ECLI:NL:RBOBR:2024:1691

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/01/400944 / HA ZA 24-86
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot overlegging van bescheiden in incident ex artikel 843a Rv

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een incident dat was ingesteld door [eiseres] B.V. tegen [gedaagde] en andere gedaagden. [eiseres] vorderde in het incident om overlegging van bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft de vordering afgewezen omdat [eiseres] niet kon aantonen dat zij een rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken. De rechtbank overwoog dat de gevraagde bescheiden niet specifiek genoeg waren en dat niet was aangetoond dat de gedaagden in strijd met het relatie- en concurrentiebeding hadden gehandeld. De rechtbank concludeerde dat het enkel hebben van contact met werknemers van [eiseres] niet in strijd was met het beding en dat de vordering tot overlegging van de stukken niet voldeed aan de vereisten van artikel 843a Rv. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden, aangezien [eiseres] in het ongelijk was gesteld. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/400944 / HA ZA 24-86
Vonnis in het incident van 24 april 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. J.O. de Wilde,
tegen

1.[gedaagde] ,

te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
2.
R EN D BEHEER B.V.,
te [plaats] ,
hierna te noemen: R en D,
3.
EUROPE SWEETS B.V.,
te [plaats] ,
hierna te noemen: ES,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (mannelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. M.A.J. Kemps.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 843a
- de conclusie van antwoord in het incident
- de akte uitlating productie in het incident.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan

2.1.
Voor de beoordeling in het incident zijn de volgende feiten relevant:
2.1.1.
In [eiseres] is een onderneming in chocolade ondergebracht.
2.1.2.
[gedaagde] was tot 30 november 2021 werknemer van [eiseres] . R en D, waarvan [gedaagde] enig bestuurder en aandeelhouder is, is daarna opdrachtnemer van [eiseres] geworden. Inmiddels is ook de overeenkomst van opdracht tussen R en D en [eiseres] geëindigd (in ieder geval vanaf juli 2023).
2.1.3.
ES is een vennootschap die bij akte van 29 maart 2023 mede door [gedaagde] is opgericht. [gedaagde] houdt ook (middellijk) aandelen in ES en is mede bestuurder.
2.1.4.
In de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] (die dus tot 30 november 2021 gold) was een relatie- en concurrentiebeding opgenomen, dat als volgt luidde:
“4. Gedurende een periode van vierentwintig maanden na het eindigen van het
dienstverband tussen partijen, ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom dit
dienstverband tot een einde is gekomen, is het werknemer verboden om:
a.
in het werkgebied van werkgever dat in ieder geval omvat de Benelux (België, Nederland en Luxemburg), direct of indirect op enigerlei wijze betrokken te zijn bij en / of belang te hebben in en / of werkzaam te zijn voor een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever.
b.
op enigerlei wijze, direct of indirect contacten te onderhouden met enige persoon, instelling of bedrijf, of daarmee gelieerd bedrijf, die op enig moment gedurende de looptijd van deze arbeidsovereenkomst klant en / of prospect van de werkgever is (geweest), bij de beoordeling waarvan de administratie en de gegevens van de werkgever doorslaggevende betekenis toekomt. Onder prospect wordt verstaan een partij waarmee werkgever zaken wenst(te) te doen en ten behoeve van dat doel een concrete activiteit heeft ontplooid, zoals bijvoorbeeld het voeren van een zakelijk gesprek of het toezenden van een offerte.
c.
op enigerlei wijze, direct of indirect, contacten te onderhouden of zaken te doen, dan wel in dienst te treden bij of op enigerlei wijze samen te werken met enige persoon, instelling, vennootschap of onderneming of daarmee gelieerde vennootschap, die gedurende de looptijd van deze arbeidsovereenkomst als toeleverancier van grondstoffen (chocola) van werkgever heeft gefungeerd (in binnen- of in buitenland).
Bij overtreding van hetgeen in dit artikel onder a. of b. of c. is weergegeven, verbeurt werknemer aan werkgever een direct, zonder dat een andere aanmaning en / of ingebrekestelling nodig is, opeisbare en niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van euro 25.000,-- per overtreding en euro 9.000,-- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Werkgever heeft het recht om in plaats van de boete schadevergoeding te vorderen van werknemer. "
2.2.
In de hoofdzaak heeft [eiseres] vorderingen ingesteld die zijn gestoeld (1) op het standpunt dat het relatie- en concurrentiebeding is geschonden, althans (2) op het standpunt dat R en D en [gedaagde] onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij onrechtmatige concurrentie hebben gepleegd / plegen en dat ES daar onrechtmatig voordeel uit heeft getrokken / trekt.
2.3.
In het incident vordert [eiseres] om overlegging van de volgende stukken, op straffe van het verbeuren van een dwangsom:
a) een overzicht van de contacten van [gedaagden] met de werknemers van [eiseres] (buiten de contacten tijdens werktijd), waaronder e-mails, berichten in (specifieke)
whatsappgroepen, gerichte whatsappberichten, etentjes, borrels en andere
bijeenkomsten;
b) een lijst met de verkopen van ES aan klanten en relaties van [eiseres] , waaronder doch niet beperkt tot [A] , voorzien van de daarop betrekking hebbende facturen;
c) een overzicht van de contacten die ES met relaties van [eiseres] heeft onderhouden vanaf het moment van oprichting van ES tot heden voorzien van een toelichting op de inhoud van die contacten.
2.4.
Volgens [gedaagden] moeten de vorderingen in het incident worden afgewezen.
2.5.
De rechtbank overweegt in het incident als volgt.
2.6.
[eiseres] baseert haar vordering op artikel 843a Rv. Volgens dit artikel is een vordering tot inzage, afgifte of uittreksel toewijsbaar als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
degene die de vordering instelt dient een rechtmatig belang te hebben,
het moet gaan om bepaalde bescheiden,
de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarbij eiser (of zijn rechtsvoorgangers) partij is.
2.7.
In het licht van dit beoordelingskader is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.
2.8.
Ten aanzien van de onder r.o. 2.3. onder a) gevorderde bescheiden is de rechtbank van oordeel dat de vordering alleen al moet worden afgewezen omdat niet is gebleken dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij overlegging daarvan.
2.8.1.
[eiseres] vordert overlegging van een overzicht van, kort gezegd, contacten tussen [gedaagden] met werknemers van [eiseres] . De stukken dienen, naar de rechtbank begrijpt, primair ter onderbouwing van [eiseres] ’s standpunt dat [gedaagde] het relatie- en concurrentiebeding heeft geschonden, maar niet is gebleken dat dit overzicht dit standpunt onderbouwt. Het verzochte overzicht geeft namelijk (mogelijk) inzage in de contacten die er zijn geweest tussen [gedaagden] en werknemers van [eiseres] . Het hebben van contact met werknemers van [eiseres] is echter niet verboden door het relatie- en concurrentiebeding. Ook het bewegen van werknemers hun dienstverband met [eiseres] om te ruilen voor een dienstverband bij ES (als dat al zou blijken uit het overzicht) is niet verboden door het relatie- en concurrentiebeding. Dat het overzicht dus nodig is ter onderbouwing van [eiseres] ’s standpunt dat [gedaagde] het relatie- en concurrentiebeding heeft geschonden (en dus dat [eiseres] daarmee belang heeft bij overlegging) is niet gebleken.
2.8.2.
[eiseres] heeft ook gesteld dat het bewegen van haar werknemers om hun dienstverband om te ruilen voor een dienstverband bij ES onrechtmatig is, los van de schending van het relatie- en concurrentiebeding. Dat kan weliswaar (onder omstandigheden) onrechtmatig zijn, maar [eiseres] heeft onvoldoende uitgelegd waarom zij in dat kader een overzicht van de contacten tussen [gedaagden] met werknemers van [eiseres] nodig heeft, omdat het enkel contact hebben niet zonder meer onrechtmatig is.
2.9.
Ten aanzien van de onder r.o. 2.3. onder b) en c) gevorderde bescheiden is de rechtbank van oordeel dat de vordering, met uitzondering van het deel dat ziet op [A] , alleen al moet worden afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van ‘bepaalde bescheiden’ (r.o. 2.6., onder 2.). [eiseres] vordert namelijk om overlegging van een lijst met verkopen van ES
aan klanten en relaties van [eiseres]en om een overzicht van contacten die ES
met relaties van [eiseres]heeft onderhouden, maar [eiseres] heeft niet concreet toegelicht wie haar klanten en relaties zijn en niet is gebleken dat [gedaagden] weet / kan weten wie daarmee precies is bedoeld. Zo heeft [gedaagden] betwist dat hij weet wie precies de relaties zijn van [eiseres] .
2.10.
Ten aanzien van de onder r.o. 2.3. onder b) gevorderde lijst van verkopen van ES aan [A] , voorzien van de daarop betrekking hebbende facturen, is de rechtbank van oordeel dat ook deze vordering moet worden afgewezen. Dat [eiseres] rechtmatig belang heeft bij overlegging van deze lijst is niet gebleken.
2.10.1.
Met de lijst van verkopen van ES aan [A] (waarvan overlegging is gevorderd) wenst [eiseres] te bepalen in hoeverre [gedaagde] in strijd met het relatie- of concurrentiebeding heeft gehandeld. Dat veronderstelt dat [A] kwalificeert als een van de partijen die zijn beschreven in het relatie- of concurrentiebeding, maar dat dit het geval is, is niet gesteld, noch gebleken. Zo is in het bijzonder niet gesteld noch gebleken dat [A] gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst (tot november 2021) klant en / of prospect van de [eiseres] is (geweest) (en dus of [A] valt onder sub b) van het relatie- of concurrentiebeding).
2.10.2.
[eiseres] stoelt haar vorderingen in de hoofdzaak verder op het standpunt dat R en D en [gedaagde] onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij onrechtmatige concurrentie hebben gepleegd (los van het relatie- en concurrentiebeding). Het is ook ter onderbouwing van die vordering dat [eiseres] overlegging van de lijst met verkopen aan [A] vordert.
Het is een ex-werknemer en ex-opdrachtnemer (zoals [gedaagde] respectievelijk R en D) echter in beginsel toegestaan om zijn voormalig werkgever / opdrachtgever te beconcurreren. Dit kan, zoals [eiseres] terecht heeft aangevoerd, onder omstandigheden anders zijn als er sprake is van (1) het stelselmatig en substantieel afbreken van (2) het duurzame debiet van de voormalige werkgever / opdrachtgever, dat de werknemer / opdrachtnemer heeft helpen opbouwen in het kader van de overeenkomst en (3) met hulpmiddelen die de werknemer / opdrachtnemer daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever / opdrachtgever ter beschikking heeft gekregen, maar dat sprake is van (een van) deze omstandigheden is niet gesteld noch is toegelicht dat en waarom ter onderbouwing daarvoor de lijst van verkopen nodig is. [eiseres] heeft ook wat dit betreft haar belang bij overlegging van een lijst met verkopen aan [A] onvoldoende toegelicht.
2.11.
De vordering van [eiseres] tot overlegging van bescheiden wordt dan ook afgewezen.
2.12.
[eiseres] is de in het ongelijk gestelde partij en zij moet daarom de proceskosten in dit incident (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op € 614,- aan salaris advocaat (1,0 punt x tarief II) en € 178,- aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
2.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in het incident wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

In het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 614,-, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf de vijftiende dag na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,- aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
In de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 5 juni 2024voor conclusie van antwoord van [gedaagden]
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.