ECLI:NL:RBOBR:2024:145

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
01-062124-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging in zaak van seksuele handelingen met verstandelijk gehandicapte vrouw

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1953, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 18 januari 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een verstandelijk gehandicapte vrouw, geboren in 1951, op 25 april 2022 te Tilburg. De tenlastelegging omvatte diverse seksuele handelingen, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zittingen op 30 augustus, 13 en 14 december 2023, en 11 januari 2024, zijn de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging stelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte daadwerkelijk seksuele handelingen had verricht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar oordeelde dat er wel sprake was van een begin van uitvoering van het subsidiair ten laste gelegde feit. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig was teruggetreden voordat het misdrijf was voltooid, waardoor hij van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/062124-23
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1953] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2023, 13 december 2023, 14 december 2023 en 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2023.
Na wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 13 december 2023 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1, primair.
hij op of omstreeks 25 april 2022 te Tilburg, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer] , geboren op [1951] ,
van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van een vibrator/dildo, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn/hun penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich aftrekken op, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] en/of
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of (vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] te ejaculeren;
Feit 1, subsidiair.
hij op of omstreeks 25 april 2022 te Tilburg, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] , geboren op [1951] ,
van wie hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handeling(en) te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- in de periode daaraan voorafgaand met [medeverdachte] heeft gechat over het verrichten van (diverse) seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met die [slachtoffer] en/of
- in de periode daaraan voorafgaand via de chat met die [medeverdachte] (praktische) afspraken heeft gemaakt over de uitvoering daarvan (een matras beneden heeft neergelegd en/of de bank heeft vrijgemaakt en/of massageolie heeft klaargezet) en/of
- met die [medeverdachte] heeft afgesproken vorenstaande te laten plaatsvinden op 25 april 2022 en/of
- die [medeverdachte] en [slachtoffer] zijn, verdachtes, woning binnen heeft gelaten,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging verder taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit stelt de officier van justitie dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op de gronden als vermeld in de pleitaantekeningen primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdediging stelt ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit dat het dossier geen aanwijzingen bevat waaruit volgt dat er daadwerkelijk seksuele handelingen bij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zouden zijn verricht, en er zijn wel contra-indicaties voor dergelijke handelingen. Allereerst heeft [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) ter terechtzitting van 13 december 2023 als getuige verklaard dat de verklaring van verdachte klopt. Ten tweede stuurt [medeverdachte] kort na de afspraak een chat waaruit blijkt dat het ‘toch’ gezellig was; uit het woordje ‘toch’ volgt dat het gezellig was ondanks dat er niets van seksuele aard gebeurd is. Ten derde blijkt uit de berichten dat verdachte het gesprek met [slachtoffer] na de afspraak afkapt op de momenten dat [slachtoffer] opnieuw in contact probeert te komen met verdachte. Tot slot zijn er in de telefoon van cliënt wel naaktfoto’s aangetroffen, maar geen materiaal dat zou wijzen op een interesse van verdachte in mensen met een beperking.
Daarnaast stelt de verdediging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit dat de – eventueel bewezen te verklaren – ten laste gelegde gedragingen te ver van een voltooiing van het misdrijf verwijderd zijn, waardoor niet van een begin van uitvoering gesproken kan worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [1]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn - omwille van de leesbaarheid van het vonnis - uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De bewezenverklaring van feit 1 subsidiair volgt - tenzij hieronder toegelicht - genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.
Nadere bewijsoverwegingen.
Vrijspraak primair ten laste gelegde feit.
In overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, concludeert de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte] op 25 april 2022 daadwerkelijk seksuele handelingen met [slachtoffer] hebben verricht. De rechtbank spreekt verdachte hierom vrij van het primair ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van de bewezenverklaarde gedragingen een begin van uitvoering vormen van het verrichten van seksuele handelingen met [slachtoffer], die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van [slachtoffer].
Verdachte heeft voorafgaand aan de afspraak uitgebreid gechat met [medeverdachte] over welke seksuele handelingen er met [slachtoffer] verricht zouden gaan worden en in het verlengde daarvan een afspraak gemaakt om die handelingen te verrichten. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat het inderdaad het idee was om ‘gore seks’ met elkaar te hebben. Ook heeft verdachte op de dag van de afspraak een matras beneden neergelegd –zodat [slachtoffer] de trap niet op hoefde te lopen – en heeft hij de bank vrijgemaakt en massageolie klaargezet. [slachtoffer] werd door [medeverdachte] opgehaald bij haar woning. Toen [slachtoffer] en [medeverdachte] voor de deur stonden heeft hij hen zoals afgesproken binnengelaten in zijn woning, waar zij enige tijd met elkaar hebben doorgebracht. Deze gedragingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van de vooraf besproken seksuele handelingen en daarom is sprake van een begin van uitvoering van het verrichten van de voorgenomen seksuele handelingen met [slachtoffer] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van [slachtoffer] . Het enige dat nog nodig was om tot een voltooid delict te komen is het (al dan niet deels) ontkleden van op zijn minst één van de aanwezige personen.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit dus wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1, subsidiair.
op 25 april 2022 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] , geboren op [1951] , van wie hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat zij niet in staat was daartegen weerstand te bieden, handelingen te plegen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- in de periode daaraan voorafgaand met [medeverdachte] heeft gechat over het verrichten van (diverse) seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met/van die [slachtoffer] en
- in de periode daaraan voorafgaand via de chat met die [medeverdachte] (praktische) afspraken heeft gemaakt over de uitvoering daarvan (een matras beneden heeft neergelegd en/of de bank heeft vrijgemaakt en massageolie heeft klaargezet) en
- met die [medeverdachte] heeft afgesproken vorenstaande te laten plaatsvinden op 25 april 2022 en
- die [medeverdachte] en [slachtoffer] zijn, verdachtes, woning binnen heeft gelaten,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred ex artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toekomt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich namens verdachte op het subsidiaire standpunt gesteld dat – in het geval dat de rechtbank niet komt tot een integrale vrijspraak – verdachte ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van vrijwillige terugtred. Daarbij wijst de verdediging op de omstandigheid dat verdachte direct heeft verklaard dat hij zich wezenloos is geschrokken toen hij dat ‘vrouwke’ zag. Verdachte heeft verklaard dat hij voornemens was om seks te hebben met ‘neef en nicht’, maar daar vanaf zag op het moment dat ze voor zijn deur stonden. Dit wordt ook onderbouwd door voornoemde omstandigheden .
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat er – kort gezegd – sprake is van een voltooide poging tot het in vereniging seksueel binnendringen van [slachtoffer] . Bij een vrijwillige terugtred gaat het er niet om of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. Of de gedragingen van de verdachte toereikend zijn om te kunnen oordelen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. In geval van een voltooide poging is voor het aannemen van vrijwillige terugtred vaak een zodanig optreden van de verdachte vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte kort gezegd heeft verklaard dat op het moment dat ‘neef en nicht’ – zoals afgesproken – bij verdachte voor de deur stonden om seks te hebben hij schrok van hoe gehandicapt zij was en besloot dat er niks zou gaan gebeuren. Hij heeft [slachtoffer] en [medeverdachte] fatsoenshalve binnengelaten en koffie met hen gedronken, waarna hij hen heeft verzocht om weg te gaan. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de ter terechtzitting van 13 december 2023 afgelegde getuigenverklaring van [medeverdachte] . De rechtbank heeft geen aanwijzingen in het dossier om op dit punt te twijfelen aan de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] . De rechtbank hecht in dat verband ook waarde aan de omstandigheid dat verdachte na de afspraak het contact met [medeverdachte] niet heeft vervolgd.
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte door een zelfstandige keuze actief heeft verhinderd dat het gevolg, te weten het seksueel binnentreden van [slachtoffer] , is ingetreden. Het misdrijf is dus niet voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk in de zin van artikel 46b Sr.
Dit brengt met zich dat het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit voor verdachte geen strafbare poging tot het in vereniging seksueel binnendringen van [slachtoffer] oplevert, zodat de verdachte ten aanzien van dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Namens [slachtoffer] wordt een schadevergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade gevorderd. Daarbij is aangevoerd dat alle (mede)verdachten hoofdelijk aansprakelijk gehouden moeten worden voor het gehele bedrag door middel van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Alle (mede)verdachten hebben namelijk een bijdrage geleverd aan de seksuele gedragingen die het gevaar voor schade hebben doen ontstaan. Niet is vereist dat ieders bijdrage even groot of gelijksoortig is geweest. Ook is niet vereist dat de gedragingen naar tijd en plaats een eenheid vormen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte ten aanzien van het feit waarop deze vordering betrekking heeft geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin artikel 9a Sr wordt toegepast.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
45, 46b, 47, 243, 248 Sr.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Ten aanzien van feit 1, primair:
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegd is en spreekt hem daarvan vrij;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
een poging tot met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte hiervoor
nietstrafbaar en

ontslaat hem van alle rechtsvervolging.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 18 januari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden (OB), onderzoek Moerbei / OBRBC22168, gesloten op 15 juli 2023, aantal doorgenummerde bladzijden 1723.