuit zijn ziekelijke stoornis. De rechtbank is daarom, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op grond van het strafdossier voldoende is vast komen staan dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, zodat de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.
Met dit oordeel over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte wil de rechtbank absoluut geen afbreuk doen aan de angst en pijn die [slachtoffer] moet hebben gevoeld, toen hij in juni 2023 tijdens zijn werk door verdachte werd aangevallen. Het is afschuwelijk dat juist een hulpverlener in de tbs-kliniek slachtoffer is geworden van intense agressie, zonder enige aanleiding. Het is begrijpelijk dat dit voorval hem zeer geraakt heeft en dat het moeite kost om zich weer onbevangen in zijn werkveld te begeven. Dat aangever tijdens de zitting liet weten dat er bij hem weer ruimte ontstaat voor mededogen, getuigt van grote medemenselijkheid.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer] .

[slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend. Het betreft een vordering van € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat, indien de inhoudelijke verweren van de verdediging niet zullen slagen, de hoogte van de vordering redelijk is. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet de gijzeling op te leggen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot de dag der algehele voldoening. De vordering wordt toegewezen omdat de benadeelde partij lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het incident. De vordering is voldoende onderbouwd en komt niet onredelijk hoog voor.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Het is gebruikelijk om gijzeling op te leggen voor het geval een veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting jegens de Staat voldoet. Dat is een drukmiddel om een onwillige veroordeelde te bewegen tot betaling van de schadevergoeding. De rechtbank acht het – met de verdediging – illusoir dat verdachte in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn betalingsverplichting aan de Staat te voldoen, nu de duur van de aan hem opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege onbepaald is en verdachte uit dien hoofde niet over een inkomen beschikt. Daarnaast rijst de vraag of iemand met verdachtes problematiek op veilige en verantwoorde wijze kan worden vastgehouden in de gevangenis. Met die wetenschap zou de normaliter op te leggen gijzeling, een punitief karakter krijgen. Dat acht de rechtbank onwenselijk. De rechtbank houdt met het genoemde rekening door te bepalen dat bij gebreke van betaling aan de Staat, geen gijzeling wordt toegepast.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 56, 285, 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar;

ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;

legt op de volgende
maatregel:

* de maatregel van schadevergoeding;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 2.000,- euro. Voormeld bedrag bestaat uit vergoeding van immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 2.000,- euro, bestaande uit vergoeding van immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Slaar, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. C.M Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 30 april 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant genummerd PL2100-2023134480.