ECLI:NL:RBOBR:2024:1829

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
23/1638
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, die op 4 februari 2023 een naheffingsaanslag van € 76,28 had opgelegd. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser op 31 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het eiser aan procesbelang ontbrak. Dit procesbelang houdt in dat de uitkomst van de procedure een gunstiger resultaat voor de betrokkene moet kunnen opleveren. Aangezien de naheffingsaanslag al was vernietigd met de uitspraak op bezwaar, kon de rechtbank geen inhoudelijke uitspraak doen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag niet aan eiser was gericht en dat hij slechts had gesteld de feitelijke parkeerder te zijn, wat door de heffingsambtenaar gemotiveerd was betwist. De rechtbank had ook twijfels over de volmacht die door de gemachtigde van eiser was overgelegd, maar deze twijfels waren niet de basis voor de niet-ontvankelijkverklaring. De rechtbank heeft besloten om de zaak niet aan te houden voor verdere verduidelijking, omdat het beroep al om andere redenen niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, in aanwezigheid van griffier mr. L. Langenhoff, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1638
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar bijgestaan door haar collega J.L.C. Putters. De gemachtigde van eiser is, zonder voorafgaande kennisgeving daarvan, niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser procedeert digitaal en is op 29 februari 2024 via digitale toegang uitgenodigd voor de zitting. De rechtbank gaat er daarom van uit dat hij de uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door de heffingsambtenaar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 4 februari 2023 aan [naam] . als kentekenhouder van het voertuig een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 76,28, bestaande uit € 72,90 naheffingskosten en € 3,38 parkeerbelasting.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser met de uitspraak op bezwaar van 31 mei 2023 (de bestreden uitspraak) niet-ontvankelijk verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Feiten
2. Op 1 februari 2023 om 19:02 is geconstateerd dat het voertuig met het kenteken [nummer] geparkeerd stond op de Zuid Willemsvaart 178 in ’s-Hertogenbosch zonder dat de daarvoor verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Hiervoor is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (aanslagnummer [nummer] ).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat het eiser aan procesbelang ontbreekt. Procesbelang houdt in dat een betrokkene een belang heeft bij de uitkomst van de procedure en dat belang ook daadwerkelijk kan bereiken. Als de uitkomst van het beroep niet tot een gunstiger resultaat voor de betrokkene kan leiden, dan ontbreekt het procesbelang en kan van de bestuursrechter geen inhoudelijke uitspraak worden gevraagd.
4. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de aanslag waar het in deze procedure om gaat al heeft vernietigd. De naheffingsaanslag is met de uitspraak op bezwaar van 9 februari 2023, die overigens niet is gericht aan eiser of zijn gemachtigde, vernietigd. Gemachtigde van eiser heeft op 29 juni 2023 beroep ingesteld. Op dat moment bestond de aanslag al niet meer. Dat was overigens ook al zo toen gemachtigde van eiser het bezwaarschrift indiende. Het valt niet in te zien welk belang eiser nog heeft bij deze procedure, want hij kan geen gunstiger resultaat krijgen. Eiser heeft om die reden dan ook geen procesbelang.
5. Ook valt niet in te zien dat eiser belanghebbende zou zijn in deze procedure. De naheffingsaanslag is niet aan eiser gericht. Ook blijkt nergens uit dat eiser op 1 februari 2023 de feitelijke parkeerder was. Eiser heeft dat slechts gesteld, terwijl de heffingsambtenaar gemotiveerd heeft betwist dat eiser de feitelijk parkeerder was. Ook hierom is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Net als de heffingsambtenaar heeft de rechtbank ernstige twijfels bij de volmacht die door de gemachtigde van eiser in beroep is overgelegd, maar de rechtbank legt deze twijfels niet ten grondslag aan de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. De rechtbank heeft haar twijfels namelijk niet aan gemachtigde kunnen voorhouden, omdat hij niet aanwezig is op de zitting. De rechtbank kiest er niet voor de zaak aan te houden om gemachtigde alsnog de gelegenheid te geven duidelijkheid te geven over de volmacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit te doen, omdat het beroep al om andere redenen niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank legt echter wel uit waarom zij twijfels heeft over de volmacht.
7. Gemachtigde heeft namens eiser bezwaar gemaakt, maar hij heeft een volmacht overgelegd van iemand anders, namelijk van mevrouw X. In die volmacht staat het kenmerk [nummer] , maar dat komt niet overeen met het nummer van de aanslag waar het in deze procedure over gaat. Ten slotte is de volmacht gedateerd op 2 februari 2023, terwijl de naheffingsaanslag gedateerd is op 4 februari 2023. De heffingsambtenaar heeft gemachtigde de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen en een juiste machtiging over te leggen. Hier heeft gemachtigde geen reactie op weggegeven en het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk verklaard. In beroep heeft gemachtigde een andere volmacht overgelegd. Die volmacht staat wel op naam van eiser. Het adres op de volmacht komt overeen met het adres op de volmacht in bezwaar. Uit onderzoek van de heffingsambtenaar is echter gebleken dat eiser nooit op dat adres woonde en dat mevrouw X ten tijde van de naheffingsaanslag op het betreffende adres woonde. De volmacht in beroep is net als de volmacht in bezwaar gedateerd op 2 februari 2023. Ten slotte valt op dat de handtekening op de volmacht in beroep overeenkomt met de handtekening op de volmacht in bezwaar
.
8. De rechtbank merkt op dat deze bevindingen ertoe kunnen leiden dat de rechtbank in volgende zaken bij gemachtigde een recente machtiging en/of een kopie van het legitimatiebewijs van de betrokkene zal opvragen of de betrokkene zal oproepen voor de zitting.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Langenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: