ECLI:NL:RBOBR:2024:1645

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/01/393438 / HA ZA 23-348
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van vermogensbestanddelen na echtscheiding met incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid

In deze zaak vordert de man, na een echtscheiding, de verdeling van nog niet verdeelde vermogensbestanddelen die tot de huwelijksgemeenschap behoorden. De rechtbank had eerder in 2014 bepaald dat partijen tot verdeling moesten overgaan ten overstaan van een notaris. De vrouw heeft in een incidentele vordering gesteld dat de man niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat partijen deze stap nog niet hebben gezet. De man betwist dit en stelt dat er geen intentie was om de verdeling door een notaris te laten doen en dat er al serieuze pogingen zijn ondernomen om tot een verdeling te komen.

De rechtbank overweegt dat de wet vereist dat partijen eerst een serieuze poging doen om onder leiding van een notaris tot een verdeling te komen. Aangezien dit niet is gebeurd, verklaart de rechtbank de man niet-ontvankelijk in zijn vordering. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad en is op 24 april 2024 openbaar uitgesproken door rechter E.J.C. Adang.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/393438 / HA ZA 23-348
Vonnis in incident van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B. du Fossé te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts te Oirschot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 12
  • de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. Op 11 juli 2014 heeft de rechtbank bij beschikking de echtscheiding uitgesproken (productie 1 bij dagvaarding). Daarbij heeft de rechtbank onder andere partijen bevolen tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris over te gaan en heeft de rechtbank, voor het geval partijen het binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding over de keuze van een notaris niet eens zijn, mr. H.J.M.M. Van Boxsel, notaris te Eindhoven (of dienst waarnemer of opvolger) benoemd. De beschikking is op 8 augustus 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De man vordert – samengevat – in de hoofdzaak dat de rechtbank de verdeling vaststelt van de nog niet verdeelde vermogensbestanddelen die tot de huwelijksgemeenschap behoorden waarin partijen waren gehuwd c.q. de wijze van verdeling daarvan gelast en wel als volgt:
de activa die vermeld staan op de balans 2013 van de op naam van de man staande eenmanszaak [bedrijfsnaam man] aan de man toebedeelt en de passiva op deze balans toerekent aan de man en de vrouw veroordeelt ter zake deze verdeling uit hoofde van overbedeling aan de man te voldoen een bedrag van € 104.074,00 te vermeerderen met de wettelijke rente;
de vrouw veroordeelt aan de man te voldoen een bedrag van € 35.483,61 ter zake het krediet bij de Rabobank, te vermeerderen met de wettelijke rente;
de vrouw veroordeelt aan de man te voldoen een bedrag van € 13.984,59, ter zake de belastingaanslagen betrekking hebben op [naam] , te vermeerderen met de wettelijke rente;
de vrouw veroordeelt om aan de man te voldoen een bedrag van € 30.763,25 ter zake de overige belastingenaanslagen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
bepaalt dat de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres] de [plaats] , wordt verkocht aan een derde en dat de opbrengst daarvan wordt aangewend ter voldoening van de aan de verkoop verbonden kosten en ter aflossing van de op deze onroerende zaak rustende hypotheekschuld bij de Rabobank waarbij een eventueel restantsaldo tussen partijen bij helfte wordt gedeeld en een eventueel restant negatief saldo tussen partijen bij helfte wordt gedragen;
althans een zodanige verdeling vaststelt c.q wijze van verdeling gelast als de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
de vrouw veroordeelt om aan de man te voldoen een bedrag van € 6.663,00 ter zake teveel ontvangen kindgebonden budget te vermeerderen met de wettelijke rente;
de vrouw veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.3.
De vrouw vordert in het incident primair dat de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaart in zijn vordering en subsidiair dat de rechtbank de zaak aanhoudt ex artikel 678 lid 3 Rv en de notaris de gelegenheid geeft partijen op te roepen om te verschijnen en tot een verdeling te komen. De vrouw legt daaraan ten grondslag dat in de beschikking van 2014 de rechtbank heeft bepaald dat partijen over dienen te gaan tot verdeling ten overstaan van een notaris en dat partijen daaraan uitvoering moeten geven op grond van artikel 677 Rv e.v. Dat hebben partijen volgens de vrouw (nog) niet gedaan.
2.4.
De man voert primair als verweer aan dat de man geen verweer heeft gevoerd tegen het door de vrouw ingediende echtscheidingsverzoek en tegen het toen door de vrouw verzochte bevel en dat partijen nooit de intentie hebben gehad om de verdeling door een notaris te laten doen. Volgens de man is het geen voorwaarde om eerst de route via de notaris te bewandelen voordat de rechtbank kan worden ingeschakeld. Partijen hebben bovendien meer dan serieuze pogingen ondernomen om tot een verdeling te komen en het is een illusie om te veronderstellen dat het een notaris wel zal lukken om partijen tot een vergelijk te laten komen. Dit is een poging van de vrouw om de verdeling te vertragen, de man wordt hierdoor op extra kosten gejaagd en de vrouw heeft niet eerder aangegeven dat zij bij de notaris wil proberen om tot een verdeling te komen, aldus de man.
Subsidiair voert de man als verweer aan dat de rechtbank de zaak op grond van artikel 678 lid 3 Rv moet aanhouden in afwachting van het traject bij de notaris.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De man vordert in de hoofdzaak de verdeling van de nog niet verdeelde vermogensbestanddelen die tot de huwelijksgemeenschap behoorden. Uit de beschikking van 2014 volgt dat partijen onder leiding van een notaris moeten proberen tot een verdeling van die gemeenschap te komen. Dat hebben partijen niet gedaan. Dit betekent dat partijen op grond van de procedure van artikel 677 Rv e.v. zich alsnog eerst bij de notaris moeten melden om te bezien of partijen tot een verdeling van de gemeenschap kunnen komen. De bedoeling van de wet is namelijk dat er eerst een ernstige poging wordt ondernemen om partijen onder leiding van een notaris tot elkaar te brengen. Als de notaris blijkt te zijn vastgelopen, omdat hij er niet in slaagt partijen volledig te verenigen, is er weer een rol voor de rechter. De meest gereden partij kan dan vorderen dat de rechtbank de wijze van verdeling gelast of zelf de verdeling vaststelt, dan wel wat overigens ter zake van hetgeen partijen verdeeld houdt, nodig mocht zijn (artikel 678 lid 2 Rv). De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak daarvoor aan te houden.
3.2.
Gelet op het bovenstaande zal de primaire vordering van de vrouw worden toegewezen, in die zin dat de man in de hoofdzaak niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard.
3.3.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten van het incident en van de hoofdzaak tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering van de vrouw toe,
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vordering,
4.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.