ECLI:NL:RBOBR:2024:1817

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
01-283616-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die is beschuldigd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten 12 jaar oud was. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met het kind, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, en voor het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar misbruik heeft gepleegd, waarbij hij het slachtoffer manipulatief heeft benaderd en seksuele handelingen heeft geëist in ruil voor bijvoorbeeld mobiele data. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door bewijs zoals WhatsApp-berichten en kinderpornografisch materiaal dat op de telefoon van de verdachte is aangetroffen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod voor de duur van drie jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, ter hoogte van €30.275,-, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.283616.22
Datum uitspraak: 29 april 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Deurne op [1976] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2023, 8 mei 2023, 1 augustus 2023 en 15 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 januari 2023.
Nadat de tenlastelegging ex artikel 314a Sv op de terechtzitting van 15 februari 2023 is aangepast, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juni 2020 tot en met 29 september 2022 te Helmond, althans in Nederland, en/of te Lloret de Mar, althans in Spanje,
met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
te weten [slachtoffer] , geboren op [2008] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn vinger en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 29 september 2022 te Helmond en/of te Ysselsteyn, in elk geval in Nederland,
4 afbeeldingen, te weten foto's, - en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon bevattende foto's -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft vervaardigd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met (een) vinger(s) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(afbeelding 4 in toonmap, vindplaats: p. 360/361 in dossier)
en/of
het met (een) vinger(s) en/of hand betasten en/of aanraken van de billen en/of de anus van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(afbeelding 3 in toonmap, vindplaats: p. 360 in dossier)
en/of
het met (een) vinger(s) en/of hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(afbeeldingen 1 en 2 in toonmap, vindplaats: p. 359/360 in dossier)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of
de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen en/of anus in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding 3 in toonmap, vindplaats: p. 360 in dossier)
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(afbeeldingen 1 en 2 in toonmap, vindplaats: p. 359/360 in dossier);
(art. 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft beide feiten wettig en overtuigend bewezen geacht.
Met betrekking tot feit 1 is volgens de officier van justitie voldoende steunbewijs voorhanden voor de verklaring van het slachtoffer. Daartoe heeft de officier van justitie gewezen op het Whatsapp-berichtenverkeer tussen de verdachte en het slachtoffer waarin tussen de berichten over normale dagelijkse bezigheden binnen een gezin, ook berichten van seksuele aard stonden. Voorts heeft hij gewezen op de kinderpornografische foto’s van (onder meer) het slachtoffer die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen en op een op de telefoon van het slachtoffer aangetroffen filmpje waarop is te zien dat seksuele handelingen worden verricht tussen verdachte en het slachtoffer. Niet alleen de politie en de ex-vriendin van verdachte herkennen hem op het filmpje, maar ook verdachte zelf heeft eerder tegenover de politie verklaard zich op het filmpje te herkennen. De officier van justitie heeft er tot slot op gewezen dat de wijze waarop het slachtoffer naar buiten is gekomen met hetgeen is gebeurd tussen haar en haar stiefvader authentiek en betrouwbaar voorkomt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft de hem verweten feiten ontkend. Ook ter terechtzitting blijft de verdachte daarbij. Hij heeft verklaard dat hij zich het seksuele misbruik niet kan herinneren. Hij heeft tevens verklaard niet te begrijpen dat er kinderporno op zijn mobiele telefoon is aangetroffen.
De raadsvrouwe heeft een partiële vrijspraak bepleit voor feit 1. Zij acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat het misbruik voor juli 2022 heeft plaatsgevonden, nu de relevante berichten op de telefoon van het slachtoffer dateren van juli 2022 en daarna.
De raadsvrouwe heeft ook een partiële vrijspraak bepleit voor feit 2. Zij acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat het bezit van kinderporno voor 23 juli 2022 aan de orde was omdat de data die aan de foto’s gekoppeld zijn dateren vanaf 23 juli 2022 (p. 357 strafdossier). Zij heeft tevens aangevoerd dat het vervaardigen van de afbeeldingen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage 1 bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, zoals zich in deze zaak voordoet, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Maar hiernaast geldt dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het veronderstelde slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
In onderhavige zaak heeft [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) twee uitgebreide verklaringen afgelegd over het door de verdachte gepleegde seksuele misbruik. Zij heeft consistent, authentiek en gedetailleerd verklaard over de ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De door [slachtoffer] afgelegde verklaringen komen de rechtbank daarom geloofwaardig en betrouwbaar voor.
Daar komt bij dat de verklaringen van [slachtoffer] steun vinden in het berichtenverkeer tussen [slachtoffer] en verdachte, het op hun telefoons aangetroffen beeldmateriaal en de verklaring van de moeder van [slachtoffer] .
Zo heeft haar moeder onder meer verklaard dat ze op de telefoon van [slachtoffer] een filmpje heeft aangetroffen waarop te zien is dat de verdachte tijdens een vakantie in Spanje geslachtsverkeer heeft met [slachtoffer] .
Ze heeft haar dochter en verdachte op dat filmpje herkend en aan de hand van een paars bandje om zijn pols heeft zij dit filmpje gerelateerd aan een recente vakantie in Lloret de Mar. [slachtoffer] zelf heeft ook uitvoerig verklaard over die vakantie en hetgeen daar is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens deze vakantie een paars polsbandje droeg en dat hij met [slachtoffer] in één bed heeft geslapen, maar hij heeft ter terechtzitting ontkend degene te zijn op het hiervoor genoemde filmpje. Toen de moeder van [slachtoffer] hem echter met een screenshot van het filmpje confronteerde (vlak nadat zij het had aangetroffen), heeft verdachte toegegeven dat hij de man op het filmpje is. Dit heeft de verdachte ook ten overstaan van de verbalisanten verklaard toen deze hem in zijn chalet bezochten op 30 september 2022. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte (onder meer) tijdens een vakantie in Spanje in augustus 2022 geslachtsverkeer heeft gehad met [slachtoffer] , waarmee derhalve sprake is geweest van seksueel binnendringen door verdachte bij [slachtoffer] .
Verder voerde de verdachte met [slachtoffer] gedurende een lange periode intensief berichtenverkeer via Whatsapp, waarin hij tussen de berichten over de dagelijkse bezigheden in gezinsverband, ook over (aanstaande) seksuele contacten tussen hen schreef en haar opdroeg zichzelf te filmen wanneer zij seksuele handelingen bij zichzelf verrichtte. Daarbij instrueerde hij [slachtoffer] op welke momenten zij dergelijke filmpjes naar hem moest sturen, zodat hij niet betrapt zou worden door haar moeder, zijn toenmalige partner.
[slachtoffer] spreekt de verdachte in het - seksueel getinte - berichtenverkeer aan met “ [naam] ”.
Opvallend is dat de verdachte de door hem verzonden berichten steeds snel weer heeft verwijderd als deze seksueel van aard en strekking waren. De rechtbank maakt dit onder meer op uit de omstandigheid dat in het berichtenverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] is te zien dat honderden berichten door de verzender (de telefoon van verdachte) zijn verwijderd. De politie heeft enkele tientallen van die verwijderde berichten kunnen terughalen en daaruit blijkt dat dit seksueel getinte berichten betrof. Daarnaast is uit de wijze waarop [slachtoffer] reageert op de (nadien) ‘door de verzender’ verwijderde berichten af te leiden dat dit berichten van seksuele aard betrof.
[slachtoffer] heeft ook verklaard over het verwijderen van berichten en afbeeldingen. Zij moest van de verdachte bepaalde berichten of afbeeldingen verwijderen van haar toestel nadat zij deze naar verdachte had gestuurd. Zij vergat dat wel eens. Zo ook wat betreft het filmpje dat in Spanje was gemaakt.
Deze stroom aan Whatsapp-berichten tussen de verdachte en [slachtoffer] over de dagelijkse bezigheden met daarin verweven de berichten met een seksuele aard of strekking, die door de verdachte meestal verwijderd werden na verzending, vormt eveneens relevant steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] .
Tenslotte spreekt [slachtoffer] in haar verklaring over het feit dat verdachte haar telefoonbundel beheerde en dat zij in ruil voor extra gigabites seksuele handelingen bij verdachte diende te verrichten of dit in ieder geval moest beloven. Ook dit komt terug in het berichtenverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] en vormt aldus steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] .
De raadsvrouwe heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode tot juli 2022, omdat het procesdossier enkel berichtenverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] bevat vanaf juli 2022. Dat betekent volgens de raadsvrouwe dat er onvoldoende steun is voor de verklaring van [slachtoffer] dat het seksuele misbruik is begonnen omstreeks 24 juni 2020.
De rechtbank volgt de raadsvrouwe hierin niet. De rechtbank stelt voorop dat de bewijsminimumregel als bedoeld in artikel 342 Wetboek van Strafrecht (Sr) geldt voor de gehele tenlastelegging, en niet voor een enkel onderdeel daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] ook geloofwaardig en betrouwbaar verklaard over het tijdsbestek waarbinnen het misbruik heeft plaatsgevonden.
Nu de verklaringen van [slachtoffer] daarnaast op wezenlijke onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals hiervoor reeds overwogen, gaat de rechtbank ook ten aanzien van de ten laste gelegde periode uit van haar verklaringen.
[slachtoffer] heeft verklaard over de periode waarin de handelingen door de verdachte zijn gepleegd. Daarbij heeft zij het begin van de pleegperiode gerelateerd aan hetgeen de verdachte zelf met haar had besproken. Dit komt neer op ruim twee jaar op het moment dat zij haar verklaring in oktober 2022 heeft afgelegd. De eerste keer dat sprake was van geslachtsverkeer heeft [slachtoffer] gerelateerd aan haar 14e verjaardag.
Daar komt bij dat in de telefoon van verdachte berichtenverkeer met [slachtoffer] is aangetroffen vanaf 24 februari 2021, waarin ook al Whatsapp-berichten zijn verwijderd (p. 369). Dit past bij het hiervoor vermelde patroon van het verwijderen van berichten met een seksuele aard of strekking.
Het bewijsverweer wordt aldus verworpen.
Feit 2
Ten aanzien van de op de telefoon van verdachte aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op afbeelding 1 de minderjarige [slachtoffer] en verdachte staan afgebeeld en dat één van hen deze afbeelding moet hebben gemaakt.
De personen op afbeelding 2 staan niet met hun (hele) gezicht op de afbeelding, maar hebben exact dezelfde kleding en onderkleding aan als de personen op afbeelding 1 en liggen op eenzelfde dekbed(hoes). De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de personen op afbeelding 2 [slachtoffer] en verdachte zijn en dat één van hen deze afbeelding heeft gemaakt.
Ook indien [slachtoffer] degene is die deze afbeeldingen feitelijk heeft gemaakt, kan worden bewezen dat verdachte de afbeeldingen (in juridische zin) heeft vervaardigd. Uit de bewijsmiddelen kan immers worden afgeleid dat [slachtoffer] enkel in opdracht van verdachte afbeeldingen van seksuele aard maakte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de afbeeldingen 1 en 2 heeft vervaardigd. Deze afbeeldingen zijn aangetroffen op de mobiele telefoon van de verdachte, zodat niet alleen het vervaardigen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, maar ook het in bezit hebben en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ten aanzien van de afbeeldingen 3 en 4 niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze heeft vervaardigd.
De afbeeldingen 3 en 4 zijn wel aangetroffen op zijn mobiele telefoon zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat hij deze in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
feit 1:
op tijdstippen in de periode van 24 juni 2020 tot en met 29 september 2022 te Helmond en/of te Lloret de Mar,
met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
te weten [slachtoffer] , geboren op 24 juni 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn vinger en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 29 september 2022 in Nederland,
4 afbeeldingen, te weten foto’s en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon bevattende 4 foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
heeft vervaardigd, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met vingers vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met vingers betasten en/of aanraken van de anus van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of
de uitsnede van de foto nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en anus in beeld gebracht worden
waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het houden van een penis bij/naast het gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van de volgende straf en maatregelen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest;
  • de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
  • de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een contactverbod voor de duur van 3 jaar;
  • de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een gebiedsverbod met betrekking tot de woning van het slachtoffer in Helmond en het [locatie] in Helmond voor de duur van 3 jaar.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de laatste twee maatregelen gevorderd deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft de opheffing gevorderd van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het ondergane voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De verdediging gaat, anders dan de officier van justitie, uit van een kortere pleegperiode en het beperkte aantal afbeeldingen met kinderporno.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van ruim twee jaar [slachtoffer] seksueel misbruikt. Zij was bij aanvang 12 jaar oud. De verdachte eiste seksuele handelingen met haar te mogen verrichten in ruil voor bijvoorbeeld mobiele data of vervoer naar de film.
De verdachte droeg daarnaast [slachtoffer] via Whatsapp onder meer op om seksuele handelingen bij haarzelf te verrichten die zij moest filmen en hem moest sturen.
Hij ging daarbij manipulatief en berekenend te werk en heeft berichten met een seksuele aard daarna telkens verwijderd en droeg [slachtoffer] ook op dergelijke berichten te verwijderen.
Op de telefoon van verdachte is daarnaast kinderpornografisch materiaal aangetroffen. Op twee foto’s waren [slachtoffer] en hijzelf afgebeeld.
De verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Verdachte heeft [slachtoffer] ontmaagd. In een tijdsbestek van enkele maanden heeft hij zo’n 10 keer geslachtsverkeer met haar gehad. Bij de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat zij de eerste keer gemeenschap had willen hebben met iemand die zij leuk vond. Dus niet met haar stiefvader. De verdachte heeft voor het recht van [slachtoffer] op een gezonde seksuele ontwikkeling geen oog gehad en heeft enkel zijn eigen lustgevoelens gevolgd.
Het slachtoffer bevond zich bovendien in een afhankelijke positie van de verdachte. Zij was twee jaar oud toen de verdachte tot het gezin toetrad, zij zag hem als haar vader en had een goede band met hem. Een kind moet zijn (stief)ouder kunnen vertrouwen. In plaats van [slachtoffer] op te voeden en een veilige basis voor haar te zijn, heeft de verdachte het vertrouwen van [slachtoffer] in hem op ernstige wijze misbruikt. Het seksueel misbruik vond thuis en op vakantie plaats. Plekken waar zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen.
Verdachte blijft hardnekkig ontkennen het misbruik, waarvoor overvloedig bewijs aanwezig is, te hebben gepleegd. Verdachte neemt aldus geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden, hetgeen (nog extra) beschadigend is voor het slachtoffer. Deze proceshouding neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis.
Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bevolen met ingang van 30 juni 2023. Met de in het onderhavige vonnis vervatte beslissingen zijn de ernstige bezwaren en gronden voor voorlopige hechtenis gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen namens de verdachte ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht onvoldoende zwaarwegend om het belang dat de verdachte heeft bij voortduring van zijn invrijheidsstelling, afgezet tegen de ernst van de feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld, te laten prevaleren boven het strafvorderlijk belang bij herleving van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM, artikel 38z Sr)
Ten aanzien van de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38z Sr overweegt de rechtbank het volgende.
De psychiater en psycholoog hebben het recidiverisico in hun rapporten van 24 april 2023 op basis van (standaard) risicotaxatie-instrumenten als laag ingeschat, onder meer omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De psychiater heeft daarbij echter het volgende opgemerkt:
De gestandaardiseerde risicotaxatie wordt als beperkt betrouwbaar
gezien, vanwege de onvoldoende betrouwbaarheid van de beschikbare informatie. Bij de
klinische risicotaxatie schat de onderzoeker een hoger recidiverisico in dan de uitkomst
van de gestandaardiseerde risicotaxatie. Bij de klinische inschatting wordt overwogen dat
zijn disfunctionele persoonlijkheidstrekken hem in een specifieke context gevoelig kunnen maken voor seksueel overschrijdend gedrag, bijvoorbeeld in de context waarin hij
zorg draagt voor een minderjarig kind. In deze situatie kunnen de afhankelijkheid en genegenheid van de minderjarige betrokkene aanzetten tot het misbruiken van zijn
machtspositie. Dit impliceert onder meer een verhoogd recidiverisico indien betrokkene, zonder dat sprake is van toezicht en begeleiding, naar een onveranderde situatie in het gezin met opgroeiende kinderen zal terugkeren.
Hoewel uit de rapportages van de deskundigen volgt dat het recidiverisico in het algemeen laag wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat ermee rekening gehouden moet worden dat het recidiverisico na afloop van de gevangenisstraf niet tot een aanvaardbaar risico is teruggedrongen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking wat de psychiater over de klinische inschatting van het recidiverisico heeft uiteengezet. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de manipulerende en berekende wijze waarop de verdachte het seksuele misbruik met het slachtoffer heeft gepleegd. En tot slot met de proceshouding van de verdachte, die geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, zodat onduidelijk is of hij zich bewust is van de ernst en het laakbare van zijn handelen. Zonder inzicht in de beweegredenen van verdachte moet worden gevreesd voor herhaling.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank dan ook, conform de vordering van de officier van justitie, een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten - indien aangewezen - op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gevangenisstraf vanwege een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr) gebiedsverbod
De rechtbank is op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier van oordeel dat - ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten - aan de verdachte een maatregel die strekt tot de beperking van de vrijheid moet worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel zal de rechtbank opleggen overeenkomstig artikel 38v Sr en houdt in dat de verdachte zich niet zal ophouden in de navolgende gebieden:
- binnen een straal van 100 meter van de woning van [slachtoffer] , [adres 2] ;
- binnen een straal van 100 meter van [locatie] , adres [adres 3] .
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van drie jaar.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is voldaan omdat de rechtbank de verdachte voor een zedendelict veroordeelt tot een gevangenisstraf van 5 jaar.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat voor elke keer dat de verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van één week zal worden toegepast. Daarbij geldt dat de vervangende hechtenis voor een maximale duur van zes maanden kan worden opgelegd en dat toepassing van de vervangende hechtenis de verdachte niet ontheft van deze maatregel.
Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr) contactverbod
De rechtbank is op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier van oordeel dat - ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten - aan de verdachte een maatregel die strekt tot de beperking van de vrijheid moet worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel zal de rechtbank opleggen overeenkomstig artikel 38v Sr en houdt in dat de verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, ook niet via derden, contact zoekt, maakt of heeft met [slachtoffer] (geboren op [2008] ).
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van drie jaar. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is voldaan omdat de rechtbank de verdachte voor een zedendelict veroordeelt tot een gevangenisstraf van 5 jaar. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat voor elke keer dat de verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van één week zal worden toegepast. Daarbij geldt dat de vervangende hechtenis voor een maximale duur van zes maanden kan worden opgelegd en dat toepassing van de vervangende hechtenis de verdachte niet ontheft van deze maatregel.
Deze laatst vermelde maatregel zal
dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een vergoeding van € 30.275,- voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van € 20.275,- voor de materiële schade (omschreven als studievertraging) en € 10.000,- voor de immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toewijsbaar geacht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens de verdachte is verzocht een lagere vergoeding voor de immateriële schade toe te wijzen dan gevorderd, omdat de verdediging heeft bepleit dat slechts een deel van de onder 1 ten laste gelegde periode kan worden bewezen. Tevens is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de studievertraging, omdat onvoldoende is aangetoond dat sprake is van een rechtstreekse verband tussen de studievertraging en het onder 1 ten laste gelegde feit.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. De rechtbank heeft een langere pleegperiode bewezen verklaard dan door de raadsvrouwe is bepleit.
Materiële schade.
Namens de benadeelde partij is als materiële schadepost gevorderd een vergoeding van schade wegens studievertraging van één jaar. De benadeelde partij is gestopt met haar studie op MBO-3 niveau en zal volgend schooljaar enkele niveaus lager instromen.
De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte studievertraging heeft opgelopen. De overgelegde stukken van de school en de psycholoog gelden daartoe, anders dan bepleit, als voldoende onderbouwing voor dit rechtstreekse verband.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
29 april 2024, de datum van dit vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien, zoals in het onderhavige geval, de benadeelde geen lichamelijk letsel heeft opgelopen maar wel op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen.
Uit het behandelplan van GGZ Oost-Brabant (geprint 6 juni 2023), dat door de raadsvrouwe van de benadeelde partij is overgelegd, blijkt de diagnose van PTSS. Hiervoor is traumabehandeling nodig.
Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de aard, de ernst van de gevolgen voor de benadeelde, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade die de benadeelde rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten heeft geleden naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 10.000,-.
In beginsel is de wettelijke rente op grond van artikel 6:83, aanhef en onder b, BW zonder ingebrekestelling verschuldigd vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte, is ingetreden.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 september 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu geen omstandigheden zijn gebleken die erop duiden dat de schade anders dan geleidelijk is opgelopen gedurende de periode waarin de bewezen verklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen in het midden van die periode, dus op 1 september 2021.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post toekomstige schade ex artikel 6:165 BW, pro memorie opgevoerd. De raadsvrouwe van de benadeelde partij heeft dit ook als zodanig verzocht omdat onduidelijk is of de benadeelde partij op een lager niveau haar opleiding kan voortzetten, of extra studiekosten worden gemaakt en zich deze kosten nog niet hebben gerealiseerd.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
29 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en aan hem toebehorende mobiele telefoon vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang, omdat er verboden materiaal op staat.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 38v, 38z, 57, 240b, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
feit 2: een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en/of in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en de maatregelen:
(ten aanzien van de feiten 1 en 2:)
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
 de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in
artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
(ten aanzien van feit 1:)
 de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een
contactverbod voor de duur van 3 jaar.
Dit contactverbod houdt in dat de veroordeelde gedurende 3 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [2008] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat dit contactverbod
dadelijk uitvoerbaaris.
 de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een
gebiedsverbod voor de duur van 3 jaar.
Dit gebiedsverbod houdt in dat de veroordeelde gedurende 3 jaar zich niet zal ophouden in de navolgende gebieden:
- binnen een straal van 100 meter van de woning van [slachtoffer] , [adres 2] ;
- binnen een straal van 100 meter van [locatie] , [adres 3] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes (6) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen goed, te weten:
1 STK GSM - in zwart hoesje, merk Case Roxx.
 de verplichting tot
betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 30.275,-.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 186 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 20.275,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 30.275,- euro, bestaande uit € 20.275,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de gevorderde post toekomstige schade p.m.
De verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis per heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.C.L. Pechaczek en mr. P.M. Lindeman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 29 april 2024.