Uitspraak
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar
Zitting
Beslissing
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, die op 4 februari 2023 een naheffingsaanslag van € 76,28 had opgelegd. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser op 31 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het eiser aan procesbelang ontbrak. Dit procesbelang houdt in dat de uitkomst van de procedure een gunstiger resultaat voor de betrokkene moet kunnen opleveren. Aangezien de naheffingsaanslag al was vernietigd met de uitspraak op bezwaar, kon de rechtbank geen inhoudelijke uitspraak doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag niet aan eiser was gericht en dat hij slechts had gesteld de feitelijke parkeerder te zijn, wat door de heffingsambtenaar gemotiveerd was betwist. De rechtbank had ook twijfels over de volmacht die door de gemachtigde van eiser was overgelegd, maar deze twijfels waren niet de basis voor de niet-ontvankelijkverklaring. De rechtbank heeft besloten om de zaak niet aan te houden voor verdere verduidelijking, omdat het beroep al om andere redenen niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, in aanwezigheid van griffier mr. L. Langenhoff, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2024.