ECLI:NL:RBOBR:2024:1668

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
01/266418-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige drugs- en wapenhandel, ontvoering en zware mishandeling

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij grootschalige drugs- en wapenhandel, ontvoering en zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven van een slachtoffer, waarbij deze zwaar lichamelijk letsel opliep door het afknippen van vingertoppen en andere mishandelingen. Daarnaast was de verdachte betrokken bij de handel in aanzienlijke hoeveelheden amfetamine, metamfetamine en MDMA, evenals het voorhanden hebben van diverse vuurwapens en munitie. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, waaronder het betoog dat de doorzoekingen onrechtmatig waren. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de strafbare feiten, onderbouwd door chatberichten en andere bewijsmiddelen. De ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de rol van de verdachte in het criminele milieu werden zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.266418.22 en 01.135204.21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 april 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987]
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 februari 2022, 10 mei 2022 20 juli 2022, 14 oktober 2022, 16 november 2022, 24 januari 2023, 3 februari 2023, 18 april 2023, 13 juli 2023, 3 oktober 2023, 12 december 2023 en 5 maart 2024.
Op de zitting van 12 december 2023 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 5 januari 2022 en 21 december 2022.
Aan verdachte is onder parketnummer 01.266418.22 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] naar Nederland te lokken en/of mee te nemen naar een loods en/of een garage en/of een andere ruimte en/of
- die [slachtoffer] tegen zijn wil in een loods en/of een garage en/of een andere ruimte (vast) te houden en/of
- die [slachtoffer] vast te binden met een tie-rip en/of
- die [slachtoffer] te blinddoeken en/of
- (een deel van) de vingertoppen/vingerkootjes van die [slachtoffer] af te knippen en/of met een hamer op de voet(en) van die [slachtoffer] te slaan, (tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een of meer geamputeerde vingertoppen/vingerkootjes en/of een of meer diepe (snij)wonden aan de voeten en/of een of meer gebroken voeten en/of een gezwollen hand);
2.
hij op of omstreeks 26 juni 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (deels) geamputeerde vingertoppen/vingerkootjes en/of een of meer diepe (snij)wonden aan de voeten en/of een of meer gebroken voeten heeft toegebracht door
- met een schaar/kniptang althans een knipvoorwerp een of meer vingertoppen/vingerkootjes van de hand van die [slachtoffer] af knippen/knijpen en/of
- met een hamer op de voeten van die [slachtoffer] te slaan en/of met een schaar/kniptang althans een knipvoorwerp in de voet te knippen/knijpen en/of met een mes althans scherp voorwerp in de voeten te snijden;
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01.135204.21 op de terechtzitting van 12 december 2023 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 april 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, een (of meer) wapen(s) van categorie II, onder 2 en/of 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een machinegeweer van het merk AK-47, model MPiKMS-74, kaliber 5.45x39 (SIN AAOZ8455NL) en/of
- een machinegeweer van het merk Colt, model M16 A1, kaliber 9x19 (SIN AAOZ8336NL) en/of
- een pistoolmitrailleur van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), model VZ/62

Skorpion, kaliber 7.65mm (SIN AAOZ8452NL) en/of

- een pistoolmitrailleur van het merk Israel Military Industries (IMI),

model UZI, kaliber 9x19 mm (SIN AAOZ8451NL) en/of

- drie, althans een of meer scherfhandgranaten, type M93P3 en/of M75P3

en/of M91P3 (SIN AAOM6827NL en/of SIN AAOM6828NL en/of SIN AAOM6829NL),

zijnde vuurwapens geschikt om automatisch te vuren en/of voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, een (of meer) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk Ceska Zbrojovka, model VZOR 70, kaliber 7,65mm (SIN AAOZ8340NL) en/of
- twee, althans een, pisto(o)l(en) van het merk Glock, model 26, kaliber

9x19 (SIN AAOZ8331NL en/of SIN AAOZ8364NL) en/of

- een pistool van het merk Walther, P22, kaliber 6,35mm (SINAAOZ8362NL) en/of
- een pistool van het merk Walther, model TPH, kaliber .22 Long Rifle (SIN AAOZ8365NL) en/of
- een pistool van het merk Walther, model P22, kaliber .22 Long Rifle (SIN AAOZ83333NL) en/of
- een pistool van het merk Beretta, model 92FS, kaliber 9mm Para (SIN AAOZ8327NL) en/of
- een pistool van het merk Ekol, model Tuna, kaliber 6,35mm (SINAAOZ8341NL) en/of
- een pistool van het merk Fabrique National, model High Power 35, kaliber

9mm Para (SIN AAOZ8339NL) en/of

- een pistool van het merk Zavodi Crevena Zastava, model M57, kaliber 7,62x25 (SIN AAOZ8338NL) en/of
- een revolver van het merk Smith & Wesson, model 36, kaliber .38 Special (SIN AAOZ8344NL) en/of
- een revolver van het merk Colt, model Pocket Positive, kaliber 32 Police

CTG (SIN AAOZ8353NL), zijnde vuurwapens voorhanden heeft gehad;

3.
hij op of omstreeks 13 april 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(aangetroffen in de Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 1] )
- ongeveer 23,7 kilogram amfetamine en/of
- ongeveer 500 gram metamfetamine,

in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine

en/of
(aangetroffen in de Renault Laguna met kenteken [kenteken 2] )
- ongeveer 8,85 kilogram amfetamine en/of
- ongeveer 25,5 liter amfetamine en/of
- ongeveer 58 liter MDMA en/of 50,45 gram MDMA en/of
- 9,51 gram metamfetamine,

in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, MDMA en/of metamfetamine,

en/of
(aangetroffen in de Renault Twingo met kenteken [kenteken 3] ),
- ongeveer 5,7 liter amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 23 maart 2020 tot en met 5 mei 2021 te Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, heroïne, amfetamine, metamfetamine, MDMA en/of 2cb, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een (of meer) chauffeur(s) aan te sturen om verdovende middelen of precursoren te vervoeren, althans inlichtingen te verschaffen met betrekking tot het transport van verdovende middelen en/of
- gesprekken en/of onderhandelingen te voeren over (prijzen en/of

hoeveelheden van) verdovende middelen en/of

- het in ontvangst nemen en/of ter beschikking stellen van geldbedragen in het kader van de drugshandel en/of
- het voorhanden hebben van drugsprecursoren zoals fosfor, apaa(n), PMK,

BMK, mierenzuur, zwavelzuur en/of methanol en/of

- het zoeken, althans het informeren, naar een (of meer) locatie(s) om amfetamine en/of (andere) verdovende middelen te produceren,
- het voorhanden hebben van een of meer stashauto’s en/of
- het voorhanden hebben en/of gebruikmaken van (crypto)telefoons en/of
- het voorhanden hebben van geld en/of horloges en/of auto’s als betaalmiddel(en) voor de drugs(handel);
5.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 23 maart 2020 tot en met 5 mei 2021 te Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer (grote) hoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne, amfetamine, metamfetamine, MDMA en/of 2cb, zijnde cocaïne, heroïne, amfetamine, metamfetamine, MDMA en/of 2cb, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zonder erkenning, althans buiten de erkenning handelend, één of meer (vuur)wapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: Glock(s) en/of Walther(s) en/of Colt(s) M16 en/of AK(‘s)-47 en/of UZI(s) en/of Heckler&Koch MP-5 en/of scherfhandgranaten) en/of onderdelen van vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: lopen en/of magazijnen en/of dempers) en/of munitie van categorie II en/of categorie III, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verhandeld, terwijl hij en/of zijn mededader(s) hiervan een beroep en/of gewoonte heeft/hebben gemaakt;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en het openbaar ministerie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van het openbaar ministerie.

Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de verdediging.

Ten aanzien van parketnummer 01.135204.21:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de resultaten van de doorzoeking van de woning en de auto’s in de parkeergarage van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat de doorzoekingen onrechtmatig waren en er daarmee sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Dit leidt er toe dat er voor de feiten 1, 2 en 3 te weinig bewijs resteert zodat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank de doorzoekingen wel als rechtmatig beoordeelt, dan is het bewijs volgens de raadsvrouw van onvoldoende gewicht om de strafbare goederen die in de auto’s in de parkeergarage zijn aangetroffen te kunnen koppelen aan verdachte.
Voor wat betreft de aan verdachte ten laste gelegde feiten 4, 5 en 6 stelt de raadsvrouw eveneens dat het bewijs niet toereikend is nu dit enkel gebaseerd is op de inhoud van PGP-berichten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte niet kan worden geïdentificeerd als verzender van de in het dossier opgenomen PGP-berichten onder de cryptoaccounts [e-mailadres 1] en [accountnaam 2] .
Over de ANØM-accounts “ [accountnaam 3] en [accountnaam 4] ” die door de opsporingsdiensten eveneens aan verdachte worden toegeschreven, heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen.
Ten aanzien van parketnummer 01.266418-22:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit nu het bewijs enkel is gebaseerd op de inhoud van de PGP-berichten en verdachte niet als gebruiker van het Sky-ECC account [accountnaam 2] kan worden geïdentificeerd.
De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan in het geval dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder dit parketnummer ten laste gelegde feiten. Dit voorwaardelijk verzoek betreft het horen van [slachtoffer] als getuige teneinde een voor verdachte ontlastende verklaring te verkrijgen.

De bewijsvraag.

Inleiding.

Op dinsdag 13 april 2021 omstreeks 02:30 uur werd er in Eindhoven - in verband met de toen geldende avondklok - een aldaar rijdend busje door de politie gecontroleerd.
In dit voertuig zat [persoon 1] als bestuurder en verdachte als bijrijder.
In dit busje werd onder andere een doorgeladen "shot gun” (een type vuurwapen) aangetroffen. Ook werd in het bijrijdersportier een cryptotelefoon aangetroffen.
Daarop volgend heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning waar verdachte verbleef. Deze woning betrof een appartement in een appartementencomplex met een daarbij behorende parkeerkelder die middels een elektrische rolpoort kan worden afgesloten. Verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van een afstandsbediening waarmee voornoemde rolpoort kon worden geopend. De politie heeft daarnaast onderzoek gedaan in de parkeerkelder. In deze parkeerkelder stonden diverse voertuigen, waaronder drie voertuigen waarvan de tenaamgestelden niet stonden ingeschreven in het bijbehorende appartementencomplex.
Opvallend was onder andere dat deze drie voertuigen- anders dan de andere auto’s- onder stof zaten. In één van die auto’s waren diverse jerrycans zichtbaar die grotendeels aan het zicht waren onttrokken door de bigshoppers die erover heen lagen. In de andere auto’s waren soortgelijke bigshoppers in de kofferbak zichtbaar. De betreffende voertuigen zijn vervolgens doorzocht waarbij er onder meer diverse soorten verdovende middelen, automatische vuurwapens en handvuurwapens zijn aangetroffen.
Naar aanleiding van deze vondst is het onderzoek 26Charley opgestart.
In dit onderzoek zijn diverse cryptoaccounts naar voren gekomen die volgens de opsporingsdiensten in gebruik waren bij verdachte.
De inhoud van de verzonden en ontvangen Encrochatberichten van het account “ [accountnaam 1] ” leverden een verdenking op van een grootschalige harddrugs- en wapenhandel via dit account.
Uit de in een later stadium ontsleutelde inhoud van de door het Sky-ECC account “ [accountnaam 2] ” verzonden berichten ontstond daarnaast de verdenking van een wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling van een persoon.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op het verweer aangaande de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning en de auto’s in de parkeergarage, het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw om getuige [slachtoffer] te horen en het verweer aangaande de inzage in de datasets.
Vervolgens zal de rechtbank de verdenkingen jegens verdachte bespreken, gevolgd door de beslissing over de straftoemeting en de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Verwijzing processen-verbaal van bevindingen.
In de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten inhoudende de beschrijvingen van de ontsleutelde PGP-berichten worden deze berichten door de
betreffende verbalisanten in samenvattende vorm weergegeven en geïnterpreteerd.
Voor zover de rechtbank in haar overwegingen en in de bewijsbijlage naar deze processen-verbaal verwijst, heeft de rechtbank de samenvattende inhoud van de berichten gecontroleerd aan de hand van de onderliggende stukken (volledige weergaven) van die berichten en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. De rechtbank volstaat in die gevallen dan ook met de samenvattende weergave en interpretatie van de berichten.
De beoordeling van het rechtmatigheidsverweer.

Het standpunt van het openbaar ministerie.

Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijsmateriaal afkomstig uit de doorzoekingen rechtmatig is verkregen en dat dit bewijsmateriaal voor het bewijs kan worden gebezigd.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er onvoldoende verdenking jegens verdachte was om de woning en de auto’s in de parkeergarage onder die woning te doorzoeken.
Deze doorzoekingen zijn derhalve onrechtmatig geweest.
De raadsvrouw meent dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek waardoor het bewijsmateriaal dat als gevolg van dit verzuim is verkregen van het bewijs moet worden uitgesloten op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zodat vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 dient te volgen.

Het oordeel van de rechtbank.

De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de doorzoekingen van de woning waar verdachte verbleef en de doorzoekingen van de auto’s in de parkeergarage onder deze woning rechtmatig zijn verricht.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 49 van de Wet wapens en munitie geeft de bevoegdheid aan de politie om een doorzoeking ter inbeslagneming van wapens en munitie
te doen. Deze bevoegdheid geldt als de ruimst bemeten bevoegdheid tot doorzoeking in het Nederlandse strafprocesrecht.
De doorzoekingsbevoegdheid kan zelfs worden gehanteerd in gevallen waarin nog geen sprake is van een concrete verdenking in de zin van artikel 27 Sv. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de veiligheid van de maatschappij gediend is met een voortvarend opsporen en in beslag nemen van illegale wapens en munitie.
Voor de uitoefening van de bevoegdheid volstaat dat de politie redelijkerwijs kan vermoeden dat zich op een bepaalde plaats een wapen bevindt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met een ander op 13 april 2021 in een busje is aangehouden terwijl in dat busje een doorgeladen “shot gun” werd aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van een doorgeladen wapen en een cryptotelefoon in het busje waarin verdachte zich bevond van voldoende gewicht om als juridische basis te dienen om de woning waar verdachte verbleef te doorzoeken.
In het kader van artikel 49 van de Wet wapens en munitie behoeft de verdenking - anders dan door de raadsvrouw is gesteld - ook niet verder “opgeplust” te worden.
Tijdens deze eerste doorzoeking van de woning zijn er geen relevante goederen aangetroffen. Dit maakt - anders dan door de raadsvrouw is gesteld - niet dat vervolgens de grond voor een nadere doorzoeking zou vervallen.
Ten aanzien van de doorzoekingen van de auto’s acht de rechtbank het navolgende van belang.
Verdachte bleek bij zijn aanhouding in het bezit van een afstandsbediening van de elektrische rolpoort. Deze afstandsbediening gaf toegang tot de parkeerkelder die onder zijn verblijfplaats gelegen is.
In deze parkeerkelder zagen verbalisanten een aantal voertuigen staan die hun aandacht trokken vanwege de volgende omstandigheden:
  • Verbalisanten zagen dat één van de aldaar geparkeerde auto’s een Renault Laguna voorzien van het Franse kenteken [kenteken 2] betrof. Na controle van dit kenteken bleek dat de hiervoor genoemde [persoon 1] op 15 mei 2019 als bestuurder in het voertuig was gecontroleerd. Uit de politiesystemen bleek tevens dat [persoon 1] op 11 januari 2021 samen met verdachte [verdachte] aan dit voertuig was gekoppeld.
  • Op het moment dat verbalisanten met een zaklamp in de kofferbak van dit voertuig schenen zagen ze meerdere jerrycans afgedekt met soortgelijke bigshoppers die tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte waren aangetroffen.
  • Ook zagen verbalisanten dat er nog twee andere personenauto’s geparkeerd stonden, te weten van een Renault Twingo voorzien van kenteken [kenteken 3] en een Volkswagen Jetta voorzien van kenteken [kenteken 1] . Verbalisanten zagen daarbij opvallende en enkele overeenkomstige kenmerken van deze auto’s:
o De tenaamgestelden van deze voertuigen waren niet ingeschreven of woonachtig in het appartementencomplex;
o Op alle drie de voertuigen lag een flinke laag stof waaruit kon worden opgemaakt dat er al een tijd niet meer gereden was met deze voertuigen;
o Er was sprake van een rommelig interieur bij deze drie voertuigen;
o De kentekenplaten van deze drie auto’s waren vastgemaakt met hetzelfde type opvallende schroeven;
o In de bagageruimten van de drie auto’s lagen soortgelijke bigshoppers als die tijdens de doorzoeking van de woning waren aangetroffen;
o De rugleuningen van de autostoelen van de Volkswagen Jetta en de Renault Twingo waren achterover geheld;
o De autosleutels van de Renault Twingo en de Volkswagen Jetta bleken vrij toegankelijk voor een ieder die toegang had tot de parkeerkelder.
Deze omstandigheden leverden- samen met het feit dat verdachte werd aangehouden met een vuurwapen en een cryptotelefoon- voldoende verdenking en daarmee grond op voor een doorzoeking van de auto’s in de parkeergarage. Tijdens deze doorzoekingen zijn diverse verdovende middelen en wapens aangetroffen die te linken waren aan verdachte, hetgeen een nadere doorzoeking van de woning rechtvaardigde. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat bij de diverse doorzoekingen geen strafvorderlijke voorschriften zijn geschonden.
Nu er geen sprake is van enig vormverzuim, is er geen reden om te onderzoeken of het door middel van de binnentreding en doorzoeking verkregen materiaal dient te worden uitgesloten van het bewijs. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuige/ondervragingsrecht.

Het standpunt van het openbaar ministerie.

Het openbaar ministerie heeft aangevoerd dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht nu dit verzoek daartoe in een eerder stadium is afgewezen onder de motivering dat de gezondheid en het welzijn van de getuige daardoor in gevaar is gebracht. Desalniettemin meent het openbaar ministerie onder verwijzing naar de geldende jurisprudentie dat er sprake is van een eerlijk proces.
De raadsvrouw heeft middels de door haar ingebrachte getuigenverklaringen aan willen tonen dat verdachte in de hem ten laste gelegde periode fysiek niet in staat is geweest om het hem ten laste gelegde te begaan. Deze voor verdachte ontlastende verklaringen worden - wat het openbaar ministerie betreft - toegevoegd aan het dossier. Deze verklaringen kunnen als compenserende factor voor het ontbreken van het ondervragingsrecht worden aangemerkt.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft- indien de rechtbank verdachte niet vrijspreekt- een voorwaardelijk verzoek gedaan om getuige [slachtoffer] als getuige te horen. De raadsvrouw stelt dat deze getuige weliswaar niet belastend over verdachte heeft verklaard, maar dat zij het wel van belang acht om deze getuige te kunnen horen.
De getuige zou immers een expliciet voor verdachte ontlastende verklaring af kunnen leggen, hetgeen volgens de raadsvrouw zou kunnen leiden tot het oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Het recht op een eerlijk proces van verdachte brengt met zich mee dat de verdediging alsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld om deze getuige te horen.

Het oordeel van de rechtbank.

Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) volgt dat wanneer een veroordeling uitsluitend of in beslissende mate is gebaseerd op een verklaring van een persoon die de verdediging niet op enig moment heeft kunnen ondervragen, dit kan meebrengen dat de rechten van de verdediging worden beperkt in een mate die onverenigbaar is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
Bij de beoordeling is van belang of:
1) er een goede reden was voor het besluit de getuige niet te ondervragen;
2) de verklaring van deze persoon het enige of beslissende bewijsmateriaal vormt;
3) er voldoende compenserende factoren aanwezig zijn, welke tevens sterke procedurele waarborgen inhouden waardoor de betrouwbaarheid kan worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de eerste vraag dat de rechter-commissaris in zijn beslissing van 23 maart 2023 gemotiveerd heeft uiteengezet waarom er gegronde redenen bestaan om te vermoeden dat de gezondheid of het welzijn van getuige [slachtoffer] door het afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht. Daartoe heeft de rechter-commissaris, samengevat weergegeven, het volgende overwogen. Getuige [slachtoffer] is blijkens het dossier slachtoffer geweest van een moedwillige marteling en heeft niet willen verklaren over wat hem precies door wie is aangedaan. [slachtoffer] heeft van de marteling ook geen aangifte willen doen. Daaruit kan worden opgemaakt dat [slachtoffer] angstig is om te verklaren. Vanwege deze omstandigheden heeft de rechter-commissaris bij beslissing van 11 januari 2023 bepaald dat de verdediging geen kennis mag nemen van identificerende gegevens van de heer [slachtoffer] vanwege het in artikel 187d, eerste lid, onder a Sv genoemde belang.
Ook naar het oordeel van de rechtbank leidt een belangenafweging als bedoeld in artikel
288 lid 1b Sv tot de slotsom dat het gevaar voor de gezondheid en het welzijn van de getuige in deze zaak zwaarder weegt dan het ondervragingsrecht. Getuige [slachtoffer] is slachtoffer geweest van een zeer ernstig en intimiderend geweldsmisdrijf en heeft gerede reden om te vrezen dat zijn (verdere) betrokkenheid in deze strafzaak aanleiding zal vormen voor gewelddadige repercussies. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat de aanleiding van de marteling blijkens de zich in het dossier bevindende cryptoberichten is gelegen in een voorval in het drugscircuit.
De rechtbank zal daarom het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw tot het horen van getuige [slachtoffer] afwijzen op dezelfde gronden als door de rechter-commissaris zijn omschreven in voornoemde beslissing.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging door deze afwijzing wordt beperkt in haar ondervragingsrecht.
Een gebrek aan compenserende factoren kan onder omstandigheden tot gevolg hebben dat de verklaring van een getuige niet voor het bewijs kan worden gebezigd, als dat bijvoorbeeld zou betekenen dat de betrokkenheid van de verdachte ten aanzien van het aan hem ten laste gelegde feit in doorslaggevende mate steun zou vinden in die verklaring.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie zich in dit geval niet voordoet, omdat het bewijs in overwegende mate steunt op de inhoud van de Sky-ECC berichten en de medische informatie betreffende de getuige. Compensatie om de door de getuige afgelegde verklaring anderszins te toetsen kan achterwege blijven nu de rechtbank alleen de onderdelen uit de verklaring van de getuige tot het bewijs zal bezigen, die steun vinden in de inhoud van de cryptoberichten en het geneeskundig verslag betreffende de getuige.
In dit kader acht de rechtbank het voorts van belang dat de getuige niet belastend over verdachte heeft verklaard. De getuige heeft louter verklaard dat hij mishandeld is en wenste verder niets te verklaren. Ook heeft de verdediging ter terechtzitting van 5 maart 2024 twee voor verdachte ontlastende getuigenverklaringen voorgehouden, welke verklaringen inmiddels zijn toegevoegd aan het dossier. Naar oordeel van de rechtbank zijn aan de verdediging hiermee voldoende compenserende factoren geboden.
De rechtbank stelt derhalve vast dat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van getuige [slachtoffer] voor het bewijs kunnen worden gebruikt op de wijze als hiervoor omschreven.
De beoordeling van het verweer aangaande de inzage in de dataset

Het standpunt van het openbaar ministerie.

Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat er een dataset ter beschikking is gesteld aan de verdediging en dat er aldus geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM aangezien zij geen inzage heeft gekregen in de dataset.

Het oordeel van de rechtbank.

Ter terechtzitting van 5 maart 2024 heeft het openbaar ministerie e-mailcorrespondentie
d.d. 28 september 2022 en 23 januari 2023 aan de rechtbank overgelegd.
Uit deze e-mailcorrespondentie blijkt dat de verzochte cryptodata - naar aanleiding van de door de eerdere raadslieden ingediende onderzoekswensen - aan de verdediging zijn verstrekt.
Van schending van artikel 6 EVRM is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

Bewijs.

Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in een bijlage bij dit vonnis, welke bijlage als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Ten aanzien van parketnummer 01.135204.21 en 01.266418.22:
Identificatie van de Encrochat-, SkyECC- en ANØM-accounts en bijnamen.
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter
beschikking gekomen cryptoberichten (Encrochat, SkyECC en ANØM).
De vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord, is of verdachte te identificeren is als de gebruiker van bepaalde cryptoaccounts.
Voor de beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang, zodat de overige accounts die in het dossier voorkomen in dit vonnis onbesproken blijven.
Verder zal de rechtbank zich ook uitlaten over de identificatie van de in het dossier genoemde bijnamen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van de chataccounts die door het openbaar ministerie aan hem zijn toegeschreven en dat verdachte de daarop aangetroffen chatgesprekken heeft gevoerd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het Encrochat-account [e-mailadres 1] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 23 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 gebruik heeft gemaakt van het Encrochat-account [e-mailadres 1] (hierna: Encrochat-account van verdachte). Uit de bewijsmiddelen blijkt hiertoe het volgende.
De Encrochatgebruiker ' [accountnaam 1] ' is actief geweest tussen 23 maart 2020 en 12 juni 2020.
Op 12 juni 2020 - te weten de dag waarop door Encrochat bekend werd gemaakt dat de politie mogelijk kon meelezen met de chatcommunicatie via Encrochat-accounts - vond het laatste chatbericht via het account [e-mailadres 1] plaats.
Binnen de beschikbare chats is de volgende informatie naar voren gekomen:
  • [accountnaam 1] noemt zich [alias van verdachte] . Met de zoekterm [alias van verdachte] in de beschikbare politiesystemen komt naar voren dat [verdachte] de eigenaar is geweest van eenmanszaak “ [bedrijf] ”.
  • [accountnaam 1] wordt op 26-03-2020 gefeliciteerd met zijn verjaardag. Verdachte is geboren op 26 maart 1987.
  • [accountnaam 1] stuurt een foto naar “little-one” waarop twee auto's staan. Eén daarvan betreft een Mercedes met kenteken [kenteken 4] . Uit onderzoek in de politiesystemen is gebleken dat dit voertuig op naam staan van de broer van [verdachte] , te weten [broer van verdachte] .
  • [accountnaam 1] noemt in zijn chats veelvuldig de [straatnaam] in Eindhoven als ontmoetingsplek. In die straat is de toegangspoort gelegen die toegang geeft tot eerder genoemde parkeergarage onder het verblijfsadres van verdachte.
  • In de Iphone 12 mini, die bij de aanhouding van verdachte op 13 april 2021 in beslag werd genomen en die bij hem in gebruik was, werd het volgende e-mailadres aangetroffen: ‘ [e-mailadres 2] ’ en werden er chatgesprekken gevonden waarin verdachte onder andere [alias van verdachte] , [alias van verdachte] en [alias van verdachte] werd genoemd.
Op dinsdag 9 november 2021 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven. Tijdens deze doorzoeking werd op de zolder van de woning een decoratieve witte kentekenplaat aangetroffen. Deze kentekenplaat was voorzien van zwarte letters met de tekst " [naam 1] ".
Uit het voorgaande is op te maken dat verdachte de naam ‘ [alias van verdachte] ’ en varianten daarop in het dagelijks leven gebruikte als merknaam en bijnaam. In de chats van de Encrochataccount [e-mailadres 1] wordt de gebruiker van het account aangesproken met deze bijnaam en worden verschillende zaken en omstandigheden beschreven die specifiek te herleiden zijn naar verdachte. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor deze omstandigheden. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte de persoon is achter het Encrochataccount [e-mailadres 1] .
Het SkyECC-account [accountnaam 2] .
De rechtbank stelt op grond van het gebezigde bewijs verder vast dat verdachte in de periode van 14 juni 2020 tot en met 2 november 2020 gebruik heeft gemaakt van SkyECC-account, en wel vanwege het volgende.
Uit de SkyECC-metadata blijkt dat SkyECC-gebruiker ' [accountnaam 2] ' vermoedelijk gebruik heeft gemaakt van twee IMEI-nummers.
Uit onderzoek naar deze IMEI-nummers is gebleken dat deze in de periode van 27 september 2020 tot en met 27 maart 2021 voornamelijk verbinding hebben gemaakt met telefoonmasten in de omgeving van Eindhoven. De meest gebruikte mast lag vlakbij de [adres 3] te Eindhoven. Uit onderzoek is gebleken dat lbirane- de partner van verdachte sinds 31 oktober 2018- op dit adres stond ingeschreven en dat dit adres tevens een bekende verblijfplaats van verdachte betrof.
In het gesprek tussen SkyECC gebruikers ' [accountnaam 2] ' en ' [accountnaam 5] ' wordt er op 21 juni 2020 om 18:46:39 uur een foto van een telefoon met daarop een Snapchatconversatie gestuurd. De afzender van deze foto betrof het account “ [accountnaam 2] ”. In deze chatconversatie zijn de namen “Ik'” en “Matsko” bij de berichten in de conversatie op de foto te zien.
In deze berichten spreekt “Matsko” de andere persoon, “Ik”, aan met " [verdachte] " en later met " [verdachte] ". Hierop lijkt “Ik” te reageren. De voornaam van verdachte is [verdachte] .
Enkele berichten, verstuurd door SkyECC-gebruiker ' [accountnaam 2] ' naar diverse andere
SkyECC-gebruikers, gingen over een geblesseerde knie en een operatie aan een knie rond 24 juni 2020. Uit onderzoek in de Apple iPhone 12 mini, die in gebruik was bij verdachte, zijn een tweetal foto's naar voren gekomen met bestandsnamen “ [bestandsnaam 1] ” en “ [bestandsnaam 2] ”.
Uit de metadata bij foto “ [bestandsnaam 1] '” is af te leiden dat de foto was gemaakt op 24 juni 2020 om 11:00:36 uur. Op deze foto zijn twee benen te zien waarbij de knie van het linkerbeen in het verband zat.
Uit de metadata bij foto “ [bestandsnaam 2] is op te maken dat de foto was vervaardigd op 25 juni 2020 te 20:29:58 uur. Op deze foto zijn zes mannen te zien die op een bank zitten. Verbalisant [verbalisant] herkende de man rechts op de foto als verdachte [verdachte] . Op deze foto is tevens te zien dat de linkerknie van [verdachte] in het verband zat en dat hij deze op een soort krukje liet rusten.
In de metadata van SkyECC-gebruiker “ [accountnaam 2] ” is te zien dat deze gebruiker werd gekoppeld aan de volgende bijnamen:
De bijnaam ‘ [alias van verdachte] ’ en varianten daarop kan, zoals de rechtbank bij de identificatie van de Encrochataccount [e-mailadres 1] heeft overwogen, worden gekoppeld aan verdachte.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de SkyECC-gebruiker “ [accountnaam 2] ” op verschillende manieren te herleiden is naar verdachte. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor deze belastende omstandigheden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de persoon achter het SkyECC-account “ [accountnaam 2] ” is.
De ANØM-
accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 4] .
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat verdachte op enig moment het ANØM account “ [accountnaam 3] ” in gebruik heeft genomen en van dit account tot 13 april 2021 gebruik heeft gemaakt.
Het ANØM account “ [accountnaam 4] ” is in ieder geval in de periode van 27 april 2021 tot en met 5 mei 2021 bij verdachte in gebruik geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 3 april 2021 voerden de ANØM-ID gebruikers “ [accountnaam 15] ” en “ [accountnaam 16] ” een chatgesprek met elkaar. In dit chatgesprek vraagt [accountnaam 16] aan [accountnaam 15] om de “Anom van [accountnaam 1] ” te sturen. Hierbij stuurt [accountnaam 15] het account ' [accountnaam 3] '.
Op 13 april 2021 te 02.40 uur is verdachte [verdachte] aangehouden. Tijdens zijn aanhouding bleek dat verdachte in het bezit was van een Google Pixel 4A telefoon. Uit onderzoek bleek dat deze Google Pixel 4A telefoon voorzien is van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Binnen het onderzoek 26Eagles werd vastgesteld dat de Google Pixel 4A telefoon, voorzien van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] , in gebruik was bij Anøm-ID “ [accountnaam 3] ”.
Uit onderzoek naar de gevoerde communicatie van het Anøm-ID “ [accountnaam 3] ” bleek dat op 12 april 2021 om 23:47:47 uur, aldus vlak voorafgaand aan de aanhouding van verdachte, het laatste bericht door dit account werd verstuurd.
Uit onderzoek naar de communicatie van het Anøm-ID “ [accountnaam 4] ”, bleek dat deze gebruik maakte van de bijnamen “ [alias van verdachte] ” en “ [accountnaam 4] ”.
Op 19 april 2021 voerden de Anøm-ID gebruikers “ [accountnaam 6] ” en “ [accountnaam 4] ” een chatgesprek met elkaar. In dit chatgesprek vroeg “ [accountnaam 6] ” wat er laatst met “ [accountnaam 4] ” aan de hand was. [accountnaam 4] vertelde dat hij een shotgun in de auto had liggen waar hij niets van wist en dat er daarop overal invallen zijn gedaan. Tevens vertelde “ [accountnaam 4] ” dat de bestuurder had bekend dat de shotgun van hem was.
De wijze waarop in deze gesprekken wordt gesproken, namelijk over dat ‘hij’ een shotgun in de auto had en dat ‘de bestuurder’ had gezegd dat het van hem was, duidt erop dat [accountnaam 4] de andere persoon in de auto was. Er waren ten tijde van die aanhouding immers maar twee personen aanwezig in de auto: verdachte en [postcode] . Aangezien [postcode] de bestuurder was, kan het niet anders dan dat ‘ [accountnaam 4] ’ verdachte is.
De voorgaande omstandigheden wijzen er steeds op dat verdachte de persoon is achter de accounts ‘ [accountnaam 3] ’ en ‘ [accountnaam 4] ’. Verdachte heeft geen verklaring gegeven die deze identificaties ontzenuwen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van deze accounts.
Gebruiker van de accounts.
Zoals hierboven is uiteengezet, stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 23 maart 2020 tot en met 5 mei 2021 gebruiker is geweest van achtereenvolgens het Encrochat-account “ [e-mailadres 1] ”, het SkyECC account “ [accountnaam 2] ” en de ANØM-accounts “ [accountnaam 3] ” en “ [accountnaam 4] ”.
Uit de inhoud van de chatgesprekken en de overige bewijsmiddelen - waaronder verkeersgegevens van de relevante telefoons - volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de betreffende accounts over de gehele periode door verdachte zijn gebruikt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De raadsvrouw heeft als algemene stelling aangevoerd dat het in de praktijk regelmatig sprake is van een gebruikerswissel van de cryptotelefoons/cryptoaccounts.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zelf zich op vragen over de accounts en de inhoud van de gevoerde gesprekken telkens op zijn zwijgrecht beroepen en heeft aldus niet verklaard dat de accounts door anderen zouden zijn gebruikt. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de accounts. De verdediging had daarom zelf alle noodzakelijke kennis om aannemelijk te maken dat de accounts ook door anderen zijn gebruikt.
Bovendien is het, gelet op de omvang van de aangetroffen (chat)gesprekken, opmerkelijk dat indien - zoals de raadsvrouw als mogelijkheid heeft geopperd - de accounts daadwerkelijk door meerdere personen zouden zijn gebruikt, daarvoor in de gesprekken geen concreet aanknopingspunt is gevonden.
Er zijn immers geen chatgesprekken gebleken waaruit volgt dat bepaalde gesprekken op enig moment door een ander dan verdachte zouden zijn gevoerd.
Uit de door de raadsvrouw aangewezen berichten met betrekking tot het SkyECC-account “ [accountnaam 2] ”, te weten:
-26 juni 2020 te 21:49:00 uur “
Ben over paar min bij [accountnaam 13] . Heb de sky bij van dief. Even der doorheen scrollen
-26 juni 2020 te 23:31:17 uur “
En hij is in shock [alias van verdachte]
-29 juni 2020 te 16:34:08 uur "
Oké ik ben nog niet de deur uitgeweedt m'n knie ken ik niet nog buigen"
- 5 juli 2020 te 18:02:23 uur "
Nee heb knie operatie gehad broer ken nie lopen"
volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit account in gebruik zou zijn geweest bij meerdere personen.
Uit die berichten, alsmede de overige beschikbare berichten, blijkt evenmin dat bij tegencontacten op enig moment onduidelijkheid heeft bestaan over met wie zij via de accounts communiceerden. Een en ander duidt op het alleengebruik van de accounts door één persoon, te weten verdachte.
Wat hier tegenover door de verdediging is aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de voornoemde aanwijzingen voor het alleengebruik door verdachte van de accounts te ontkrachten.
De raadsvrouw heeft in dat kader - onder verwijzing naar het voornoemde chatbericht van 26 juni 2020 te 23:31:17 uur - aangevoerd dat het onlogisch zou zijn dat verdachte naar zichzelf “ [alias van verdachte] ” zou sturen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte onder meer de volgende berichten heeft verzonden:
Datum en tijd
Verzender
Inhoud bericht
22-05-2020 01:11:45
[accountnaam 1]
Waar staat vacuum b op [alias van verdachte]
(proces-verbaal pag. 633)
Datum en tijd
Verzender
Inhoud bericht
03-04-2020 16:22:44
[accountnaam 1]
Hoeveel stuks [alias van verdachte]
03-04-2020 16:33 :36
[accountnaam 7]
20
03-04-2020 17:28:28
[accountnaam 1]
[alias van verdachte] je mag die wiet pakken
03-04-2020 17:29:17
[accountnaam 7]
Oke bro
(Proces-verbaal pag. 700)
Datum en tijd
Verzender
Inhoud bericht
24-05-2020 23:30:54
[accountnaam 1]
[alias van verdachte] pak morgen 5 liter bij ze reken die af. Gooi bij me af dan keur ik em
(proces-verbaal pag. 728)
Datum en tijd
Verzender
Inhoud bericht
13-07-2020 21:26:31
[accountnaam 2]
[alias van verdachte] er zijn 20 colos meteen pap
(proces-verbaal pag. 1020, betreft een chat met het Sky ECC account [accountnaam 5] .)
Datum en tijd
Verzender
Inhoud bericht
25-05-2020 21:52:21
[accountnaam 8]
[alias van verdachte] wat is prijs voor 10 a
25-05-2020 21:57:56
[accountnaam 1]
600 [alias van verdachte]
25-05-2020 21:59:46
[accountnaam 8]
Zijn ze zkr schoon bro ik had vorige keer ellende met die
mensen gehad man was vergeten te zegge ze hebben die
spullen nog lang gehad ze vonden niet goed hebben die los
weggedaan
25-05-2020 22:03:04
[accountnaam 1]
Spullen zijn garantie [alias van verdachte] je moest me meteen mailen
toen ze zeiden ze zijn niet goed!
(proces-verbaal pag. 938)
Uit deze berichten leidt de rechtbank af dat verdachte met regelmaat zijn bijnamen “ [alias van verdachte] ” of “ [alias van verdachte] ” heeft toegevoegd aan de door hem verzonden PGP-berichten. Dit is ook veelvuldig elders in het dossier te zien. Verdachte doet dit kennelijk niet om zichzelf te identificeren, want hij doet dit ook herhaaldelijk in kortlopende chatgesprekken waarin zijn identiteit al bekend is.
Naar het oordeel van de rechtbank draagt dit daarom alleen maar bij aan de overtuiging dat verdachte ook degene is geweest die het op 26 juni 2020 te 23:31:17 uur verzonden SkyECC-bericht heeft opgesteld.
De stelling van de raadsvrouw dat “ [alias van verdachte] ” een zeer veel voorkomende bijnaam is die waarschijnlijk door meerdere personen wordt gebruikt, brengt - wat er verder zij van de feitelijke juistheid van die stelling - naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat een ander dan verdachte de belastende chatgesprekken op de accounts heeft gevoerd.
Ten aanzien van parketnummer 01.135204.21
De stashauto’s, feiten 1 tot en met 3.
Verdachte was ten tijde van zijn aanhouding op 13 juli 2021 in het bezit van een afstandsbediening waarmee de rolpoort van de parkeergarage- waarin de stashauto’s geparkeerd stonden- geopend kon worden.
De rechtbank overweegt dat de drie aldaar aangetroffen stashauto’s diverse opvallende en overeenkomstige kenmerken vertoonden.
  • De tenaamgestelden van deze voertuigen waren niet ingeschreven of woonachtig in het appartementencomplex;
  • Op alle drie de voertuigen lag een flinke laag stof waaruit kon worden opgemaakt dat er al een tijd niet meer gereden was met deze voertuigen;
  • Er was sprake van een rommelig interieur bij deze drie voertuigen;
  • De kentekenplaten van deze drie auto’s waren vastgemaakt met hetzelfde type opvallende schroeven;
  • In de bagageruimten van de drie auto’s lagen soortgelijke bigshoppers als die tijdens de doorzoeking van de woning waren aangetroffen;
  • De rugleuningen van de autostoelen van de Volkswagen Jetta en de Renault Twingo waren achterover geheld;
  • De autosleutels van de Renault Twingo en de Volkswagen Jetta bleken vrij toegankelijk voor een ieder die toegang had tot de parkeerkelder.
Uit de inhoud van de verschillende PGP-berichten blijkt dat verdachte voor de overdracht van verdovende middelen en wapens met andere PGP-gebruikers afspreekt dat zij zich moeten melden “bij de poort” aan de [adres 1] . Dit betreft het pand naast de garagedeur van de parkeerkelder waarin de stashauto’s zijn aangetroffen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de in het dossier opgenomen PGP-berichten waarin verdachte via zijn Encrochataccount op 11 juni 2020 aan tegencontact “ [accountnaam 9] ” vraagt “welk jaar en welke kleur smartje is”, “hoeveel kilo in de stash kan” en “waar de stash zit”. Tevens zegt hij dat hij interesse heeft. “ [accountnaam 9] ” antwoordt hierop: “dat de stash onder de bestuurdersstoel zit en dat er tweeëntwintig blokke in gaan”. Op 17 juli 2020 communiceert verdachte met zijn SkyECC account met tegencontact “ [accountnaam 5] ” waarbij verdachte zegt dat hij “een stashauto stuurt”.
Uit de ontsleutelde ANØM-berichten in het zogenaamde B-kader van verdachte blijkt dat gebruiker “ [accountnaam 10] ” op 13 juli 2021 aan gebruiker “ [accountnaam 11] ” schrijft dat: “ [alias van verdachte] gisteren om 1 uur 's-nachts is aangehouden met bus en pistool”. “Dat er wouten bij het appartement van [alias van verdachte] stonden” en “er een Franse auto met stash is opgetakeld.”
“ [accountnaam 11] ” stuurt hierop een bericht waarin staat dat: “hij toch niet zo dom is om iets thuis te hebben”.
“ [accountnaam 10] ” reageert hierop dat dit wel het geval is en dat er een Franse auto in beslag is genomen en dat “kleine” denkt dat er “ijs” in zit.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte toegang had tot de parkeergarage, in de buurt ook afsprak voor drugs- en wapendeals, eerder gebruik heeft gemaakt van stashauto’s en dat blijkbaar andere ANØM-gebruikers de Franse stashauto’s aan verdachte linken. Ten aanzien van de drie in de parkeergarage aangetroffen stashauto’s overweegt de rechtbank nog specifiek het volgende.

De Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 1] .

In de Volkswagen Jetta zijn onder andere bigshoppers, vuurwapens, een stroomstootwapen en verdovende middelen aangetroffen.
Op drie vuurwapens, te weten een Walther, een Tokarev en een Zastava is DNA van verdachte aangetroffen. Ook op een in de auto aangetroffen slagpijpje van een handgranaat en op het stroomstootwapen is DNA aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte.
Op een Jumbo bigshopper is een dactyspoor veiliggesteld dat middels een zoekslag in [naam 2] heeft geleid tot individualisatie op [partner van verdachte] .
In deze personenauto is tevens een Glock aangetroffen.
Het serienummer van deze Glock is gelijk aan het serienummer dat zichtbaar is op een foto van een Glock pistool die in de onder in verdachte beslag genomen iPhone 12 mini was opgeslagen.
In deze mobiele telefoon werden verder een groot aantal foto's en video's aangetroffen waarop verdovende middelen en vuurwapens te zien waren. Uit onderzoek is gebleken dat de vuurwapens die op diverse foto's te zien zijn, sterke overeenkomsten vertonen met de vuurwapens die zijn aangetroffen in de voertuigen in de parkeerkelder.
In de Volkswagen Jetta zijn verder in drie zwarte zakjes drie verpakte handgranaten aangetroffen. In de Encrochatconversatie die verdachte heeft met “Motosierra” zegt verdachte dat “de kleine zwarte strijkzakjes granatos” zijn.

De Renault Laguna met het Franse kenteken [kenteken 2] .

Uit de politiesystemen blijkt dat de Renault Laguna op vrijdag 15 mei 2019 is gecontroleerd. In dit voertuig werd op dat moment [persoon 1] aangetroffen.
Voorts blijkt uit de politiesystemen dat ditzelfde voertuig op 11 januari 2021 stond geparkeerd op een parkeerplaatsje bij enkele loodsen in Helmond. Op deze parkeerplaats stonden nog drie andere voertuigen, waaronder een Volkswagen Transporter voorzien van kenteken [kenteken 5] . Verbalisanten hebben waargenomen dat er uit een van de loodsen drie personen kwamen. Deze drie personen stapten vervolgens in een andere personenauto en reden weg. Hierop hebben verbalisanten deze personen gecontroleerd. Deze personen bleken te zijn [persoon 2] , [persoon 1] en [verdachte] .
Op dinsdag 13 april 2021 werden [persoon 1] en [verdachte] aangehouden nadat er in het voertuig waarin zij reden een doorgeladen vuurwapen werd aangetroffen.
Zij reden op dat moment in de voornoemde Volkswagen Transporter voorzien van kenteken [kenteken 5] .

De Renault Twingo met kenteken [kenteken 3]

Op de achterbank van de Renault Twingo is in een Albert Heijn tas een factuur aangetroffen op naam van [persoon 3] met daarop vermeld het adres [adres 3] .
Zij verbleef toentertijd met verdachte op dat adres.
Verder is er in deze auto een schoenendoos aangetroffen. De bijbehorende schoenen zijn in beslag genomen in voornoemde woning waar verdachte verbleef. In deze auto zijn verder wapens aangetroffen, waaronder een Uzi. Uit de PGP-berichten en de foto’s die zijn aangetroffen in de iPhone 12 mini blijkt dat verdachte eerder de beschikking had over een Uzi.
Tot slot zijn met het Encrochataccount van verdachte op 22 april 2020 afbeeldingen verstuurd van twee voertuigen. Beide voertuigen worden door de politie herkend als zijnde van het merk Renault, type Twingo. De locatie op de afbeeldingen wordt herkend als de eerdere genoemde parkeergarage. Voornoemde afbeeldingen zijn verstuurd naar een contact van verdachte met wie hij ook gesprekken voerde en afbeeldingen uitwisselde over drugs.
Op grond van deze bevindingen - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat de drie aangetroffen stashauto’s en de daarin aangetroffen goederen aan verdachte zijn toe te schrijven. In combinatie met de in het bewijsmiddelenoverzicht opgenomen bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank de feiten 1 tot en met 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsminimum feiten 4 tot en met 6.
Naar het oordeel van de rechtbank is - anders dan door de raadsvrouw is aangevoerd - sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de feiten 4, 5 en 6. Zoals ook uit het bewijsmiddelenoverzicht blijkt, zijn er steeds meerdere bewijsmiddelen die de rechtbank voor het bewijs bezigt, waardoor voldaan wordt aan het bewijsminimum. Zo gebruikt de rechtbank bijvoorbeeld de bewijsmiddelen voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van wapens en verdovende middelen in onderlinge samenhang bezien met hetgeen aan verdachte onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste is gelegd.
Strafbare voorbereidingshandelingen, feit 4.
Ten aanzien van de stelling van de raadsvrouw dat de drugs waarover in de chats wordt gesproken niet zijn aangetroffen en dat daardoor het feit niet bewijsbaar is, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de chatgesprekken - waaronder de in de gesprekken verstuurde foto’s, de daarin gebruikte termen om stoffen aan te duiden en de genoemde prijzen - voldoende duidelijk is dat de voorbereidingshandelingen zien op stoffen die hetzij onder lijst I van de Opiumwet vallen, hetzij kunnen dienen tot het produceren van stoffen die onder lijst I van de Opiumwet vallen. Bovendien zijn in de stashauto’s die de rechtbank toeschrijft aan verdachte grote hoeveelheden amfetamine en MDMA aangetroffen.
Harddrugshandel, feit 5.
De rechtbank is - anders dan door de raadsvrouw is gesteld - van oordeel dat afdoende is gebleken dat verdachte de tenlastegelegde stoffen heeft verhandeld en voorhanden heeft gehad. Daartoe is niet vereist dat dat de betreffende stoffen worden aangetroffen en/of getest en/of dat er daadwerkelijke overdrachten zijn waargenomen.
Hiertoe acht de rechtbank onder andere de inhoud van de chatgesprekken die in de bewijsbijlage als bewijsmiddelen zijn opgenomen relevant, waaronder:
  • de in deze chatgesprekken verstuurde foto’s,
  • de termen die in deze chatgesprekken worden gebruikt om stoffen aan te duiden (onder meer “a”, “m”, “ice” en “spa” en “collo”) en
  • de daarbij genoemde - met de handel in harddrugs corresponderende - prijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de chatberichten niet anders worden uitgelegd dan dat deze gaan over harddrugshandel.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in zaken betreffende de Opiumwet met “M” over het algemeen MDMA wordt bedoeld en met “ice” en “spa” (met)amfetamine, terwijl de term “collo” doorgaans wordt gebruikt om cocaïne aan te duiden.
De in de stashauto’s van verdachte aangetroffen verdovende middelen zijn - anders dan door de raadsvrouw is betoogd - door het NFI getest waarbij is geconcludeerd dat deze amfetamine, metamfetamine en MDMA bevatten. Dit komt overeen met de drugs waarover in de chats gesproken wordt.
Uit de inhoud van de in de bewijsbijlage beschreven chatgesprekken blijkt bovendien dat de verkopen van harddrugs - waaronder de twee overdrachten van amfetamineolie - ook feitelijk zijn uitgevoerd, onder meer nu daarin wordt gesproken over het aanbieden, het overdragen en de betaling.
In deze chatberichten wordt eveneens bevestigd dat de harddrugs ofwel de geldbedragen zijn ontvangen.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat de inhoud van de grote hoeveelheid beschikbare chatberichten een grote mate van continuïteit laten zien en dat de inhoud van de berichten duidelijk, consistent en belastend zijn voor verdachte.
De chatberichten zijn - ook zonder in alle gevallen te worden bevestigd door steunbewijs - voldoende redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde drugshandel. Daarbij komt dat verdachte ook geen andere uitleg heeft gegeven aan deze chatgesprekken.
Wapenhandel, feit 6.
Ten aanzien van de onder feit 6 ten laste gelegde handel in vuurwapens en onderdelen is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte deze heeft verhandeld. Daartoe is - anders dan de raadsvrouw heeft bepleit - niet vereist dat deze overdrachten fysiek zijn waargenomen en/of dat de vuurwapens en onderdelen daadwerkelijk zijn aangetroffen en getest.
De rechtbank is van oordeel dat uit de chatgesprekken - waaronder de in de gesprekken verstuurde foto’s, de daarin gebruikte termen om de wapens aan te duiden en de genoemde prijzen - voldoende duidelijk is dat deze betrekking hebben op de handel in echte wapens.
Ook blijkt uit deze gesprekken dat er daadwerkelijk een overdracht van wapens heeft plaatsgevonden. In de stashauto’s die de rechtbank toeschrijft aan verdachte zijn bovendien soortgelijke wapens aangetroffen als waarover in de PGP-berichten gesproken wordt.
Medeplegen.
De rechtbank stelt vast dat uit de chatgesprekken blijkt dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde drugs- en wapenhandel regelmatig heeft samengewerkt met anderen, onder wie “chauffeurs”, en andere tussenpersonen.
Deze samenwerking acht de rechtbank echter niet van voldoende gewicht om te komen tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde “medeplegen” nu hij blijkens de inhoud van de PGP-berichten veelal alleen heeft geopereerd.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde “medeplegen”.
Conclusie.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande in combinatie met de in het
bewijsmiddelenoverzicht opgenomen bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de hem ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in harddrugs en het verkopen en voorhanden hebben van verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs, automatische vuurwapens, handvuurwapens, wapenonderdelen en munitie.
Ten aanzien van parketnummer 01.266418.22
Identificatie verdachte als exclusieve gebruiker van het cryptoaccount “ [accountnaam 2] ”
De rechtbank heeft hiervoor reeds uiteengezet waarom zij verdachte identificeert als de exclusieve gebruiker van het cryptoaccount “ [accountnaam 2] ”. Daarmee kunnen de met dit account verzonden berichten aan verdachte worden toegeschreven en worden de verweren van de raadsvrouw ten aanzien de identificatie en het exclusieve gebruik van verdachte van het SkyECC account “ [accountnaam 2] ” verworpen. Dat geldt dus ook voor de berichten die in juni 2020, meer specifiek op 26 juni 2020 zijn verzonden. Uit het verloop van de berichten in aanloop naar 26 juni 2020 en de bewuste dag zelf is niet af te leiden dat op enig moment een ander dit account is gaan gebruiken- integendeel- aangezien de conversatie op dezelfde voet door blijft gaan. Daarbij komt dat de mastaanstralingen van het IMEI nummer dat aan het account gekoppeld is, passen bij een beweging vanaf de verblijfplaats van verdachte naar de vermoedelijke pleegplaats en terug naar de verblijfplaats van verdachte.
Mobiliteit van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De stelling van de verdediging dat verdachte fysiek niet in staat zou zijn geweest om zijn woning op 26 juni 2020 te verlaten, laat staan het hem ten laste gelegde te plegen, snijdt geen hout. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de stelling dat verdachte op 24 juni 2020 een knieoperatie heeft ondergaan, vormt dat naar het oordeel geen contra-indicatie voor een bewezenverklaring.
Uit geen enkel objectief stuk volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte fysiek niet in staat zou zijn geweest om zijn woning te verlaten en het hem ten laste gelegde te begaan dan wel daarbij intensief betrokken te zijn geweest. Immers is uit de patiëntengegevens betreffende verdachte weliswaar af te leiden dat verdachte op enig moment een medische behandeling met betrekking tot zijn knie heeft ondergaan, maar over de mobiliteit van verdachte in de hem ten laste gelegde periode is geen medisch oordeel gegeven. De partner van verdachte heeft wel- net als verdachte zelf- verklaard dat verdachte destijds niet in staat was om naar buiten te gaan. Zijn nichtje heeft verklaard dat verdachte in die periode afhankelijk was van een rolstoel en krukken. Ten aanzien van deze verklaringen dient echter - gelet op de relatie met verdachte - de nodige terughoudendheid te worden betracht.
Daarbij komt dat, zoals hierna nog zal worden overwogen onder het kopje ‘medeplegen’, verdachte onder zijn SkyECC account “ [accountnaam 2] ” meerdere malen in de meervoudsvorm schrijft. Het is dan ook voorstelbaar dat verdachte daar niet alleen was.
De ten laste gelegde gedragingen vergen overigens ook geen hoge mate van mobiliteit.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de knieoperatie die verdachte heeft ondergaan geen beletsel is geweest om het hem ten laste gelegde te begaan.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat de inhoud van de
SkyECC-berichten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier en dat wordt voldaan aan het bewijsminimum.
Deze berichten vormen weliswaar de kern van het bewijs, maar vinden daarnaast ook bevestiging in de zendmastgegevens van de IMEI-nummers die aan het account “ [accountnaam 2] ” waren gekoppeld en de medische gegevens die overeenkomen met het letsel dat op de afbeelding die op 26-06-2020 23:09:39 door “ [accountnaam 2] ” wordt verzonden, te zien is.
Ook het vergelijkend sporenonderzoek dat is verricht met betrekking tot de foto waarop het slachtoffer is te zien en de garage gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven draagt bij aan het bewijs.
De rechtbank acht de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat het slachtoffer zelf niet heeft verklaard over een vrijheidsberoving niet van belang in de bewijsvraag.
De besloten setting en het op het slachtoffer toegepaste geweld - terwijl hij op dat moment gekneveld en geblinddoekt was - leiden naar het oordeel van de rechtbank onomstotelijk tot een situatie waaraan het slachtoffer zich niet kon onttrekken.
De rechtbank komt dan ook gelet hierop en op de in het bewijsmiddelenoverzicht genoemde bewijsmiddelen in onderling samenhang en verband bezien tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de inhoud van de SkyECC-berichten over onder andere het lokken, het gelijk in de auto meenemen naar de loods, de terugkoppeling over het verloop van de mishandeling, de vraag of hij nog iets met hem moet doen en het bericht dat hij alles met hem doet wat ‘ [accountnaam 13] ’ wil trekt de rechtbank de conclusie dat de verdachte samen met anderen het vooropgezette plan had om het slachtoffer te mishandelen. Het vermoeden was immers dat het slachtoffer een stashauto had leeggehaald en hierover wilden ze hem in de loods ‘laten praten’ zo nodig door toepassing van geweld. De berichten over ‘beloven dat hij alles bekent’, ‘het zitten op de stoel en niet praten’ en ‘het brengen van de tenen maar dat deze jongen niets weet’ zijn daarvoor tekenend.
De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór het tenlastegelegde - te weten het afknippen van twee vingertoppen en het toebrengen van ernstige verwondingen aan de voeten van het slachtoffer - heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van deze daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat - anders dan de raadsvrouw onder verwijzing naar het ontbreken van vaststellingen over de gemoedstoestand van de verzender van de berichten heeft beoogd te stellen - van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verzender van de SkyECC-berichten zou hebben gehandeld in het geheel niet is gebleken.
Immers blijkt uit de inhoud van de SkyECC-berichten onomstotelijk dat de ontvoering van het slachtoffer enkele dagen voor de mishandeling uitvoerig tussen drie SkyECC gebruikers is besproken.
In dat kader wijst de rechtbank in het bijzonder naar de inhoud van de volgende berichten:
Op 23 juni 2020 omstreeks 10: 42 uur wordt door het account “ [accountnaam 12] ” aan het account “ [accountnaam 5] ” gevraagd: “yo bro heb je plaats waar ik iemand kan meenemen en opsluiten toevallig iemand heb me stash auto leeggegaald”
Diezelfde dag omstreeks 22.51 uur stuurt [accountnaam 2] naar [accountnaam 5] : die ligt dalijk ook in de berm. Weet je welke auto hij rijdt? Op 24 juni 2020 omstreeks 0.10 uur vraagt “ [accountnaam 2] ” aan “ [accountnaam 5] ”: “is het  straat”.
(De rechtbank heeft vastgesteld dat in het dossier gegevens met zwarte balkjes uit veiligheidsoverwegingen voor het slachtoffer zijn weggelakt omdat deze kunnen leiden tot zijn identificatie.)
Op 24 juni 2020 omstreeks 11: 20 uur stuurt “ [accountnaam 12] ” naar het account “ [accountnaam 5] ” een aantal documenten waarop de persoonsgegevens en het adres van [slachtoffer] staan vermeld. Omstreeks 14.12 uur stuurt” [accountnaam 12] ” naar het account “ [accountnaam 5] ”:
“als het moet kan ik em uitlokken”.
Op 25 juni 2020 omstreeks 21.14 uur vraagt “ [accountnaam 2] ” aan “ [accountnaam 5] ”:
“ken ie met hem afspreken? Of hem lokken? “
Op 26 juni 2020 te 14.55 uur heeft “ [accountnaam 2] ” een conversatie tussen “ [alias van verdachte] ” en “ [accountnaam 13] ” doorgestuurd waarin “ [alias van verdachte] ” tegen “ [accountnaam 13] ” zegt:
“Je hoeft niks te doen brada. Alleen er voor te zorgen dat hij aanwezig is", en “Dan nemen we hem gelijk mee in de auto naar mijn loods en dan beloof ik jou dat ie alles bekent neef”
Dat verdachte mogelijk in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld - zoals door de raadsvrouw is betoogd - wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de inhoud van de hiervoor beschreven berichten.
Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte
raad in de weg staan. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] , te weten twee geamputeerde vingertoppen - naar gewoon spraakgebruik- als zwaar lichamelijk
letsel moet worden aangemerkt.
Daarbij heeft de rechtbank - volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel. Uit het eindverslag urgentiegeneeskunde van het Jesse ziekenhuis te Hasselt komt naar voren dat er bij de rechterhand van [slachtoffer] , sprake was van een partiële amputatie van vingertop 3 en 4 van de rechterhand, met botuitsteeksel.
Ook heeft de arts een diepe wond tussen teen 4 en 5 van de linkervoet vastgesteld.
De getuige is enkele uren na het ontstaan van zijn letsels behandeld op de spoedeisende hulp van voornoemd ziekenhuis. Zijn verwondingen waren kennelijk dermate ernstig dat deze zijn gehecht. De rechtbank kwalificeert het bij [slachtoffer] vastgestelde letsel als zwaar lichamelijk letsel.
Het feit dat de arts in zijn medische verslag niets heeft vermeld over het herstel/geschatte genezingsproces maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Een amputatie van vingertoppen tot aan het bot is naar zijn aard een vorm van letsel dat tot gevolg heeft dat het slachtoffer een deel van zijn vingers duurzaam verliest.
De rechtbank zal verdachte wel vrijspreken van het ten laste gelegde, voor zover daarin wordt gesproken van het toebrengen van een botbreuk in de voet(en) van het slachtoffer.
De geneeskundige gegevens vermelden in de letselomschrijving immers niet dat er sprake zou zijn van een botbreuk in de voet(en) van het slachtoffer.
De enkele mededeling van verdachte in de SkyECC chatconversatie dat hij de voeten van het slachtoffer zou hebben gebroken met een hamer, acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Medeplegen
Onder verwijzing naar jurisprudentie meent de raadsvrouw dat ook het medeplegen niet kan worden bewezen nu niet duidelijk is geworden wat de rolverdeling is geweest, wie de ten laste gelegde uitvoeringshandelingen heeft verricht en onbekend is wie de medeverdachten van verdachte zijn.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met (een) ander(en).
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben in ieder geval de SkyECC gebruikers “ [accountnaam 2] ”, “ [accountnaam 14] ” en “ [accountnaam 5] ” allen een wezenlijke bijdrage geleverd aan het delict. De ontvoering is door deze personen gezamenlijk gecoördineerd en tot stand gebracht. De betrokkenen hadden een gezamenlijk oogmerk met de ontvoering. Voorafgaand aan de vrijheidsberoving en zware mishandeling is er uitvoerig overleg geweest tussen deze drie cryptoaccounts over het lokken van het slachtoffer, het brengen naar de garage en het “laten bekennen door het slachtoffer”. Daarbij spreekt “ [accountnaam 2] ” meerdere malen in de meervoudsvorm, te weten dat ze hem gelijk meenemen en dat ze op stand-by staan.
“ [accountnaam 2] ” heeft vervolgens op 26 juni 2020 vanaf 22.59 uur via de door hem verzonden SkyECC-chatberichten “ [accountnaam 5] ” op de hoogte gehouden van de geweldshandelingen die hij op het slachtoffer heeft uitgeoefend. Ook heeft “ [accountnaam 2] ” een chatconversatie die hij op dat moment ook had met “ [accountnaam 13] ” over de mishandeling naar “ [accountnaam 5] ” doorgestuurd.
Uit de analyse van de metadata van Encrochat is gebleken dat “ [accountnaam 13] ” een bijnaam is van het SkyECC account “ [accountnaam 14] ”. “ [accountnaam 2] ” is ook in afwachting van instructies van “ [accountnaam 13] ” over eventuele vrijlating van het slachtoffer.
De rechtbank heeft - zoals hiervoor reeds is overwogen - verdachte als enige gebruiker van het SkyECC account “ [accountnaam 2] ” geïdentificeerd.
Uit de inhoud van de via dit account verzonden berichten stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft verricht.
Het intensieve contact dat voorafgaand en na afloop van de ontvoering en zware mishandeling van het slachtoffer tussen deze drie cryptoaccounts heeft plaatsgevonden en de daaruit voortvloeiende handelingen kwalificeert de rechtbank als medeplegen.
De omstandigheid dat de identiteit van de cryptoaccounts “ [accountnaam 14] ” en “ [accountnaam 5] ” niet bekend is geworden, staat een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen niet in de weg.
Conclusie.
Gelet op het voorgaande in combinatie met de in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen bewijsmiddelen in onderling samenhang en verband bezien is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad.

De bewezenverklaring.

Ten aanzien van parketnummer 01.266418-22:

1.

Hij op 26 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] naar Nederland te lokken en mee te nemen naar een garage en
- die [slachtoffer] tegen zijn wil in een garage vast te houden en
- die [slachtoffer] vast te binden met een tie-rip en
- die [slachtoffer] te blinddoeken en
- een deel van de vingertoppen van die [slachtoffer] af te knippen en met een hamer op de voeten van die [slachtoffer] te slaan, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten geamputeerde vingertoppen en een diepe snijwond aan de voeten en een gezwollen hand;
2.
Hij op 26 juni 2020 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, aan
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten geamputeerde vingertoppen en een diepe snijwond aan de voet heeft toegebracht door
- met een knipvoorwerp vingertoppen van de hand van die [slachtoffer] af knippen en
- met een hamer op de voeten van die [slachtoffer] te slaan en met een knipvoorwerp in de voet te knippen/knijpen en/of met een mes althans scherp voorwerp in de voeten te snijden;
Ten aanzien van parketnummer 01.135204.21:
1.
Hij op 13 april 2021 te Eindhoven wapens van categorie II, onder 2 en/of 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een machinegeweer van het merk AK-47, model MPiKMS-74, kaliber 5.45x39 (SIN AAOZ8455NL) en
- een machinegeweer van het merk Colt, model M16 A1, kaliber 9x19 (SIN AAOZ8336NL) en
- een pistoolmitrailleur van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), model VZ/62 Skorpion, kaliber 7.65mm (SIN AAOZ8452NL) en
- een pistoolmitrailleur van het merk Israel Military Industries (IMI), model UZI, kaliber 9x19 mm (SIN AAOZ8451NL) en
- drie scherfhandgranaten, type M93P3 en M75P3 en M91P3 (SIN AAOM6827NL en SIN AAOM6828NL en SIN AAOM6829NL),
zijnde vuurwapens geschikt om automatisch te vuren en/of voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
2.
Hij op 13 april 2021 te Eindhoven wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk Ceska Zbrojovka, model VZOR 70, kaliber 7,65mm (SIN AAOZ8340NL) en
- twee pistolen van het merk Glock, model 26, kaliber 9x19 (SIN AAOZ8331NL en SIN AAOZ8364NL) en
- een pistool van het merk Walther, P22, kaliber 6,35mm (SINAAOZ8362NL) en
- een pistool van het merk Walther, model TPH, kaliber .22 Long Rifle (SIN AAOZ8365NL) en
- een pistool van het merk Walther, model P22, kaliber .22 Long Rifle (SIN AAOZ83333NL) en
- een pistool van het merk Beretta, model 92FS, kaliber 9mm Para (SIN AAOZ8327NL) en
- een pistool van het merk Ekol, model Tuna, kaliber 6,35mm (SINAAOZ8341NL) en
- een pistool van het merk Fabrique National, model High Power 35, kaliber

9mm Para (SIN AAOZ8339NL) en

- een pistool van het merk Zavodi Crevena Zastava, model M57, kaliber 7,62x25 (SIN AAOZ8338NL) en
- een revolver van het merk Smith & Wesson, model 36, kaliber .38 Special (SIN AAOZ8344NL) en
- een revolver van het merk Colt, model Pocket Positive, kaliber 32 Police CTG (SIN AAOZ8353NL),
zijnde vuurwapens voorhanden heeft gehad;
3.
Hij op 13 april 2021 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad
(aangetroffen in de Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 1] )
- ongeveer 23,7 kilogram amfetamine en
- ongeveer 500 gram metamfetamine,
en
(aangetroffen in de Renault Laguna met kenteken [kenteken 2] )
- ongeveer 8,85 kilogram amfetamine en
- ongeveer 25,5 liter amfetamine en
- ongeveer 58 liter MDMA en 50,45 gram MDMA en
- 9,51 gram metamfetamine,
en
(aangetroffen in de Renault Twingo met kenteken [kenteken 3] ),
- ongeveer 5,7 liter amfetamine,
zijnde, amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
Hij in de periode van 23 maart 2020 tot en met 5 mei 2021 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, heroïne, amfetamine, metamfetamine, MDMA en/of 2cb,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om

daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen

voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,

door
- chauffeurs aan te sturen om verdovende middelen of precursoren te vervoeren en
- gesprekken en/of onderhandelingen te voeren over prijzen en/of hoeveelheden van verdovende middelen en
- het in ontvangst nemen en/of ter beschikking stellen van geldbedragen in het kader van de drugshandel en
- het voorhanden hebben van drugsprecursoren zoals fosfor, apaa(n), PMK,

BMK, mierenzuur, zwavelzuur en/of methanol en

- het zoeken naar een of meer locaties om amfetamine en/of andere verdovende middelen te produceren, en
- het voorhanden hebben van stashauto’s en
- het voorhanden hebben en gebruikmaken van cryptotelefoons en
- het voorhanden hebben van geld en horloges en auto’s als betaalmiddel voor de drugshandel;
5.
Hij in de periode van 23 maart 2020 tot en met 5 mei 2021 in Nederland, opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, amfetamine, metamfetamine, en/of MDMA, zijnde cocaïne, amfetamine, metamfetamine en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
Hij in de periode van 26 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland, telkens zonder erkenning, vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: Glocks en Walthers en Colt(s) M16 en AK(‘s)-47 en UZI(s) en Heckler&Koch MP-5 en scherfhandgranaten en onderdelen van vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: lopen en magazijnen en dempers) en/of munitie van categorie II en/of categorie III,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verhandeld, terwijl hij hiervan een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van het openbaar ministerie.
Ten aanzien van parketnummer 01.266418.22 feit 1 en feit 2 en parketnummer 01.135204.21 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6:
Het openbaar ministerie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Een kopie van de vordering van het openbaar ministerie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een strafoplegging rekening te houden met de nadelige gevolgen die de op 1 juli 2021 ingevoerde Wet straffen en beschermen voor verdachte met zich mee zal brengen indien aan hem een gevangenisstraf wordt opgelegd die hoger is dan
6 jaren.
De pleegdatum van de aan verdachte ten laste gelegde feiten ligt immers vóór de inwerkingtreding van deze wet.
Ook heeft de raadsvrouw gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte - te weten dat verdachte sinds zijn achttiende levensjaar mantelzorger is voor zijn zus - welke taak hij direct na zijn invrijheidsstelling weer wenst op te pakken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft zich veelvuldig en langdurig via communicatie middels verschillende cryptoaccounts bezig gehouden met grootschalige harddrugshandel, waaronder ook harddrugsexport en het voorbereiden en bevorderen van deze handel.
Daarnaast heeft verdachte in drie verschillende stashauto’s een forse hoeveelheid amfetamine, MDMA en metamfetamine voorhanden gehad.
Algemeen bekend is dat verspreiding van drugs ernstige nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers.
Uit de ontsleutelde PGP-berichten blijkt onder meer dat verdachte op 24 juni 2020 door een gebruiker van een tegenaccount op de hoogte is gesteld van het feit dat hij bij de bereiding van de door hem geleverde harddrugs onjuiste combinaties heeft gebruikt, waardoor de kans dat de gebruikers van betreffende drugs zouden komen te overlijden aanzienlijk was.
Deze informatie heeft verdachte er desondanks niet van weerhouden om zijn drugshandel te continueren.
De verspreiding van en handel in harddrugs gaan daarnaast gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Deze zaak is daar een duidelijk voorbeeld van.
Verdachte heeft zich namelijk ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben én het verhandelen van (automatische) vuurwapens, zodanig dat hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt. Verdachte heeft als wapenmakelaar een bijdrage geleverd aan het in omloop brengen van deze wapens binnen het criminele circuit.
Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat vuurwapens een gevaar vormen voor de samenleving blijkt wel uit het feit dat er regelmatig vuurwapenincidenten plaatsvinden, vaak met dodelijke afloop tot gevolg.
Aan dergelijke vuurwapenincidenten ligt niet zelden een drugsconflict ten grondslag.
Het kenmerkt de hardheid en de grilligheden waarmee de drugshandel gepaard gaat, waarbij eigen financieel gewin belangrijker is dan het welzijn van anderen of zelfs een mensenleven. Deze vormen van berekenende criminaliteit hebben een ontwrichtende werking op de samenleving.
De wijze waarop verdachte in de PGP-berichten over vuurwapens communiceert baart de rechtbank grote zorgen. Aan één van de kopers wordt bijvoorbeeld door verdachte een prijslijst van acht verschillende vuurwapens gestuurd waarbij verdachte op de vraag van de koper “of er genoeg
bullitsbij zitten” antwoordt dat de magazijnen gevuld zijn.
Verdachte verhandelde aldus geladen vuurwapens zonder zich af te vragen wat deze koper daarmee van plan was. Dat er door de hem verhandelde wapens dodelijke slachtoffers zouden kunnen vallen nam hij blijkbaar op de koop toe.
Verdachte heeft zich van alle hiervoor genoemde negatieve effecten niets aangetrokken. Integendeel, hij was actief betrokken bij al die vormen van criminaliteit die gepaard gaan met grootschalige drugshandel en wapenhandel zoals in het voorgaande beschreven.
Hij heeft zich - naar mag worden aangenomen - enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Verdachte was een grote speler in het geheel. Hij kon - blijkens de inhoud van de ontsleutelde cryptoberichten - namelijk vrijwel voortdurend harddrugs en vuurwapens leveren of laten leveren.
Uit de door verdachte verzonden SkyECC-berichten, die in een later stadium dan de door verdachte verzonden Encrochatberichten en ANØM-berichten aan het licht zijn gekomen, is voorts gebleken dat verdachte zelfs het gebruik van grof geweld niet schuwt.
Uit de analyse van deze berichten is namelijk vast komen te staan dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk beroven en beroofd houden van de vrijheid van [slachtoffer] waarbij deze persoon zwaar is mishandeld. Daarbij was sprake van een vooropgezet plan.
Het slachtoffer is vanuit België naar Nederland gelokt en meegenomen naar een garage in Eindhoven. Daarbij is het slachtoffer met een tie-rip vastgebonden en geblinddoekt.
In de tijd dat het slachtoffer werd vastgehouden is zeer fors geweld tegen hem gebruikt.
Bij hem zijn onder meer twee vingertoppen afgeknipt en een forse snijverwonding aan zijn voet toegebracht.
Deze geplande vrijheidsberoving en marteling heeft plaatsgevonden binnen het criminele milieu waarvan verdachte deel uitmaakt, kennelijk met het doel dat het slachtoffer schuld zou bekennen aan een diefstal uit een stashauto. Zelfs nadat verdachte constateerde dat het slachtoffer de diefstal niet heeft begaan, gaf hij aan dat hij bereid was om de marteling voort te zetten als zijn opdrachtgever dat graag wilde.
De gruwelijke geweldshandelingen moeten voor het slachtoffer een uiterst schokkende en beangstigende ervaring geweest zijn die hij niet snel zal vergeten.
Met name zijn afgeknipte vingertoppen zullen hem dagelijks blijven herinneren aan de vernederende, pijnlijke en angstige gebeurtenissen die hij heeft moeten ondergaan.
Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. De laconieke, mensonterende en sadistische wijze waarop het slachtoffer is gemarteld vindt de rechtbank schokkend.
Dat deze gebeurtenis een enorme impact op het slachtoffer moet hebben gehad blijkt ook uit het feit dat hij tijdens zijn verhoor ten overstaan van de politie enkel heeft willen verklaren dat hij mishandeld is en daaraan fysiek en psychisch letsel heeft overgehouden.
Het slachtoffer heeft daarnaast verklaard: “ik kan en wil hier niet over praten” en heeft tevens aangegeven dat hij zich niet wenst te voegen als benadeelde partij.
Hieruit leidt de rechtbank af dat slachtoffer kennelijk uit angst niet meer geconfronteerd wil worden met hetgeen hem is overkomen.
De rechtbank rekent verdachte het plegen van dit grote aantal grove delicten zwaar aan.
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Volgens voornoemde oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 20 kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
Op het verhandelen van harddrugs, het voorbereiden en het bevorderen daarvan, staan eveneens forse onvoorwaardelijk gevangenisstraffen.
Het - niet op de openbare weg - voorhanden hebben van slechts één automatisch vuurwapen rechtvaardigt, gelet op de oriëntatiepunten, alleen al een gevangenisstraf van 12 maanden.
In dit geval gaat het om het voorhanden hebben van twee (automatische) machinegeweren, twee pistoolmitrailleurs, drie scherfhandgranaten en twaalf (hand)vuurwapens in stashauto’s die eenvoudig toegankelijk waren. Daarnaast blijkt uit de ontsleutelde berichten dat verdachte zeer veelvuldig in wapens heeft gehandeld van militaire graad.
Voor het verhandelen van wapens, terwijl daarvan een beroep of gewoonte wordt gemaakt, kan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren worden opgelegd.
Ten aanzien van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade geldt als maximale strafbedreiging een gevangenisstraf van 12 jaren. Voor wederrechtelijke vrijheidsberoving kan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren worden opgelegd.
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw voor wat betreft de gewijzigde wetgeving overweegt de rechtbank als volgt.
De per 1 juli 2021 ingevoerde Wet straffen en beschermen - die gevolgen heeft voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) - behelst de executie van straffen en aldus geen wijziging in de aard en maximale duur van de op te leggen straf. Dit is door de Hoge Raad herhaaldelijk beslist. In hetgeen de verdediging hierover heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om het gewijzigde regime van invloed te laten zijn op de op te leggen straf.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en het sterk ondermijnende karakter van het handelen van verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een geringere of andersoortige straf dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende en gelet op voornoemde oriëntatiepunten, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank legt daarmee een lagere straf op dan door het openbaar ministerie is gevorderd omdat zij in strafmatigende zin rekening houdt met het feit dat verdachte niet eerder tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

Het standpunt van het openbaar ministerie.

Het openbaar ministerie heeft primair gevorderd om de in beslag genomen Volkswagen Jetta, Renault Twingo en Renault Laguna verbeurd te verklaren.
Subsidiair heeft het openbaar ministerie zich op het standpunt gesteld dat de Volkswagen Jetta en Renault Twingo dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu in deze personenauto’s een verborgen ruimte is aangetroffen.
Het openbaar ministerie meent dat de in beslag genomen cryptotelefoon en de iPhone 12 mini zowel verbeurd kunnen worden verklaard als worden onttrokken aan het verkeer.
De in beslag genomen wapens, munitie, wapenonderdelen en verdovende middelen dienen volgens het openbaar ministerie te worden onttrokken aan het verkeer.
Tenslotte heeft het openbaar ministerie gevorderd de in beslag genomen armband, oorbellen en handtassen terug te geven aan de rechthebbende, zijnde de verdachte.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft verzocht om de in beslag genomen horloges, armband, oorbellen en handtassen terug te geven aan verdachte. Ook de in beslag genomen geldbedragen dienen volgens de raadsvrouw te worden teruggegeven aan verdachte nu niet kan worden vastgesteld dat deze afkomstig zijn ven enig misdrijf. Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank zal de Renault Laguna met kenteken [kenteken 2] en de iPhone 12 mini verbeurd verklaren. Dat geldt ook voor de andere goederen die in het dictum zijn genoemd. Dit zijn namelijk voorwerpen met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen behoorden ten tijde van het begaan van de feiten toe aan verdachte. Voor de horloges geldt dat deze, blijkens de chatgesprekken, door verdachte werden gebruikt als ruilwaar voor drugs.
De in beslag genomen verdovende middelen, wapens, munitie, wapenonderdelen, cryptotelefoon, en de personenauto’s waarin de verborgen ruimten zijn aangetroffen
(te weten de Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 1] en Renault Twingo met kenteken [kenteken 3] ) worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze goederen is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen armband, oorbellen en handtassen zal door de rechtbank een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende, zijnde verdachte.
Voor wat betreft de in beslag genomen geldbedragen ter hoogte van € 880,-, € 205,-,
€ 1300,-, € 4000,- en € 1550,- (goednummers 107 tot en met 111), het horloge onder goednummer 103 en het Rolexhorloge onder goednummer 106 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen is vermeld zal de rechtbank geen beslissing nemen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat op deze goederen conservatoir beslag rust in de zin van artikel 94a Sv. Uit de wet en jurisprudentie volgt dat op een zodanig beslag geen beslissing bij einduitspraak in de strafzaak mogelijk is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63, 282 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 9, 26 en 31 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van parketnummer 01.266418.22 feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
ten aanzien van parketnummer 01.266418.22 feit 2:
medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
ten aanzien van parketnummer 01.135204.21, feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 01.135204.21, feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 01.135204.21, feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 01.135204.21, feit 4:
het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit; meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 01.135204.21, feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 01.135204.21, feit 6:
- voor wat betreft de automatische vuurwapens:
handelen in strijd met artikelen 9, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;

en

- voor wat betreft de overige vuurwapens:
handelen in strijd met artikelen 9, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;

en

- voor wat betreft de munitie en onderdelen van wapens:
handelen in strijd met artikelen 9, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregel:
ten aanzien van parketnummer 01.266418.22 feit 1 en feit 2 en parketnummer 01.135204.21 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6:
een gevangenisstrafvoor de duur van
14 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

1. STK Amfetamine - [kenteken 2] .01.014 1 maatbeker(goednummer 75);
1. STK Sleutelbos - autosleutel [kenteken 3] (goednummer 76);
1. DS Doos - Opbergbox Beretta pistool uit jumbo tas (goednummer 77);
1. STK Tas - Verpakking Walther uit Jumbo tas 1 (goednummer 78);
1. DS Doos - Opbergdoos vuurwapen (goednummer 79);
1. STK Personenauto [kenteken 2] (Omschrijving: Zwart, merk: Renault Laguna) (goednummer 97)
1. STK GSM - Apple Iphone 12 mini (goednummer: 99);
1. STK Certificaat - Garantiebewijs Rolex. (goednummer 100)
3 STK Horlogeband - 3 schakels van horlogeband; (goednummer 101)
1. STK Horloge - Rolex zilver Oyster perpetual; (goednummer 102)

onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

1. STK Revolver - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.029 (KAL.38 special) (Smith&Wesson) (goednummer 1);
1. STK Pistool - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.018 (Kal .22LR) (Walther) (goednummer 2);
1. STK Pistool - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.023 (kal 7,62x25) (Zavodi Crvena) (goednummer 3);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.055(goednummer 4) ;
1. STK Patroonhouder - Te gebruiken icm een Walther P99 kal 9x19 (goednummer 5);
1. STK Patroonhouder - Geschikt icm een Walther P99 kaliber 9x19 (goednummer 6);
1. STK Patroon- Munitie uit patroonhouder voorzien van SIN AAOZ8356NL (goednummer 7) ;
4 STK Patroon - Afkomstig uit patroonmagazijn vv SIN AAOZ8334NL (goednummer 8);
5 STK Patroon - Munitie afkomstig uit patroonmagazijn vv SIN AAOZ8350NL (goednummer 9);
10 STK Patroon - afkomstig uit magazijn vv SIN AAOZ8332NL (goednummer 10);
15 STK Munitie - afkomstig uit magazijn vv SIN AAOZ8328NL(goednummer 11) ;
29 STK Patroon - Munitie uit magazijn VV SIN AAOZ8337NL (goednummer 12);
7 STK Patroon - Munitie komende uit patroonmagazijn vv SIN AAOZ8366NL (goednummer 13);
5 STK Munitie - afkomstig uit magazijn vv SIN AAOZ8368NL (goednummer 14);
2 STK Patroon - Munitie komende uit magazijn vv SIN AAOZ8351NL (goednummer 15) ;
10 STK Patroon (goednummer 16);
9 STK Munitie - Afkomstig uit patroonmagazijn vv SIN AAOZ8352NL CAL7.62x25 (goednummer 17);
13 STK Munitie - Afkomstig uit magazijn vv SIN AAOZ8326NL (goednummer 18);
14 STK Patroon - 95SGZG.01.043 (CBC 9mm Luger) (goednummer 19);
1. STK Patroon - 95SGZG.01.056 (1 Colli) (goednummer 20) ;
1. STK Patroon - 95SGZG.01.033 afkomstig uit VUWA vv SIN AAOZ8344NL(goednummer 21) ;
1. STK Patroon - 95SGZG.01.034 afkomstig uit VUWA vv SIN AAOZ8344NL (goednummer 22);
1. STK Patroon - 95SGZG.01.031 afkomstig uit VUWA vv SIN AAOZ8344NL (goednummer 23);
1. STK Patroon - 95SGZG.01.032 afkomstig uit VUWA vv SIN AAOZ8344NL (goednummer 24) ;
1. STK Ond. van VUWA - 95SGZG.01.027 - Blokje om GLOCK autom. te laten schieten; (goednummer 25)
1. STK Patroon - 95SGZG.01.030 afkomstig uit VUWA vv SIN AAOZ8344NL(goednummer 26) ;
1. STK Stroomstootwapen - 95SGZG.01.052 (goednummer 27);
1. STK Patroonhouder -95SGZG.01.011 Aangetr. in koffer bij VUWA vv SIN AAOZ8327NL (goednummer 28);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.019 Patr. magazijn uit VUWA vv SIN AAOZ8333NL ; (goednummer 29)
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.049 behorende bij VUWA vv SIN AAOZ8364NL (goednummer 30);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.044 geschikt voor Glock 17 9x19 (goednummer 31) ;
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.017 uit VUWA vv SIN AAOZ8331NL; (goednummer 32)
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.036 Kaliber 7,65mm (goednummer 33);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.035 afkomst. uit VUWA vv SIN AAOZ8339NL Kal 9x19 (goednummer 34);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.045 geschikt om CZ Vz61 kal 7,65 Br . (goednummer 35);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.013 afkomst. uit VUWA vv SIN AAOZ8327NL Kal 9x19 (goednummer 36);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.013 (beh. bij VUWA vv SIN AAOZ8365NL) kal . 22L (goednummer 37);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.013 beh. bij VUWA vv SIN AAOZ8338NL 7,62x25 (goednummer 38);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.008 geschikt icm Beretta model 92FS 9x19 (goednummer 39);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.053 (afkomst. uit VUWA vv SIN AAOZ8362NL) (goednummer 40);
1. STK Pistool - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.024 (kal.9x19) (FN) (goednummer 41);
1. STK Patroonhouder - 95SGZG.01.58 voor Glock model 26 (goednummer 42);
1. STK Revolver - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.041 (kal.32 Police CTG) (Colt) (goednummer 43);
1. STK Pistool - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.048 (kal 9x19) (Glock) (goednummer 44);
1. STK Pistool - Aangetroffen in voertuig 95SGZG.01.050 Walther) (goednummer 45);
1. STK Pistool - Aangetroffen in 95SGZG.01.026 omgebouwd van 8mm naar 6,35mm (Ekol Tuna) (goednummer 46);
1. STK Pistool - Aangetroffen in het voertuig 95SGZG.01.016 (Glock) (goednummer 47);
1. STK Pistool - aangetroffen in het voertuig 95SGZG.01.012 KAL: 9x19 (Beretta) (goednummer 48);
1. STK Pistool - Aangetroffen in het voertuig 95SGZG.01.025 (CZ) (goednummer 49);
1. STK Pistool - Aangetroffen in het voertuig 95SGZG.01.047 (omgebouwd) PTB778 (Walther) (goednummer 50);
1. STK Geluidsdemper - 1168/91 TELEOPTIK Ziroskopi kaliber 7,65mm (goednummer 51);
1. STK Patroonhouder - Uit LIDL tas uit Renault Twingo UZI magazijn (goednummer 52);
1. STK Patroonhouder - Patroonmagazijn uit Lidl tas uit Renault Twingo (goednummer 53);
STK Wapen - Automatisch vuurwapen - Submachinegun IMI UZI kaliber 9x19 (goednummer 54);
1. STK Patroonhouder - Patroonmagazijn uit UZI SINAAOZ8451NL (goednummer 55);
1. STK Wapen - Automatisch vuurwapen kaliber 7.65mm (CZ Scorpion) (goednummer 56);
1. STK Patroonhouder - Patroonmagazijn behorende bij Scorpion SIN AAOZ8452NL (goednummer 57);
1. STK Personenauto - Verborgen ruimte [kenteken 3] (Omschrijving: Grijs, merk: Renault Twingo) (goednummer 96);
1. STK Personenauto [kenteken 1] (Omschrijving: Zwart, merk: Volkswagen Jetta) (goednummer 98)
1. STK GSM - Google Cryptotelefoon (goednummer 104);
30 STK Hashish - Dirktas met 30 plakken hasj (goednummer 105);

gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen:

1. STK Tas - Handtas Chanel groen (goednummer 80);
1. STK Tas - Handtas groen Yves Saint Laurent (goednummer 81);
1. STK Tas - Handtas Yves Saint Laurent (goednummer 82);
1. STK Tas - Handtas Chanel (goednummer 83);
1. STK Tas - Handtas Chanel zwart (goednummer 84);
1. STK Tas - Buideltas Louis Vuitton bruin (goednummer 85);
1. STK Tas Handtas Dior Wit (goednummer 86);
1. STK Tas - Handtas Chanel blauw (goednummer 87);
1. STK Tas - Handtas Chanel rood (goednummer 88);
1. STK Tas - Handtas wit Chanel met echtheidskaart (goednummer 89);
1. STK Tas - Handtas Chanel zwart (goednummer 90);
1. STK Tas- Schoenendoos merk Walk'n Dior, seize 38, Wine Red& Mil (goednummer 91);
1. STK Tas - Handtas Chanel (goednummer 92);
1. STK Tas - Klein shopper Chanel wit/bruin (goednummer 93);
1. STK Oorbel - Twee oorstekers Chopard (goednummer 94);
1. STK Armband - Cartier (zat in doos met Rolex horloge) (goednummer 95);
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: verdachte [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. O.Y. Ifzaren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 23 april 2024.