ECLI:NL:RBOBR:2024:1684

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
WR 23/030
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, verblijvende in een penitentiaire inrichting, had verzocht om wraking van mr. M. Venderbosch, omdat hij niet aanwezig was bij de zitting van 29 september 2023. Verzoeker stelde dat zijn recht op een eerlijk proces was geschonden, omdat hij niet was uitgenodigd voor de zitting. De rechter heeft echter aangegeven dat verzoeker wel degelijk was uitgenodigd en dat er een administratieve fout was gemaakt. De rechter heeft het onderzoek heropend om verzoeker alsnog de kans te geven zijn standpunt kenbaar te maken. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat het wrakingsverzoek daarom werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/030
Beslissing van 11 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
verblijvende te [woonplaats] ,
tijdelijk verblijvende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Venderbosch,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 16 november 2023 met als bijlagen een klacht gedateerd op 16 november 2023, een brief van verzoeker aan de griffier van 15 november 2023, een brief van de griffier aan verzoeker van 14 november 2023 en nog een brief van de griffier aan verzoeker van 14 november 2023 met daarbij het proces-verbaal van de zitting van 29 september 2023
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 5 december 2023
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 21 december 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker
  • de rechter.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SHE 23/47 WVW V35 tussen verzoeker en Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Op 29 september 2023 heeft de rechter de zaak met bovengenoemd zaaknummer inhoudelijk behandeld, zonder dat verzoeker daarbij aanwezig was. Verzoeker heeft gesteld dat hij niet was uitgenodigd voor die zitting en dat er die dag ook geen vervoer voor hem was geregeld vanaf de Penitentiaire Inrichting waar hij verbleef naar de rechtbank en weer terug. Hij had wel graag bij de zitting aanwezig willen zijn. Volgens verzoeker is zijn recht op een eerlijk proces geschonden.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De wrakingskamer begrijpt de reactie van de rechter zo dat volgens de rechter het recht op een eerlijk proces niet is geschonden. De reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Volgens verzoeker is zijn recht op een eerlijk proces geschonden, omdat de rechter de zaak inhoudelijk heeft behandeld zonder dat hij daarbij aanwezig was. De rechter heeft ter toelichting aangevoerd dat verzoeker bij brieven van 28 augustus 2023 en 20 september 2023 was uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van 29 september 2023. Ná de zitting van 29 september 2023 bleek dat de rechtbank een administratieve fout heeft gemaakt door onterecht nog een ander zaaknummer aan te maken. In het dossier van dat andere zaaknummer zat een brief van verzoeker van 14 juni 2023 waarin hij te kennen leek te geven dat hij (via beeldverbinding) aanwezig wenste te zijn bij de zitting. De rechter was niet eerder van deze brief op de hoogte. De rechter heeft vervolgens de procedurele beslissing genomen om het onderzoek te heropenen om verzoeker in de gelegenheid te stellen om te reageren. De rechter heeft in deze zaak nog geen enkele inhoudelijke beslissing genomen.
3.3.
De rechter heeft bij de mondelinge behandeling in deze wrakingsprocedure aan verzoeker aangegeven dat hij aan de rechtbank kan laten weten of hij behoefte heeft aan een nadere zitting. Immers, zodra de rechter bemerkte dat verzoeker ten onrechte niet was uitgenodigd voor de zitting heeft zij besloten de mondelinge behandeling te heropenen zodat verzoeker alsnog bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak aanwezig kon zijn. De griffie heeft verzoeker daartoe de brief gestuurd van 14 november 2023. Aldus heeft de rechter verzoeker nogmaals in de gelegenheid gesteld bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Hierdoor kan er alsnog hoor- en wederhoor plaatsvinden en wordt verzoeker inhoudelijk bij zijn zaak betrokken. Nu de rechter verzoeker na de zitting van 29 september 2023 in de gelegenheid heeft gesteld om bij een volgende zitting zijn standpunt kenbaar te maken, is de wrakingskamer van oordeel dat niet kan worden gezegd dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest. De wrakingskamer is van oordeel dat hieruit niet de objectief gerechtvaardigde vrees afgeleid kan worden dat de rechter vooringenomen is.
3.4.
Het wrakingsverzoek zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit wrakingsverzoek heeft de rechter toegelicht dat het CBR niet goed gecommuniceerd heeft en de rechtbank niet goed gereageerd heeft. Het is de voorkeur van de rechter om de volgende zitting te beginnen met een stuk regie; proberen duidelijkheid te verkrijgen door te bekijken wat er nog aan zaken ligt en wat er nog besproken moet worden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. J. Iding, voorzitter, mr. M.F.M.T. Franke en mr. E.M. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.