In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 18 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde ziekengeldsanctie beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.M. Wuisman, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, dat haar verplichtte de Ziektewetuitkering van een ex-werknemer door te betalen tot 9 januari 2023. Het UWV had op 2 december 2021 vastgesteld dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat leidde tot de opgelegde sanctie. Eiseres herhaalde in haar beroep de bezwaargronden, maar gaf geen nieuwe argumenten waarom het besluit onjuist zou zijn.
De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat de re-integratie-inspanningen in spoor 1 onvoldoende waren. Er waren kansen gemist door onvoldoende onderzoek naar de mogelijkheden voor re-integratie en het niet actief onderzoeken van werkervaringsplekken. Eiseres betwistte dit, maar de rechtbank vond dat haar argumenten niet voldoende onderbouwd waren en dat het UWV goed gemotiveerd had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de ziekengeldsanctie gehandhaafd blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van eigenrisicodragers in het kader van re-integratie en de noodzaak om voldoende inspanningen te leveren om aan de verplichtingen te voldoen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat het UWV onterecht heeft gehandeld en dat de opgelegde sanctie terecht is.