ECLI:NL:RBOBR:2024:1217

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
01-060986-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 13 juli 2022 vond er een verkeersongeval plaats in Geldrop waarbij de verdachte, bestuurder van een Volkswagen, met een snelheid tussen de 99 en 113 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. De verdachte heeft niet voldoende aandacht gehad voor het verkeer en heeft een snorfietser, genaamd [slachtoffer], niet opgemerkt, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, maar sprak hem vrij van roekeloosheid. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Daarnaast werd de vordering van de moeder van het slachtoffer tot vergoeding van affectie- en schokschade volledig toegewezen, evenals een deel van de vordering van de vader van het slachtoffer voor kosten van een gedenksteen en urnen. De rechtbank verklaarde de vordering voor psychische bijstand niet ontvankelijk, omdat dit geen rechtstreekse schade was in verband met het overlijden van het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.060986.23
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 februari 2024. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1 primair:
hij op of omstreeks 13 juli 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen), daarmede rijdende over de weg, Wielewaal, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (aldaar)
- binnen de bebouwde kom met een (veel) te hoge snelheid gelegen tussen 99 kilometer per uur en 113 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, over de Wielewaal te rijden, terwijl daar een snelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan en/of
- niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- de kruising van de weg Wielewaal en de weg Linze te naderen (waarbij de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten geel knipperend licht uitstraalden) en/of
- een snorfietser (te weten [slachtoffer ] ), komende uit de richting van de Linze, gaande in de richting van de Alkstraat, die de weg (Wielewaal) waarop verdachte zich bevond overstak op/ter hoogte van een oversteekplaats bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers, niet en/of niet tijdig te zien/op te merken en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (Wielewaal) en/of de oversteekplaats kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen/op een snorfietser (te weten [slachtoffer ] ) aan te rijden en/of te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer ] ) werd gedood;

Feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 13 juli 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen), daarmee rijdende op de weg, Wielewaal, (aldaar)- binnen de bebouwde kom met een (veel) te hoge snelheid gelegen tussen 99 kilometer per uur en 113 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, over de Wielewaal heeft gereden, terwijl daar een snelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan en/of- niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of- de kruising van de weg Wielewaal en de weg Linze is genaderd (waarbij de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten geel knipperend licht uitstraalden) en/of- een snorfietser (te weten [slachtoffer ] ), komende uit de richting van de Linze, gaande in de richting van de Alkstraat, die de weg (Wielewaal) waarop verdachte zich bevond overstak op/ter hoogte van een oversteekplaats bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers, niet en/of niet tijdig heeft gezien/opgemerkt en/of- in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (Wielewaal) en/of de oversteekplaats kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen/op een snorfietser (te weten [slachtoffer ] ) is aangereden en/of gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Inleiding

Op 13 juli 2022 omstreeks 00:29 uur heeft op de Wielewaal in Geldrop, ter hoogte van de kruising met de Linze, een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto die bestuurd werd door verdachte en een snorfiets waarop [slachtoffer ] (hierna [slachtoffer ] ) zat. Verdachte heeft [slachtoffer ] niet opgemerkt en is met een snelheid van tenminste 99 km per uur in botsing gekomen met [slachtoffer ] , die als gevolg hiervan is overleden. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte met deze gedraging schuld had aan dit verkeersongeval en, zo ja, in welke mate.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden en heeft daardoor schuld aan het ongeval.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, omdat geen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Beoordelingskader artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te kunnen komen, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij roekeloos geldt als de zwaarste vorm van schuld. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in dit concrete geval sprake is van roekeloosheid, moeten zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid worden - gelet op rechtspraak van de Hoge Raad - strenge (motiverings)eisen gesteld.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in dit geval sprake is van een causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval, in die zin dat als die gedragingen achterwege zouden zijn gebleven het ongeluk niet zou zijn gebeurd.
Vervolgens is het de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het ongeval en, zo ja, in welke mate. Uit politieonderzoek blijkt dat verdachte binnen de bebouwde kom tenminste 99 kilometer per uur heeft gereden waar 50 kilometer per uur is toegestaan. Voor roekeloosheid in juridische zin moet het echter gaan om een combinatie van verkeersgevaarlijke gedragingen, zoals genoemd in artikel 5a van de WVW of één verkeersgevaarlijke gedraging die gedurende lange tijd wordt verricht. In dit geval is van beide geen sprake. De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging de tenlastegelegde roekeloosheid dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de vraag of er sprake is van zeer onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag overweegt de rechtbank het volgende.
Vast staat dat verdachte op de plaats van het ongeval binnen de bebouwde kom de daar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met ten minste 49 kilometer per uur heeft overschreden. Tevens staat vast dat het donker was en de verkeerslichten op de kruising van de Wielewaal met de Linze oranje knipperend licht uitstraalden. De kruising was verder onoverzichtelijk door de aanwezigheid van bosschages en een hekwerk, waarvan verdachte, gelet op het feit dat hij de weg daar goed kende, op de hoogte was. Verdachte naderde een woonwijk en in de directe omgeving van het kruispunt stonden woningen. Niettemin heeft verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, niet geremd bij het naderen van de kruising. Daarnaast heeft hij [slachtoffer ] voorafgaand aan het ongeval helemaal niet gezien, terwijl, zoals blijkt uit de beelden van het ongeval, de verlichting van de snorfiets aan stond. Gelet op deze feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het ongeval zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Eigen schuld slachtofferDat er sprake was van (een bepaalde mate van) eigen schuld van [slachtoffer ] , zoals door de verdediging is aangevoerd, doet aan deze conclusie niet af. De eventuele aanwezigheid van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer staat niet in de weg aan het aannemen van schuld van verdachte. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
ConclusieGelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader is omschreven.
Ter terechtzitting heeft de verdediging een aantal verweren gevoerd. Voor zover de rechtbank niet op die verweren heeft gerespondeerd, heeft de rechtbank die verweren als bewijsverweren aangemerkt. Die verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die de rechtbank doen twijfelen aan de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 13 juli 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen), daarmede rijdende over de weg, Wielewaal, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
(aldaar)
- binnen de bebouwde kom met een veel te hoge snelheid gelegen tussen 99 kilometer per uur en 113 kilometer per uur over de Wielewaal te rijden, terwijl daar een snelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan en
- niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de veiligheid en de verkeerssituatie ter plaatse en in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en het zich daarop bevindende verkeer en
- de kruising van de weg Wielewaal en de weg Linze te naderen (waarbij de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten geel knipperend licht uitstraalden) en
- een snorfietser (te weten [slachtoffer ] ), komende uit de richting van de Linze, gaande in de richting van de Alkstraat, die de weg (Wielewaal) waarop verdachte zich bevond overstak op/ter hoogte van een oversteekplaats bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers, niet te zien en
- in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (Wielewaal) en de oversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij was en
- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen een snorfietser (te weten [slachtoffer ] ) aan te rijden,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer ] ) werd gedood.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van
zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De ernst van het bewezenverklaarde feit
Verdachte heeft door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer ] is overleden. Verdachte heeft de nabestaanden van [slachtoffer ] daarmee onherstelbaar leed aangedaan, zoals ter terechtzitting is gebleken uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen.
Verdachte reed niet alleen veel te hard binnen de bebouwde kom, maar naderde in het donker zonder af te remmen een hem bekende onoverzichtelijke kruising, ondanks de aanwezigheid van oranje knipperlichten. In die verkeerssituatie was juist extra voorzichtigheid geboden, hetgeen verdachte op geen enkele wijze in acht heeft genomen. Door zijn rijgedrag heeft hij het hoogste rechtsgoed, het recht op leven, aan [slachtoffer ] ontnomen. Dit rijgedrag en de daaruit voortvloeiende gevolgen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het volgende. Uit de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer ] , voor wie eveneens een oranje knipperlicht zichtbaar was, zijn snelheid niet heeft gematigd bij het naderen van de Wielewaal. Daarnaast heeft hij komend vanuit de Linze tweemaal haaientanden genegeerd; zowel bij de kruising met het fietspad op de Wielewaal, als op de middenberm tussen de linker- en rechterweghelft. [slachtoffer ] had voorrang moeten verlenen aan verdachte, die op een voorrangsweg reed. Daarnaast is uit toxicologisch onderzoek gebleken dat [slachtoffer ] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol en ketamine, middelen die de rijvaardigheid negatief beïnvloeden. Hiermee zal de rechtbank rekening houden bij de aan verdachte op te leggen straf.
De strafmodaliteit
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft ter terechtzitting benadrukt hoe verschrikkelijk hij het vindt wat er is gebeurd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in een productieomgeving werkt in vijfploegendiensten. Dat betekent dat verdachte regelmatig moet werken op tijden dat het openbaar vervoer niet rijdt. Nu de standplaats van verdachte niet op fietsafstand van zijn woonplaats is, is hij dus afhankelijk van zijn auto of van anderen om op zijn werk te kunnen komen. Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen drukt hierdoor zwaar op verdachte.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat
oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. De gevangenisstraf en de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen worden (deels) voorwaardelijk opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De motivering van de beslissing op vordering van benadeelde partij [moeder van slachtoffer] .
De benadeelde partij (de moeder van [slachtoffer ] ) heeft vergoeding gevorderd van affectieschade en schokschade. Aan benadeelde partij is reeds € 15.000,00 vergoeding van affectieschade uitbetaald als voorschot. In deze procedure vordert zij nog € 5000,00, nu het overlijden van haar zoon het gevolg is van een misdrijf. Dit bedrag acht de rechtbank toewijsbaar.
Wat betreft de gevorderde vergoeding van schokschade oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding en hetgeen de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren heeft gebracht in de uitoefening van haar spreekrecht is de rechtbank gebleken dat de benadeelde partij een nauwe (affectieve) band had met haar zoon en dat de confrontatie met het gehavende lichaam van haar zoon kort na zijn overlijden bij haar een hevige schok teweeggebracht heeft. Naast deze hevige schok is voor vergoeding van schokschade vereist dat er sprake is van geestelijk letsel. Ook daarvan is sprake. Bij haar is PTSS vastgesteld waarvoor zij zich heeft laten behandelen door een GZ-psycholoog. Kortom: de rechtbank acht de vordering van [moeder van slachtoffer] geheel toewijsbaar: € 5000,000 aan vergoeding van affectieschade en € 10.000,00 aan vergoeding van schokschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van 13 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel [moeder van slachtoffer] .
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De motivering van de beslissing op de vordering van benadeelde partij [vader van slachtoffer] .
De benadeelde partij ( [vader van slachtoffer] ) heeft vergoeding van drie schadeposten gevorderd: de kosten voor een gedenksteen, de kosten voor urnen en de kosten voor psychische bijstand. Deze vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De benadeelde partij kan als vader van het overleden slachtoffer alleen schadevergoeding vorderen voor de schadeposten: gederfd levensonderhoud, kosten van lijkbezorging en affectieschade. Op grond van artikel 6:108, tweede lid, van het BW is de aansprakelijke partij verplicht de kosten van lijkbezorging te vergoeden aan degene die die kosten heeft betaald. Daarbij komen alleen voor vergoeding in aanmerking de in redelijkheid gemaakte kosten die rechtstreeks in verband staan met het begraven of cremeren van de overledene. Dit rechtstreekse verband acht de rechtbank aanwezig voor de gedenksteen en urnen. De kosten voor psychische bijstand vallen niet onder een post die op grond van de wet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank wijst de vordering deels toe. De vordering zal tot het bedrag van € 2.399,00 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van 13 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening.
De gemaakte kosten voor wat betreft de psychosociale therapie en individuele rouwbegeleiding vormen naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreekse schade als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij in deze onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel [vader van slachtoffer] .
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 60a Wetboek van Strafrecht
6, 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
  • Een
  • Een
 Een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
twee jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Maatregel van schadevergoeding voor [moeder van slachtoffer]
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [moeder van slachtoffer] , van een bedrag van € 15.000,00. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 110 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 15.000,00 immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

Maatregel van schadevergoeding voor [vader van slachtoffer]
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [vader van slachtoffer] , van een bedrag van € 2.399,00. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 33 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 2.399,00 materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [moeder van slachtoffer] , van een bedrag van
€ 15.000,00.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 15.000,00 vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [vader van slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [vader van slachtoffer] , van een bedrag van € 2.399,00.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 2.399,00 vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 27 maart 2024.