ECLI:NL:RBOBR:2024:1400

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
23/1122
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorziening in natura voor woningaanpassing op basis van de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser, die volledig rolstoelgebonden is, had een aanvraag ingediend voor een woningaanpassing, specifiek voor elektrische deuropeners. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond had aan eiser een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend, maar in het besluit op bezwaar werd de keuze gelaten tussen een voorziening in natura of een pgb. De rechtbank oordeelt dat het college niet bevoegd is om beide opties aan te bieden zonder een expliciet verzoek van eiser voor een pgb. De hoofdregel van de Wmo 2015 is dat een maatwerkvoorziening in natura wordt verstrekt, tenzij de aanvrager expliciet verzoekt om een pgb en dit onderbouwt.

De rechtbank vernietigt het besluit op bezwaar en kent zelf de maatwerkvoorziening in natura toe. Eiser had geen duidelijke keuze gemaakt tussen de twee opties, wat volgens de rechtbank betekent dat de maatwerkvoorziening in natura moet worden verstrekt. De rechtbank concludeert dat de door het college aangeboden maatwerkvoorziening voldoet aan de eisen van de Wmo 2015 en dat eiser in staat wordt gesteld om zelfstandig zijn woning te betreden en te verlaten. De rechtbank bepaalt ook dat het college de proceskosten en het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1122

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.J.L.M. van den Reek),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, het college

(gemachtigde: mr. N.M.C. Tielen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Bij besluit van 9 september 2021 is aan eiser een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend ter hoogte van maximaal € 10.972,39 voor een woningaanpassing. Met het besluit van 6 maart 2023 op het bezwaar van eiser tegen het besluit van 9 september 2021, is het college deels bij dat besluit gebleven. Aan eiser is een maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing toegekend in de vorm van een elektrische deuropener op de achterdeur en de poort (beide op afstand bedienbaar) en een elektrische deuropener op de voordeur met afstandsbediening en spreek-luisterverbinding. Aan eiser is de keuze gegeven tussen het ontvangen van de woningaanpassing in natura, dan wel het ontvangen van een pgb. Als eiser kiest voor een pgb dan ontvangt hij een budget van € 22.785,51 voor het realiseren van de woningaanpassing.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, waarop eiser heeft gereageerd met aanvullende informatie.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is volledig rolstoelgebonden. Hij verplaatst zich zowel binnenshuis als buitenshuis in een elektrische rolstoel. Op 1 april 2021 heeft er een huisbezoek plaatsgevonden, waarbij eiser heeft aangegeven problemen te ondervinden met de toegang van de woning en het gebruik van de keuken. De Wmo-consulent heeft naar aanleiding van de verkregen informatie tijdens het huisbezoek vastgesteld dat de woning wat betreft toegankelijkheid adequaat kan worden aangepast met:
  • Een elektrische deurontgrendeling op de voordeur, met intercom, verbonden met dect telefoon binnenshuis te bedienen in de slaapkamer en de woonkamer.
  • Een elektrische deurautomaat op de achterdeur en poort. Te bedienen met een afstandsbediening.
Het college heeft hiervoor een offerte opgevraagd bij [naam] Nederland BV ( [naam] ). [naam] heeft op 22 juni 2021 een offerte uitgebracht voor een elektrische deurontsluiting bij zowel de voor- als de achterdeur. Over de elektrische deurautomaat op de poort heeft [naam] opgemerkt dat er eerst een degelijke nieuwe poort dient te komen. De totale offerteprijs voor de elektrische deurontsluiting bij de voor- en achterdeur bedraagt € 7.415,00.
2.1.
Bij besluit van 9 september 2021 is aan eiser een woningaanpassing toegekend. Het gaat om een elektrische deuropener op de achterdeur en de poort in de schutting, beide met afstandsbediening. En een elektrische deurontgrendeling op de voordeur met afstandsbediening en spraak-luisterverbinding. Omdat [naam] geen offerte kon uitbrengen voor de poort, heeft een bouwkundige in opdracht van het college een kostenraming van de poort gemaakt (€ 2.000,24). De hoogte van het totale pgb bedraagt maximaal € 10.972,39.
2.2.
Naar aanleiding van het door eiser tegen het besluit van 9 september 2021 ingediende bezwaar heeft het college nader onderzoek gedaan. Het college is vervolgens op zoek gegaan naar een leverancier voor het installeren van een spreek-luisterverbinding. Ook is opnieuw onderzoek verricht naar de bestaande poort en het plaatsen van een elektrische deuropener op deze poort. Op 11 februari 2022 heeft er opnieuw een huisbezoek plaatsgevonden in aanwezigheid van een installateur van [naam] BV. Aan de hand van dit huisbezoek is er een offerte opgesteld die het college heeft goedgekeurd. [naam] BV kan zorgdragen voor het plaatsen van een elektrische deuropener op de huidige poort en het leveren en installeren van de spreek-luisterverbinding.
Het resultaat van het onderzoek is als volgt:
  • De elektrische deuropener op de huidige poort wordt geleverd en geïnstalleerd door
  • De deurontsluiting op de voordeur wordt geleverd en geïnstalleerd door [naam] .
  • De spreek-luisterverbinding bij de voordeur wordt geleverd en geïnstalleerd door [naam] BV. Deze is te bedienen met 2 modules, 1 in de slaapkamer en 1 in de woonkamer.
  • De deuropener op de achterdeur wordt geleverd en geïnstalleerd door [naam] .
Deze maatwerkvoorziening zal worden verstrekt in natura. Dat betekent dat het college opdracht geeft tot het plaatsen van de voorziening en de toekomstige kosten voor onderhoud voor rekening komen van het college. Het college heeft eiser gevraagd of hiermee volledig tegemoet is gekomen aan de gronden van zijn bezwaar of dat de bezwaarprocedure wordt voortgezet. Eiser heeft aangegeven dat het college met dit voorstel niet volledig is tegemoetgekomen aan het bezwaar. Eiser heeft wel aangegeven open te staan voor een gesprek met het college. Omdat de offertes inmiddels waren verlopen is tijdens de hoorzitting afgesproken dat het college nieuwe offertes opvraagt en eiser daarna de tijd krijgt om die te beoordelen en eventueel te vergelijken met door hemzelf ontvangen offertes. Eiser kon dan een keuze maken tussen verstrekking van de maatwerkvoorziening in natura of een pgb. Het college zou dan bij het besluit op bezwaar een nieuw besluit nemen betreffende de definitief te verstrekken aanpassingen en de vorm waarin de maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Eiser heeft zijn keuze voor verstrekking in natura of een pgb niet meer doorgegeven aan het college. Na het verstrijken van meerdere ongebruikt gelaten reactietermijnen heeft het college een besluit op bezwaar genomen.
2.3.
In het besluit op bezwaar van 6 maart 2023 heeft het college aan eiser een maatwerkvoorziening toegekend voor het realiseren van een woningaanpassing in de vorm van een elektrische deuropener op de achterdeur en de poort (beide op afstand bedienbaar) en een elektrische deuropener op de voordeur met afstandsbediening en spreek-luisterverbinding. In het besluit op bezwaar is aangegeven dat eiser een keuze kan maken tussen het ontvangen van de woningaanpassing in natura, dan wel het ontvangen van een pgb. Zodra eiser deze keuze kenbaar maakt, zal het besluit worden uitgevoerd conform de in het besluit opgenomen voorwaarden. Indien eiser kiest voor de voorziening in de vorm van een pgb, dan kent het college een pgb toe van € 22.785,51 voor het realiseren van de genoemde woningaanpassing. De reparatie- en onderhoudskosten kan eiser op factuurbasis indienen. Indien eiser kiest voor de maatwerkvoorziening in natura dan wordt de voorziening in bruikleen verstrekt. Eiser ontvangt dan nog een bruikleenovereenkomst met daarin de afspraken over het gebruik van de voorziening. Bij een verstrekking in bruikleen zorgt de gemeente voor noodzakelijk onderhoud en eventuele reparaties. Het college is van mening dat eiser met de aanpassingen in zijn woning in staat wordt gesteld zelfstandig de woning te verlaten en binnen te komen en tevens bezoek te ontvangen. Het college acht dat een passende voorziening die tegemoetkomt aan de ervaren beperkingen in het normale gebruik van de woning.

Beoordeling door de rechtbank

Kon het college de maatwerkvoorziening zowel in natura als in de vorm van een pgb verstrekken?
3. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of het college op grond van het bepaalde in Wmo 2015 de bevoegdheid toekomt een maatwerkvoorziening zowel in natura als in de vorm van een pgb te verstrekken.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat aan het college deze bevoegdheid niet toekomt. De hoofdregel uit artikel 2.3.5 van de Wmo 2015 is dat een maatwerkvoorziening “in natura” wordt verstrekt. De uitzondering op die hoofdregel vormt artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 waarin is bepaald dat een pgb wordt verstrekt "indien de cliënt dit wenst”. Ook uit de artikelsgewijze toelichting van artikel 2.3.6 in de Memorie van Toelichting (MvT) bij de totstandkoming van de Wmo 2015 [1] volgt dat het uitgangspunt is dat een aanvrager een maatwerkvoorziening “in natura” krijgt. Verder is in de MvT aangegeven dat de wet de mogelijkheid biedt voor een aanvrager om een pgb toegekend te krijgen indien hij dat wenst, maar daaraan zijn een aantal strenge voorwaarden verbonden. Het college dient voorafgaand aan de toekenning van een pgb te toetsen of aan deze voorwaarden is voldaan. De voorwaarden zijn opgenomen in artikel 2.3.6, tweede lid van de Wmo 2015. Het gaat er dan onder meer om dat de aanvrager in staat is om -kort gezegd- het pgb te beheren. Ook geldt als voorwaarde dat de aanvrager zijn wens om de maatwerkvoorziening in plaats van “in natura” door middel van een pgb geleverd te krijgen omdat de maatwerkvoorziening in zijn ogen niet passend is, moet onderbouwen. Deze voorwaarden en de aan de toekenning van een pgb voorafgaande toets van die voorwaarden, verdragen zich niet met een besluit waarin de keuze voor de uiteindelijke vorm waarin de maatwerkvoorziening wordt geleverd pas na de besluitvorming gemaakt hoeft te worden.
3.2.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat het college eiser heeft willen tegemoetkomen door hem in het besluit op bezwaar nog altijd de keuze te laten voor de voorziening in natura of een pgb, verdraagt een dergelijke keuze zit niet met de ratio van de Wmo 2015. Immers, uitsluitend wanneer de aanvrager expliciet verzoekt om een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb en onderbouwt dat hij voldoet aan de strenge voorwaarden, dient het college gelet op het bepaalde in artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 te bezien of de maatwerkvoorziening in deze vorm kan worden geleverd. Bij het uitblijven van een dergelijk expliciet verzoek en onderbouwing, wordt een maatwerkvoorziening, conform de hoofdregel van de wet, verstrekt in natura.
3.3.
Gelet op het voorgaande was het college niet bevoegd het besluit op bezwaar te nemen op de wijze waarop het college dat heeft gedaan. Het beroep is gegrond en het besluit op bezwaar zal om die reden worden vernietigd. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande ook geen mogelijkheden om de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand te laten. Wel ziet de rechtbank, in het kader van finale geschilbeslechting, aanknopingspunten om zelf in de zaak te voorzien. Dat betekent dat de rechtbank haar oordeel in de plaats stelt van het besluit van het college en het college geen nieuw besluit op het bezwaar van eiser hoeft te nemen.
Op welke wijze voorziet de rechtbank zelf in de zaak?
4. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiser in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Eveneens is niet in geschil dat deze maatwerkvoorziening dient te bestaan uit een elektrische deuropener op de achterdeur en de poort (beide op afstand bedienbaar) en een elektrische deuropener op de voordeur met afstandsbediening en spreek-luisterverbinding.
4.1.
Eiser stelt zich echter op het standpunt dat de door het college aangeboden maatwerkvoorziening zoals die volgt uit de door het college opgevraagde offertes, niet veilig is in die zin dat geen sprake is van een goede inbraakbescherming. Eiser stelt hiertoe dat hij zijn huis heeft voorzien van deugdelijk hang- en sluitwerk, waaronder zogenaamde meerpuntssluitingen op zowel de voor- als achterdeur. Deze deuren bieden volgens eiser een goede inbraakbescherming. Dit omdat de deur niet alleen middels een slot maar ook middels haken wordt gesloten. Met de maatwerkvoorziening die het college heeft toegekend worden de voor- en achterdeur volgens eiser feitelijk niet afgesloten. Het slot van de deur wordt niet omgedraaid. De deur wordt alleen dicht gehouden door de mechanische installatie die op de deur gemonteerd moet worden. Eiser stelt zich dan ook op het standpunt dat de voorgestelde woningaanpassing in het kader van de maatwerkvoorziening niet veilig is en dat het college daarmee alsnog rekening dient te houden bij het programma van eisen. Eiser ziet zich gesteund door een door hem ingebrachte offerte van [naam] waaruit blijkt dat extra maatregelen nodig zijn voor een voldoende veilige sluiting van de voor- en achterdeur. Eiser kan zich ook niet vinden in de door het college aangeboden automatische sluiting van de poort. Eiser heeft geen vertrouwen in de oplossing van het door het college ingeschakelde bedrijf [naam] . Volgens eiser blijkt onder meer uit contact met [naam] , dat een automatische deuropener niet op de poort kan worden geplaatst zonder ook de gehele poort te vervangen.
4.2.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de door het college geboden maatvoorziening niet passend zou zijn. Het college heeft er terecht op gewezen dat met een veilige voorziening, zoals beschreven in artikel 5.2, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2020, een voorziening wordt bedoeld die geschikt is voor het doel waarvoor die wordt verstrekt en voor dat doel ook veilig te gebruiken is. In dit geval worden door het college de deuropeners verstrekt om eiser in staat te stellen zelfstandig de woning in en uit te gaan en de voordeur te kunnen openen voor bezoek. De verstrekte voorziening stelt hem daartoe in staat en is veilig in gebruik. Het college heeft in het verweerschrift aangegeven de leveranciers van de deuropeners nog te hebben bevraagd over de sluiting van de deuren en de inbraakveiligheid. De leveranciers geven aan dat de sluitingen en veiligheid voldoen aan de standaardeisen die op dit terrein gelden. Verder heeft het college opgemerkt dat de vergrendeling die is voorgesteld voor de achterdeur, zelfs een hogere standaard kent en dus extra (inbraak)veilig is. Ter zitting is door het college toegezegd dat, voor zover nog onduidelijk is of de voordeur in de dagschoot valt bij regulier gebruik, daarvan sprake moet zijn en dat ook als zodanig zal worden gerealiseerd. In die zin zal de maatwerkvoorziening niet bestaan uit een “open” deur die alleen met de elektrische deuropener wordt dichtgehouden. Deze deur zal bij sluiting in de dagschoot vallen. De deuren kunnen weliswaar niet op slot als eiser ze met de afstandsbediening wil kunnen openen, maar hij kan ze wel handmatig op slot (laten) draaien als hij het huis uitgaat of voor de nacht. Hiermee voorziet het college naar het oordeel van de rechtbank in een voldoende adequate oplossing die ook voldoende (inbraak)veilig is. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eventuele extra beveiligingsmaatregelen buiten de reikwijdte van de compensatieplicht als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 vallen. Dat eiser van mening is dat het niet mogelijk is om op de huidige poort een automatische deuropener te installeren, en hij minder vertrouwen heeft in de door het college gekozen partij, maakt niet dat het college zou moeten kiezen voor een andere partij of voor het geheel vervangen van de poort. Op grond van de Wmo 2015 is het college gehouden de goedkoopst adequate voorziening te treffen. Daaraan is voldaan.
4.3.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat eiser bij zijn aanvraag, tijdens de bezwaarfase, noch in beroep duidelijk heeft gemaakt of hij de maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb wenst te verkrijgen. Eiser dient echter, zoals hiervoor reeds is aangegeven, indien hij de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst te ontvangen, te motiveren waarom hij dat wil. Ook daarover heeft eiser geen duidelijkheid verschaft. In zijn reactie per e-mail van 23 september 2021 op het primaire besluit heeft eiser aangegeven dat hij het niet eens is met het door het college verstrekte pgb in plaats van de voorziening in natura. In de bezwaarfase is eiser, nadat onduidelijkheid ontstond over de vorm waarin eiser de maatwerkvoorziening wilde ontvangen, door het college ruimschoots in de gelegenheid gesteld om zijn (definitieve) keuze duidelijk te maken. Dat heeft eiser niet gedaan. Ook inde beroepsfase heeft eiser, naar aanleiding van vragen van de rechtbank ter zitting, geen keuze gemaakt tussen een pgb of verstrekking in natura. Uit het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de twijfel bij eiser wordt veroorzaakt door een gebrek aan vertrouwen in het college, zowel wat betreft zijn ervaringen met het betaald krijgen van pgb-facturen alsook met betrekking tot de door het college gekozen oplossingen voor deze maatwerkvoorziening.
4.4.
Eisers ambivalente houding ten aanzien van de vorm waarin de maatwerkvoorziening moet worden verstrekt, daargelaten of eisers gebrek aan vertrouwen in het college terecht is, heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat de maatwerkvoorziening niet in de vorm van een pgb kan worden verstrekt. Het niet maken van een keuze, betreft in zoverre immers ook een keuze, namelijk die voor een verstrekking van de maatwerkvoorziening in natura.

Conclusie en gevolgen

5. Nu vaststaat dat eiser gebaat is bij de maatvoorziening ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de maatwerkvoorziening, bestaande uit de woningaanpassing in de vorm van een elektrische deuropener op de achterdeur en de poort (beide op afstand bedienbaar) en een elektrische deuropener op de voordeur met afstandsbediening en spreek-luisterverbinding in natura wordt toegekend. Daarbij merkt de rechtbank op dat het college er ook voor moet zorgen dat wordt voorzien in de ter zitting toegezegde wijze van sluiten van de voordeur middels de dagschoot. Voorts stelt de rechtbank vast dat het college nog steeds gehouden is de bij het besluit op bezwaar aan eiser toegekende proceskosten in bezwaar te vergoeden.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten in de beroepsfase. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,00 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit op bezwaar van 6 maart 2023 behoudens voor zover aan eiser proceskosten in bezwaar is toegekend;
  • herroept het primaire besluit van 9 september 2021;
  • kent aan eiser een maatwerkvoorziening in natura toe zoals omschreven in rechtsoverweging 5 van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,00 aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. van Marle, voorzitter, en mr. S.A.J. de Jong-Nibourg en mr. S.H.C. Merkx, leden, in aanwezigheid van drs. M.T. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.TK 2013–2014, 33 841, nr. 3, pagina 152.