ECLI:NL:RBOBR:2024:1445

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/01/398253 / FA RK 23-4481
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in het kader van verplichte zorg en de proportionaliteit van opnameperiodes

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van verzoeker, die zich beklaagde over de duur van zijn verplichte opnames in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker had eerder een klacht ingediend tegen de beslissing van de klachtencommissie, die zijn klacht ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in het verleden meerdere keren was opgenomen in een kliniek en dat de klachtencommissie had geoordeeld dat de verplichte zorg, die was verleend op basis van het zorgpad 'detox en stabilisatie', proportioneel was. De rechtbank oordeelde dat de instelling voldoende had toegelicht waarom de opname van vier weken noodzakelijk was en dat verzoeker niet zonder geldige reden langer was vastgehouden. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker, die stelde dat hij onterecht langer was vastgehouden na detoxificatie, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de verplichte zorg in overeenstemming was met de wettelijke vereisten en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. Het beroep van verzoeker werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde de beslissing van de klachtencommissie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/398253 / FA RK 23-4481
Uitspraak : 24 januari 2024
Beschikking over een verzoek tot verkrijging van een beslissing over een klacht ex artikel 10:7, eerste lid, van de Wvggz
in de zaak van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats](land) op [geboortedatum],
wonende en verblijvende te (postcode) [woonplaats] aan de [adres],
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. L. Stam,
tegen
[naam stichting],
statutair gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: verweerster,
advocaat: mr. J.F. Groen.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het beroep met bijlagen van verzoeker van 31 oktober 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van verweerster;
  • het schrijven van mr. J.F. Groen met bijlagen van 4 januari 2024;
  • het schrijven van mr. L. Stam met bijlagen van 8 januari 2024.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 januari 2024 in het gerechtsgebouw in ’s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • verzoeker, bijgestaan door mr. L. Stam (telefonisch);
  • namens verweerster de heer [naam] (psychiater) en de heer [naam 2] (teamleider specialistische GGZ), bijgestaan door mr. J.F. Groen.

De feiten

De rechtbank heeft bij beschikking van 29 januari 2021 een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg verleend ten aanzien van verzoeker met een geldigheidsduur tot en met
29 juli 2021. Bij beschikking van 13 juli 2021 heeft de rechtbank ten aanzien van verzoeker opnieuw een zorgmachtiging verleend met een geldigheidsduur tot en met 13 januari 2022. Verzoeker is meerdere malen opgenomen geweest in de kliniek in [plaats] , onderdeel van [stichting]: onder andere van 17 juni 2021 tot en met 13 juli 2021 en van 3 augustus 2021 tot en met 30 augustus 2021.
Bij formulier van 17 augustus 2023 heeft verzoeker een klacht ingediend tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke over de uitvoering van de zorgmachtiging.
Bij beslissing van 28 september 2023 heeft de klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard. De klachtencommissie overweegt onder meer:
“De klachtencommissie stelt vast dat klager niet zozeer klaagt over de verplichte zorg als zodanig, maar over het voortduren daarvan vanaf 14 dagen na de aanvang van die verplichte zorg.
De klachtencommissie zal daarom beoordelen of de verplichte zorg onnodig lang heeft geduurd en dus -in dat geval- niet voldaan is aan de proportionaliteit, de subsidiariteit, de doelmatigheid en de veiligheid die in acht genomen moet worden als een beslissing tot toepassing van verplichte zorg moet worden beoordeeld.
Wat betreft de eerste periode (vanaf 30 juni 2021) leest de klachtencommissie in de verpleegkundige rapportage van 30 juni 2021:
(…)
De klachtencommissie is aan de hand van deze rapportages van oordeel dat de detoxbehandeling van klager weliswaar in fysieke zin op [datum] 2021 voltooid was maar dat er nog serieuze vragen en zorgen bestonden rondom de werkelijke ontslagdatum en het natraject.
Dat betekent dat -anders dan klager van mening is- op [datum] 2021 klager nog niet verantwoord met ontslag kon gaan en de verplichte zorg toen dus nog niet kon worden beëindigd. Van stabilisatie en behoorlijke nazorg kon toen nog niet worden gesproken. Er is in deze twee laatste weken van verplichte zorg stapsgewijs toegewerkt naar steeds verdergaande autonomie, verlofmomenten en stabilisatie en de klachtencommissie is van oordeel, zeker gezien de gehele (en ernstige) voorgeschiedenis van klager en het doorlopen detoxtraject dat verweerder deze afbouw proportioneel heeft ingezet. De klacht van klager zal daarom ten aanzien van deze periode ongegrond worden verklaard.
Hetzelfde geldt voor de tweede periode, toen klager na een korte periode met ontslag al weer met verplichte zorg werd opgenomen in de accommodatie en zijn vrijheden werden beperkt. In die periode is met klager besproken of hij overgeplaatst wilde worden naar de [naam behandelafdeling] , maar daar heeft hij zelf vanaf gezien. Desalniettemin is al na zes dagen na de opname gestart met autonomie bevorderend beleid, gericht op (spoedig) ontslag dat uiteindelijk tot de einddatum heeft geduurd. De klachtencommissie stelt vast dat ook hier verantwoorde, proportionele afbouw, versterken van autonomie en uitbreiding van verlofmomenten heeft plaats gevonden. Dat alles in het kader van een stabilisatiebeleid, toewerkend naar ontslag. Ook ten aanzien van die tweede periode is de klachtencommissie van oordeel dat de wettelijke vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid in acht zijn genomen. De klacht van klager zal daarom ook ten aanzien van deze tweede periode ongegrond worden verklaard.”

Het verzoek en het verweer

Verzoeker heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen de beslissing van de klachtencommissie van 28 september 2023. Verzoeker is het niet eens met de beslissing van de klachtencommissie, waarin zijn klacht over de uitvoering van de zorgmachtiging, specifiek de verplichte opnames in een accommodatie van 1 juli 2021 tot en met 13 juli 2023 en van 17 augustus 2021 tot en met 30 augustus 2021 ongegrond verklaard zijn.
Verzoeker legt aan zijn beroep ten grondslag dat hij door verweerster twee maal onnodig lang is vastgehouden tijdens gedwongen opnames in het kader van de zorgmachtiging. Beide keren zou hij na een detox-opname van zo’n veertien dagen weer naar huis gekund hebben, maar is hij door verweerster zonder geldige reden langer vastgehouden. Dit heeft voor hem enkel negatieve gevolgen gehad, waaronder het doormaken van twee ernstige crisissen relatief kort na zijn ontslag.
De rechtbank beschouwt het verzoek van betrokkene als een verzoek ter verkrijging van een beslissing over de klacht in de zin van artikel 10:7, eerste lid, Wvggz.
Verweerster voert verweer en concludeert tot ongegrondverklaring van de klacht. Verweerster heeft aan verzoeker verplichte zorg verleend op basis van een zorgmachtiging in het kader van het zorgpad ‘detox en stabilisatie’. Dit zorgpad heeft een gemiddelde duur van vier weken. De laatste twee weken van de opnames waar verzoeker over klaagt, zijn ingericht om te oefenen met autonomie en verlofmomenten met het oog op een terugkeer naar de thuissituatie. Tijdens de opnames is steeds met verzoeker meegedacht in zijn bezwaren tegen de opname. De duur van de opnames zijn conform de daarvoor geldende eisen geweest. Beide opnames waren – in het kader van het zorgvuldig gekozen en passend zorgpad – proportioneel en er waren geen andere, minder bezwarende alternatieve vormen van zorg om het beoogde effect te bereiken. Aan de beginselen voor het toepassen van verplichte zorg is dus voldaan, aldus verweerster. Verweerster heeft de wet in acht genomen en de (lengte van de) opnames voldoen aan de beginselen van de Wvggz.

De beoordeling

Op grond van artikel 3:3 Wvggz kan, indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap, of een op grond van artikel 1, vierde lid, of onder toepassing van artikel 24, vierde lid, van de Wet zorg en dwang daarmee gelijkgestelde ziekte of aandoening, leidt tot ernstig nadeel als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien:
Er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn;
Er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
Het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
Redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
De zorgverantwoordelijke van verzoeker heeft op [datum] 2021 besloten om verzoeker verplichte zorg te verlenen in de vorm van het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De verplichte zorg is beëindigd op [datum] 2021. Op [datum] 2021 heeft de zorgverantwoordelijke van verzoeker wederom besloten om aan klager verplichte zorg te verlenen in de vorm van het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De verplichte zorg is beëindigd op [datum] 2021. Beide beslissingen van de zorgverantwoordelijke van verzoeker zijn op dezelfde dag gemotiveerd per brief aan verzoeker meegedeeld, gevolgd door een brief van de geneesheer-directeur waarin verzoeker onder meer wordt gewezen op zijn recht om een klacht in te dienen bij de klachtencommissie.
Uit het beroep van verzoeker volgt dat hij erover klaagt dat de twee detox-opnames in 2021 langer hebben geduurd dan veertien dagen.
Verweerster heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht waarom er, gelet op de zorgelijke lichamelijke toestand van verzoeker en de comorbide psychiatrische problematiek, is gekozen voor het zorgpad ‘detox en stabilisatie’, dat vier weken besloeg. Eerdere opnames van twee weken kort voor de nu aan de orde zijnde opnames hadden niet het gewenste resultaat gehad, Deze eerdere opnames zagen slechts op detoxificatie. Nu werd er ook gekozen voor stabilisatie waarbij de laatste twee weken van beide opnames gericht waren op het oefenen met autonomie en verlofmomenten om een goede terugkeer naar de thuissituatie mogelijk te maken. Specifiek bleek het met betrekking tot de eerste opname – mede als gevolg van de recent gestelde diagnose autismespectrumstoornis – in het belang van verzoeker noodzakelijk was om het na-traject goed in te kunnen richten voor voldoende ambulante ondersteuning en behandeling, waardoor een opname tot [datum] 2021 nodig was. Met betrekking tot de tweede opname is een langere opname nodig geweest om verzoeker te laten oefenen met verloven naar huis, met een vangnet op de afdeling.
Weliswaar blijkt uit de stukken niet dat verweerster met verzoeker het zorgpad ‘detox en stabilisatie’ expliciet besproken heeft en wat het inhoudt, tegelijkertijd volgt uit de voortgangsrapportage dat het voor verzoeker duidelijk moet zijn geweest wat de insteek van de behandeling was, namelijk het oefenen met verloven nadat de detoxificatie was afgerond om veilig naar de thuissituatie te kunnen terugkeren. Uit die voortgangrapportage blijkt ook dat er telkens met verzoeker is meegedacht. Gelet op zijn telkens uitgesproken wens met ontslag te willen, waren er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis. Ook waren er geen minder bezwarende alternatieven. Betrokkene was immers herhaaldelijk opgenomen voor detoxificatie en opname bleek telkens weer nodig. Van het in [datum] 2021 ingeslagen zorgpad mocht verwacht worden dat dit patroon doorbroken kon worden en het effectief zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster op goede gronden verplichte zorg verleend en verzoeker niet zonder ‘geldige reden’ langer dan nodig ‘vastgehouden’.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: SvdB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.