3.2.4.Het oordeel van de rechtbank.
De verdenking ten aanzien van 23 en 24 juli 2019
Uit het politiedossier en het verhandelde op de terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. Uit de camerabeelden en observaties volgt dat [persoon 1] en [persoon 2] op 23 juli 2019 in de loods aan de [adres] in Hoogerheide aanwezig waren. Rond 17.50 uur arriveerde een vrachtauto met kenteken [kentekennummer 1] bij de loods en deze reed vervolgens achteruit de loods in. Enig moment later vertrok de vrachtwagen weer. Kort daarna arriveerde een tweede vrachtwagen met kenteken [kentekennummer 2] bij de loods en deze reed eveneens achteruit de loods in. Om 20.25 uur parkeerde de Volkswagen Golf in gebruik bij verdachte voor deze vrachtwagen. Op dat moment kwam [persoon 1] uit de loods lopen met een zwarte sporttas voor zijn buik dragend. Verdachte opende daarop de kofferbak van zijn auto en [persoon 1] legde de sporttas in de kofferbak. Vervolgens bracht [persoon 1] nog een tweede sporttas naar de auto van verdachte en plaatste ook deze in de kofferbak. [verdachte] is daarna met zijn auto vertrokken.
In de ochtend van 24 juli 2019 zijn [persoon 1] en [persoon 2] weer in de loods gesignaleerd. Ook de vrachtwagen met het kenteken [kentekennummer 1] is die ochtend bij de loods gezien, evenals de auto die bij verdachte in gebruik is. De vrachtauto reed wederom achteruit de loods in en vertrok na enige tijd. Ook in de middag is de vrachtauto weer bij de loods geweest.
Getuige [persoon 5] was de chauffeur van de vrachtauto met kenteken [kentekennummer 1]. Hij heeft verklaard dat hij op 23 en 24 juli 2019 in de loods is geweest. Er waren twee mannen binnen en er werden pallets met bananen gelost en geladen. Hij had het gevoel dat er iets niet klopte. Getuige [persoon 6] was de bestuurder van de vrachtauto met kenteken [kentekennummer 2]. Hij heeft verklaard dat hij eenmaal in de loods is geweest om ‘bins’ (houten kisten) af te leveren.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de volgende conclusie. Uit het politiedossier en het verhandelde ter terechtzitting kan onvoldoende worden afgeleid dat zich op 23 en 24 juli 2019 in of nabij de loods cocaïne heeft bevonden. In tegenstelling tot wat de officier van justitie heeft aangevoerd, kan niet worden gesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat bananen afkomstig uit Zuid-Amerika veelvuldig worden gebruikt om cocaïne in mee te smokkelen en dat, nu er verder andere verdachte omstandigheden zijn, bewezen is dat het ook hier om cocaïne gaat. Om vast te stellen dat zich daadwerkelijk cocaïne bevond tussen de bananen die op 23 en 24 juli 2019 de loods zouden zijn ingebracht, dienen er meer concrete aanwijzingen uit het dossier te volgen, die ontbreken. Dat op 15 augustus 2024 (deels nog tussen de bananen) 72 pakketten cocaïne zijn aangetroffen in de loods – waarover hieronder meer – is onvoldoende om vast te stellen dat er tussen de bananen die [persoon 5] bracht ook cocaïne zat. Evenmin zijn er concrete aanwijzingen dat sprake zou zijn van een andere harddrug. Ditzelfde geldt voor de sporttassen die op 23 juli 2019 in verdachtes auto zijn geladen. Dit geldt temeer nu uit de tenlastelegging en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken volgt dat het openbaar ministerie ervan uitgaat dat op 15 en 16 mei 2019 zich in deze loods juist geen cocaïne, maar de pre-precursor MAPA bevond. Dat getuige [persoon 5] op 23 en 24 juli 2019 drie tussenstops heeft moeten maken bij de loods in Hoogerheide is minst genomen opvallend, maar eveneens onvoldoende om te spreken van wettig en overtuigend bewijs dat hierbij cocaïne of een andere harddrug is gesmokkeld.
Gelet op het voorgaande zal verdachte dan ook worden vrijgesproken van de verdenking dat hij op 23 en 24 juli 2019 als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij de invoer van cocaïne of een andere harddrug, dan wel dat hij als medepleger cocaïne of een andere harddrug heeft vervoerd, verwerkt, of opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De verdenking ten aanzien van 14 en 15 augustus 2019
Uit de camerabeelden van 14 en 15 augustus 2019 volgt dat [persoon 1] en [persoon 2] beide dagen in de loods zijn geweest. Op 14 augustus 2019 arriveerde wederom de vrachtwagen met kenteken [kentekennummer 1] bij de loods en reed achteruit de loods in. Na een uur vertrok de vrachtwagen weer. Op 15 augustus 2019 is deze vrachtwagen tweemaal bij de loods gesignaleerd. Beide keren reed de vrachtwagen achteruit de loods in, waarna hij kort daarop weer vertrok.
Op 15 augustus 2019 heeft – nadat de vrachtwagen voor de tweede maal was vertrokken – een doorzoeking plaatsgevonden in de loods aan de [adres] in Hoogerheide door de Dienst Speciale Interventie. Hierbij zijn 72 pakketten met cocaïne aangetroffen. Deze pakketten werden aangetroffen op een werktafel in de loods of tussen bananen in bananendozen. [persoon 1] en [persoon 2] zijn op heterdaad aangehouden in de loods. Verdachte is kort na de inval aangehouden in een auto (de eerder genoemde Volkswagen Golf in gebruik bij verdachte) op de Postweg.
Getuige [persoon 7] was de bestuurder van de vrachtauto met kenteken [kentekennummer 1]. Hij heeft verklaard dat hij in Vlissingen bananen moest ophalen. Hij kreeg vervolgens de opdracht om een tussenstop te maken bij de loods aan de [adres] in Hoogerheide.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij geldt dat de exacte rol van elke betrokkene afzonderlijk niet vast hoeft komen te staan. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier komen duidelijke aanwijzingen naar voren die duiden op betrokkenheid van verdachte bij de handelingen die in de loods plaatsvonden. De rechtbank wijst hierbij op de telefonische contacten van verdachte met [persoon 2] en [persoon 1] vlak voor het arriveren van de vrachtwagens, de observatie van verdachte samen met [persoon 1] en [persoon 2] op een terras in de middag van 14 augustus 2019, als ook de aanwezigheid van verdachte in de nabijheid van de loods op meerdere momenten op 14 en 15 augustus 2019. Deze aanwijzingen zijn echter onvoldoende om te worden gekwalificeerd als een nauwe en bewuste samenwerking met anderen ten aanzien van het ten laste gelegde feit. Van overig bewijs dat verdachte betrokkenheid had bij het ten laste gelegde feit is niet gebleken. Verdachte kan daarom niet als medepleger van dit feit worden aangemerkt en zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. W.M.T. Keukens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 17 april 2024.