Uitspraak
[bedrijfsnaam gedaagde],
1.De procedure
- de e-mail van mr. Van Emden van 11 april 2024 met een specificatie van de huidige betalingsachterstand
- de pleitnota van mr. Harten.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Inbev Nederland N.V. en een gedaagde partij, die een bedrijfsruimte huurt. Inbev vorderde ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand die was ontstaan door tijdelijke externe omstandigheden. De huurachterstand was ten tijde van de mondelinge behandeling teruggebracht tot minder dan drie maanden, en de gedaagde had concrete stappen ondernomen om de resterende achterstand weg te werken. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand relatief gering was en dat de gedaagde zijn huurtermijnen weer tijdig betaalde. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de gedaagde tekort was geschoten in de drankafnameovereenkomst, aangezien hij dranken afnam van een officiële leverancier van Inbev en daar nooit eerder op was aangesproken. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en de kantonrechter oordeelde dat de belangen van de gedaagde zwaarder wogen dan die van Inbev. De vordering tot betaling van de huurachterstand en boeterente werd gedeeltelijk toegewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.