ECLI:NL:RBOBR:2024:1696

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/01/383374 / HA ZA 22-366
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie van FNV tegen Heidelberg Materials Nederland Beton inzake de toepassing van het spaarurenmodel uit de cao

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is aangespannen, betreft het een collectieve actie van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) tegen Heidelberg Materials Nederland Beton B.V. (voorheen Mebin B.V.). De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 3 januari 2024 FNV aangewezen als exclusieve belangenbehartiger voor alle werknemers en ex-werknemers van HM NL Beton die onder het spaarurenmodel van de cao vallen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis ook de ontvankelijkheid van FNV in haar vorderingen beoordeeld en de inhoud van de collectieve vordering omschreven.

In het tussenvonnis van 24 april 2024 heeft de rechtbank bepaald dat voor alle personen van wie FNV de belangen behartigt, de opt-out regeling van artikel 1018f lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal gelden. Dit houdt in dat deze personen de mogelijkheid hebben om zich uit de procedure terug te trekken. De rechtbank heeft ook een verzoek van FNV om een communicatieverbod aan HM NL Beton afgewezen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat HM NL Beton op onoorbare wijze druk zou uitoefenen op haar (ex-)werknemers.

Daarnaast heeft de rechtbank de termijn voor het maken van een opt-out keuze vastgesteld op twee maanden, met een uiterste datum van 24 juli 2024. De rechtbank heeft ook bepaald dat de aankondiging van de procedure op de websites van FNV en HM NL Beton moet worden geplaatst, evenals op de personeelsborden van de centrales. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om de naamswijziging van gedaagde in het centraal register voor collectieve vorderingen door te voeren en de uitspraak in dat register aan te tekenen. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor beraad over de voortgang op 31 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/383374 / HA ZA 22-366
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: FNV,
advocaat: mr. J. van Overdam te Utrecht,
tegen
HEIDELBERG MATERIALS NEDERLAND BETON B.V.,
(voorheen: Mebin B.V.)
te 's-Hertogenbosch,
gedaagde partij,
hierna te noemen: HM NL Beton,
advocaat: mr. A.H.M. Booijink te ‘s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 januari 2024,
- de akte na tussenvonnis van FNV van 31 januari 2024,
- de antwoordakte na tussenvonnis van Mebin 28 februari 2024 (met daarin tevens een verzoek tot naamswijziging),
- het mailbericht van de rechtbank van 7 maart 2024,
- het mailbericht van mr. Booijink van 12 maart 2024 met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak betreft een collectieve actie. Bij tussenvonnis van 3 januari 2024 heeft de rechtbank (-) beslist over de (gedeeltelijke) ontvankelijkheid van FNV in haar vorderingen, (-) FNV aangewezen als exclusieve belangbehartiger in de zin van artikel 1018e lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), en (-) een omschrijving gegeven van de inhoud van de collectieve vordering en van de groep personen van wie FNV de belangen in deze collectieve procedure behartigt (artikel 1018e lid 2 Rv).
2.2.
Bij vonnis van 3 januari 2024 heeft de rechtbank partijen ook gelegenheid geboden zich uit te laten over de praktische invulling van de voorschriften inzake opt-out en optin, en over de door hen gewenste duur van de termijn voor het beproeven van een schikking. Partijen hebben met het oog hierop aktes genomen.
2.3.
In dit tussenvonnis bepaalt de rechtbank dat voor alle personen van wie FNV in deze procedure de belangen behartigt, de opt-out regeling van artikel 1018f lid 1 Rv zal gelden. Verder stelt de rechtbank de tekst vast van de in artikel 1018f lid 3 Rv bedoelde aanschrijving en aankondiging, en geeft ze een aantal bevelen ter uitvoering van de voorschriften van artikel 1018 f Rv inzake de opt-out regeling.

3.De verdere beoordeling

Naamswijziging gedaagde
3.1.
In haar antwoordakte van 28 februari 2024 heeft gedaagde gesteld dat haar naam is gewijzigd van ‘Mebin B.V.’ in ‘Heidelberg Materials Nederland Beton B.V.’. Zij heeft de rechtbank verzocht deze nieuwe naam voortaan in de processtukken te vermelden.
3.2.
Op verzoek van de rechtbank heeft mr. Booijink hierover op 12 maart 2024 nadere gegevens verstrekt, te weten het proces-verbaal van registerverklaring van de naamswijziging en een recent gewaarmerkt Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel, waaruit de naamswijziging blijkt.
3.3.
De rechtbank zal het verzoek van gedaagde - waartegen door FNV geen bezwaar is gemaakt - inwilligen en gedaagde in de processtukken met de nieuwe naam aanduiden.
3.4.
Omdat het hier gaat om een collectieve vordering als bedoeld in artikel 3:305a BW, waarvan de dagvaarding en ook de tussenvonnissen van de rechtbank zijn aangetekend in het centraal register voor collectieve vorderingen op www.rechtspraak.nl, te vinden via een link met daarin de naam van de gedaagde partij, zal de rechtbank de griffier opdragen het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak te verzoeken deze naamswijziging door te voeren in het register op een wijze dat zowel de oude als de nieuwe naam daarin wordt vermeld.
Omschrijving groep van personen
3.5.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 3 januari 2024 (onder ro. 6.50) de groep personen voor wie FNV de belangen in deze procedure behartigt omschreven als:
‘alle werknemers en ex-werknemers van Mebin, in functies zoals genoemd in bijlage 1 van de cao, op wie het spaarurenmodel van artikel 10 van de cao verplicht van toepassing was in februari 2021 en/of in januari 2022, en/of op wie dit spaarurenmodel nog altijd van toepassing is.’
3.6.
In haar antwoordakte na tussenvonnis heeft HM NL Beton hierover naar voren gebracht dat die omschrijving correct is, maar dat het fenomeen onwerkbaar weer voor ongeveer 20% van deze groep personen niet speelt (de zogenaamde ‘binnenfuncties’).
3.7.
De rechtbank stelt vast dat door HM NL Beton geen verzoek is gedaan om de omschrijving aan te passen en de groep te beperken tot bepaalde functies. De rechtbank ziet daarvoor ook geen aanleiding.
Voorschriften in verband met ‘opt-out’ en ‘opt-in’
Bekendmaking tussenvonnis 3 januari 2024
3.8.
Het tussenvonnis van 3 januari 2024 is reeds opgenomen in het centraal register voor collectieve vorderingen. Partijen hebben in hun aktes geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de rechtbank om op de voet van artikel 1018f lid 2 Rv te bevelen dat genoemd tussenvonnis ook op de internetpagina van FNV zal worden geplaatst. Dit bevel zal daarom in dit vonnis worden gegeven.
Brief aan de tot de omschreven groep behorende personen
3.9.
Partijen hebben verklaard het eens te zijn met het voornemen van de rechtbank om te bepalen dat de aanschrijving van de bekende personen (als bedoeld in artikel 1018f, lid 3, eerste volzin Rv) bij gewone brief zal gebeuren, en dat die brief - opgesteld door FNV op haar briefpapier - door HM NL Beton (op kosten van FNV) per post aan de betreffende werknemers en ex-werknemers zal worden verstuurd.
3.10.
HM NL Beton heeft hierbij de kanttekening gemaakt dat zij niet beschikt over de actuele adresgegevens van de werknemers die niet meer bij haar in dienst zijn. Zij vraagt de rechtbank daarom te bepalen dat zij deze ex-werknemers zal aanschrijven op hun laatst bekende adres, waarna deze personen dan kenbaar zouden moeten maken of zij mee willen doen aan deze procedure onder vermelding of bevestiging van hun adres (een opt-in).
3.11.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 3 januari 2024 (in ro. 6.57) overwogen dat MH NL Beton voor wat betreft ex-werknemers slechts een brief hoeft te versturen aan hen waarvan zij beschikt over actuele adresgegevens. De rechtbank komt hier in zoverre op terug dat zij zal bepalen dat HM NL Beton voor de werknemers die inmiddels niet meer bij haar in dienst zijn de brief moet versturen naar het bij haar laatst bekende adres, ook als niet zeker is of dit nog het actuele adres is. Hierdoor zullen in elk geval diegenen die sinds hun uitdiensttreding bij HM NL Beton niet zijn verhuisd, de brief ontvangen. Dat mogelijk niet alle ex-werknemers de brief zullen ontvangen, vormt voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat ex-werknemers slechts meedoen aan deze collectieve procedure als zij daar uitdrukkelijk voor kiezen (opt-in), zoals HM NL Beton verzoekt. De wet biedt daarvoor ook geen grond voor zover deze ex-werknemers hun woonplaats of verblijf in Nederland hebben (artikel 1018f lid 5 Rv).
Algemene aankondiging
3.12.
De rechtbank zal bepalen dat een algemene aankondiging (als bedoeld in artikel 1018f, lid 3, tweede volzin e.v. Rv) door FNV en HM NL Beton op hun websites zal moeten worden geplaatst, en door HM NL Beton tevens op haar interne nieuwssite/intranetsite. Omdat HM NL Beton erop heeft gewezen dat zij met een deel van de doelgroep communiceert via publicatie op de personeelsborden van de centrales (omdat chauffeurs geen of beperkt toegang hebben tot intranet), zal de rechtbank bepalen dat HM NL Beton ook op die personeelsborden de aankondiging moet publiceren. De aankondiging zal ook worden geplaatst in het centraal register voor collectieve vorderingen op de website van de rechtspraak. De rechtbank zal de griffier hiertoe opdracht geven.
3.13.
Partijen hebben verklaard een aanvullende publicatie via andere kanalen, zoals nieuwsbladen, niet nodig te vinden. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Verzoek om een communicatieverbod
3.14.
FNV bepleit dat de in artikel 1018f lid 3 Rv bedoelde brief en aankondiging uitsluitend neutrale informatie dienen te bevatten. FNV vraagt de rechtbank om HM NL Beton te verbieden om daarnaast op welke manier dan ook met haar (ex-)werknemers te communiceren, om daarmee te voorkomen dat (ex-)werknemers bedoeld of onbedoeld worden beïnvloed in hun keuze om wel of niet mee te doen aan deze collectieve procedure. FNV heeft vooral bezwaar tegen het telefonisch inwinnen van informatie bij HM NL Beton, omdat er niet op kan worden toegezien of die informatieverstrekking door HM NL Beton neutraal zal zijn.
3.15.
HM NL Beton meent dat dit verstrekkende verzoek van FNV moet worden afgewezen. Zij wijst erop dat veel van haar (ex-)werknemers geen lid zijn van FNV, en waarschijnlijk helemaal geen weet hebben van deze procedure wanneer zij de brief thuis ontvangen of kennisnemen van de aankondiging op de personeelsborden. HM NL Beton meent dat van haar niet kan worden verwacht dat zij hierover helemaal niet communiceert met haar werknemers, en dat zij ook hun vragen niet beantwoordt. Zou communicatie worden verboden, dan moet dat volgens HM NL Beton ook gelden voor FNV.
3.16.
De rechtbank ziet geen grond voor het opleggen van een communicatieverbod aan HM NL Beton, als waar FNV om heeft verzocht. De groep van personen waar deze procedure op ziet, zullen in de aan hen gerichte brief en in de algemene aankondiging op een duidelijke en neutrale wijze worden ingelicht over de procedure en over de keuze die zij hebben om daar al dan niet aan mee te doen (zie over de tekst van die brief en aankondiging hierna onder ro. 3.23). Het staat partijen vrij om aanvullend nader met deze personen te communiceren. In het bijzonder staat het hen vrij om vragen te beantwoorden die hen worden gesteld over deze collectieve procedure. FNV heeft niet gesteld of onderbouwd dat er reden is om aan te nemen dat HM NL Beton op onoirbare wijze zal trachten druk uit te oefenen op haar (ex)werknemers om te kiezen voor een opt-out, en de rechtbank ziet ook geen aanleiding om dat te veronderstellen. De rechtbank zal HM NL Beton daarom geen communicatieverbod opleggen.
Opt-out regeling voor personen zonder woonplaats of verblijf in Nederland
3.17.
FNV vraagt de rechtbank om voor (ex-)werknemers die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben de optout regeling van artikel 1018f lid 1 Rv van toepassing te verklaren. HM NL Beton heeft medegedeeld zich daarmee te kunnen verenigen.
3.18.
De rechtbank wijst het verzoek van FNV toe en zal, met toepassing van de haar in artikel 1018f lid 5 Rv gegeven bevoegdheid, bepalen dat in deze zaak ook voor personen zonder woonplaats of verblijf in Nederland de opt-out regeling van artikel 1018f lid 1 Rv zal gelden. De rechtbank acht hierbij van belang dat HM NL Beton als (ex-)werkgever weet welke personen behoren tot de groep waar deze procedure op ziet, en dat daar volgens HM NL Beton slechts een enkele grensarbeider tussen zal zitten. Het toepassen van de opt-out regeling voor de hele groep zal er dan ook niet toe leiden dat deze collectieve procedure een ongewild ruim bereik zal krijgen.
Termijn voor opt-out
3.19.
De rechtbank zal de termijn waarbinnen de betrokken personen kenbaar kunnen maken dat zij kiezen voor een opt-out, bepalen op twee maanden. De rechtbank acht die termijn in dit geval gepast. De rechtbank zal bepalen dat de brieven en aankondigingen binnen vier weken na de datum van dit vonnis, dat wil zeggen uiterlijk op 22 mei 2024, moeten worden verzonden respectievelijk gepubliceerd. De uiterlijke datum waarop kan worden gekozen voor opt-out wordt daarom in de brief en de aankondiging gesteld op 24 juli 2024.
Verzoek om brief en aankondiging ook in het Engels te publiceren
3.20.
FNV vraagt de rechtbank om te bepalen dat de brief en de aankondiging zowel in het Nederlands als in het Engels moeten worden gesteld, omdat mogelijk niet alle betrokken personen de Nederlandse taal voldoende beheersen. Volgens HM NL Beton is een Engelstalige versie niet nodig omdat de voertaal op de bouwplaats Nederlands is en de doelgroep de Nederlandse taal machtig is.
3.21.
De rechtbank ziet geen reden voor het gebruik van een Engelstalige versie van de brief en de aankondiging. De noodzaak daartoe is door FNV niet onderbouwd.
De tekst van de brief en de aankondiging
3.22.
Partijen hebben ieder een eigen tekstvoorstel gedaan voor de brief en de aankondiging.
3.23.
Rekening houdend met alles wat zij daarover heeft overwogen in het tussenvonnis van 3 januari 2024 en in dit tussenvonnis, zal de rechtbank bepalen dat de brief als volgt moet luiden:
“In opdracht van de rechtbank Oost-Brabant deelt FNV u het volgende mee:
De vakbond FNV voert bij de rechtbank Oost-Brabant een procedure tegen Heidelberg Materials Nederland Beton (voorheen: Mebin). Deze procedure heet een ‘collectieve actie’ en gaat over de toepassing van het spaarurenmodel uit de cao.
FNV wil met deze procedure bereiken dat voor de medewerkers van Heidelberg Materials Nederland Beton (hierna afgekort: HM NL Beton) die verplicht moeten deelnemen aan het spaarurenmodel uit de cao, de spaaruren door HM NL Beton niet mogen worden ingezet bij onwerkbaar weer (waaronder vorstdagen). FNV vraagt de rechtbank ook om HM NL Beton te verplichten om spaaruren die zijn ingezet in verband met vorstdagen in februari 2021 en in verband met onvoldoende werk op 5, 6 en 7 januari 2022 terug te boeken of, als dat niet mogelijk is, uit te betalen.
HM NL Beton voert verweer en is van mening dat de inzet van spaaruren bij onwerkbaar weer op grond van de cao is toegestaan, en dat ook op de door FNV genoemde dagen in 2021 en 2022 spaaruren mochten worden ingezet.
HM NL Beton heeft in deze procedure ook een tegenvordering ingesteld, uitsluitend voor het geval de vorderingen van FNV geheel of gedeeltelijk zullen worden toegewezen door de rechtbank. Als de rechtbank zal beslissen dat het spaarurenmodel niet meer bij onwerkbaar weer mag worden toegepast (of niet mocht worden toegepast in februari 2021), dan wil HM NL Beton dat de rechtbank ook bepaalt dat voor medewerkers geen recht meer bestaat (of in februari 2021 bestond) op de (volledige) spaarurentoeslag van 2,5% uit de cao. Als HM NL Beton de op 5, 6 en 7 januari 2022 afgeschreven spaaruren zal moeten terugboeken of uitbetalen, dan wil HM NL Beton die uren in mindering mogen brengen op het saldo aan vakantie-uren of tijd-voor-tijd uren van de desbetreffende medewerkers.
Wilt u meer informatie over deze collectieve actie, kijk dan op:
- de website van FNV (www.fnv.nl) of
- de website van HM NL Beton (www.heidelbergmaterials-benelux.com/nl/nederland-beton)
Ook kunt u de reguliere publicatieborden op de centrales van HM NL Beton raadplegen.
Wel of niet meedoen
FNV is door de rechtbank aangewezen als exclusieve belangenbehartiger en komt in deze procedure op voor alle werknemers en ex-werknemers van HM NL Beton, in de functies die staan genoemd in bijlage 1 van de cao, op wie het spaarurenmodel van artikel 10 van de cao verplicht van toepassing was in februari 2021 en/of in januari 2022, en/of op wie dit spaarurenmodel nog altijd van toepassing is.
Als u behoort tot deze groep van personen voor wie FNV opkomt, en u vindt het goed dat FNV in deze procedure ook uw belangen behartigt, dan hoeft u niets te doen.
Als u niet wilt dat uw belangen in deze procedure worden behartigd door FNV, dan kunt u dat aan de rechtbank Oost-Brabant kenbaar maken. U bent dan niet aan de uitspraak in deze zaak gebonden, maar u kunt er ook geen rechten aan ontlenen.
Wilt u niet dat uw belangen in deze collectieve procedure worden behartigd, stuur dan een brief aan:
Rechtbank Oost-Brabant,
Team Civiel, afdeling handelszaken,
Postbus 90155,
5200 MG ’s-Hertogenbosch
U kunt dit doen tot 24 juli 2024.
U kunt hiervoor de volgende tekst gebruiken:
“Ik wil niet dat in de collectieve actie van FNV (zaak/rolnummer C/01/383374 / HA ZA 22-366) mijn belangen worden behartigd en wens mij daarvan te bevrijden.”
De uitspraken die de rechtbank doet in deze collectieve procedure worden opgenomen in het centraal register voor collectieve vorderingen, dat te vinden is op www.rechtspraak.nl onder de knop ‘registers’.”
3.24.
De rechtbank zal bepalen dat de aankondiging hetzelfde luidt als de brief, met dien verstande dat de aanhef (de eerste regel en de daaropvolgende alinea) in de aankondiging luidt als volgt:
“Aankondiging in opdracht van de rechtbank Oost-Brabant:
Collectieve actie van FNV tegen Heidelberg Materials Nederland Beton (voorheen: Mebin) inzake de toepassing van het spaarurenmodel uit de cao.
FNV wil met deze procedure bereiken…. (zie voor het vervolg de tekst van de brief hiervoor in ro. 3.23).”
Termijnstelling voor het beproeven van een schikking
3.25.
Partijen hebben ieder verklaard geen behoefte te hebben aan een termijn voor het beproeven van een schikking, als bedoeld in artikel 1018g Rv.
3.26.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak belanghebbenden tot 24 juli 2024 de tijd gegund zal worden om te kiezen voor een opt-out. De rechtbank zal de zaak met het oog hierop naar de rol van 31 juli 2024 verwijzen, voor beraad over de voortgang van de procedure. Partijen kunnen de periode tot die datum tevens aanwenden voor het beproeven van een schikking.
Tot slot
3.27.
De rechtbank zal de griffier opdragen van dit vonnis aantekening te maken in het centraal register voor collectieve vorderingen.
3.28.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat in deze zaak ook voor de personen zonder woonplaats of verblijf in Nederland de opt-out regeling van artikel 1018f lid 1 Rv zal gelden,
4.2.
bepaalt dat de tekst van de in artikel 1018f lid 3 Rv bedoelde aanschrijving en aankondiging zal luiden zoals omschreven in rechtsoverwegingen 3.23 en 3.24,
4.3.
beveelt dat FNV:
uiterlijk op 8 mei 2024 de aanschrijving (in de vorm van een gewone brief) aan HM NL Beton overhandigd, afgedrukt op briefpapier van FNV,
uiterlijk op 22 mei 2024 de aankondiging plaatst op haar internetpagina,
uiterlijk op 22 mei 2024 het tussenvonnis van 3 januari 2024, waarin FNV als exclusieve belangenbehartiger is aangewezen, plaatst op haar internetpagina,
4.4.
beveelt dat HM NL Beton:
de brief, die zij van FNV zal ontvangen ingevolge het bevel van 4.3 sub a, uiterlijk op 29 mei 2024 verstuurt aan al haar werknemers en ex-werknemers die behoren tot de groep van personen zoals omschreven in rechtsoverweging 3.5, waarbij voor de ex-werknemers verzending zal plaatsvinden naar het laatst bekende adres,
uiterlijk op 29 mei 2024 de aankondiging plaatst op haar internetpagina en op haar interne nieuwssite/intranetsite,
uiterlijk op 29 mei 2024 de aankondiging publiceert op de personeelsborden van de centrales,
4.5.
draagt de griffier op zorg te dragen voor:
het zo spoedig mogelijk doorvoeren van de naamswijziging van gedaagde in het centraal register voor collectieve vorderingen (zie rechtsoverweging 3.4),
het zo spoedig mogelijk aantekenen van deze uitspraak in dat register,
het aantekenen van de aankondiging in dat register uiterlijk op 29 mei 2024,
4.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 juli 2024 voor beraad over de voortgang van de procedure,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Maarschalkerweerd, mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.