ECLI:NL:RBOBR:2024:154

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
01/069562-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen en bezit van kinderpornografie

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een geestelijk gehandicapte vrouw en het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 10 mei 2022 in Oss ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de vrouw, die niet in staat was om weerstand te bieden. De verdachte heeft ook kinderpornografische afbeeldingen op zijn laptop gehad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van ontuchtige handelingen en het bezit van kinderpornografie bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,- aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de feiten, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn hoge leeftijd en zorg voor zijn vrouw.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/069562-23
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1942] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2023, 13 december 2023, 14 december 2023 en 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 augustus 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1, primair.
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Oss, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer] , geboren op [1951] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
- het likken van de vagina en/of likken aan de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van een vibrator/dildo, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn/hun vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of (vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] te ejaculeren;
Feit 1, subsidiair.
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Oss, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer] , geboren op [1951] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
- het likken van de vagina en/of likken aan de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of

(vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] te ejaculeren;

Feit 3. [1]
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 14 maart 2023 te Drempt, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
telkens
afbeeldingen en/of gegevensdragers, te weten een laptop (merk Toshiba),
bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met een voorwerp, te weten een vibrator, anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(naamloze afbeelding 1 , p. 746 proces-verbaal, p. 8 toonmap)
(afbeelding [afbeelding 1] , p. 745 proces-verbaal, p. 6 toonmap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding [afbeelding 2] , p. 745 proces-verbaal, p. 4 toonmap)
(afbeelding [afbeelding 3] , p. 745 proces-verbaal, p. 5 toonmap)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op het lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(naamloze afbeelding 2 , p. 747 proces-verbaal, p. 9 toonmap).
Voor zover in de tenlastelegging verder taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
[verdachte] is in beeld gekomen bij een onderzoek dat zich in eerste instantie richtte op [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 1] heeft op 26 juli 2022 zijn 71-jarige ernstig verstandelijk beperkte zus [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) terug gebracht naar haar woonvoorziening. Aldaar werd geconstateerd dat zij letsel aan haar vagina had. In het onderzoek naar de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij het ontstaan van dit letsel heeft ook digitaal onderzoek plaatsgevonden. Door de politie zijn gegevens opgevraagd bij de [website] , waaruit volgt dat verdachte [medeverdachte 1] veelvuldig seksueel getint contact heeft gehad met anderen. Uiteindelijk heeft de informatie van deze website ertoe geleid dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 3] zijn aangehouden op verdenking van – kortgezegd – in welke vorm dan ook seksueel contact met [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten 1 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gedragingen van het ontkleden van [slachtoffer] , zichzelf ontkleden, het likken van [slachtoffer] ’s vagina, het aanraken van de borsten van [slachtoffer] en het zich in de directe nabijheid van [slachtoffer] (laten) aftrekken bewezen kunnen worden. Zij acht met het likken van de vagina van [slachtoffer] eveneens het seksueel binnendringen bewezen. Verder is er volgens de officier van justitie sprake van medeplegen van het feit 1 primair. Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie dat het opzet van verdachte op het bezit van de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen blijkt uit de seksueel getinte en concrete chats op de [website] en de zoektermen als ‘incest’ en ‘not my grandpa’ die verdachte gebruikt heeft. Uit de chats volgt dat hij de wens heeft om seks te hebben met minderjarige meisjes. Er is geen sprake van het per ongeluk openen van een foute link waarop kinderporno stond.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op de gronden als vermeld in de pleitaantekeningen betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat bewijs ontbreekt dat de tenlastegelegde gedragingen daadwerkelijk door verdachte of een ander zijn verricht. Zo is er – ten aanzien van feit 1 primair – geen forensisch bewijs voor enige vorm van seksueel binnendringen. Bovendien ontkent verdachte dat er seksueel is binnengedrongen. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de chatgesprekken van verdachte na de ontmoeting. De chats hadden een hoog fantasie- en laag waarheidsgehalte. Gelet op het ontbreken van bewijs voor het seksueel binnendringen van [slachtoffer] , kan er geen zelfstandige kwalificatie van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) volgen. Ten aanzien van feit 1 subsidiair merkt de verdediging op dat niet is gebleken van enige relevante interactie tussen verdachte en [slachtoffer] . Ook kunnen de seksuele handelingen die verdachte en [medeverdachte 1] bij elkaar hebben verricht niet als ‘in de nabijheid’ van [slachtoffer] worden getypeerd.
Ten aanzien van feit 3 merkt de verdediging op dat niet bewezen kan worden dat verdachte voldoende beschikkingsmacht over de kinderpornografische afbeeldingen had en de opzet en wil had om de kinderporno te bezitten. Eventuele uitlatingen van verdachte in chats tegenover vreemden vormen onvoldoende steunbewijs voor het daadwerkelijke bezit van de kinderporno. Ook leveren de door verdachte gebruikte zoektermen niet zonder meer het opzet op bezit van onderhavige concrete kinderpornografische afbeeldingen op.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [2]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn - omwille van de leesbaarheid van het vonnis - uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair en 3 volgt - tenzij hieronder toegelicht - genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.
Nadere bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van feit 1.

Aan verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij samen met [medeverdachte 1] op 10 mei 2022 ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht (feit 1 subsidiair), waaronder het seksueel binnendringen bij [slachtoffer] (feit 1 primair).
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen allereerst vast dat als [medeverdachte 1] in berichten spreekt over zijn ‘ [alias slachtoffer] ’ of ‘ [alias slachtoffer] ’ het telkens over zijn zus [slachtoffer] gaat. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard bij [medeverdachte 1] thuis te zijn geweest en dat daar ook een [alias slachtoffer] was die niet kon praten en moeilijk liep. [medeverdachte 1] verklaart hierover dat het een ontmoeting tussen hem, [verdachte] en [slachtoffer] was.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen dan ook het volgende vast. Uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] alsmede de chatberichten tussen hen volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] op 10 mei 2022 in de woning van [medeverdachte 1] in [adres] bij elkaar zijn gekomen met het voornemen om seksuele handelingen te verrichten bij elkaar én bij [slachtoffer] . [slachtoffer] is die dag ook aanwezig in de woning van [medeverdachte 1] .
Op basis van de chats stelt de rechtbank vast dat voorafgaand aan de afspraak op 10 mei 2022 uitgebreid wordt gesproken over het verrichten van seksuele handelingen bij [slachtoffer] : strelen en likken van haar borsten, beffen, vingeren en penetreren. Pijpen kan ze niet. De rechtbank stelt eveneens vast dat er daadwerkelijk seksuele handelingen bij [slachtoffer] zijn verricht. Dezelfde avond reageert verdachte immers op de vraag van [medeverdachte 1] of het goed is bevallen met ‘ [alias slachtoffer] ’, dat zij een lekker zacht lichaam heeft, hetgeen een bevestiging van aanraking van verdachte bij [slachtoffer] betreft. Om vast te stellen welke handelingen daadwerkelijk bij ‘ [alias slachtoffer] ’ oftewel [slachtoffer] verricht zijn, kijkt de rechtbank naar de berichten die verdachte en [medeverdachte 1] ná de afspraak naar andere gesprekspartners hebben gestuurd en naar wat verdachten daar zelf over hebben verklaard. De dag na de afspraak, rond 1 uur ‘s nachts, geeft [medeverdachte 1] in zijn gesprek met [gebruikersnaam] immers aan dat zijn [alias slachtoffer] die ochtend op bezoek was met een extra man en dat zij beiden zijn klaargekomen. De rechtbank begrijpt dat verdachte de ochtend van 10 mei 2022 bedoelt, gelet op het tijdstip waarop de berichten zijn verstuurd. Verder stuurt verdachte maanden later een berichtje aan een derde over zijn seksuele handelingen met een rijschoolhouder en zijn nichtje. Dit bericht is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer aan [medeverdachte 1] , die immers rijschoolhouder was, en [slachtoffer] te koppelen. In dat bericht bevestigt verdachte achteraf dat er gebeft is en met haar tieten gespeeld is. De rechtbank acht deze achteraf door [medeverdachte 1] en verdachte bevestigde handelingen wettig en overtuigend bewezen. Niet wordt achteraf bevestigd dat er vingers of voorwerpen bij [slachtoffer] zijn ingebracht en de rechtbank acht deze handelingen dan ook niet bewezen. Ter terechtzitting verklaart verdachte nog dat zij elkaar in het bijzijn van [slachtoffer] afgetrokken hebben, hetgeen ondersteund wordt door de Whatsapp-chat van [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] een kleine week later, waarin wordt benoemd dat zij tegen haar aan (de rechtbank begrijpt gepositioneerd waren) en dat zij zich hebben afgetrokken op [slachtoffer] .
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het tenlastegelegde ‘likken van de vagina’ van [slachtoffer] bewezen. De gebruikte bewoordingen (enkel het likken van de vagina, zonder nadere duiding) kunnen naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer gekwalificeerd worden als seksueel binnendringen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde seksueel binnendringen van [slachtoffer] dan ook niet bewezen.
In het licht van het hetgeen hiervoor door de rechtbank is vastgesteld, acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] en verdachte dat bij [slachtoffer] slechts de bovenkleding is uitgedaan, zij niet is aangeraakt en in een andere ruimte op zeker 5 meter afstand zat toen zij bij elkaar seksuele handelingen verrichten, ongeloofwaardig.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit dus wettig en overtuigend bewezen en zal [verdachte] vrijspreken voor het onder 1 primair ten laste gelegde.

Ten aanzien van feit 3.

Aan verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit had.
De rechtbank constateert dat op de laptop van verdachte 21 kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen, waarvan er vier in de downloadmap stonden en direct voor verdachte benaderbaar waren. Ter terechtzitting geeft verdachte bovendien aan dat hij actief was op de [website] en – in zijn eigen woorden – ‘seksueel bezig was’. De kinderporno kwam volgens verdachte met die gesprekken binnen. Hij geeft aan dat hij de afbeeldingen gezien heeft.
Daarbij constateert de rechtbank dat verdachte in de chats spreekt over zijn interesse in minderjarigen, en dan het liefst jonge meiden vanaf 12 jaar. Deze voorkeur past bij de leeftijden van de kinderen op de aangetroffen afbeeldingen. Ook heeft verdachte op de laptop waarop ook de kinderporno is aangetroffen, zoektermen als ‘opa in je strakke anus’ gebruikt. Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat deze termen aansluiten bij de aangetroffen kinderpornografische afbeelding ‘ [afbeelding 1] ’, waarin anale seks bij een minderjarige is afgebeeld.
Gelet op de door verdachte gebruikte zoektermen, de met in ieder geval één van de door hem gebruikte zoektermen overeenkomende aangetroffen kinderpornografische afbeelding, de uitlatingen van verdachte in de chats en zijn verklaring ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheden niet anders uit te leggen zijn dan dat verdachte op zoek is geweest naar kinderpornografische afbeeldingen en dat hij daarmee ook het opzet op het bezit van de aangetroffen kinderporno had.
De rechtbank acht feit 3 hierom wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1, subsidiair
op 10 mei 2022 te Oss, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] , geboren op [1951] , van wie hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat zij niet in staat was daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en het ontkleden van zichzelf en
- het likken van de vagina en likken aan de borsten van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten en de vagina van die [slachtoffer] en
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en vervolgens in de nabijheid van, die [slachtoffer] te ejaculeren;
Feit 3.
in de periode van 17 november 2020 tot en met 14 maart 2023 te Drempt, gegevensdragers, te weten een laptop (merk Toshiba), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
het met een voorwerp, te weten een vibrator, anaal penetreren van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(naamloze afbeelding 1 , p. 746 proces-verbaal, p. 8 toonmap)
(afbeelding [afbeelding 1] , p. 745 proces-verbaal, p. 6 toonmap)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel van die persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding [afbeelding 2] , p. 745 proces-verbaal, p. 4 toonmap)
(afbeelding [afbeelding 3] , p. 745 proces-verbaal, p. 5 toonmap)
en
waarbij op het lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(naamloze afbeelding 2 , p. 747 proces-verbaal, p. 9 toonmap).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het kwetsbare slachtoffer en het belang van [slachtoffer] én de op de kinderpornografische afbeeldingen afgebeelde kinderen om niet misbruikt te worden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft namens verdachte bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend is. De verdediging heeft in dat verband gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn leeftijd, het blanco strafblad van verdachte, de duur van de voorlopige hechtenis, het tijdsverloop van de zaak, het lage recidiverisico van verdachte, het negatieve advies van de reclassering inzake gevangenisstraf en de zorg die verdachte voor zijn vrouw draagt. Ook wijst de verdediging op het effect dat deze strafzaak op het sociale leven van verdachte heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aan het feit gerelateerde factoren.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] . Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van meerdere kinderpornografische afbeeldingen.
Verdachte zocht veelvuldig seksueel getint online contact met anderen. Eén van deze contacten bestond uit het chatten met ‘ [alias slachtoffer] en neef’ oftewel [medeverdachte 1] , waarin uitgebreid werd besproken welke seksuele handelingen zij met [slachtoffer] wilden verrichten. Verdachte wist op dat moment dat [slachtoffer] geestelijk gehandicapt was en niet kon praten. Dit contact is uitgemond in een daadwerkelijke ontmoeting van verdachte met [slachtoffer] en [medeverdachte 1] . Tijdens deze afspraak is [slachtoffer] gebruikt om seksuele handelingen bij te verrichten. Ook verrichtten verdachten in het bijzijn van [slachtoffer] seksuele handelingen bij elkaar. De aangetroffen kinderporno hield ook rechtstreeks verband met het seksuele online gedrag van verdachte.
Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit, waardigheid en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , een zeer kwetsbaar slachtoffer, op onaanvaardbare wijze geschonden. [slachtoffer] kan zelf niet vertellen wat er gebeurd is of wat de impact van de ‘ontmoetingen’ op haar is geweest. Ondanks het voorgaande heeft verdachte prioriteit gegeven aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en seksuele behoeftes en is daarbij voorbij gegaan aan de kwetsbaarheid van het beperkte slachtoffer. Die kwetsbaarheid en de impact van verdachtes handelen blijkt overigens ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding die namens [slachtoffer] zijn voorgedragen dan wel ingediend. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Aan verdachte gerelateerde factoren.
Ondanks dat verdachte via de chatberichten zorgwekkende uitlatingen over seks met [slachtoffer] én seks met kinderen doet, waarbij deze uitlatingen werkelijkheid worden in de vorm van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] en het bezit van kinderporno, toont verdachte zich ter terechtzitting schuldbewust en heeft hij een enigszins coöperatieve houding getoond.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter zitting naar voren zijn gebracht. Daarbij houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de hoge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat hij open is geweest naar zijn familie over onderhavige zaak en dat hij de zorg draagt voor zijn vrouw. Verdachte heeft daarnaast zijn sociale leven – in het bijzonder het contact met een deel van zijn kinderen en kleinkinderen – door deze zaak verloren.
De rapporten van de gedragsdeskundigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage over verdachte van GZ-psycholoog S. Labrijn van 10 augustus 2023, alsmede de reclasseringsrapportage van 28 november 2023.
Psycholoog Labrijn heeft onder meer - zakelijk weergegeven - als volgt gerapporteerd.
Het onderhavige onderzoek geeft geen aanwijzingen voor psychopathologie in engere zin. Er is vanwege de leeftijd van verdachte en vanwege aanwijzingen voor geheugenproblemen, onderzoek gedaan naar een mogelijk beginnend dementieel proces. In het (screenende) neuropsychologische onderzoek zijn hiervoor aanwijzingen gevonden. De problemen liggen vooral in de geheugenfuncties. Het onthouden en begrijpen van nieuwe informatie gaat moeizaam, met name als het gaat om informatie zonder onderlinge samenhang. Ondergetekende heeft stilgestaan bij eventuele kritiek- en oordeelsstoornissen en/of decorumverlies. In hoeverre is verdachte (nog) in staat te bepalen wat kan en wat niet kan; wat geoorloofd gedrag is en wat niet; wat passend is bij een bepaalde situatie en wat niet. In het onderhavige onderzoek werden geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van disfunctioneren op dit gebied. Daarnaast is forensisch relevant of verdachtes impulsiviteit is toegenomen. Ook hiervoor werden geen aanwijzingen gevonden. Tot slot werd nagegaan of er sprake is van seksuele ontremming. In het onderhavige onderzoek wordt hiervoor evenmin evidentie gevonden. Geconcludeerd wordt dat het geheugen van verdachte opvallende hiaten vertoont, hij doet er lang over om nieuwe informatie te onthouden/te verwerken. Echter lijken de geheugenproblemen (vooralsnog) op zich te staan; en is de verwachting dat er geen sprake is van een forensisch relevante doorwerking. Gezien het voorgaande is er geen aanleiding te adviseren de tenlastegelegde feiten in
een verminderde mate toe te rekenen. Het recidivegevaar wordt ingeschat als laag. Gezien het voorgaande kunnen geen interventieadviezen worden gegeven gericht op het beperken van het toch al lage recidivegevaar.
Reclasseringswerker E. Blomsma heeft onder meer - zakelijk weergegeven - als volgt gerapporteerd:
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij vinden interventies of toezicht niet nodig. Wij adviseren negatief over het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit zou van grote invloed zijn op het gezin van verdachte, maar met name op zijn partner die afhankelijk is van zijn zorg. Daarnaast verwachten wij dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet bijdraagt aan de kans op recidive. Ook maken wij ons zorgen over zijn kwetsbaarheid en weerbaarheid in detentie. Verdachte oogt niet opgewassen tegen het milieu in detentie. Het opleggen van een onvoorwaardelijke [de rechtbank begrijpt: voorwaardelijke] straf kan als stok achter de deur dienen. Wij achten verdachte niet in staat om een werkstraf uit te voeren wegens zijn broze leeftijd.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over, in die zin dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Gevangenisstraf.
Ondanks dat door de reclassering negatief wordt geadviseerd over de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de hoge leeftijd van verdachte, is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hierdoor is het onvermijdelijk dat de vrouw van verdachte eveneens getroffen wordt door de gevolgen van het laakbare handelen van verdachte.
De rechtbank zal vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachteen zijn houding ter zitting evenwel een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Conclusie.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Namens [slachtoffer] wordt een schadevergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade gevorderd. Daarbij is aangevoerd dat alle (mede)verdachten hoofdelijk aansprakelijk gehouden moeten worden voor het gehele bedrag door middel van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Alle (mede)verdachten hebben namelijk een bijdrage geleverd aan de seksuele gedragingen die het gevaar voor schade hebben doen ontstaan. Niet is vereist dat ieders bijdrage even groot of gelijksoortig is geweest. Ook is niet vereist dat de gedragingen naar tijd en plaats een eenheid vormen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in de zaak van [medeverdachte 1] volledig kan worden toegewezen, omdat het zonder hem allemaal niet gebeurd was. Hij is verantwoordelijk voor de schade. In de zaken verdachte en [medeverdachte 2] kan de vordering tot het geschatte bedrag van € 3.000,- voor elk van hen toegewezen worden. Alle drie de (mede)verdachten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schade. Dit alles vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,- toegewezen zou kunnen worden en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de (civielrechtelijke) aansprakelijkheid van verdachte beperkt blijft tot de door hem begane onrechtmatig gepleegde handelingen jegens de benadeelde partij. Er is geen sprake van groepsaansprakelijkheid.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de seksuele handelingen verricht door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Deze schade is het rechtstreekse gevolg van de hieronder aan de benadeelde partij gekoppelde bewezenverklaarde strafbare feiten. De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten zo ernstig dat zij van oordeel is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen, zelfs zonder dat concrete gegevens zijn aangevoerd waaruit de onbetwistbare conclusie kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van groepsaansprakelijkheid, omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een groep in de zin van artikel 6:166 BW. Het gaat bij de bewezenverklaarde feiten telkens om op zichzelf staande gebeurtenissen, op verschillende data en plaatsen, waarbij enkel [medeverdachte 1] steeds betrokken was. De andere twee verdachten raakten door hem uitsluitend bij hem en [slachtoffer] betrokken, niet bij elkaar. Zij zijn dan ook niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door de ander.
Nu feitelijk in alle zaken samen niet meer gevorderd is dan € 15.000,-, kan de rechtbank uitsluitend een verdeling maken van dat bedrag bij het toewijzen van de vorderingen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten en door verdachte toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding tot een geschat bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aansprakelijk zijn voor dat bedrag.
. Het bedrag van € 1.500,-. moet vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022.
De rechtbank overweegt op grond van wat namens [slachtoffer] is aangevoerd en de impact die de feiten op haar gehad moeten hebben, dat het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk is.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met betrekking tot welke feit 3 is begaan en, gelet op het daarop aangetroffen kinderpornografisch materiaal, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 47, 57, 240b, 247, 248 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Ten aanzien van feit 1 primair:
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegd is en spreekt hem daarvan vrij;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 3:
- verklaart het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3:
een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 3:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 Sr, waarvan
6 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2
jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:

een maatregel van schadevergoeding van € 1.500,- subsidiair 25 dagen gijzeling.Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
Ten aanzien van feit 3:

Onttrekking aan het verkeer inbeslaggenomen goed.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven goed, te weten: 1 STK computer, merk Toshiba laptop (omschrijving: PL2100-2022161603-G2042872 ).
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige gevorderde geldbedrag niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 18 januari 2024.

Voetnoten

1.De rechtbank merkt op dat de dagvaarding van verdachte een foutieve nummering kent, nu er enkel sprake is van feit 1 en 3. De rechtbank houdt in dit vonnis de nummering van de dagvaarding aan.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden (OB), onderzoek Moerbei / OBRBC22168, gesloten op 15 juli 2023, aantal doorgenummerde bladzijden 1723.