ECLI:NL:RBOBR:2024:1218

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
01.126620.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verwerven en in bezit hebben van kinderporno en seksueel binnendringen van een persoon met een verstandelijke handicap

Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, alsook aan het seksueel binnendringen van een persoon met een verstandelijke handicap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 1 januari 2010 tot en met 10 mei 2023, een gewoonte heeft gemaakt van het bezitten van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Tijdens een politieonderzoek op 10 mei 2023 zijn er meer dan 5 miljoen afbeeldingen aangetroffen, waarvan een aanzienlijk aantal als kinderpornografisch is geclassificeerd. De verdachte heeft bekend dat hij deze afbeeldingen heeft verworven en in zijn bezit had.

Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het seksueel binnendringen van een minderjarige met een verstandelijke handicap, waarbij hij zijn positie als begeleider heeft misbruikt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten die niet alleen de slachtoffers, maar ook de maatschappij ernstig schaden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, om de kans op recidive te verkleinen en de verdachte te laten behandelen voor zijn stoornissen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €10.000,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.126620.23
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1948] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2023, 21 december 2023 en 13 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 september 2023.
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 21 december 2023 werd gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij,
in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 10 mei 2023,
te Oss, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
- afbeeldingen te weten foto’s en/of
- gegevensdragers (te weten: een of meer smartphone(s) (merk: Samsung) en/of een
computer (merk: Lenovo) en/of een computer (merk: Asus) en/of een of meer HDD
(merken: Medion en/of Toshiba en/of Medion en/of Western Digital en/of Seagate
en/of IBM en/of WD 1600 en/of Maxtor) en/of Western Digital) bevattende
afbeeldingen te weten afbeeldingen en/of video’s en/of films,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
heeft,
- verworven en/of
- in bezit gehad en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van

een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,

welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding [nummer 1] (p. 239, proces-verbaalnummer 49) en afbeelding [nummer 2] en [nummer 2] en ( [nummer 3] ).jpg (p. 261, proces-verbaalnummer 48))
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding [nummer 4] (p. 240, proces-verbaalnummer 49) en afbeelding [nummer 5] (p. 262, proces-verbaalnummer 48)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) afbeelding [nummer 6] en [nummer 7] (p. 241 en proces-verbaalnummer 49 en [nummer 8] en [nummer 9] (p. 263, proces-verbaalnummer 48) en de afbeeldingen met beslagcodes 771421, 771422 en 771435 (p. 252 en 259, procesverbaalnummer 48)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) [nummer 10] en [nummer 11] (p. 263, proces-verbaalnummer 48))
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt;
(Artikel art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 240b lid 2 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 2 primair:
hij,
in of omstreeks de periode van 01 januari 1996 tot en met 15 maart 2001, te Rosmalen, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren op [1983] ),
van wie, hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten:
- het betasten van de schaamstreek en/of de anus en/of borsten, in elk geval het

lichaam van die [slachtoffer] en/of

- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van

die [slachtoffer] en/of

- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers(s) tegen en/of in de vagina

en/of de anus van die [slachtoffer] ,

terwijl die [slachtoffer] aan de zorg en/of waakzaamheid van hem, verdachte, was toevertrouwd, immers was hij verdachte de begeleider en/of badmeester en/of toezichthouder van die [slachtoffer] tijdens het zwemmen;
art. 243 jo 248 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 2 subsidiair:hij,
in of omstreeks de periode van 01 januari 1996 tot en met 21 oktober 1999,te Rosmalen, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren op [1983] ),
die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of medebestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten:
- het betasten van de schaamstreek en/of de anus en/of borsten, in elkgeval het lichaam van die [slachtoffer] en/of- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen deschaamlippen van die [slachtoffer] en/of- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers(s) tegen en/ofin de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] aan de zorg en/of waakzaamheid van hem, verdachte, wastoevertrouwd, immers was hij verdachte de begeleider en/of badmeester en/oftoezichthouder van die [slachtoffer] tijdens het zwemmen;
art. 245 jo 248 Wetboek van Strafrecht(Artikel art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het bezit en verwerven van de afbeeldingen/video’s of digitale bestanden, zoals aangehaald in de pleitnota, nu die bestanden van buiten de ten laste gelegde periode zijn of niet voorzien zijn van een datum zodat er dus niet vastgesteld kan worden dat deze binnen de tenlastegelegde periode vallen. Daar komt volgens de verdediging bij dat verdachte vele bestanden mogelijk nimmer heeft geopend of er geen weet meer van had. Ten aanzien van de overige bestanden zoals tenlastegelegd heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit nu het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het slachtoffer wel degelijk in staat was om haar wil kenbaar te maken. Daarnaast heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van een groot deel van de tenlastegelegde periode nu de seksuele handelingen volgens de verdediging alleen zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 3 maart 1998 tot en met 10 november 1998. Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat de tenlastegelegde strafverzwaring van artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht niet kan worden toegepast nu het tenlastegelegde zich heeft afgespeeld in een periode voorafgaande aan de inwerkingtreding van het huidige artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht en dit niet verenigbaar is met het bepaalde in artikel 1 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Hiervan dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelenOmwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 mei 2023 heeft de politie een melding gekregen van medewerkers van de computershop [naam 1] . Verdachte had zijn computer ter reparatie naar [naam 1] gebracht. Tijdens het repareren van de computer kwam naar voren dat er een groot aantal bestanden met naakte minderjarige meisjes op de computer van verdachte stonden.
Naar aanleiding daarvan is op 10 mei 2023 het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme binnengetreden in de woning van verdachte. Op de screensaver van de computer, die in de woonkamer stond, was een afbeelding te zien van twee minderjarige meisjes. Verdachte verklaarde spontaan dat hij jonge meiden wel interessant vond en dat hij voor de komst van de politie nog bezig was met het downloaden van afbeeldingen op zijn nieuwe computer. Opvallend was dat naast de televisie in de woonkamer een ingelijste foto stond van een meisje met een geschatte leeftijd van 15 jaar oud die de uiterlijke kenmerken vertoonde van het downsyndroom. Verdachte vertelde dat het meisje op de foto [slachtoffer] was. Op het zeer bevuilde bed van verdachte lagen geplastificeerde afbeeldingen van minderjarige meisjes. Op de grond lagen eveneens van dit soort geplastificeerde afbeeldingen van (naakte) jonge meisjes.
T.a.v. feit 1
Onder verdachte zijn op 10 mei en 4 juli 2023 diverse gegevensdragers in beslag genomen. Daarop bevonden zich in totaal ruim 5 miljoen afbeeldingen. De politie heeft 28% procent van de afbeeldingen beoordeeld op strafbaarheid van het materiaal en heeft vastgesteld dat in deze selectie ruim 630.000 afbeeldingen voorkomen die kinderpornografisch zijn, waarvan ruim 280.000 unieke foto’s en ruim 700 unieke video’s. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 13 maart 2024 bekend dat hij de afbeeldingen heeft verworven en in zijn bezit had.
De tenlastegelegde periode ziet op 1 januari 2010 (ingangsdatum van het huidig geldende artikel 240b Wetboek van Strafrecht) tot en met 10 mei 2023. De eerste als kinderpornografisch beoordeelde afbeelding die is aangetroffen op een gegevensdrager van verdachte met een datum is van 4 juli 1997. De laatste als kinderpornografisch beoordeelde afbeelding dateert van 10 mei 2023. Op het moment dat de politie bij verdachte is binnengetreden op 10 mei 2023 was verdachte nog bezig met het downloaden van nieuwe kinderpornografische afbeeldingen. Ook al is de exacte datum van het verwerven niet voor alle kinderpornografische afbeeldingen vastgesteld, vast staat dat op 10 mei 2023 verdachte al deze afbeeldingen (nog) in zijn bezit had. De rechtbank acht daarom bewezen, overeenkomstig de inhoud van de bewijsmiddelen, dat verdachte alle aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen gedurende de tenlastegelegde periode heeft verworven en/of in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank verwerpt daarom het daartegen aangevoerde verweer van de raadsvrouw.
Voor het aannemen van het maken van een ‘gewoonte’ van het in bezit hebben en verwerven is de enkele herhaling van het downloaden van kinderporno onvoldoende. Daarvoor is nodig dat verdachte telkens de intentie heeft gehad het feit opnieuw te plegen. Gezien het lange tijdsbestek waarover verdachte kinderpornografische afbeeldingen heeft gedownload en gezien de enorme hoeveelheid afbeeldingen staat het voor de rechtbank vast dat verdachte telkens opnieuw de intentie heeft gehad kinderpornografisch materiaal te downloaden. Daarbij komt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dagelijks bezig te zijn geweest met (het downloaden van) deze afbeeldingen en dat verdachte zich in zijn woning heeft omringd met deze foto’s; zowel in de woonkamer als in de slaapkamer zijn er afgedrukte foto’s van minderjarige meisjes aangetroffen. Het maken van een gewoonte van het bewezenverklaarde misdrijf kan daarom bewezen worden geacht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan.
T.a.v. feit 2
Verdachte was vanaf 1992 werkzaam bij de zorginstelling [naam 2] (later [naam 2] genaamd) te Rosmalen. Dit betreft een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij hield zich onder meer bezig met het beheer van het zwembad. Vanaf 1996 heeft verdachte daar op zijn verzoek ook meegezwommen met een groep waarvan het slachtoffer deel uitmaakte. Verdachte heeft toen het slachtoffer in het zwembad begeleid. Het slachtoffer was aan het begin van die periode 12 jaar oud. Verdachte heeft het tenlastegelegde bij de politie bekend en is bij die bekennende verklaring ter terechtzitting van 13 maart 2024 gebleven.
In het bij verdachte aangetroffen document genaamd: " [slachtoffer] [1983] [naam 3] " wordt in de vorm van een tijdlijn (1995-2001) beschreven hoe verdachte het slachtoffer heeft ontmoet op [naam 2] , wanneer zij elkaar troffen en welke seksuele handelingen verdachte bij het slachtoffer heeft verricht. Het document gaat in zijn geheel over het slachtoffer. Voor de tenlastegelegde periode zoekt de rechtbank aansluiting bij het door verdachte opgestelde document. Uit het document blijkt dat het plegen van de tenlastegelegde handelingen een langdurige aanloop heeft gehad, waarbij verdachte eerst het vertrouwen van het slachtoffer heeft gewonnen en vervolgens steeds verder ging met het plegen van ontuchtige handelingen. Verdachte is uiteindelijk voor de eerste keer bij het slachtoffer seksueel binnengedrongen op 17 maart 1998. De ontuchtige handelingen, waaronder het binnendringen, duurden in ieder geval voort tot en met 21 november 2000 volgens het door verdachte zelf opgestelde document. De rechtbank acht daarom de gehele ten laste legde periode wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer een denkniveau heeft dat is te vergelijken met een kind van 2 tot 3 jaar en dat een verhoor niet mogelijk bleek te zijn. Hieruit blijkt evident dat het slachtoffer niet goed in staat was en is om haar wil kenbaar te maken. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat de verstandelijke beperking van het slachtoffer kan worden aangemerkt als een ‘zodanige verstandelijke handicap dat zij onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden’ in de zin van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het door verdachte geschreven document blijkt bovendien dat hij zich uitvoerig heeft verdiept in de geestestoestand van het slachtoffer teneinde dichterbij haar te kunnen komen. Uit voorgaande vloeit noodzakelijkerwijs voort dat verdachte wist dat het slachtoffer niet in staat was om haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank verwerpt het daartegen gerichte verweer van de raadsvrouw.
Met betrekking tot het verweer dat ziet op de strafverzwaring van artikel 248 lid 2 overweegt de rechtbank het volgende. In de ten laste gelegde periode was het zijn van een verdachte aan wie de zorg, opleiding of waakzaamheid van de minderjarige was toevertrouwd bij dit delict nog geen strafverzwarende omstandigheid in het Wetboek van Strafrecht. De huidige strafverzwaring is pas op 1 januari 2010 in werking getreden, hetgeen buiten de ten laste gelegde periode ligt. De rechtbank zal het feit dan ook niet als zodanig kwalificeren. Voorgaande heeft echter geen invloed op de bewezenverklaring, aangezien het slachtoffer feitelijk aan verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd op de momenten dat hij haar in het zwembad begeleidde.
Alles overwegende acht de rechtbank feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in de hierna opgenomen bewijsmiddelenbijlage, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
hij,
inof omstreeksde periode van 01 januari 2010 tot en met 10 mei 2023,
te Oss,althans in Nederland,
meermalen,althans eenmaal,
- afbeeldingen te weten foto’s en/of
- gegevensdragers (te weten:een of meersmartphone(s) (merk: Samsung) en/ofeen
computer (merk: Lenovo) en/ofeen computer (merk: Asus) en/of een of meerHDD
(merken: Medion en/ofToshiba en/ofMedion en/ofWestern Digital en/ofSeagate
en/ofIBM en/ofWD 1600 en/ofMaxtor) en/ofWestern Digital) bevattende
afbeeldingen te weten afbeeldingen en/of video’s en/of films,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
heeft,
- verworven en/of
- in bezit gehad en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van

een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,

welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en vaginaalen/of anaalpenetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het oraal,vaginaal en/of anaalpenetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding [nummer 1] (p. 239, proces-verbaalnummer 49) en afbeelding [nummer 2] en [nummer 2] en ( [nummer 3] ).jpg (p. 261, proces-verbaalnummer 48))
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billenen/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(betreft (onder meer) afbeelding [nummer 4] (p. 240, proces-verbaalnummer 49) en afbeelding [nummer 5] (p. 262, proces-verbaalnummer 48)
en/of
hetgeheel ofgedeeltelijk naakt (laten) poseren van/dooreen persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/ofopgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerpen/ofin een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bijzijn/haar leeftijd past/passen
en/ofwaarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten vanzijn/haar kleding ontdoet
en/of(waarna) door het camerastandpunt en/ofde (onnatuurlijke) pose en/ofde wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/filmsnadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/ofbillen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/ofstrekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) afbeelding [nummer 6] en [nummer 7] (p. 241 en proces-verbaalnummer 49 en [nummer 8] en [nummer 9] (p. 263, proces-verbaalnummer 48) en de afbeeldingen met beslagcodes 771421, 771422 en 771435 (p. 252 en 259, procesverbaalnummer 48)
en/of
het masturberen boven/bij en/ofejaculeren op het gezicht en/ofhet lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/ofstrekte(n) tot seksuele prikkeling,
(betreft (onder meer) [nummer 10] en [nummer 11] (p. 263, proces-verbaalnummer 48))
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt;
T.a.v. feit 2:
hij,
inof omstreeksde periode van 01 januari 1996 tot en met 15 maart 2001, te Rosmalen,althans in Nederland,
meermalen,althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren op [1983] ),
van wie, hij, verdachte, wist dat dezein staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan welaan een zodanigepsychische stoornis en/ofverstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, diebestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten:
- het betasten van de schaamstreek en/ofde anus en/ofborsten, in elk geval het
lichaamvan die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers(s) tegen en/ofin de vagina
en/ofde anus van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] aan de zorg en/ofwaakzaamheid van hem, verdachte, was toevertrouwd, immers was hij verdachte de begeleideren/of badmeester en/of toezichthoudervan die [slachtoffer] tijdens het zwemmen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals vermeld in het Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 1 maart 2024, wordt opgelegd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie dient te worden gematigd en heeft verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een heel lange periode een gewoonte gemaakt van het verwerven en bezitten van een extreem grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen/video’s. Dit is een zeer ernstig feit. Bij productie van dergelijke afbeeldingen worden vaak zeer jonge kinderen op aangrijpende en soms gruwelijke wijze seksueel misbruikt door volwassenen die hen juist tegen dit soort handelen in bescherming behoren te nemen. Het behoeft geen betoog dat dergelijk misbruik zeer nadelige gevolgen kan hebben (in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade) bij de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Verdachte heeft door het bezit van dergelijke afbeeldingen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van dergelijke verwerpelijke praktijken. De rechtbank houdt in de strafmaat in strafverzwarende zin rekening met de lange periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezitten en verwerven van kinderporno en dat hij weinig inzicht lijkt te hebben in het verwerpelijke van zijn handelen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een destijds jong en kwetsbaar slachtoffer. De verdachte is seksueel binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer terwijl zij minderjarig en zwaar gehandicapt was en daardoor niet in staat was om haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De verdachte heeft op een geraffineerde wijze eerst een vertrouwensband met het slachtoffer opgebouwd, om haar vervolgens een langdurige periode te misbruiken om daarmee aan zijn eigen perverse seksuele behoeftes te voldoen. Daarmee heeft hij ernstig misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Gezien de handicap van het slachtoffer hebben haar ouders haar toevertrouwd aan de begeleiders en zorginstelling, omdat het niet mogelijk was om thuis voldoende zorg te bieden. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat haar ouders mochten hebben in deze noodzakelijke professionele hulp en het slachtoffer juist op de plek waar zij met veel plezier naartoe ging en zich veilig had moeten voelen seksueel misbruikt. Een en ander is ook duidelijk en indrukwekkend verwoord door de broer van [slachtoffer] ter zitting. Met zijn handelen heeft de verdachte het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer bovendien ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Dit is een zeer ernstig feit en de rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Dat het ontuchtfeit lang geleden is, maakt het naar het oordeel van de rechtbank niet minder ernstig. Verdachte heeft kunnen profiteren van de beperktheid van het slachtoffer waardoor het feit niet eerder aan het licht is gekomen. Dat maakt dat de rechtbank bij haar strafoplegging bewust geen rekening zal houden met het lange tijdsverloop sinds het plegen van dit feit.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 februari 2024, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportages die op respectievelijk 11 december 2023 en 4 december 2023 door GZ-psycholoog drs. M.H. Keppel en psychiater Drs. A. Banaei Kashani zijn opgesteld. Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een gespecificeerde parafiele stoornis en een schizoïde-persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen zijn van mening dat van deze stoornis ook sprake was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten en dat de stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloedde.
Beide deskundigen adviseren de rechtbank het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Zij schatten het recidiverisico in als matig tot hoog en achten het nodig dat de verdachte wordt behandeld. Zowel de psycholoog als de psychiater adviseren de rechtbank om aan verdachte een klinische behandeling op te leggen die vooral gericht is op de parafiele stoornis. Gezien de ernst van de problematiek, de matig/hoge kans op recidive, de ernst en de duur van de ten laste gelegde feiten en het benodigde langdurige toezicht en de (klinische) behandeling, wordt door de psycholoog en de psychiater geadviseerd om ter bescherming van de maatschappij verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport dat op 1 maart 2024 door Reclassering Nederland over de verdachte is opgesteld. De reclassering heeft voorzichtig positief geadviseerd over een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Verdachte heeft zelf ter zitting van 13 maart 2024 kenbaar gemaakt dat hij welwillend tegenover de voorgestelde behandeling staat.
Op te leggen maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de psycholoog en psychiater deugdelijk zijn gemotiveerd en dat de overwegingen in de rapportages de conclusies kunnen dragen en neemt de conclusies ten aanzien van de ziekelijke stoornis en de toerekenbaarheid van de verdachte van de deskundigen over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bewezenverklaarde feiten verminderd aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt ook de conclusies van de deskundigen met betrekking tot het recidiverisico en de behandeling over. De rechtbank is dan ook van oordeel dat teneinde dat risico te verminderen een intensieve (klinische) behandeling van verdachte noodzakelijk is.
Beide deskundigen adviseren de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen en ook de reclassering adviseert - zij het voorzichtig positief - om aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is op basis daarvan van oordeel dat de veiligheid van anderen, althans de algemene veiligheid van personen of goederen, vereist dat de behandeling van verdachte plaatsvindt in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij naast het behandelen van de stoornis zelf ook aandacht wordt besteed aan het voorkomen van recidive. Aan de maatregel zullen de voorwaarden worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering in het maatregelrapport van 1 maart 2024, welke voorwaarden hierna worden weergegeven in de beslissing. Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk aangegeven aan de naleving van die voorwaarden mee te willen werken.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van zeer ernstige strafbare feiten. Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar en rechtvaardigt het opleggen van een vrijheidsbenemende straf zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie en acht een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (38z)
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr op te leggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden onder toezicht te stellen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging verzocht tot afwijzing van de vordering en meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om het bedrag in te schatten en het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Er is immers evident sprake van een aantasting in de persoon van [slachtoffer] . De rechtbank zal dan ook een schadevergoeding bepalen die ziet op beide bewezenverklaarde feiten en daarbij geen onderscheid maken per feit.
De schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,-. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij vergelijkbare jurisprudentie. De benadeelde partij zal voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft voorts gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag ter zake van immateriële schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 maart 2001.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle in beslag genomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging accepteert dat de inbeslaggenomen goederen worden onttrokken aan het verkeer, maar verzoekt een uitzondering te maken voor bepaalde persoonlijke bestanden (zoals contactgegevens en wachtwoorden) van de verdachte en deze op bijvoorbeeld een usb-stick te zetten, zodat die bestanden niet verloren gaan.
Het oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst van 7 februari 2024, zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang, omdat er verboden materiaal op staat. De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om aan de officier van justitie de opdracht te geven om een deel van de inhoud van de te onttrekken goederen uit te sluiten van deze maatregel en terug te geven aan de verdachte.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 57, 240b, 243 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
-
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven/in bezit hebben/zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt, meermalen gepleegd;
-
met iemand van wie hij weet dat hij aan een verstandelijke handicap lijdt en dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straffen en maatregelen
legt op de volgende straffen en maatregelen:
T.a.v. feit 1, feit 2 primair:
- Een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
- Een
terbeschikkingstelling met voorwaarden.
En stelt als voorwaarden:
Geen strafbare feiten plegen
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
- veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
- veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
- veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Niet naar het buitenland
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in FPA Transfore of een soortgelijke zorginstelling (FPK of FPA) te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door een (forensische) ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maartschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Vermijden contact met minderjarigen
Veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat de reclassering en/of zijn behandelaars/begeleiders hierbij aanwezig zijn.
Vermijden kinderporno
Veroordeelde vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjaren
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens huisbezoek. Veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezigen computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
- Een
gedragsbeïnvloedendeen
vrijheidsbeperkende maatregel.
Vordering benadeelde partij
T.a.v. feiten 1 en 2 primair:
- Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 10.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 10.000,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade
- Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
  • 1 GSM (PL2100-OBRBD23008_776606, SAMSUNG);
  • 1 GSM (PL2100-OBRBD23008_771353, SAMSUNG);
  • 1 Computer (PL2100-OBRBD23008_771360);
  • 1 Computer (PL2100-OBRBD23008_771358);
  • 1 zwart witte doos en oranje envelop met foto's (PL2100-OBRBD23008_771358).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. M. Langstraat, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Westerhuis, griffier,
en is uitgesproken op 27 maart 2024.