ECLI:NL:RBOBR:2024:1225

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/1732
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan gemeentemedewerker met parkeervergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil over naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Eiser, een medewerker van de gemeente, had een parkeervergunning voor een terrein nabij het gemeentehuis, maar parkeerde twee keer 'voor de deur', waar bezoekers mogen parkeren. Ondanks zijn beroep op onwetendheid over de vergunningsvoorwaarden, oordeelde de rechtbank dat hij bekend had moeten zijn met deze voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat eiser niet had voldaan aan de parkeerbelasting op de betreffende momenten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de overgelegde instructies van de gemeente en de informatie die eiser had ontvangen. Eiser had toegang tot het intranet van de gemeente en had moeten weten waar zijn vergunning geldig was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees erop dat eiser het recht heeft om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/1732 en SHE 24/1485

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 maart 2024 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Motivering

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 13 februari 2023 omstreeks 13:26 uur en op 27 februari 2023 omstreeks 13:25 uur stond het voertuig van eiser met het kenteken [nummer] geparkeerd aan de Raadhuishof in Oss. Deze parkeerlocatie is op grond van de toepasselijke gemeentelijke regelgeving aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Eiser had op de hiervoor genoemde momenten geen parkeerbelasting voldaan.
2. De heffingsambtenaar heeft op 31 maart 2023 en 15 juni 2023 naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, beide bestaand uit € 1,50 parkeerbelasting en € 72,90 kosten naheffing. Met uitspraak op bezwaar van 9 juni 2023 is de naheffingsaanslag van 31 maart 2023 gehandhaafd. Eiser vindt dat niet terecht en heeft daarom beroep ingesteld. Verder heeft eiser, met instemming van de heffingsambtenaar, rechtstreeks beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslag van 15 juni 2023.
3. Eiser vindt dat de naheffingsaanslagen onterecht zijn opgelegd. Volgens eiser beschikte hij over een parkeervergunning (werknemersvergunning) voor het gebied waar zijn auto geparkeerd stond. Hij wist niet en kon redelijkerwijs niet weten dat de werknemersvergunning op deze parkeerplek niet geldig was. Dat stond niet aangegeven in de mondelinge en schriftelijke informatie die eiser op zijn eerste werkdag van zijn werkgever kreeg. Informatie op intranet over de vergunning kon eiser op zijn eerste werkdag niet benaderen. De app (2Park) waarmee de vergunning kan worden gebruikt werkt alleen maar op plaatsen waar mag worden geparkeerd en de app werkte ongestoord, waardoor eiser erop vertrouwde dat hij op een parkeerplaats stond waarvoor zijn parkeervergunning geldig was.
4. De rechtbank vindt het verhaal van eiser ongeloofwaardig, omdat de heffingsambtenaar (meer dan) aannemelijk heeft gemaakt dat eiser van de voorwaarden van zijn parkeervergunning op de hoogte was.
4.1.
De heffingsambtenaar heeft de instructies op het intranet van de gemeente Oss (Inteross) overgelegd. Daaruit blijkt dat er via intranet een plattegrond is te raadplegen waarin visueel is gemaakt op welk deel van de Raadhuishof de vergunning geldig is. Er staat bij: “Parkeer uitsluitend in de parkeerzone aangeduid in bijlage I rechtsboven.” In het e-mailbericht waarbij de accountgegevens voor de parkeerapp 2Park worden verstrekt staat ook nog eens: “De 2Park parkeervergunning is NIET geldig op het terrein direct achter ons gebouw! De parkeerzone staat in bijlage I aangegeven. Parkeren uitsluitend in het aangegeven gebied.”
4.2.
Eiser wist ook al op zijn eerste werkdag dat er op intranet van de gemeente Oss informatie over de parkeervergunning te vinden was. Eiser zegt daarover in zijn beroepschrift: “Op het papier dat ik op mijn eerste werkdag heb ontvangen (…) staat vermeld dat er een aparte instructie beschikbaar is op Inteross en het Selfservice Portaal, waar ik nog geen toegang toe had.” Eisers eerste werkdag was – volgens zijn eigen opgave – 9 januari 2023. Eiser heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat het intranet van zijn werkgever voor hem op die dag onbereikbaar was, laat staan tot 13 februari 2023 (zijnde de dag waarop de eerste naheffingsaanslag betrekking heeft). Op de zitting heeft eiser desgevraagd ook gezegd dat hij al voor 13 februari 2023 toegang tot het intranet van de gemeente had. Dat eiser zegt dat hij de e-mail met daarin de verwijzing naar de parkeerinstructies niet heeft ontvangen acht de rechtbank ook onaannemelijk. Eiser heeft immers de parkeerapp kunnen activeren met de in diezelfde e-mail aan hem verstrekte accountgegevens. De rechtbank acht eiser dan ook bekend met de vergunningsvoorwaarden, althans dat eiser daarvan redelijkerwijs op de hoogte kon zijn op de data waarop aan hem de naheffingsaanslagen parkeerbelasting zijn opgelegd.
4.3.
Dat aan eiser door zijn werkgever mondeling andersluidende of onduidelijke informatie zou zijn verstrekt acht de rechtbank onaannemelijk. Uit het dossier blijkt dat de gemeente heel bewust de parkeerplaatsen dichtbij het gemeentehuis voor bezoekers beschikbaar wil houden en voor het eigen personeel verderop het terrein parkeerruimte heeft. Dat volgt ook nog eens uit de diverse inspanningen die de gemeente levert om dit (nieuwe) medewerkers duidelijk te maken. Dat het met de parkeerapp mogelijk is om op een deel van de Raadhuishof te parkeren waar eiser niet mocht staan, maakt dit niet anders. Eiser is als gebruiker van de parkeervergunning zelf verantwoordelijk om zich te houden aan de vergunningsvoorwaarden en kan die verantwoordelijkheid niet neerleggen bij de ontwikkelaar van de parkeerapp, zijn werkgever of de heffingsambtenaar.
5. De rechtbank oordeelt dat eiser heeft geparkeerd in een gebied waar zijn parkeervergunning niet geldig is. Daarom had hij bij aanvang van het parkeren parkeergeld moeten betalen. Omdat hij dit niet gedaan heeft zijn beide naheffingsaanslagen terecht opgelegd.
Van deze uitspraak wordt een proces-verbaal opgemaakt dat binnen twee weken na vandaag aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst partijen erop dat zij het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dat moet binnen zes weken nadat het proces-verbaal van deze uitspraak door de rechtbank aan partijen is verzonden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: