ECLI:NL:RBOBR:2024:1444

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/01/399034 / FA RK 23-4882
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in het kader van zorgcarrousel en overplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker die onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) valt. De verzoeker, die in een zorgcarrousel verbleef, verzocht de rechtbank om de klacht gegrond te verklaren en schadevergoeding te ontvangen vanwege onzorgvuldige besluitvorming rondom zijn overplaatsing naar een andere instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in het verleden meerdere keren is overgeplaatst tussen verschillende zorginstellingen, waarbij de overplaatsingen plaatsvonden in het kader van een carrouselbeleid. Dit beleid was bedoeld om de continuïteit van zorg te waarborgen totdat een geschikte woonvoorziening voor de verzoeker zou worden gevonden.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in acht genomen, waaronder de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 en de eerdere zorgmachtiging die aan de verzoeker was verleend. De rechtbank oordeelde dat de overplaatsing naar de nieuwe instelling niet als een automatisme was te beschouwen, maar dat deze plaatsing noodzakelijk was gezien de problematiek van de verzoeker en zijn onttrekking aan de zorg. De rechtbank concludeerde dat er voldoende rekening was gehouden met de belangen van de verzoeker en dat de beslissing tot overplaatsing aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid voldeed.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding afgewezen, omdat de klacht ongegrond werd verklaard. De rechtbank benadrukte dat de beslissing tot overplaatsing niet lichtvaardig was genomen en dat de zorg voor de verzoeker op dat moment niet kon worden voortgezet binnen de huidige instelling. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken, waarbij het rechtsmiddel van cassatie openstaat voor de verzoeker.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/399034 / FA RK 23-4882
Uitspraak : 24 januari 2024
Beschikking over een verzoek tot verkrijging van een beslissing over een klacht ex artikel 10:7, eerste lid, van de Wvggz en een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:11, tweede lid, Wvggz
in de zaak van:
[naam verzoeker]
wonende en verblijvende te (postcode] [plaats] aan de [adres],
inmiddels [adres 2], afdeling [naam],
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. E.J.H. van Lith,
tegen

[naam verweerder]

statutair gevestigd te [plaats],
hierna te noemen: verweerder,
gemachtigde: drs. L. van de Sande.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank Rotterdam op 20 november 2023;
  • de beschikking van rechtbank Rotterdam van 22 november 2023 (verwijzing);
  • de reactie op het verzoekschrift van de psychiater van 4 december 2023 met bijlagen.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 januari 2024 in de verblijfplaats van betrokkene. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • verzoeker, bijgestaan door mr. E.J.H van Lith;
  • namens verweerder: [naam], directeur zorg [verweerder] (telefonisch).

De feiten

De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht heeft op 12 januari 2023 een aansluitende zorgmachtiging voor verzoeker verleend voor de duur van twaalf maanden, dus tot 12 januari 2024.
Verzoeker verbleef van december 2021 tot juli 2022 bij kliniek [naam 1]. De zes maanden erop verbleef verzoeker op de [naam afdeling] van de [naam 2] kliniek. Op 23 januari 2023 is verzoeker overgeplaatst naar de [naam afdeling] van [verweerder].
De overplaatsingen vonden plaats in het kader van een carrouselbeleid zoals afgesproken in een akkoord tussen verschillende zorginstellingen, waarbij verzoeker iedere zes maanden zou worden overgeplaatst naar een volgende instelling tot een passende woonvoorziening voor hem gevonden zou zijn.
Tijdens zijn verblijf bij [verweerder] is besloten, gezien het goede functioneren van verzoeker, dat hij langer kon blijven en werd toegewerkt naar een lager beveiligingsniveau.
Vervolgens heeft verzoeker tijdens (onbegeleid) verlof zich tot tweemaal toe onttrokken aan zorg en zijn zijn verloven ingetrokken.
Verzoeker heeft op 6 oktober 2023 een beslissing van de geneesheer-directeur ontvangen op grond van artikel 8:16 lid 1 Wvggz. Het betrof zijn overplaatsing naar [instelling] in [plaats].
Verzoeker heeft een klacht ingediend tegen de overplaatsing van de [naam afdeling] naar [instelling] in het kader van de zorgcarrousel.
De klachtencommissie heeft op 11 oktober 2023 de klacht van verzoeker ongegrond verklaard. De klachtencommissie overweegt onder meer:
“Een plaatsing in [instelling] voldoet naar het oordeel van de commissie aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Daarbij betrekt de commissie de complexe problematiek van klager en zijn verleden in de hulpverlening. De commissie acht een overplaatsing naar de [instelling] verantwoord, ook al heeft klager bij die instelling minder vrijheden dan bij [verweerder]. Verweerders hebben verklaard dat er een warme overdracht heeft plaatsgevonden. Nu het doel van de overplaatsing is klager uiteindelijk te laten uitstromen naar een FPA en een beschermde woonvorm, gaat de commissie ervan uit dat rekening wordt gehouden met de stappen die klager in het kader van de behandeling bij [verweerder] al had gezet. Het zal vooral van klager zelf afhangen hoe de behandeling bij de [instelling] gaat verlopen en hoe snel hij naar een FPA of een beschermde woonvorm kan. Het ontbreken van vrijheden zou een extra motivatie voor klager kunnen zijn om aan zichzelf te werken.
Bij het voorgaande merkt de commissie op dat het niet in het belang van klager is als een behandeling bij een instelling op basis van alleen het carrouselbeleid moet worden afgebroken. De commissie heeft echter aan het verloop van de plaatsing bij [verweerder] gezien dat aan deze termijn kennelijk niet strikt de hand wordt gehouden wanneer klager stappen vooruit zet in zijn behandeling en er uitzicht is op een minder beveiligde plaatsing.”
Betrokkene is op 12 oktober 2023 overgeplaatst naar [instelling].

Het verzoek

Verzoeker verzoekt de rechtbank om de klacht gegrond te verklaren en verzoekt de rechtbank de zorgverlener te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van €1000,00, althans een bedrag dat de rechtbank vaststelt, vanwege geleden immateriële schade.
Verzoeker legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Verzoeker stelt dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming en betwist dat de zorgcarrousel noodzakelijk is om de continuïteit en de effectiviteit van de zorg voor verzoeker te kunnen waarborgen. Bij de beslissing ter overplaatsing van verzoeker is volgens verzoeker onvoldoende geluisterd naar de wensen van verzoeker en onvoldoende gehandeld naar de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Verzoeker stelt dat hij door het carrouselbeleid in een uitzichtloze situatie verkeert en dat dit beleid, door de halfjaarlijkse overplaatsingen, op geen enkele wijze bijdraagt aan het uiteindelijke doel van de verplichte zorg: toewerken naar een begeleid wonen traject.

Het verweer

Verweerder verzoekt de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren en daarmee het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen.
Tot het carrouselbeleid ten aanzien van verzoeker is besloten omdat verzoeker na meerdere klinische en poliklinische behandeling en een langdurige [naam]behandeling bij [instelling 2] herhaaldelijk terugviel in drugsgebruik, onttrekking aan behandeling en gevaarlijk agressief gedrag naar zijn moeder in [plaats]. Opname in een reguliere zorginstelling is het doel maar gelet op de problematiek nog niet aan de orde. Een FPK is niet bedoeld voor mensen met een zorgmachtiging al worden die daar indien nodig wel opgenomen. In het carrouselbeleid werd afgesproken dat als een instelling niet verder kwam met behandeling verzoeker naar een andere instelling zou worden overgeplaatst.

De beoordeling

Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. Het verzoekschrift is binnen de in artikel 10:7 lid 2 Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank ingediend. Voorts hebben de klachten van verzoeker betrekking op een beslissing die valt onder de limitatieve opsomming van beslissingen waartegen een klacht kan worden ingediend, als opgenomen in artikel 10:3 Wvggz.
De klacht tegen de toepassing van de zorgcarrousel
De rechtbank stelt vast de overplaatsing van verzoeker naar [instelling] geen automatisme geweest is. Weliswaar is [verweerder] betrokken bij het carrouselbeleid maar heeft de geneesheer-directeur niet al na ommekomst van een verblijf van zes maanden het besluit tot overplaatsing genomen. Juist omdat de behandeling van verzoeker goed verliep, is besloten die behandeling voort te zetten en kon verzoeker langer blijven. Echter, omdat betrokkene zich vervolgens twee keer onttrok aan de zorg, naar [plaats] afreisde en grote hoeveelheden cocaïne gerookt heeft, werden de verloven van verzoeker ingetrokken. Plaatsing op een FPA was op dat moment door de terugval in drugsgebruik niet mogelijk. De behandeling binnen de FPK liep mede daardoor vast. Binnen [verweerder] werd geen perspectief meer gezien voor voortzetting van de behandeling. Pas op dat moment heeft de geneesheer-directeur besloten toepassing te geven aan het carrouselbeleid en is het besluit tot overplaatsing genomen.
Gegeven deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat er geen rekening is gehouden met de belangen van verzoeker. Juist omdat de behandeling goed verliep, kon verzoeker langer bij [verweerder] blijven. Hij is pas overgeplaatst toen hij zich tot twee keer toe onttrok aan de behandeling en die vastliep. Overplaatsing naar [instelling] had mede tot doel de behandeling weer vlot te trekken. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is voldaan. Daarbij heeft de rechtbank betrokken de complexe problematiek van verzoeker en zijn verleden in de hulpverlening en de warme overdracht. Het uiteindelijke doel om verzoeker uit te laten stromen naar een FPA (dat inmiddels heeft plaatsgevonden) en uiteindelijk naar een beschermende woonvorm stond [verweerder] voor ogen.
Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.
De schadevergoeding
Nu de beslissing van de rechtbank strekt tot ongegrondverklaring van de klacht, ziet de rechtbank geen aanleiding om naar billijkheid een schadevergoeding toe te kennen.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: BL(OB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.