ECLI:NL:RBOBR:2024:1477

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
01/321433-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld en diefstal

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. De verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd in P.I. Grave, heeft samen met mededaders op 8 december 2022 in Hooge Mierde een woningoverval gepleegd waarbij geweld is gebruikt. De overval vond plaats met het doel om een schuld te innen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de aangever hebben mishandeld en goederen hebben weggenomen, waaronder een iPhone 12 en een Playstation. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als bewijs gebruikt, ondanks dat de verdediging bezwaar maakte tegen het gebruik van deze verklaringen omdat de getuigen niet konden worden gehoord. De rechtbank oordeelde dat er voldoende steunbewijs was voor de verklaringen van de aangever en getuigen, en dat de verdachte betrokken was bij de gewelddadige diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder de bedreiging met een vuurwapen, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de overval op de aangever.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.321433.22
Datum uitspraak: 10 april 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] [2003],
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2023, 7 juni 2023, 24 augustus 2023, 15 november 2023, 24 januari 2024, 20 maart 2024 en 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 februari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 december 2022 te Hooge Mierde, gemeente Reusel-De Mierden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (iPhone 12) en/of een Playstation en/of een hoeveelheid (merk)kleding en/of een of meer paar schoenen en/of een of meer horloges en/of een of meer flessen parfum, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- naar de woning van genoemde [slachtoffer] (gelegen aan [adres]) te gaan en/of- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] lag te slapen) meermalen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te slaan/stompen en/of- die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp meermalen, althans eenmaal op zijn hoofd te slaan en/of- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp op het gezicht van die [slachtoffer] te zetten en/of- (in elk geval) een of meer messen aan die [slachtoffer] te tonen en/of- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “we willen al je spullen meenemen, anders snijden we je vinger eraf” en/of “we gaan je vingers eraf snijden”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of- (vervolgens) meermalen tegen het hoofd en/of op/in het gezicht en/of tegen de borst en/of tegen de ribben, in elk geval meermalen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen en/of- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of in elk geval een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] te tonen en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen: “je kan dood gaan”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de bedreiging met een vuurwapen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring hiervan te komen met als gevolg dat verdachte voor dit deel moet worden vrijgesproken. Verdachte is met de twee medeverdachten naar het huis van aangever [slachtoffer] gegaan om een drugsschuld te innen. Zij hebben daar alle drie geweld gebruikt en zijn samen met de gestolen goederen naar buiten gegaan. Daarom is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van medeverdachte [persoon 1] onbetrouwbaar is en dat deze verklaring daardoor niet voor het bewijs mag worden gebruikt.
Daarnaast heeft de raadsvrouw met verwijzing naar het Vidgen-arrest bepleit dat (onderdelen van) de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [persoon 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Deze personen hebben bij de politie belastende verklaringen over verdachte afgelegd. De rechter-commissaris heeft geprobeerd om beide personen als getuige te horen, maar dit is na vele inspanningen niet gelukt. Hierdoor heeft de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid gehad om de getuigen te ondervragen en hun belastende verklaringen op betrouwbaarheid te kunnen toetsen. Een bewezenverklaring zou in beslissende mate berusten op deze verklaringen en er is geen sprake van compenserende factoren. Het gevolg van de uitsluiting van deze verklaringen voor het bewijs is dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de gedragingen onder gedachtestreepjes 2 tot en met 6, 8 en 9 van de tenlastelegging.
De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat verdachte geen geweld heeft gebruikt en dat verdachte daarom moet te worden vrijgesproken van het plegen van het geweld. Ook moet hij worden vrijgesproken van het medeplegen van het geweld. omdat hij geen wezenlijke of significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
De raadsvrouw is ook van mening dat het gaat om afpersing niet om een diefstal met geweld. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat hier sprake is van afpersing, dan verzoekt de raadsvrouw om verdachte vrij te spreken van diefstal met geweld. Indien de rechtbank tot de vaststelling komt dat er sprake is van diefstal, dan heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte partieel vrij te spreken ten aanzien van de horloges en de flesjes parfum.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.
Het verweer tot uitsluiting van het bewijs van de door aangever [slachtoffer] en getuige [persoon 2] afgelegde verklaringen.
Voorop gesteld wordt dat het gebruik van een niet ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring die voor de verdachte belastend is niet zonder meer ongeoorloofd of onverenigbaar is met artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Uit de zogenaamde Vidgen-jurisprudentie volgt dat als de verdachte niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de desbetreffende persoon als getuige te (doen) ondervragen van die ongeoorloofdheid geen sprake is als die verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen (de ‘sole and decisive-rule’). Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaringen die de verdachte betwist.
In dit geval heeft de verdediging – ondanks verzoeken daartoe – aangever [slachtoffer] en getuige [persoon 2] niet kunnen (doen) horen. De reden dat het ondervragingsrecht niet kon worden uitgeoefend is erin gelegen dat zowel aangever als getuige onvindbaar zijn en dat rechtshulpverzoeken met Spanje en Portugal niet tot een verhoor hebben geleid. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, te weten de letselbeschrijving en de foto’s van het letsel, de beschrijving van de camerabeelden met betrekking tot het gezamenlijk verlaten van het park, het daarna aantreffen van de goederen en de verklaring van verdachte zelf dat hij in de woning aanwezig was ten tijde van het plegen van het geweld. De door aangever [slachtoffer] en getuige [persoon 2] afgelegde verklaringen zijn hierdoor niet van dien aard dat deze kunnen worden aangemerkt als het enige of beslissende (‘sole and decisive’) bewijs in deze zaak. De omstandigheid dat de verdediging hen niet heeft kunnen ondervragen staat derhalve niet in de weg aan het gebruik van de door hem afgelegde verklaringen voor het bewijs. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [persoon 2] zonder schending van artikel 6 EVRM gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Medeplegen diefstal met geweld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Bij het bepalen of er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast staat. Verdachte is samen met de twee medeverdachten op 8 december 2022 in de ochtend vanuit België naar het huis van aangever [slachtoffer] gegaan om een schuld te innen. In de woning is geweld gebruikt en daarbij is gebruik gemaakt van een mes. Hierbij waren alle drie de verdachten aanwezig en geen van de verdachten heeft zich op enig moment gedistantieerd door bijvoorbeeld eerder de woning te verlaten. Terwijl één van de verdachten bij aangever bleef, zijn de twee anderen boven goederen uit de kamer van aangever gaan halen. Eén van de verdachten zei tegen getuige [persoon 2]: “We hebben geen probleem met jou. We zijn hier voor hem. Hij heeft een schuld bij ons’’. Voordat ze vertrokken zeiden ze tegen aangever [slachtoffer]: “Je dacht dat wij dom waren, maar we wisten waar jij woonde.” Er werd dus gesproken in de wij-vorm. Verdachten hebben vervolgens samen de woning verlaten met de goederen van aangever [slachtoffer]. Zij droegen alle drie zakken met die goederen het park af.
Door aldus te handelen hebben verdachten elkaar niet alleen getalsmatig versterkt, maar zijn zij samen opgetreden in de diefstal met geweld. Zij zijn die dag gezamenlijk op pad gegaan met het doel om geld te krijgen van aangever. Zij hebben uiteindelijk gezamenlijk de woning en het park verlaten met een aantal tassen met goederen van aangever. Op basis van het dossier is niet vast te stellen wie precies welke feitelijke handelingen in de woning van aangever heeft verricht, maar gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld bewezen.
Partiële vrijspraken.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat verdachten aangever hebben bedreigd met een vuurwapen. Enkel aangever heeft verklaard over een vuurwapen en in het dossier zit verder geen steunbewijs voor deze verklaring van aangever. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Net als de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er op basis van het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de diefstal van een of meer horloges en de flessen parfum. De rechtbank zal de verdachten ten aanzien van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank acht het wel bewezen dat de verdachten de overige goederen hebben weggenomen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte of opgegeven bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 08 december 2022 te Hooge Mierde, gemeente Reusel-De Mierden tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (iPhone 12) en een Playstation en een hoeveelheid kleding en schoenen die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door:- naar de woning van genoemde [slachtoffer] (gelegen aan [adres]) te gaan en- vervolgens op het hoofd te slaan en- die [slachtoffer] met een mes op zijn hoofd te slaan en- een mes op het gezicht van die [slachtoffer] te zetten en- vervolgens meermalen tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de borst en tegen de ribben, in elk geval meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank verdachte vrijspreekt voor de diefstal met geweld en komt tot een bewezenverklaring van diefstal, dan heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zijn straf inmiddels al heeft uitgezeten.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van een diefstal met geweld, dan heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om rekening te houden met zijn jonge leeftijd, dat zijn familie in Spanje zit, dat zijn detentie hem vanwege zijn diabetes zwaar is gevallen en dat hij nooit eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval waarbij door verdachte en zijn mededaders geweld is gebruikt. Verdachte is samen met zijn mededaders naar de woning van aangever gegaan om een schuld te innen. In de woning is aangever door verdachte en zijn mededaders stevig mishandeld en hebben verdachten spullen meegenomen.
Aangever is door meerdere bekenden overvallen in zijn eigen woning, waar hij zich veilig moet kunnen voelen. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt met een mes, is voor slachtoffers van een dergelijk feit een bijzonder beangstigende en traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Verdachte heeft samen met zijn mededaders een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever en heeft ook zijn lichamelijke integriteit aangetast door hem tegen het hoofd en lichaam te slaan en schoppen. Het zeer gewelddadige karakter van het door verdachten gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Het dossier ademt een drugsgerelateerde sfeer. In die context komt grof geweld uit puur geldelijk gewin vaker voor. Het is om die reden ook voorstelbaar dat aangever na zijn eerste contact met de politie nauwelijks meer te bereiken viel en dat hij zich niet heeft gesteld als benadeelde partij in dit proces. Daarmee is echter niet gezegd dat hij geen last heeft gehad van de gevolgen. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen ook niet bekommerd om de gevolgen en heeft met de gevoelens en belangen van aangever op geen enkele wijze rekening gehouden toen hij besloot tot het plegen van de verweten gedragingen.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar aangewezen en bij ander geweld is dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de lange duur van de voorlopige hechtenis en het daarbij behorende regime en de jonge leeftijd van verdachte (19 jaar ten tijde van het plegen van het strafbare feit).
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 26 februari 2024 waarin wordt geadviseerd om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden en de reclassering aangeeft dat zij interventies of toezicht niet nodig acht.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2024.