ECLI:NL:RBOBR:2024:133

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
01/200678-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gevangenisstraf voor seksueel misbruik van een verstandelijk gehandicapte vrouw

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een verstandelijk gehandicapte vrouw, geboren in 1951. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die niet in staat was om weerstand te bieden. De feiten vonden plaats in de periode van 17 mei 2022 tot en met 26 juli 2022. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het seksueel binnendringen van het slachtoffer en het verrichten van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.500,- aan het slachtoffer toegewezen, als gevolg van de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden door de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte verantwoordelijk gehouden voor het schenden van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, dat als zeer kwetsbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen en heeft geoordeeld dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/200678-22
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2023, 5 april 2023, 30 augustus 2023, 13 december 2023, 14 december 2023 en 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 december 2022.
Na wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 30 augustus 2023 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 26 juli 2022 te Uden, gemeente Maashorst, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] , geboren op [1951] ,
van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
- het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van een vibrator/dildo, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn/hun vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich aftrekken op, althans in de directe nabijheid van, die [slachtoffer] en/of
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of (vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] te ejaculeren en/of
- het in het bezit hebben van naaktfoto's van die [slachtoffer] ;
Feit 2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 26 juli 2022 te Uden, gemeente Maashorst, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] , geboren op [1951] ,
van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
- het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het zich aftrekken op, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] en/of
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of (vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] te ejaculeren;
- het in het bezit hebben van naaktfoto's van die [slachtoffer]
Feit 3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 2020 tot en met 11 augustus 2022 te Uden, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
telkens
afbeeldingen en/of gegevensdragers, te weten een mobiele telefoon (merk Samsung)
bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de vinger(s) / hand betasten en/of aanraken van de eigen billen (afbeelding [nummer] , p. 351 dossier, afbeelding 1 in de toonmap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding [nummer] , p. 352 dossier; afbeelding 2 in de toonmap).
Voor zover in de tenlastelegging verder taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op 26 juli 2022 is de 71-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door haar broer, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), opgehaald uit haar woonvoorziening van ‘ [plaats 1] ’. [slachtoffer] is ernstig verstandelijk beperkt en kan niet praten. Ongeveer een half uur nadat [slachtoffer] teruggebracht wordt, vindt een verzorgster van de woonvoorziening bloed in de incontinentieluier van [slachtoffer] . Vast staat dat [slachtoffer] niet meer ongesteld wordt. Drie verzorgsters gaan op zoek naar de oorzaak en zien dat [slachtoffer] een scheurtje aan haar vagina en opgezwollen schaamlippen heeft. Er loopt op dat moment bloed uit [slachtoffer] ’s vagina. De huisarts die [slachtoffer] onderzoekt geeft aan dat het geen spontane wond is en benoemt het vermoeden van seksueel misbruik. [medeverdachte] heeft bij het terugbrengen van [slachtoffer] niets gemeld aan de woonvoorziening.
Uit de letselrapportage van de GGD blijkt dat [slachtoffer] letsel in haar vagina heeft op een plaats waar verwonding kan ontstaan door uitrekking als een voorwerp met geweld in de vagina geduwd wordt.
In augustus 2022 wordt [medeverdachte] verhoord door de politie. Naar aanleiding van de verhoren van [medeverdachte] en later – eerst als getuige daarna als verdachte – [verdachte] is er forensisch en digitaal onderzoek gedaan. Door de politie zijn gegevens opgevraagd bij de website [website] , waaruit volgt dat [medeverdachte] veelvuldig seksueel getint contact heeft gehad met anderen. Uiteindelijk heeft de informatie van deze website ertoe geleid dat onder meer [medeverdachte] en verdachte [verdachte] zijn aangehouden op verdenking van – kortgezegd – seksueel contact met [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor feit 3, nu niet vastgesteld kan worden waar de kinderpornografische afbeeldingen op verdachtes telefoon stonden en dat hij dus ook beschikkingsmacht had over de afbeeldingen. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen moeten worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op de gronden als vermeld in de pleitaantekeningen primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1 en 2 geldt dat de inhoud van de berichten tussen verdachte en [medeverdachte] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 geldt verder dat voorwerpen waarmee kan zijn binnengedrongen niet zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Ook is er op 17 mei 2022 geen letsel bij [slachtoffer] aangetroffen.
Daarnaast voert de verdediging aan dat [slachtoffer] voorafgaand en na aan het bezoek op 26 juli 2022 aan verdachte enige tijd alleen met [medeverdachte] is geweest, waarin mogelijk het letsel van [slachtoffer] is ontstaan. Het DNA van verdachte dat daarna op de luier van [slachtoffer] is aangetroffen kan verklaard worden doordat [slachtoffer] op de massagetafel van verdachte heeft gelegen. De verdediging heeft subsidiair ten aanzien van feit 1 en 2 bepleit dat een deskundige zich niet heeft uitgelaten over de gesteldheid van [slachtoffer] en dan met name over de vraag of er bij haar sprake was van een zodanige gebrekkige ontwikkeling dat zij haar wil omtrent de seksuele handelingen niet of onvolkomen kon bepalen, kenbaar kon maken of weerstand tegen kon bieden.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat verdachte de telefoon waarop de kinderporno is aangetroffen al enige tijd niet meer gebruikte en verdachte niet bekend was met de afbeeldingen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [1]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn - omwille van de leesbaarheid van het vonnis - uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 volgt - tenzij hieronder toegelicht - genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.
Nadere bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van feit 3.

Uit het procesdossier volgt dat er op de inbeslaggenomen telefoon van verdachte twee kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen. Uitgaande van de verklaring van verdachte is niet komen vast te staan dat verdachte deze afbeeldingen bewust heeft opgeslagen op zijn telefoon dan wel dat hij er zich van bewust was dat die afbeeldingen op zijn telefoon stonden. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal waarin het aantreffen van de kinderpornografische afbeeldingen wordt geverbaliseerd, niet volgt waar op de telefoon van verdachte de afbeeldingen stonden opgeslagen. Daardoor kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte toegang had tot de afbeeldingen.
De rechtbank is dus van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de voor het bewijs van opzet vereiste beschikkingsmacht had over de kinderpornografische afbeeldingen.
Niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm – was gericht op het in het bezit hebben van de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen.
De rechtbank acht hetgeen aan verdachte onder 3 is tenlastegelegd dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feiten 1 en 2.

Aan verdachte wordt onder feit 1 en 2 verweten dat hij samen met [medeverdachte] ontuchtige handelingen (feit 2) bij [slachtoffer] heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen bij [slachtoffer] (feit 1).
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen allereerst vast dat als [medeverdachte] in berichten spreekt over zijn ‘nicht’ of ‘ [naam] ’ het telkens over zijn zus [slachtoffer] gaat. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat verdachte [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat [medeverdachte] en [slachtoffer] bij verdachte [verdachte] zijn geweest, terwijl [medeverdachte] in de chatgesprekken met verdachte [verdachte] steeds over zijn nicht en [naam] spreekt. Daarnaast heeft [medeverdachte] via de chat aan verdachte [verdachte] een foto van [medeverdachte] en [slachtoffer] in het zwembad gestuurd.
Het doel van de afspraken
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er op 17 mei 2022 en op 26 juli 2022 een afspraak tussen [medeverdachte] , verdachte [verdachte] en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden bij verdachte [verdachte] thuis in [plaats 2]. Het doel van die afspraken was beide keren een erotische massage van onder meer [slachtoffer] . Hierover spreken [medeverdachte] en verdachte [verdachte] vanaf het begin steevast in hun chatgesprekken. Ook verklaart verdachte [verdachte] ter terechtzitting dat [medeverdachte] op 17 mei 2022 en op 26 juli 2022 bij hem thuis is geweest voor massage van [slachtoffer] .
17 mei 2022.
Voorafgaand aan 17 mei 2022 wordt gesproken over wat [medeverdachte] en verdachte [verdachte] met [slachtoffer] willen doen: [slachtoffer] wordt van onder tot boven gemasseerd met reukloze olie, waaronder haar borsten en vagina. Daarbij zijn ze alle drie bloot en [medeverdachte] en verdachte [verdachte] doen eventueel ook man-man handelingen. [medeverdachte] spreekt over de nauwe vagina van [slachtoffer] , waardoor opgepast moet worden met vingeren. Uit de berichten en de verklaring van [verdachte] volgt dat [medeverdachte] op 10 mei 2022 een foto van de blote borsten van [slachtoffer] naar verdachte [verdachte] stuurt. Verdachte [verdachte] reageert hierop dat het heerlijke borsten zijn. Ook vraagt [medeverdachte] die dag of [verdachte] glijmiddel heeft, dat zou wel handig zijn omdat ze zo smal is en dat ze kunnen kijken wat eventueel past. Op 17 mei 2022 rond 9 uur ’s ochtends appt [medeverdachte] dat ze er zijn. Diezelfde dag rond 15 uur appt [medeverdachte] [verdachte] , bedankt hem voor de goede “verzorging” en zegt dat ze graag nog eens zouden komen. De rechtbank slaat acht op de aanhalingstekens die [medeverdachte] in dat bericht gebruikt. Dit lijkt te duiden op verzorging in seksuele zin van beiden, [medeverdachte] en [slachtoffer] . [medeverdachte] spreekt immers in een meervoudsvorm. De rechtbank constateert dat [medeverdachte] in een chatgesprek met een ander, te weten een persoon met de gebruikersnaam [naam] , op 17 mei 2022 rond half 1 ’s nachts aangeeft dat hij [slachtoffer] morgenochtend met een man gaat bewerken; een trio massage. De mannen gaan [slachtoffer] masseren en elkaar pijpen en trekken. De rechtbank begrijpt dat verdachte de ochtend van 17 mei 2022 bedoelt, gelet op het tijdstip waarop de berichten zijn verstuurd en de specifieke inhoud van het bericht over de trio-massage. In de avond en nacht van 17 op 18 mei 2022 chat [medeverdachte] wederom met [naam] , ook over wat er die dag gebeurd is. [medeverdachte] bevestigt in die chat desgevraagd dat het aardig gelukt is te doen wat ze wilden. Heerlijk volgens [medeverdachte] . Met [slachtoffer] is niet geneukt, ze is toch te smal en hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) had een aardig dikke. Hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) heeft [medeverdachte] wel gepijpt. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] naakt op de massagetafel lag en dat hij [slachtoffer] heeft ingesmeerd met olie. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en [verdachte] beiden tot een hoogtepunt zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het seksueel binnendringen van [slachtoffer] op 17 mei 2022 niet kan worden bewezen. Enkel op basis van de berichten hierover voorafgaand aan de afspraak kan de rechtbank niet vaststellen dat dit op deze datum ten uitvoer is gebracht. Voor de ontuchtige handelingen zoals opgenomen in de bewezenverklaring is dat gelet op het voorgaande anders.
26 juli 2022.
De rechtbank constateert dat er geen berichtenverkeer tussen [medeverdachte] en [verdachte] van de periode kort voorafgaand aan 26 juli 2022 in het procesdossier zit. Wel stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] die dag is opgehaald door [medeverdachte] bij haar woonvoorziening en samen met [medeverdachte] naar [verdachte] is gegaan. Dit verklaren beide verdachten. Kort nadat [slachtoffer] door [medeverdachte] is teruggebracht wordt bij [slachtoffer] vaginaal letsel geconstateerd. Gezien de aard van het geconstateerde letsel en de later aangetroffen lijm- en verfdeeltjes in de vagina van [slachtoffer] , moet dit zijn ontstaan door het binnendringen van de vagina met een voorwerp. Beide verdachten ontkennen dat iets in de vagina van [slachtoffer] is ingebracht en wijzen naar de ander als (mogelijke) schuldige.
[medeverdachte] op de wc op 26 juli 2022?
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 26 juli 2022 in de woning van [verdachte] misselijk werd, en daardoor zo’n 10 minuten op de wc van [verdachte] heeft gezeten. [slachtoffer] heeft hij ondertussen bij [verdachte] op de massagetafel achtergelaten. Hij heeft niet gezien wat er toen met [slachtoffer] is gebeurd. Toen [medeverdachte] er wel bij was is er niet bij [slachtoffer] binnengedrongen, dus het letsel moet volgens hem door [verdachte] zijn veroorzaakt. De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring van [medeverdachte] . Uit het procesdossier volgt namelijk dat [medeverdachte] de wc van [verdachte] niet juist kan omschrijven ondanks dat hij daar volgens zijn verklaring enige tijd zou zijn geweest. Bovendien is [medeverdachte] volgens [verdachte] niet zo lang naar het toilet geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het alternatieve scenario van [medeverdachte] dat alleen [verdachte] verantwoordelijk kan zijn voor het ontstaan van het vaginale letsel bij [slachtoffer] niet wordt ondersteund door de overige bevindingen in dit onderzoek.
Afkappen op 26 juli 2022?
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard op 26 juli 2022 een tweede keer met [medeverdachte] en [slachtoffer] te hebben afgesproken om het contact af te kappen. De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig, mede gelet op het contact dat er na de tweede afspraak tussen [verdachte] en [medeverdachte] nog heeft plaatsgevonden. Verdachten hebben het na 26 juli 2022 over het achteraf wissen van berichten en het kapot maken van gegevensdragers. Er was dus na 26 juli 2022 nog contact tussen beiden. De rechtbank constateert daarbij dat er sprake is van het daadwerkelijk ontbreken van berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte] in de cruciale periode voorafgaand aan 26 juli 2022. Gelet op deze omstandigheden tezamen, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [verdachte] geprobeerd heeft afstand te nemen van [medeverdachte] teneinde het contact op die 26 juli 2022 heeft willen af te kappen.
Aandeel beide verdachten
De rechtbank stelt vast dat de verdachten in de eerdere wél bij de rechtbank bekende berichten voorafgaand aan het eerste treffen op 17 mei 2022, onder andere over het nodig hebben van glijmiddel omdat [slachtoffer] zo smal is, met elkaar hebben gesproken over hoe zij samen uitvoering konden geven aan het seksueel binnendringen de smalle en nauwe vagina van [slachtoffer] . Het lijkt er op dat dit bij die eerste ontmoeting niet is gelukt. [medeverdachte] gaat dan op 26 juli 2022 voor een tweede naar [verdachte] toe met [slachtoffer] . Vervolgens wordt direct na die afspraak bij [slachtoffer] vaginaal letsel, ontstaan door het binnendringen met een voorwerp, geconstateerd. De rechtbank concludeert op grond van deze omstandigheden dat [medeverdachte] en [verdachte] gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan hetgeen zij eerder hebben besproken over het seksueel binnendringen van [slachtoffer] .
Daarvoor ziet de rechtbank ook steun in de omstandigheid dat geen berichten teruggevonden zijn op de telefoons van beide verdachten uit de cruciale periode voorafgaand aan en kort na 26 juli 2022 (toen [medeverdachte] op de hoogte werd gesteld van het letsel en het daaropvolgende politieonderzoek), terwijl uit het tot stand komen van de afspraak en de latere berichten tussen beide verdachten wel blijkt dat contact heeft plaatsgevonden. In de berichten van begin augustus 2022 wordt gesproken over het wissen van berichten en vernietigen van SIM-kaarten. Kennelijk moest er informatie verdwijnen. Beide verdachten hebben voor het uit beider toestellen verdwijnen van de betreffende berichten ter zitting geen plausibele verklaring kunnen of willen geven. Uit het in de wél aanwezige berichten gezamenlijk overleg daarover leidt de rechtbank af dat beide verdachten er samen belang bij hadden om deze informatie verborgen te houden en ziet daarin ondersteuning voor de gezamenlijke betrokkenheid van verdachten bij het seksueel binnendringen van [slachtoffer] . Een alternatief scenario waarbij één van beiden zonder de ander seksuele handelingen met of bij [slachtoffer] heeft verricht, kan daarmee naar het oordeel van de rechtbank ter zijde worden geschoven.
Voor het overige worden de verweren weerlegd door de bewijsmiddelen.
Op basis van hetgeen hierboven is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten 1 en 2, zoals hieronder in de bewezenverklaring opgenomen, dus wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1.
op 26 juli 2022 te Uden, gemeente Maashorst, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] , geboren op [1951] , van wie hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat zij niet in staat was daartegen weerstand te bieden, handelingen te plegen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en het ontkleden van zichzelf en
- het betasten van de borsten en de vagina van die [slachtoffer] en
- het duwen van een voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] en
- het zich aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer] en
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en vervolgens in haar directe nabijheid te ejaculeren;
Feit 2.
op 17 mei 2022 te Uden, gemeente Maashorst, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] , geboren op [1951] , van wie hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat zij niet in staat was daartegen weerstand te bieden ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten onder meer
- het ontkleden van die [slachtoffer] en het ontkleden van zichzelf en
- het betasten van de borsten en de vagina van die [slachtoffer] en
- het zich aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer] en
- het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en vervolgens in haar directe nabijheid te ejaculeren.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft aansluiting gezocht bij de OM-richtlijnen voor seksueel misbruik van minderjarigen, nu [slachtoffer] net zo weerloos is en de geestelijke toestand van een kind heeft.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft namens verdachte bepleit dat in geval van een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met daarbij eventueel een taakstraf passend en geboden is. De verdediging heeft in dat verband gewezen op de omstandigheid dat de reclassering een laag recidivegevaar aanwezig acht, dat verdachte slechts oude en niet aan deze verdenking gerelateerde feiten op zijn documentatie heeft staan en dat verdachte wederom alles zal kwijtraken als hij gedetineerd raakt. Verdachte heeft zich vanwege deze strafzaak moeten omscholen en heeft inmiddels een onderneming opgericht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aan de feiten gerelateerde factoren.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , waarvan eenmaal het seksueel binnendringen van [slachtoffer] met een voorwerp.
Verdachte heeft veelvuldig seksueel getint contact gehad met ‘nicht en neef’ en ‘ [naam] en [naam] Massage’ oftewel [medeverdachte] . In deze gesprekken werd uitgebreid en zeer specifiek besproken welke seksuele handelingen zij met [slachtoffer] wilden verrichten. Verdachte wist op dat moment dat [slachtoffer] geestelijk gehandicapt was en niet kon praten. Dit contact is uitgemond in twee daadwerkelijke ontmoetingen van verdachte met [slachtoffer] en [medeverdachte] . Tijdens deze afspraak is [slachtoffer] gebruikt om seksuele handelingen bij te verrichten, waarbij uiteindelijk letsel is veroorzaakt. Ook verrichtten verdachte en [medeverdachte] in het bijzijn van [slachtoffer] seksuele handelingen bij elkaar.
Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit, waardigheid en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , een zeer kwetsbaar slachtoffer, op onaanvaardbare wijze geschonden. [slachtoffer] kan zelf niet vertellen wat er gebeurd is of wat de impact van de ‘ontmoetingen’ op haar is geweest. Uit de wijze waarop zij zich na 26 juli 2022 heeft verzet bij verzorgingshandelingen in de instelling waar zij verblijft, blijkt echter wel dat deze handelingen bij haar nare herinneringen of associaties opriepen.
Tot op heden heeft verdachte geen volledige openheid gegeven over wat hij met [slachtoffer] heeft gedaan, terwijl sprake is van letsel waar hij verantwoordelijk voor is. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij hiermee nog steeds gebruik maakt van haar beperking en zich daar achter blijft verschuilen.
Ondanks het voorgaande heeft verdachte prioriteit gegeven aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en seksuele behoeftes en is daarbij voorbij gegaan aan de kwetsbaarheid van het beperkte slachtoffer. Die kwetsbaarheid en de impact van verdachtes handelen blijkt overigens ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding die namens [slachtoffer] zijn voorgedragen dan wel ingediend. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Voor dergelijk verwerpelijk en kwetsend gedrag is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Zorgelijk is verder dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en weinig tot geen inzicht heeft getoond in het moreel verwerpelijke van zijn handelen ten aanzien van het kwetsbare slachtoffer [slachtoffer] . Zijn eigen aandeel in de feiten ontkent of bagatelliseert hij.
Aan verdachte gerelateerde factoren.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter zitting naar voren zijn gebracht.
De rapporten van de gedragsdeskundigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage over verdachte van GZ-psycholoog S. Labrijn van 3 april 2023, alsmede de reclasseringsrapportage van 20 november 2023.
Psycholoog Labrijn heeft onder meer - zakelijk weergegeven - als volgt gerapporteerd.
In het onderhavige onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat er sprake is van een psychiatrische stoornis, een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening, noch zijn er aanwijzingen voor problematisch middelengebruik, een seksuele stoornis, een parafilie. Evenmin zijn er aanwijzingen dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Indien de feiten bewezen worden geacht, kunnen de feiten verdachte worden toegerekend. Het recidivegevaar wordt ingeschat als laag. Een behandeling in een forensisch kader wordt niet geïndiceerd geacht.
Reclasseringswerker W.M.G.M. van Kempen heeft onder meer - zakelijk weergegeven – als volgt gerapporteerd.
Wij hebben geen nieuwe of andere inzichten dan die in de pro Justitia rapportage reeds zijn verwoord. Uit de gespecialiseerde diagnostische instrumenten komt een laag risicoprofiel naar voren. Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij vinden interventies of toezicht niet nodig.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over, in die zin dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Gevangenisstraf.
De rechtbank merkt op dat weinig aansluiting gevonden kon worden bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Het enige oriëntatiepunt dat enigszins aansluit is het oriëntatiepunt dat ziet op verkrachting. Wanneer sprake is van verkrachting met een beperkte mate van dwang wordt een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Strafvermeerderende factoren zijn onder meer het plegen van het feit met meerdere personen, de mate van kwetsbaarheid van het slachtoffer, de mate van overwicht en misbruik van vertrouwen door verdachten.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank legt een zwaardere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en de officier van justitie bij de eis met name onvoldoende oog heeft gehad voor de houding van verdachte ter terechtzitting en het gebrek aan reflectie van verdachte op zijn eigen handelen. Dat een gevangenisstraf, mogelijk consequenties zal hebben voor het bedrijf van verdachte, is het gevolg van zijn eigen handelen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Conclusie.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Namens [slachtoffer] wordt een schadevergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade gevorderd. Daarbij is aangevoerd dat alle (mede)verdachten hoofdelijk aansprakelijk gehouden moeten worden voor het gehele bedrag door middel van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Alle (mede)verdachten hebben namelijk een bijdrage geleverd aan de seksuele gedragingen die het gevaar voor schade hebben doen ontstaan. Niet is vereist dat ieders bijdrage even groot of gelijksoortig is geweest. Ook is niet vereist dat de gedragingen naar tijd en plaats een eenheid vormen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij . in de zaak van [medeverdachte] volledig kan worden toegewezen, omdat het zonder hem allemaal niet gebeurd was. Hij is verantwoordelijk voor de schade. In de zaken [medeverdachte] en [verdachte] kan de vordering tot het geschatte bedrag van € 3.000,- voor elk van hen toegewezen worden. Alle drie de (mede)verdachten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schade. Dit alles vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. De verdediging heeft subsidiair bepleit dat de vordering met name is ingesteld tegen [medeverdachte] en dat de geleden schade is gebaseerd op een langer tijdsbestek dan de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Zonder nadere onderbouwing staat het gevorderde bedrag niet in verhouding tot hetgeen aan verdachte verweten wordt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de seksuele handelingen verricht door verdachte, [medeverdachte] , en [medeverdachte] ,. Deze schade is het rechtstreekse gevolg van de hieronder aan de benadeelde partij gekoppelde bewezenverklaarde strafbare feiten. De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten zo ernstig dat zij van oordeel is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen, zelfs zonder dat concrete gegevens zijn aangevoerd waaruit de onbetwistbare conclusie kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van groepsaansprakelijkheid, omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een groep in de zin van artikel 6:166 BW. Het gaat bij de bewezenverklaarde feiten telkens om op zichzelf staande gebeurtenissen, op verschillende data en plaatsen, waarbij enkel [medeverdachte] steeds betrokken was. De andere twee verdachten raakten door hem uitsluitend bij hem en [slachtoffer] betrokken, niet bij elkaar. Zij zijn dan ook niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door de ander.
Nu feitelijk in alle zaken samen niet meer gevorderd is dan € 15.000,-, kan de rechtbank uitsluitend een verdeling maken van dat bedrag bij het toewijzen van de vorderingen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten en door [verdachte] toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding tot een geschat bedrag van € 3.500,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige in de zaak van [verdachte] gevorderde immateriële schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat [medeverdachte] en [medeverdachte] aansprakelijk zijn voor dat bedrag.t. Het bedrag van € 3.500,- moet vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt op grond van wat namens [slachtoffer] is aangevoerd en de impact die de feiten op haar gehad moeten hebben, dat het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk is.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde. Op deze telefoon werd immers een foto van [slachtoffer] ’s blote borsten aangetroffen.
Het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven aangetroffen, en behoort het ook toe aan verdachte. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36d, 36f, 57, 243, 247, 248 Sr.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Ten aanzien van feit 3:
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegd is en spreekt hem daarvan vrij;
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
- verklaart het ten laste gelegde onder 1 en 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jaren met aftrekovereenkomstig artikel 27 Sr;

een maatregel van schadevergoeding van € 3.500,- subsidiair 45 dagen gijzeling.Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.500,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 45 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;

verbeurdverklaringvan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven goed, te weten:
o 1 STK GSM, zwart, merk: Samsung (omschrijving: PL2100-2022161603-G1963875);

onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen nog niet teruggegeven goed, te weten:
o 1 STK GSM, zwart, merk Samsung (omschrijving: PL2100-2022161603-G1964690).
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.500,-, bestaande uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige gevorderde geldbedrag niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 18 januari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden (OB), onderzoek Moerbei / OBRBC22168, gesloten op 15 juli 2023, aantal doorgenummerde bladzijden 1723.