ECLI:NL:RBOBR:2024:1705

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
22/2949
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van omgevingsvergunning voor zendmast en proceskostenvergoeding

In deze einduitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 25 april 2024, wordt de zaak behandeld tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best, als verweerder. De rechtbank bouwt voort op een eerdere tussenuitspraak van 17 augustus 2023, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van 20 oktober 2022 onvoldoende gemotiveerd was met betrekking tot de plaatsing van een zendmast en de impact daarvan op omwonenden. Het college heeft in een herstelbesluit van 17 oktober 2023 een nieuwe beslissing genomen, waarbij het bezwaar van eiser gegrond werd verklaard, maar de omgevingsvergunning voor de zendmast in stand werd gelaten met extra voorschriften. De rechtbank oordeelt dat het college een evenwicht heeft gevonden tussen de belangen van de derde-partij, die de zendmast gebruikt voor zijn hobby, en de belangen van eiser, die een goede leefomgeving wenst. Echter, het college heeft ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiser, wat de rechtbank nu corrigeert. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het herstelbesluit voor zover het betreft de proceskostenvergoeding, en kent eiser een vergoeding toe van € 3.340,50, naast het griffierecht van € 184,-. De rechtbank laat het herstelbesluit voor het overige in stand.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2949 E

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Scholten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best, verweerder

(gemachtigden: E. de Ruiter en W. van der Vleuten).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam], uit [woonplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. O.V. Wilkens).

Procesverloop

1. Voor het procesverloop verwijst de rechtbank naar het procesverloop in de tussenuitspraak van 17 augustus 2023 (de tussenuitspraak).
1.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de uitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 20 oktober 2022 te herstellen, met inachtneming van het in de tussenuitspraak overwogene.
1.2.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar genomen op 17 oktober 2023 (het herstelbesluit) en het bestreden besluit van 20 oktober 2022 ingetrokken. Met het herstelbesluit heeft het college het bezwaar van eiser alsnog gegrond verklaard, maar het besluit van 20 april 2022, strekkende tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een zendmast, in stand gelaten, en daaraan een aanvullende motivering ten grondslag gelegd en daaraan de volgende (extra) voorschriften verbonden:
- de zendmast mag enkel worden uitgeschoven als deze wordt gebruikt;
- het gebruik, en dus het uitschuiven, wordt gemaximeerd tot maximaal 900 uur per jaar exclusief de periode tussen zonsondergang en zonsopgang met daarbij de beperking dat de zendmast slechts in 18 weekenden (ingaand op vrijdag 18:00 uur tot zonsondergang op zondag) bij daglicht mag zijn uitgeschoven;
- het gebruik moet worden bijgehouden in een logboek dat maximaal 15 minuten vóór en maximaal 15 minuten na het in gebruik nemen van de zendmast moet worden ingevuld en dat per direct moet kunnen worden ingezien door toezichthouders van de gemeente Best.
1.3.
Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd. De derde-partij heeft niet gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat in het bestreden besluit van 20 oktober 2022 onvoldoende is gemotiveerd dat plaatsing van de mast niet onevenredig is naar omwonenden. In het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de mast voor omwonenden had het college ook moeten bezien of het echt noodzakelijk is om de mast permanent uit te trekken tot de maximale hoogte. Dat lijkt niet zo te zijn, gelet op de uitlatingen van de derde-partij. Volgens de rechtbank had het voor de hand gelegen om het maximale gebruik van de mast door middel van voorschriften te beperken. Deze voorschriften moeten enerzijds de derde-partij de nodige flexibiliteit geven om uit te zenden en aansluiten bij zijn behoefte. Anderzijds kunnen voorschriften de omwonenden beschermen en de zekerheid bieden dat zij niet doorlopend tegen een uitgetrokken mast moeten aankijken. Op deze weg kan een evenwicht worden bereikt tussen de behoefte van de derde-partij om zijn hobby uit te oefenen en de behoefte van eiser aan een goede leefomgeving. Idealiter komen de beperkingen tot stand na een goed gesprek tussen eiser en andere omwonenden en de derde-partij in bijzijn van en onder begeleiding van het college.
2.2.
Het college heeft met het herstelbesluit het bestreden besluit van 20 oktober 2022 ingetrokken. Eiser heeft niet gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van het bestreden besluit, zodat eiser geen belang meer heeft bij beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit.
2.3.
Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit, nu eiser daarbij voldoende belang heeft.
2.4.
Eiser voert in zijn reactie op het herstelbesluit aan dat volgens hem ‘gepolderd’ wordt. Zijn bezwaar is met name gelegen in het aantal weekenden dat de zendmast bij daglicht mag zijn uitgeschoven. Daarom wenst eiser dat moet worden gekozen tussen:
1) de toestemming om maximaal 900 uur per jaar gebruik te kunnen maken van de mast in uitgeschoven positie (gedurende de dagperiode én de nachtperiode) en dit vastleggen en verantwoorden, of;
2) ruimere tijden voor een uitgeschoven mast (van zo’n 5000 uur) toe te staan, met de beperking dat de mast in slechts tien weekenden (bij daglicht) mag worden uitgeschoven.
Eiser kan zich niet vinden in een combinatie van bovenstaande mogelijkheden, hetgeen het college met het herstelbesluit nu juist heeft toegestaan.
2.5
Het college heeft aangegeven dat een gesprek heeft plaatsgevonden met alle partijen, waarbij geen overeenstemming is bereikt. Partijen hebben vervolgens schriftelijk over en weer voorstellen gedaan en op elkaars voorstellen gereageerd. Het college heeft vervolgens (in navolging van de door eiser voorgestane oplossingsrichting) gekozen voor een middenweg. Die middenweg wijkt af van hetgeen partijen hebben voorgesteld.
2.5.
Om een evenredig besluit te krijgen moet een balans (evenwicht) worden gevonden in de belangen en wensen van partijen. Polderen is dan onvermijdelijk. Door aan de verleende omgevingsvergunning (extra) voorschriften te verbinden, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank een goed evenwicht bereikt tussen enerzijds de behoefte van de derde-partij om zijn hobby uit te oefenen en anderzijds de behoefte van eiser aan een goede leefomgeving. Met het herstelbesluit wordt gewaarborgd dat eiser geen last van een uitgeschoven mast heeft op het moment dat deze niet wordt gebruikt. Ook heeft eiser de garantie dat maximaal 900 uur per jaar (bij daglicht) een uitgeschoven mast te zien is en dat (minimaal) 34 weekenden geen uitgeschoven mast te zien is. Daar staat tegenover dat derde-partij zijn hobby kan (blijven) uitoefenen en dat ook overdag kan doen in het weekend in een substantieel aantal weekenden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college met het herstelbesluit het geconstateerde gebrek heeft hersteld.
2.6.
In het herstelbesluit heeft het college echter ten onrechte overwogen dat geen aanleiding bestaat om over te gaat tot vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten. Anders dan het college veronderstelt, heeft met het herstelbesluit een wijziging van de verleende omgevingsvergunning plaatsgevonden, want de toestemming om altijd gebruik te kunnen maken van de zendmast is beperkt tot een maximum aantal uren en weekenden (bij daglicht). Hiermee heeft het college, naar aanleiding van de bezwaren van eiser, de verleende omgevingsvergunning gedeeltelijk herroepen. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het herstelbesluit, voor zover dat ziet op het niet toekennen van een proceskostenvergoeding, vernietigen. De rechtbank zal hierna, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb, zelf in de zaak voorzien en de proceskostenvergoeding in bezwaar vaststellen.

Conclusie en gevolgen

3. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert in dit geval 4,5 punt op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 624,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting in de bezwaarfase met een waarde per punt van € 624,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van €875,- en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 3.340,50. Ook moet het college het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het herstelbesluit gegrond;
- vernietigt het herstelbesluit voor zover dat ziet op het niet toekennen van een proceskostenvergoeding in bezwaar;
- laat het herstelbesluit voor het overige in stand;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.340,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.