ECLI:NL:RBOBR:2024:1724

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
379651 HA ZA 22-114 en 387042 HA ZA 22-585
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van aannemingsovereenkomst wegens gebreken in uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2024 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure over de gedeeltelijke ontbinding van een aannemingsovereenkomst. De eiser, aangeduid als [A], heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] voor de verbouwing van een kerkje tot woning. De eiser heeft gesteld dat de gedaagde niet deugdelijk werk heeft geleverd, wat heeft geleid tot gebreken en herstelkosten van € 260.071,94. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, met name door het plaatsen van verkeerde kozijnen en het ontbreken van spouwisolatie. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van het verschuldigde bedrag. In de vrijwaringszaak heeft de onderaannemer, Wijmoco B.V., vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, die zijn afgewezen omdat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd waarin de onderaannemer tekort is geschoten. De rechtbank heeft de verdere beslissingen aangehouden tot de partijen zich hebben uitgelaten over de hoogte van de herstelkosten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak met zaak- en rolnummer 379651 HA ZA 22-114 (hierna: de hoofdzaak) van

1.[eiser sub 1 in HA ZA 22-114] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2 in HA ZA 22-114],
te [plaats] ,
eisers,
hierna samen te noemen: [A] (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. A.G.E. Verbart te Tilburg,
tegen
[gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585]handelend onder de naam
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585],
te [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] (mannelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. B.J. Bloemendal te Bergeijk,
en in de zaak met zaak- en rolnummer 387042 HA ZA 22-585 (hierna: de vrijwaringszaak) van
[gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585]handelend onder de naam
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585],
te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. B.J. Bloemendal te Bergeijk,
tegen
WIJMOCO B.V.,
te Lingewaard,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Wijmoco (vrouwelijk, enkelvoud)
advocaat: mr. A.E. Klomp en mr. R.N.M. Dijkstra te Nijmegen.

1.De kern van de zaken

1.1.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft in opdracht van [A] werkzaamheden verricht om een kerkje van [A] om te bouwen tot woning tegen een aanneemsom van € 210.237,50,-. [A] heeft een aantal vorderingen ingesteld, waaronder betaling van € 260.071,94 aan herstelkosten, omdat in haar ogen [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] de werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd. De hoofdzaak gaat over de vraag of deze vorderingen kunnen worden toegewezen.
1.2.
De vrijwaringszaak gaat over de vraag of Wijmoco, een onderaannemer, gehouden is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te vrijwaren voor de vordering van [A] op [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] . Volgens [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is Wijmoco daartoe gehouden. Wijmoco vordert daartegenover van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] betaling van openstaande facturen die betrekking hebben op de levering en plaatsing van kozijnen in de woning van [A] .
1.3.
Met dit vonnis geeft de rechtbank weer hoe zij over een groot deel van het geschil denkt. Zij komt echter nog niet tot haar eindoordeel. Partijen worden in de gelegenheid gesteld nog een akte te nemen.

2.De procedure

In de hoofdzaak
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 januari 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- een akte vermeerdering eis van [A] ,
- een akte overlegging producties en bewijsaanbod van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ,
- de mondelinge behandeling (zitting) van 24 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de zitting heeft [A] spreekaantekeningen voorgedragen.
2.2.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
In de vrijwaringszaak
2.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 januari 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- een conclusie van antwoord in reconventie van Wijmoco,
- een akte overlegging producties en bewijsaanbod van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ,
- de zitting van 24 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de zitting heeft Wijmoco spreekaantekeningen overgelegd.
2.4.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten in conventie en reconventie

3.1.
[A] en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] hebben in 2018 een overeenkomst gesloten op basis waarvan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] verbouwingswerkzaamheden zou verrichten aan een kerkje van [A] , met de bedoeling het kerkje om te bouwen tot woning, tegen een aanneemsom van € 210.237,50 (hierna: de ((aannemings)overeenkomst). De overeenkomst is neergelegd in een offerte (productie 1 dagvaarding) waarin de te verrichten werkzaamheden als volgt zijn beschreven:
“Offerte
Verbouwing[adres]
Stut + sloopwerk:
- begane grondvloer volledig verwijderen
- lambrisering interieur verwijderen
- oude E en W installatie verwijderen
- buiten riolering compleet verwijderen
- hak en breekwerk voor de nieuwe E en W installatie + graafwerkzaamheden
Metselwerk:
- nalopen voegwerk (repareren loszittend voegwerk)
- binnen werk poruso
- buiten metselwerk t.b.v. openslaande deuren
Vloer begane grond:
- isoleren (rc 4,5 m2 KIW)
- cement dekvloer 70mm
- betonvloer 120mm
- wapening diameter 8mm
- afwerking van de vloeren
- matranden
Timmerwerk:
- stel kozijnen maken + plaatsen
- binnen kozijnen + deuren plaatsen
- balklaag + kraaldelen plaatsen
- dakramen + dakkapel plaatsen
- fermacell vloer leggen
- dak isoleren + gipsen
- pannen repareren + loodvervanger
- vensterbanken
- dak doorvoer plaatsen (niet leveren)
- plinten + architraven plaatsen (standaard) + tegelplinten
- incl. deuren en beslag
- buiten kozijnen (volgens tekening) + glas
Tegelwerk:
- badkamers + toiletten
(Excl. tegels + dorpels + strips + inwas leveren) er van uitgaande standaard tegels
Stucwerk:
- geheel pleisterwerk
- schilder + tex werkzaamheden volgens bestek
- Bouwafval afvoeren
Excl.:
- E en W installatie + zinkwerk
- sanitair
- straatwerk
- alles voor de kachel
- trappen of hekwerk”
3.2.
Aanvullende afspraken zijn neergelegd in een document getiteld “afwerkstaat” (productie 2 dagvaarding). Hierin staat dat kozijnen van het type “Classic” zouden worden geleverd en geplaatst.
3.3.
[A] heeft de overeengekomen aanneemsom op 5% na aan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] voldaan.
3.4.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft vanaf december 2018 werkzaamheden verricht.
3.5.
Op 16 mei 2019 heeft Wijmoco aan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] per mail een offerte gestuurd voor de levering en plaatsing van kozijnen. Daarin is opgenomen, voor zover van belang:
“Profielen zijn reynaers sl38 vlak in ral 1706 gemoffeld. (…)
Montage van de aluminium kozijnen in gereedstaande stelkozijnen welke geleverd en waterpas gesteld zijn door GGbouwservice.
Maatvoering wordt in samenspraak bepaald door Wijmoco en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] .
De prijs voor deze levering van 21st kozijnen is € 41.100,-- excl btw inkl montage. (…)”
3.6.
Op 22 mei 2019 heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] per mail aan Wijmoco bericht akkoord te zijn met de offerte maar dat er twee kozijnen gewijzigd moeten worden. Op 3 juni 2019 heeft Wijmoco per mail aan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] laten weten dat voor deze wijziging een meerprijs geldt van € 650,- exclusief btw.
3.7.
Op 5 juni 2019 heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] per mail aan Wijmoco bericht dat de meerprijs akkoord is.
3.8.
Op 26 juli 2019 heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] een deel van de totale aanneemsom aan Wijmoco voldaan. Het resterende bedrag van € 33.950,- is onbetaald gebleven.
3.9.
Wijmoco heeft de kozijnen tussen augustus en december 2019 bij [A] geleverd en geplaatst.
3.10.
In december 2019 is de architect van [A] bij de woning geweest en heeft hij geconstateerd dat kozijnen van het type “Cubic” zijn geplaatst in plaats van het type “Classic”.
3.11.
[A] heeft in december 2019 geklaagd over tocht en kieren bij de kozijnen / ramen. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft daarop aanpassingen gedaan, althans laten doen.
3.12.
Omdat [A] niet tevreden was over het resultaat van de werkzaamheden, heeft zij [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] per brief van 28 april 2020 van haar gemachtigde laten weten dat de volgende punten nog open stonden:
“1. Reynaers kozijnen
De geplaatste kozijnen van alle 21 ramen en deuren voldoen niet aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk werk, met name betreffende de bouwkundige voorzieningen en isolatie en/of afstelling. Herstel (opnieuw stellen of plaatsen, isoleren, kieren deugdelijk afwerken althans oplossen) en afwerking zowel binnen als builen is nodig. Bovendien is het type kozijn niet gelijk aan dat wat besteld is (Cubic in plaats van Steellook).

2.Isolatie

a. Spouwmuurisolatie ontbreekt.
b. Er zijn ten onrechte koudebruggen. […]
c. Isolatie van dak en dakkapel is mogelijk onvoldoende.[…]

3.Afkitten

Op verschillende plaatsen in de badkamer(s) / fontein entree ontbreekt het kitwerk.

4.Dak buiten

a. Nog niet alle kapotte dakpannen zijn vervangen.
b. Het bitumen is nog niet overal waar nodig hersteld/vervangen.

5.Stucwerk

Het stucwerk is in ieder geval - maar niet limitatief - nog niet aangebracht of hersteld op de volgende plaatsen: dagkanten, dakdoorvoeren, meterkast, berging en muur naast de voordeur (bij de tijdelijke deur van de kleine kamer op de bg), stopcontacten, ventilatoren.

6.Schilderwerk

Op de volgende plaatsen is het schilderwerk in ieder geval - maar niet limitatief - niet uitgevoerd of hersteld: dagkanten ramen en deuren, berging en meterkast, het ronde stalen raam aan de voorzijde roest inmiddels door het schilderwerk heen, halfronde houten kozijn logeerkamer, houten poort tuin.
Her en der dient schilderwerk nog nagelopen te worden op ongeregeldheden.

7.Vensterbanken

Bij het uitvoeren van uw werkzaamheden is cement en verf op de vensterbanken gekomen. Deze vervuiling dient verwijderd te worden. Indien herstel niet mogelijk is - wat cliënten op dit moment vrezen - dan is sprake van blijvende schade en waardevermindering van de vensterbanken.”

3.13.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft een deskundige, Technoconsult, ingeschakeld. Technoconsult heeft op 18 augustus 2020 een eerste rapport uitgebracht. De opdracht was de aluminium gevelkozijnen te beoordelen op deugdelijkheid van de uitvoering van de werkzaamheden.
3.14.
Op 15 maart 2021 heeft Technoconsult op verzoek van [A] een aanvullend rapport uitgebracht. De opdracht was het vastleggen van de bevindingen/gebreken per kozijn en het geven van een oordeel of het kozijn vervangen moet worden.
3.15.
Op 25 mei 2021 heeft Technoconsult op verzoek van [A] een derde rapport uitgebracht. De opdracht was om te beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen de door [A] geconstateerde schade/gebreken en het handelen/nalaten van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en de financiële omvang van de schade vast te stellen aan de hand van de herstelkosten en/of waardevermindering. In dat rapport heeft Technoconsult de herstelkosten berekend op € 139.886,95 inclusief btw.
3.16.
[A] heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] , onder andere, per brief van 5 oktober 2021 gesommeerd om de door haar gestelde gebreken te herstellen en om door haar gestelde schade te vergoeden.
3.17.
Op 13 februari 2023 heeft Technoconsult op verzoek van [A] de herstelkosten opnieuw begroot in verband met de stijging van de bouwkosten en het arbeidsloon. Technoconsult heeft de herstelkosten begroot op € 260.071,94 inclusief btw.

4.Het geschil

in de hoofdzaak
4.1.
[A] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. de tussen partijen bestaande aannemingsovereenkomst ex. artikel 6:265 jo 6:270 BW partieel te ontbinden;
2. te bepalen dat het bedrag van € 260.071,94 door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] binnen 14 dagen na de datum van het door rechtbank te wijzen vonnis aan [A] wordt betaald;
3. een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over € 260.071,94 vanaf de hiervoor bedoelde datum tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair
1. te bepalen dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ex, artikel 6:228 jo 7:17 jo 6:230 lid 2 BW gehouden is tot opheffing van het door [A] geleden nadeel door te bepalen dat de tussen partijen overeengekomen aanneemsom wordt verminderd met de kosten van herstel ad. € 260.071,94;
2. te bepalen dat het bedrag van € 260.071,94 door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] binnen 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis aan [A] wordt betaald;
3. een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over € 260.071,94 vanaf de hiervoor bedoelde datum tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair
1. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen om ex. artikel 6:74 jo 6:87 aan [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 260.071,94;
2. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over € 260.071,94 vanaf 30 juli 2021, danwel de eerst mogelijke te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad. € 2.630,38;
4. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot betaling van de expertisekosten ad. € 3.397,07;
5. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten en de expertisekosten zoals hiervoor onder 3 en 4 genoemd vanaf 30 juli 2021, althans vanaf de eerst mogelijke datum, danwel de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
1. te bepalen dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] gehouden is tot vergoeding aan [A] van de gevolgschade ad. € 3.450,- + pm, vermeerderd met de wettelijke rente, althans [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot vergoeding van deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
2. te bepalen dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] gehouden is betaling van het bedrag van € 1.960,20 zijnde de kosten van reiniging van de vensterbanken;
3. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, bestaande uit de explootkosten, griffierecht en salaris gemachtigde, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 163,- zonder betekening of € 248,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en — voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
Volgens [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] moeten de vorderingen worden afgewezen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In de vrijwaringszaak
In conventie
4.4.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] vordert, na eisvermindering ter zitting, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
1. te verklaren voor recht dat Wijmoco als onderaannemer aansprakelijk is voor alle door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] geleden schade en kosten, voor zover die verband houden met de kozijnen en de werkzaamheden die daaraan gerelateerd zijn;
2. Wijmoco te veroordelen om aan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te betalen datgene, waartoe [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [A] mocht worden veroordeeld, voor zover dat ziet op de werkzaamheden die verband houden met de kozijnen en de werkzaamheden die daaraan gerelateerd zijn.
4.5.
Volgens Wijmoco moeten de vorderingen worden afgewezen.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.7.
Wijmoco vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot
betaling van de gefactureerde aanneemsom uit hoofde van de overeenkomst
ten bedrage van € 29.325,- exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot
betaling van de laatste termijn van de aanneemsom van 10% à € 4.100,00
exclusief btw binnen 30 dagen na de factuurdatum;
III. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot
betaling van de wettelijke rente over de te laat voldane factuur met kenmerk
[factuurnummer] ten bedrage van € 16,18;
IV. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot
betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.278,66,
althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van
algehele voldoening.
4.8.
Volgens [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] moeten de vorderingen worden afgewezen.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
[A] vordert primair, samengevat, de overeenkomst van aanneming van werk gedeeltelijk te ontbinden en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te veroordelen tot betaling van € 260.071,94.
Zij legt hieraan het volgende ten grondslag. [A] en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] aannemerswerkzaamheden zou verrichten. Hij heeft deze echter niet deugdelijk verricht. Het werk dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft achtergelaten heeft namelijk de volgende gebreken:
1. de kozijnen zijn van een verkeerd type en zijn niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk geplaatst;
2. de spouwmuurisolatie ontbreekt;
3. er is onjuiste dakisolatie toegepast;
4. het kitwerk is niet behoorlijk verricht;
5. er is sprake van kapotte, gescheurde en scheef zittende dakpannen;
6. het stucwerk is niet, danwel niet overal voldoende aangebracht;
7. het schilderwerk is niet, danwel niet overal goed uitgevoerd;
8. er is sprake is van vervuiling van de vensterbanken.
Dat het werk deze gebreken heeft blijkt uit de rapporten van Technoconsult. Omdat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] de gebreken niet (deugdelijk) heeft hersteld, ook niet na daartoe te zijn aangemaand, is [A] gerechtigd de overeenkomst (deels) te ontbinden. Zij vordert daarom gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, voor, naar de rechtbank begrijpt, de verbintenissen uit de overeenkomst die niet deugdelijk zijn nagekomen. Als gevolg van de ontbinding is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] gehouden de kosten voor het herstellen van de gebreken te betalen. Deze kosten worden begroot op € 260.071,68, aldus [A] .
5.2.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft hiertegen diverse verweren gevoerd. De rechtbank zal die hierna bespreken.
Is [A] opdrachtgever geworden van Wijmoco?
5.3.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] voert ten eerste als verweer dat [A] opdrachtgever is geworden van Wijmoco voor de levering en plaatsing van kozijnen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] aangevoerd dat de “contractuele relatie is verschoven” van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] naar [A] Naar de rechtbank begrijpt heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] hiermee willen betogen dat [A] in plaats van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] opdrachtgever is geworden voor het werk met betrekking tot de kozijnen en dat [A] Wijmoco – en niet [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] – moet aanspreken voor gebreken aan de kozijnen.
5.4.
[A] betwist dat er een rechtstreekse contractuele relatie met Wijmoco is ontstaan.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en Wijmoco een overeenkomst van onderaanneming van werk hebben gesloten voor het leveren en plaatsen van de kozijnen. Dat [A] en Wijmoco veelvuldig contact met elkaar hebben gehad en dat [A] rechtstreeks met Wijmoco afspraken heeft gemaakt over de kozijnen zonder dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarbij aanwezig was, zoals [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft aangevoerd, betekent nog niet dat [A] in plaats van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] opdrachtgever van Wijmoco is geworden. Dat blijkt ook niet uit de feiten. Integendeel, in de overgelegde mail van 6 november 2019 (produktie 6 van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ) schrijft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zelf ook dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] de opdrachtgever is van Wijmoco en dat hij het op prijs zou stellen als Wijmoco rechtstreeks met [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] mailt en niet met [A] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] opdrachtgever van Wijmoco is gebleven.
Gebreken
5.6.
De rechtbank moet vervolgens te beoordelen of [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de aannemingsovereenkomst. De rechtbank doet dat aan de hand van de door [A] gestelde gebreken. In dat verband overweegt de rechtbank allereerst dat op grond van artikel 7:751 BW – kort gezegd – een aannemer (zoals [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ) ook aansprakelijk is jegens de opdrachtgever (in dit geval [A] ) voor werk verricht door door hem ingeschakelde onderaannemers (in dit geval Wijmoco). Dit betekent onder meer dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ook aansprakelijk is jegens [A] voor de werkzaamheden die Wijmoco als onderaannemer heeft verricht.
Ad 1 Het verkeerde type kozijn is geplaatst (Cubic in plaats van Classic)
5.7.
[A] stelt dat in de overeenkomst van 2018 partijen zijn overeengekomen dat kozijnen van het type “Classic” zouden worden geleverd en geplaatst, maar dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] in plaats daarvan kozijnen van het type “Cubic” heeft geleverd en geplaatst. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.8.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] erkent dat andere kozijnen zijn geleverd en geplaatst dan is overeengekomen maar voert daartegen aan dat Wijmoco de wijziging van het type kozijn (van “Classic” naar “Cubic”) aan [A] heeft medegedeeld.
5.9.
Tussen partijen staat vast dat andere kozijnen zijn geleverd en geplaatst dan is overeengekomen. De rechtbank begrijpt het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zo dat hij heeft willen betogen dat [A] een wijziging van de overeenkomst heeft geaccepteerd. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] verklaard dat zij wist dat er andere kozijnen geplaatst zouden worden dan was overeengekomen en dat dit met haar was besproken. Het was slechts een klein verschil en op dat moment was [A] niet zo bezig met esthetiek, zo heeft [A] verklaard. Dat is ook in lijn met de inhoud van de mails die door [A] , [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en Wijmoco in het najaar van 2019 zijn gewisseld. In die mails wordt met name gesproken over de wijze waarop de kozijnen zijn geplaatst, de vraag of er draaikiepramen of kiepramen geplaatst moeten worden en binnen welke termijn de gebreken opgelost zouden worden. Pas nadat de architect van [A] er in december 2019 op heeft gewezen dat er andere kozijnen in de woning zijn geplaatst dan hij heeft aangegeven, heeft [A] dat per brief van 28 april 2020 aan [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] bezwaar gemaakt tegen het geplaatste type kozijn. [A] heeft de wijziging van het type kozijn geaccepteerd doordat haar dit kenbaar is gemaakt en zij daartegen toen, noch kort daarna (toen ze zijn geplaatst), geen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het type kozijn dat is geleverd en geplaatst.
Ad 1 Er zijn kiepramen in plaats van draaikiepramen geplaatst
5.10.
[A] stelt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zes kiepramen heeft geplaatst, waar dit volgens de overeenkomst draaikiepramen (twee in de slaapkamer beneden en vier in de woonkamer) hadden moeten zijn. [A] is van deze wijziging niet op de hoogte gebracht. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.11.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] erkent dat er zes kiepramen zijn geplaatst in plaats van draaikiepramen maar betwist dat [A] van deze wijziging (door Wijmoco) niet op de hoogte is gesteld.
5.12.
Tussen partijen staat vast dat andere ramen zijn geplaatst dan is overeengekomen, namelijk kiepramen in plaats van draaikiepramen. De rechtbank begrijpt het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zo dat hij heeft willen betogen dat [A] een wijziging van de overeenkomst heeft geaccepteerd. Dat [A] heeft geaccepteerd dat andere ramen (kiepramen in plaats van draaikiepramen) dan oorspronkelijk is overeengekomen geplaatst zouden worden blijkt niet uit de feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van de draaikiepramen.
Ad 1 De kozijnen zijn niet naar eisen van goed en deugdelijk werk geplaatst
5.13.
Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekortgeschoten doordat de kozijnen niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk zijn geplaatst. Uit de rapporten van Technoconsult blijkt dat de plaatsing van de kozijnen op allerlei punten niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. [A] stelt onder meer dat draaiende delen niet goed aansluiten in het kozijn, dat rubbers niet goed zijn afgeknipt, dat kozijnstijlen van de deuren niet evenwijdig verlopen, dat er bij aansluitingen van de kozijnen openstaande naden zijn, dat glasrubbers ontbreken en dat er speling is bij diverse onderdorpels.
5.14.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] betwist de gestelde gebreken. Mocht er sprake zijn van het niet voldaan zijn aan de eisen van goed en deugdelijk werk, dan betreft het niet de wijze of het tijdstip van de werkzaamheden die [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zelf heeft uitgevoerd maar betreft het de werkzaamheden die [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft uitbesteed aan Wijmoco. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft er ook op gewezen dat Wijmoco het afstelwerk nog zou doen maar dat Wijmoco dat niet heeft gedaan, omdat hij en Wijmoco een geschil hadden over facturen.
5.15.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het goed en deugdelijk plaatsen van de kozijnen. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft de gestelde gebreken in algemene bewoordingen betwist, maar dat is niet voldoende, gezien de concrete stellingen en onderbouwing daarvan van [A] . [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is voor de gebreken ook aansprakelijk. Zoals hiervoor is overwogen is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] op grond van artikel 7:751 BW aansprakelijk voor de niet deugdelijke nakoming van de overeenkomst met [A] , ook als hij voor de nakoming onderaannemers (in dit geval Wijmoco) heeft ingeschakeld. Het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] dat Wijmoco het beloofde afstelwerk nog niet heeft gedaan omdat hij met Wijmoco een geschil had over facturen, gaat niet op omdat dit [A] niet aan gaat.
Ad 2 De spouwmuurisolatie ontbreekt
5.16.
Partijen zijn het erover eens dat spouwisolatie niet is aangebracht en dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daartoe wel gehouden was op grond van de overeenkomst. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.17.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] erkent dat er geen spouwisolatie is aangebracht, maar hij heeft als verweer gevoerd dat de spouwisolatie pas kan worden aangebracht als de kozijnen zijn vervangen / afgesteld.
5.18.
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat de spouwisolatie niet is aangebracht. Zoals uit voorgaande volgt was [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] gehouden tot het tijdig plaatsen en afstellen van de kozijnen. Het (niet) (tijdig) vervangen / afstellen van de kozijnen is een omstandigheid die voor rekening en risico komt van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] .
Ad 3 De dakisolatie
5.19.
[A] stelt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] in plaats van PIR platen steenwol heeft gebruikt om het dak te isoleren. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.20.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] erkent dat hij steenwol heeft gebruikt om het dak te isoleren en geen PIR platen zoals was afgesproken. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de harde PIR platen niet kwijt kon onder het dak en daarom aan [A] heeft voorgesteld om steenwol te gebruiken en dat [A] daarmee akkoord was.
5.21.
Partijen zijn het erover eens dat volgens de oorspronkelijke overeenkomst [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] PIR platen zou gebruiken als dakisolatie maar dat steenwol is gebruikt. De rechtbank begrijpt het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zo dat hij heeft willen betogen dat [A] een wijziging van de overeenkomst heeft geaccepteerd. [A] heeft niet betwist dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] aan haar heeft laten weten dat PIR platen het nadeel hebben dat zij gaan ‘zweten’, dat hij heeft geadviseerd steenwol te gebruiken omdat dat dit nadeel minder heeft en beter geluiddempend is, en dat de PIR platen niet onder het dak pasten. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij inderdaad heeft ingestemd met steenwol
op voorwaardedat steenwol eenzelfde isolatiewaarde zou hebben als de PIR platen. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft betwist dat [A] deze voorwaarde heeft gesteld. [A] heeft haar stelling op dit punt niet nader onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet vaststaat dat partijen die voorwaarde zijn overeengekomen. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat partijen een wijziging van de overeenkomst zijn overeengekomen, namelijk om steenwol in plaats van PIR platen als dakisolatie te gebruiken. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door steenwol in plaats van PIR platen te gebruiken als dakisolatie.
Ad 4 Het kitwerk
5.22.
[A] heeft gesteld dat het kitwerk niet behoorlijk is verricht. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft dat niet betwist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij erkend dat hij het kitwerk nog moet afmaken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ten aanzien van het kitwerk tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Ad 5 De dakpannen
5.23.
[A] heeft gesteld dat een aantal dakpannen scheef liggen of kapot zijn terwijl is afgesproken dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] het dak op kapotte en scheef zittende pannen zou nalopen. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.24.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft als verweer aangevoerd dat is afgesproken dat hij een keer het dak zou nalopen op kapotte en scheef zittende pannen en dat hij dat ook heeft gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij verklaard dat er daarna dakpannen zijn kapot gegaan / scheef gaan zitten bij het plaatsen van zonnepanelen en het maken van de dakdoorvoer. Die werkzaamheden zijn door anderen verricht en maakten geen deel uit van de overeenkomst tussen [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en [A] .
5.25.
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van de dakpannen. [A] heeft niet betwist dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] een keer het dak heeft nagelopen. Luiten heeft ook niet betwist dat er nadien dakpannen kapot zijn gegaan of scheef zijn gaan zitten als gevolg van het plaatsen van de zonnepanelen en het maken van de dakdoorvoer door derden en dat die werkzaamheden geen onderdeel uitmaakten van de overeenkomst.
Ad 6 Het stucwerk
5.26.
[A] stelt dat op verschillende plekken stucwerk niet is aangebracht, namelijk rondom kozijnen, rondom een dakdoorvoer in de kast op de logeerkamer, de meterkast, de muur naast de voordeur, de berging, rondom stopcontacten en in de nok aan de voorzijde van de woning. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.27.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] erkent dat er nog stucwerk rondom de kozijnen moet worden aangebracht maar dat hij dat nog niet heeft kunnen doen door de werkwijze van Wijmoco. Voor het herstel van het stucwerk rondom de stopcontacten is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet verantwoordelijk, zo heeft Technoconsult in een rapport aangegeven. Het stucwerk rondom de dakdoorvoer is beschadigd door de werkzaamheden van de loodgieter.
5.28.
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft het stucwerk rondom kozijnen. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft erkend dat hij daartoe gehouden was en dat hij dit stucwerk niet heeft aangebracht. Weliswaar heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] aangevoerd dat hij dit stucwerk niet heeft kunnen uitvoeren door de werkwijze van Wijmoco, maar zoals uit het voorgaande volgt, komt dat voor zijn rekening en risico, omdat Wijmoco zijn onderaannemer was.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is ook tekortgeschoten doordat geen stucwerk is aangebracht in de meterkast, op de muur naast de voordeur en in de berging. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft niet betwist dat op die plekken geen stucwerk is aangebracht terwijl dit wel had gemoeten volgens de overeenkomst.
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet tekort is geschoten voor wat betreft het stucwerk rondom de stopcontacten. Uit het rapport van Technoconsult van 25 mei 2021 blijkt dat het ontbreken van stucwerk komt doordat de elektricien te grote openingen heeft gemaakt en niet is gebleken dat de electricien een onderaannemer van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] was.
Voor wat betreft het stucwerk bij een dakdoorvoer is de rechtbank van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft voldoende gemotiveerd betwist dat hij dit stucwerk al had gedaan en dat het stucwerk is beschadigd door een (door [A] zelf ingeschakelde) loodgieter. [A] heeft dit niet betwist. Daaruit volgt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zijn verplichting ten aanzien van het stucwerk rondom de dakdoorvoer al is nagekomen. Het staat dan ook niet vast dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is tekortgeschoten door stucwerk niet aan te brengen rondom de dakdoorvoer.
Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] verder tekortgeschoten doordat stucwerk in de nok aan de voorzijde van de woning (inmiddels) is onthecht. De rechtbank volgt [A] hierin. [A] heeft gesteld dat dit stucwerk is onthecht en dat dit geen deugdelijk werk is en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft dat niet betwist.
Ad 7 Het schilderwerk
5.29.
[A] stelt dat op diverse plaatsen niet is geschilderd, namelijk bij de berging, het halfronde kozijn van de logeerkamer, de meterkast en het ronde kozijn in de voorgevel aan de buitenzijde. Ook is op diverse plaatsen het schilderwerk niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk uitgevoerd, namelijk bij het poortje in de tuin, het ronde raam in de voorgevel en beide houten voordeuren. Volgens [A] is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.30.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft aangevoerd dat het schilderwerk bij de kozijnen nog niet is aangebracht omdat nog werkzaamheden moesten verricht aan de kozijnen door Wijmoco.
5.31.
Het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] dat Wijmoco eerst nog werkzaamheden moest verrichten voordat hij kon schilderen, slaagt niet. Zoals hiervoor is weergegeven, vallen de werkzaamheden aan de kozijnen onder de verantwoordelijkheid van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] . [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] kan zich niet aan aansprakelijkheid onttrekken voor het niet (tijdig) verrichten van schilderwerk omdat nog werkzaamheden moest worden verricht aan kozijnen. Omdat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] verder geen verweer heeft gevoerd is de rechtbank van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Ad 8 De vervuiling van de vensterbank
5.32.
[A] heeft gesteld dat de vensterbanken vies zijn geworden doordat de vensterbanken tijdens de stuc- en schilderwerkzaamheden niet zijn afgedekt. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] had de vensterbanken moeten afdekken, zeker omdat [A] had aangegeven dat de vensterbanken belangrijk voor haar waren. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is daarom tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.33.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft hiertegen het volgende aangevoerd. De vensterbanken zijn circa 40 jaar oud en zaten al vol met vlekken. De vlekken kunnen niet van de schilder van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] afkomstig zijn, omdat die schilder werkt met verf op waterbasis. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de vensterbanken niet waren afgedekt tijdens het stuken, maar ook aangegeven dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zelf niet heeft gestukt.
5.34.
De rechtbank overweegt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] onvoldoende heeft betwist dat als gevolg van zijn of namens hem verrichte werkzaamheden de vensterbanken vies zijn geworden. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] erkent dat de vensterbanken in elk geval niet zijn afgedekt bij het stuken in de woning. Ook heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet betwist dat de vensterbanken inmiddels vies zijn. De rechtbank gaat er vanuit dat de vensterbanken vies zijn geworden door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] (althans door een onderaannemer van hem). Dat de vensterbanken al vies waren voor de verbouwing heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] weliswaar gesteld, maar heeft hij niet onderbouwd. De vensterbank had dan ook schoon moeten worden gemaakt. Dat betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] op dit punt tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Tussenconclusie over het tekortschieten en de ontbinding en het algemene verweer van de schending van de klachtplicht
5.35.
Uit het voorgaande volgt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor zover het betrekking heeft op de volgende posten:
zes verkeerde ramen (kiepramen in plaats van draaikiepramen) zijn geleverd en geplaatst,
kozijnen zijn niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk geplaatst,
spouwisolatie ontbreekt,
het kitwerk niet (behoorlijk) is verricht,
het stucwerk op meerdere plekken ontbreekt / niet deugdelijk is aangebracht, en
het schilderwerk op meerdere plekken ontbreekt / niet deugdelijk is aangebracht
de vensterbanken zijn bevuild en zijn niet schoongemaakt.
5.36.
Op grond van artikel 6:265 BW heeft een partij de bevoegdheid om een overeenkomst te ontbinden indien er sprake is van een tekortkoming van de wederpartij in de nakoming van een van haar verbintenissen. Die tekortkoming moet deze ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigen. Indien dat het geval is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, pas wanneer de schuldenaar in verzuim is.
5.37.
De rechtbank overweegt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] deels tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat deze tekortkoming de ontbinding ook rechtvaardigt. De nakoming is niet blijvend of tijdelijk onmogelijk zodat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] in verzuim moet verkeren voordat [A] gerechtigd is de overeenkomst te ontbinden. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft niet betwist dat hij in verzuim verkeert. [A] is gerechtigd de overeenkomst deels te ontbinden. De gevorderde gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst wordt dan ook toegewezen.
5.38.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft nog aangevoerd dat [A] niet tijdig heeft geklaagd over de gestelde gebreken zodat [A] geen rechten kan ontlenen aan het tekortschieten / de gebreken. De rechtbank is van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] dit verweer niet heeft onderbouwd. Zo heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet onderbouwd of en wanneer het werk is opgeleverd en/of dat [A] het werk stilzwijgend heeft aanvaard, zoals in artikel 7:758 BW is bepaald. De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit de feiten volgt dat [A] in ieder geval in het najaar van 2019 in diverse mails al heeft geklaagd over diverse gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden en dit in de brief van 28 april 2020 nogmaals heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dat tijdig, ook omdat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat dit niet tijdig zou zijn.
Het door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] te betalen bedrag als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding
5.39.
[A] vordert betaling van € 260.071,94. Dit bedrag is, zoals blijkt uit de toelichting van [A] , gebaseerd op de begroting van de herstelkosten (dus de kosten om het gebrekkige werk te herstellen).
[A] heeft het als gevolg van de ontbinding door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] verschuldigde bedrag aldus onjuist begroot. Het gevolg van de gedeeltelijke ontbinding is immers dat de werkzaamheden die zijn ontbonden niet meer door de aannemer ( [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] ) behoeven te worden verricht. Dat betekent ook dat [A] , voor het ontbonden deel, ook niet zonder meer recht op deugdelijk werk (en dus op vergoeding van de herstelkosten), omdat dat deel immers is ontbonden.
5.40.
Wel heeft [A] door de ontbinding recht op terugbetaling van een deel van de aanneemsom – namelijk voor het ontbonden deel – en op vergoeding van eventuele schade die is ontstaan doordat niet nakoming, maar doordat ontbinding plaatsvindt (artikel 6:277 lid 1 BW). Naar de rechtbank begrijpt heeft [A] met haar vordering tot betaling van € 260.071,94 dit gevorderd. Omdat het gestelde geen aanknopingspunten biedt voor het bepalen van de hoogte van voornoemde posten, zal de rechtbank [A] in de gelegenheid stellen zich daarover uit te laten, waarna [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] daarop mag reageren.
De post gevolgschade van € 3.450,-
5.41.
[A] vordert betaling van € 3.450,- voor vergoeding van gevolgschade. Dit bedrag is gebaseerd, naar de rechtbank begrijpt, op de extra stookkosten die [A] heeft moeten maken doordat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] steenwol in plaats van PIR platen als dakisolatie heeft gebruikt.
5.42.
Zoals hiervoor weergegeven is de rechtbank van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet is tekortgeschoten door steenwol in plaats van PIR platen te gebruiken als dakisolatie. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
De post reinigingskosten van € 1.960,20
5.43.
[A] vordert betaling van € 1.960,20 voor de kosten van reiniging van de vensterbank.
5.44.
Zoals hiervoor weergegeven staat vast dat de vensterbank door [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] (althans door zijn onderaannemer) vies is geworden. De vordering is dan ook toewijsbaar.
Het verdere verloop
5.45.
De beslissingen worden aangehouden totdat partijen zich hebben uitgelaten over het bepaalde in r.o. 5.40.

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak

In conventie
Nietigheid dagvaarding
6.1.
Wijmoco heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de dagvaarding nietig is en voert aan dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] in de dagvaarding niet duidelijk heeft aangegeven wat hij vordert en waarom. De dagvaarding bestaat grotendeels uit de tekst van de dagvaarding van [A] in de hoofdzaak.
6.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] verklaard dat er een duidelijk petitum is geformuleerd en dat het duidelijk is dat de vrijwaring niet ziet op posten waarmee Wijmoco niets van doen heeft.
6.3.
De rechtbank overweegt dat artikel 111 lid 2 sub d Rv bepaalt dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermeldt. Artikel 120 lid 1 Rv bepaalt dat het niet in acht nemen daarvan met nietigheid wordt bestraft. Verschijnt gedaagde in het geding, dan wordt een eventueel beroep op nietigheid van de dagvaarding verworpen als het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (artikel 122 lid 1 Rv). Alhoewel de dagvaarding niet uitblinkt in helderheid en voor het overgrote deel een kopie van de dagvaarding van [A] in de hoofdzaak is, is wel duidelijk dat het gaat om de kozijnen die door Wijmoco zijn geleverd en geplaatst in de kerk/woning bij [A] waarmee [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] een aannemingsovereenkomst had gesloten. De rechtbank is van oordeel dat Wijmoco, nu hij is verschenen in het geding, niet onredelijk in zijn belangen geschaad. De dagvaarding is dan ook niet nietig. Dat geldt ook voor het verweer van Wijmoco dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet heeft voldaan aan zijn substantiëringsplicht in de dagvaarding.
Vordering
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet kan worden toegewezen. De rechtbank begrijpt dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] stelt dat hij met Wijmoco een onderaannemingsovereenkomst heeft gesloten voor het leveren en plaatsen van kozijnen in de kerk/woning van [A] . Wat er precies is afgesproken tussen [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en Wijmoco, dus welke werkzaamheden Wijmoco met betrekking tot de kozijnen zou uitvoeren, stelt [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] echter niet en ook niet waarin Wijmoco jegens [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] verwijst naar de drie rapporten die door Technoconsult zijn opgesteld. De verwijzing naar, en het citeren uit, de rapporten van Technoconsult zoals [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] doet is niet voldoende. Daaruit blijkt namelijk niet welke werkzaamheden Wijmoco heeft verricht en/of waarin zij tekort is geschoten in de nakoming van werkzaamheden die zij met [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] is overeengekomen. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
6.5.
Onder verwijzing naar het eerste rapport van Technoconsult van 18 augustus 2020 stelt [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] , zo begrijpt de rechtbank, dat het verkeerde type kozijn is geleverd en geplaatst. De rechtbank kan deze stelling niet plaatsen omdat in de overeenkomst tussen [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en Wijmoco is overeengekomen, zo heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet betwist, dat kozijnen van het type ‘Cubic’ geleverd en geplaatst zouden worden. Voor zover [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] stelt dat niet de juiste ramen zijn geleverd en geplaatst (kiep in plaats van draai- kiepramen) heeft [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet gesteld wat Wijmoco en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zijn overeengekomen ten aanzien van het aantal draaikiepramen. Er kan dus niet worden vastgesteld of Wijmoco tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] stelt, zo begrijpt de rechtbank, ook dat Wijmoco als deskundige op het gebied van het plaatsen van aluminium gevelkozijnen [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] er op had moeten wijzen als de onderconstructie niet deugdelijk was en had dan niet tot plaatsing van de kozijnen over moeten gaan. Nu [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet heeft gesteld welke werkzaamheden Wijmoco zou verrichten ten aanzien van de kozijnen en welke werkzaamheden [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zou verrichten, kan niet worden beoordeeld of Wijmoco tekort is geschoten in de nakoming van die afspraken of dat Wijmoco de werkzaamheden niet heeft verricht zoals van een professioneel bedrijf dat kozijnen levert en plaatst verwacht mag worden.
In het tweede rapport van Technoconsult van 15 maart 2021 is per kozijn aangegeven wat de gebreken zijn en/of het kozijn hersteld kan worden of vervangen moet worden. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] stelt echter niet op grond waarvan Wijmoco voor deze gebreken aansprakelijk is en in hoeverre Wijmoco in de relatie tot [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] tekort is geschoten.
In het derde rapport van 25 mei 2021 heeft Technoconsult gerapporteerd over gebreken die nog steeds ter discussie stonden tussen [A] en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] . [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] stelt niet op grond waarvan Wijmoco tekort is geschoten in de nakoming van de onderaannemingovereenkomst met [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] .
De rechtbank concludeert dan ook dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] onvoldoende heeft gesteld voor zijn vordering. Aan een bewijsopdracht komt de rechtbank dan ook niet toe.
6.6.
De beslissing wordt aangehouden totdat [A] en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zich hebben uitgelaten over het bepaalde in r.o. 5.40.
In reconventie
6.7.
Wijmoco vordert betaling van € 33.425,- exclusief btw. Wijmoco heeft gesteld dat zij op 22 mei 2019 een overeenkomst met [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft gesloten over de levering en plaatsing van kozijnen in een kerk/woning in Eindhoven . Op grond van die overeenkomst is [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] gehouden de openstaande facturen te betalen. Het bedrag dat nog open staat is € 33.425,- exclusief btw (onderverdeeld in een post van € 29.325,- exclusief btw en een post van € 4.100,- exclusief btw), aldus Wijmoco.
6.8.
[bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft als verweer gevoerd dat hij de betaling van de facturen heeft opgeschort omdat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] van [A] klachten kreeg over de plaatsing van de kozijnen en dat Wijmoco toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op Wijmoco rustende verbintenissen.
6.9.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:52 BW [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] bevoegd is de nakoming van zijn eigen verbintenis op te schorten zolang Wijmoco niet voldoet aan zijn verbintenis. De rechtbank is van oordeel dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] niet heeft onderbouwd in de nakoming van welke verbintenissen Wijmoco tekort is geschoten jegens [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] en waar de tekortkoming van Wijmoco jegens [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] uit bestaat. De enkele stelling dat [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] klachten van [A] kreeg over de kozijnen is onvoldoende. [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] heeft de hoogte van de vordering als zodanig niet betwist. De vordering van Wijmoco tot betaling van € 33.425,- is dan ook toewijsbaar.
6.10.
De vordering tot betaling van € 16,18 aan vervallen rente over de te laat voldane factuur met kenmerk [factuurnummer] is toewijsbaar, aangezien niet is betwist dat de factuur te laat is voldaan en ook de juistheid van de berekening van de rente niet is betwist.
6.11.
De beslissing wordt aangehouden totdat [A] en [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] zich hebben uitgelaten over het bepaalde in r.o. 5.40.

7.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
7.1.
stelt [A] in de gelegenheid zich uiterlijk op de rolzitting van
woensdag 22 mei 2024uit te laten over het bepaalde in r.o. 5.40,
7.2.
stelt [bedrijfsnaam gedaagde sub 1 in HA ZA 22-114 en eiser sub 1 in HA ZA 22-585] in de gelegenheid uiterlijk op de rolzitting van
woensdag 19 juni 2024bij akte te reageren op de in r.o. 7.1 weergegeven akte,
7.3.
wijst erop dat in beginsel geen uitstel wordt verleend voor het nemen van de aktes, behoudens klemmende reden of op eenstemmig verzoek van partijen,
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan,
In de vrijwaringszaak
In conventie en in reconventie
7.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Roll en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.