Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
- De Sartrelaan is een lange rechte weg met meerdere kruisingen. De rijbaan is van het naastgelegen fietspad gescheiden door een tussenberm van ongeveer 1.70 meter breed met laag struikgewas. Het fietspad is ongeveer 1.80 meter breed en daarnaast ligt een verhoogd trottoir van ongeveer 2.00 meter breed.
- De maximumsnelheid in het gebied is 30 km/uur.
- Op de kruising van de Sartrelaan met de Molièrelaan is de bestuurder van de auto, van het merk Ford, rechtsaf geslagen. [gedaagde] reed op dat moment op een motorscooter met een duopassagier op de naastgelegen fietsstrook en is in botsing gekomen met de voorzijde van de auto.
- De auto is ongeveer 3 meter voorbij het vermoedelijke botspunt tot stilstand gekomen.
- Op het trottoir waren voorbij het botspunt krassporen en bandensporen van de motorscooter met een totale lengte van ongeveer 3.20 meter te zien.
- Remsporen zijn niet aangetroffen.
- [gedaagde] en zijn duopassagier zijn gelanceerd en lagen na het ongeval respectievelijk ongeveer 10.70 meter en 15.50 meter voorbij het botspunt op de grond, beiden zwaargewond.
- [gedaagde] lag op het trottoir aan de achterzijde van een paal van een verkeersbord, deze paal stond scheef (naar achteren geknikt) en toonde aan de voorzijde (gezien vanuit de rijrichting van [gedaagde] ) bloedsporen.
- De duopassagier lag ook op het trottoir. Hij was over een stenen tuinafscheiding (van Sartrelaan 23 ) geschoven, waarbij een blauwe textielaftekening op het muurtje achterbleef en vier stenen in de tuin achter het muurtje terecht waren gekomen.
4.Het geschil
- hij de toegestane snelheid van 30 km per uur ernstig heeft overschreden,
- hij zonder geldig rijbewijs reed (in strijd met artikel 107 WVW),
- hij met een motorscooter op het fietspad reed in plaats van op de rijbaan (in strijd met artikel 10 lid 1 RVV),
- hij op een opgevoerde motorscooter reed, die in onvoldoende staat van onderhoud verkeerde en niet was toegelaten op de openbare weg (in strijd met artikel 5.1.1. Regeling voertuigen en artikel 36 WVW), en
- hij niet in staat was zijn motorscooter tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien (in strijd met artikel 19 RVV).
- vaststaat dat de autobestuurder een voorrangsfout heeft gemaakt, in verband waarmee hij onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld wegens schending van de artikelen 5 en 6 WVW, waarmee ook in de civiele procedure vaststaat dat de autobestuurder volledig schuld had aan het ongeval (artikel 161 Rv);
- de autobestuurder beter had moeten kijken voordat hij afdraaide naar rechts, dan had hij [gedaagde] kunnen waarnemen;
- de auto geblindeerde achterramen had, waardoor de bestuurder waarschijnlijk minder uitzicht had naar rechts en [gedaagde] niet heeft waargenomen, wat aan de autobestuurder mag worden verweten;
- de autobestuurder het geluid had moeten horen wat de motorscooter produceerde (deze maakte het nodige lawaai omdat hij was opgevoerd);
- niet vaststaat dat de auto slechts 10 km per uur zou hebben gereden: één van de getuigen heeft verklaard dat de auto en de scooter 40 km per uur reden;
- niet vaststaat dat [gedaagde] met zijn scooter 60 tot 70 km per uur zou hebben gereden: met welke snelheid is gereden is niet door technisch onderzoek vastgesteld, de getuigenverklaringen zijn subjectief en door de herrie die de scooter maakte kan bij hen de onterechte indruk zijn gewekt dat hij reed met hoge snelheid;
- uit het politieonderzoek niet is gebleken dat de gebreken aan de motorscooter van invloed zijn geweest op de aanrijding of de gevolgen daarvan en [gedaagde] beschikte over een (bromfiets)rijbewijs.