ECLI:NL:RBOBR:2024:1223

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/755
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde woning en aanslag onroerendezaakbelasting

Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Boxtel. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, had beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 608.000 voor het kalenderjaar 2022. Eiser betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 565.000 voor, welke waarde de heffingsambtenaar uiteindelijk ook erkende. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat eiser in zijn verzoek om de lagere waarde te hanteren, geslaagd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, stelde de WOZ-waarde vast op € 565.000 en verlaagde de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig. Tevens werd bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd mondeling gedaan en een proces-verbaal werd opgemaakt, dat binnen twee weken aan partijen zou worden toegestuurd. Partijen hebben het recht om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/755

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxtel, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: M.G.M. Schwering).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen, hoewel hij met een aangetekende brief voor de zitting is uitgenodigd. De brief is bezorgd op 3 februari 2024 en eiser is dus behoorlijk opgeroepen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • stelt de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2021 vast op € 565.000 en verlaagt de aanslag onroerendezaakbelasting 2022 dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden.

Motivering

1. Eiser is eigenaar van de vrijstaande woning [adres] in [woonplaats] met bouwjaar 2019. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 201 m², een bergzolder van 18 m² en een overkapping van 28 m². De grond bij de woning heeft een oppervlakte van 944 m².
2. De heffingsambtenaar heeft de WOZ [1] -waarde van de woning met de beschikking van 28 april 2022 vastgesteld voor het kalenderjaar 2022 op € 608.000. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum waarbij ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) is bekend gemaakt. Met de uitspraak op bezwaar van 31 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
3.1.
In beroep is het allereerst aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is hij hierin niet geslaagd. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde aanvankelijk verwezen naar de getaxeerde waarde van € 608.000, zoals opgenomen in het taxatierapport dat op 26 mei 2023 is opgesteld door taxateur W.J. Nieuwenhuis. Met een brief van 11 maart 2024 heeft de heffingsambtenaar laten weten dat hij dit taxatierapport intrekt en dat hij niet aan zijn bewijslast kan voldoen.
3.2.
Vervolgens is het aan eiser om de door hem bepleite waarde van de woning aannemelijk te maken. In zijn brief van 11 maart 2024 zegt de heffingsambtenaar dat hij zich conformeert aan de door eiser bepleite waarde van € 565.000. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er daarom in geslaagd om de door hem bepleite waarde aannemelijk te maken.
3.3.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van eiser gegrond is, dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld op de door eiser bepleite waarde en dat de aanslag onroerendezaakbelasting 2022 dienovereenkomstig moet worden verlaagd. Gelet daarop behoeven eisers overige beroepsgronden geen bespreking meer.
3.4.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).