Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.De procedure
- de akte na tussenvonnis van FNV van 31 januari 2024,
- de antwoordakte na tussenvonnis van Mebin 28 februari 2024 (met daarin tevens een verzoek tot naamswijziging),
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is aangespannen, betreft het een collectieve actie van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) tegen Heidelberg Materials Nederland Beton B.V. (voorheen Mebin B.V.). De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 3 januari 2024 FNV aangewezen als exclusieve belangenbehartiger voor alle werknemers en ex-werknemers van HM NL Beton die onder het spaarurenmodel van de cao vallen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis ook de ontvankelijkheid van FNV in haar vorderingen beoordeeld en de inhoud van de collectieve vordering omschreven.
In het tussenvonnis van 24 april 2024 heeft de rechtbank bepaald dat voor alle personen van wie FNV de belangen behartigt, de opt-out regeling van artikel 1018f lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal gelden. Dit houdt in dat deze personen de mogelijkheid hebben om zich uit de procedure terug te trekken. De rechtbank heeft ook een verzoek van FNV om een communicatieverbod aan HM NL Beton afgewezen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat HM NL Beton op onoorbare wijze druk zou uitoefenen op haar (ex-)werknemers.
Daarnaast heeft de rechtbank de termijn voor het maken van een opt-out keuze vastgesteld op twee maanden, met een uiterste datum van 24 juli 2024. De rechtbank heeft ook bepaald dat de aankondiging van de procedure op de websites van FNV en HM NL Beton moet worden geplaatst, evenals op de personeelsborden van de centrales. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om de naamswijziging van gedaagde in het centraal register voor collectieve vorderingen door te voeren en de uitspraak in dat register aan te tekenen. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor beraad over de voortgang op 31 juli 2024.