ECLI:NL:RBOBR:2024:1224
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Waardering van een bedrijfsobject (autobedrijf) en de invloed van coronamaatregelen op de WOZ-waarde
Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, die een autobedrijf exploiteert, en de heffingsambtenaar van de gemeente Helmond. De zaak betreft de waardering van een bedrijfsobject, waarbij de heffingsambtenaar de WOZ-waarde heeft vastgesteld op € 190.000 voor het kalenderjaar 2022, met als waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze vaststelling, stellende dat onvoldoende rekening is gehouden met de coronamaatregelen die zijn bedrijf hebben beïnvloed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door te verwijzen naar een taxatie van € 231.000 en een huurovereenkomst die als basis diende voor de huurwaardekapitalisatiemethode. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, ondanks de argumenten van eiser over de coronamaatregelen. De rechtbank concludeert dat er geen specifieke overheidsmaatregelen waren die de waarde van het bedrijfsobject significant hebben beïnvloed.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Een proces-verbaal van de uitspraak zal binnen twee weken aan de partijen worden toegestuurd.