ECLI:NL:RBOBR:2024:1175

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
9874272 en 10007670
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant in het kader van cao-eisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, wordt de geschil tussen een groep radiotherapeutisch laboranten en hun werkgever, Stichting Catharina-Ziekenhuis (CZE), behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of de functiebeschrijving van de radiotherapeutisch laborant voldoet aan de kwaliteitseisen die zijn gesteld in de cao en de bijbehorende bijlagen. De kantonrechter oordeelt dat de functiebeschrijving, die op 17 september 2019 is vastgesteld met terugwerkende kracht tot 1 juli 2008, voldoet aan de gestelde eisen. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van een deskundige die is benoemd om de functiebeschrijving te toetsen aan de cao-eisen. De deskundige concludeert dat de hoofdactiviteiten voldoende zijn opgenomen, maar dat er op detailniveau enkele nuances ontbreken. De kantonrechter stelt vast dat de werkgever, CZE, de bevoegdheid had om de functiebeschrijving te herzien en dat de procedure die in de cao is voorgeschreven is gevolgd. De vorderingen van de werknemers worden afgewezen, en CZE wordt in het gelijk gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte functiebeschrijving voor de waardering en indeling van functies binnen de organisatie.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummers: 9874272 \ CV EXPL 22-2958 en 10007670 \ CV EXPL 22-4480
Vonnis van 21 maart 2024
in de zaken van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats] ,
4.
[eiser 4],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in de reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. H. Tadema,
tegen
STICHTING CATHARINA-ZIEKENHUIS,
te Eindhoven,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Stichting Catharina-Ziekenhuis,
gemachtigde: mr. L.T.M. Smets.

1.De procedure

1.1.
[eisers] hebben bij afzonderlijke dagvaardingen van respectievelijk
4 mei 2022 en 7 juli 2022 vorderingen tegen CZE ingesteld.
1.2.
In beide zaken is door CZE een conclusie van antwoord genomen, tevens eis in reconventie.
1.3.
Bij afzonderlijke tussenvonnissen van 20 oktober 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.
1.4.
[eisers] hebben in beide zaken een conclusie van antwoord in reconventie genomen.
1.5.
Vlak voor de mondelinge behandeling hebben [eisers] een akte overleggen van stukken ingebracht, waarop zij zich bij de mondelinge behandeling hebben beroepen.
1.6.
Op 6 februari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij beide zaken gezamenlijk zijn behandeld. De gemachtigden van beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht.
1.7.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De relevante feiten en omstandigheden

In de zaak met zaaknummer 9874272
2.1.
[eisers] , zijn in dienst van CZE in de functie van radiotherapeutisch laborant, dan wel zijn in deze functie bij CZE in dienst geweest.
2.2.
[eisers] en het CZE voeren al jaren een juridische strijd over de inhoud van
de functiebeschrijving voor de functie van radiotherapeutisch laborant.
Op 22 mei 2018 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een arrest gewezen, inhoudende de vaststelling dat het CZE jegens [eisers] niet heeft gehandeld zoals van een goed werkgever verwacht mag worden en/of dat het CZE jegens hen tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst.
2.3.
Op basis van dit arrest heeft het CZE op 17 september 2019 een functiebeschrijving opgesteld, die met terugwerkende kracht tot 1 juli 2008 - en na een bezwaarprocedure bij de Interne Bezwaar Commissie (hierna: “IBC”) - definitief is vastgesteld.
2.4.
Met deze functiebeschrijving kunnen [eisers] zich nog steeds niet verenigen. Zij hebben daarom een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht ingediend.
De inhoud van de rapportage van de door de rechtbank benoemde deskundige, de heer H.P. Bosch, houdt partijen verdeeld.
2.5.
Partijen hebben op 14 april 2022 overleg gevoerd over de inhoud van het deskundigenbericht. [eisers] voelen zich door het voorlopig deskundigenbericht gesterkt in hun overtuiging dat de met terugwerkende kracht vastgestelde functiebeschrijving nog steeds niet voldoet aan de kwaliteitseisen, terwijl het CZE van mening is dat de inhoud van het deskundigenbericht van dien aard is dat dit niet kan leiden tot de conclusie dat het CZE tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst.
2.6.
Vervolgens hebben [eisers] onderhavige vordering aan de kantonrechter voorgelegd.
In de zaak met zaaknummer 10007670
2.7.
Het CZE heeft op 6 januari 2022 een nieuwe functiebeschrijving vastgesteld, die met terugwerkende kracht geldt tot 1 april 2017.
Hierbij is als uitgangspunt gehanteerd de definitief vastgestelde functiebeschrijving per
1 juli 2008 van 17 september 2019.
2.8.
[eisers] menen dat de functiebeschrijving die CZE heeft vastgesteld op
6 januari 2022 geen stand kan houden; daarom hebben zij onderhavige vordering aan de kantonrechter voorgelegd.

3.De vorderingen van [eisers]

In de zaak met zaaknummer 9874272
3.1.
[eisers] vorderen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om voor
recht te verklaren dat:
a. het CZE jegens [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst dan wel heeft gehandeld in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW;
b. het CZE jegens [eisers] alsnog de verplichtingen uit hoofde van de
arbeidsovereenkomst(-en) dient na te komen dan wel dient te jegens hen dient te handelen conform het beginsel van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW, inhoudende het komen tot een functiebeschrijving waarin de bevindingen van deskundige Bosch correct, volledig en zorgvuldig worden verwerkt;
c. het CZE te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 12.160,50, zijnde de kosten die zijn gemaakt voor de inschakeling van deskundige Bosch;
d. met veroordeling van het CZE in de kosten van deze procedure.
In de zaak met zaaknummer 10007670
3.2.
[eisers] vorderen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om voor
recht te verklaren dat:
a. het CZE jegens [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst dan wel heeft gehandeld in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW;
b. het CZE jegens Van Bavel de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst alsnog dient na te komen dan wel jegens hen alsnog dient te handelen conform het beginsel van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW, te weten middels het vaststellen van een functiebeschrijving die voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen alsook conform de bevindingen van deskundige Bosch;
c. met veroordeling van het CZE in de kosten van deze procedure.

4.De verweren van CZE, tevens houdende een eis in reconventie

In de zaak met zaaknummer 9874272
In conventie
4.1.
CZE voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] als zijnde ongegrond en/of niet bewezen met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
In reconventie
4.2.
In reconventie vordert CZE bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om voor recht te verklaren dat:
- de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 juli 2008, vastgesteld op
17 september 2019, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen en het CZE daarmee jegens [eisers] voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst.
- [eisers] door het CZE zonder enige processuele noodzaak veelvuldig in rechte te betrekken, handelt in strijd met het beginsel van goed (ex-)werknemerschap.
4.3.
[eisers] voeren verweer en concludeert dat de vorderingen van CZE in reconventie horen te worden afgewezen met veroordeling van CZE in de kosten van de procedure in reconventie.
In de zaak met zaaknummer 10007670
In conventie
4.4.
CZE voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] als zijnde ongegrond en/of niet bewezen met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
In reconventie
4.5.
In reconventie vordert CZE bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om voor recht te verklaren dat:
- de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 april 2017, vastgesteld op
6 januari 2022, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen en het CZE daarmee jegens [eisers] voldoet aan haar
verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst;
- [eisers] door het CZE zonder enige processuele noodzaak veelvuldig in rechte
te betrekken, handelt in strijd met het beginsel van goed (ex-)werknemerschap;
- met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
4.6.
De vorderingen van CZE in reconventie horen te worden afgewezen met veroordeling van CZE in de kosten van de procedure in reconventie.
4.7.
[eisers] voeren verweer en concluderen dat de vorderingen van CZE in reconventie horen te worden afgewezen met veroordeling van CZE in de kosten van de procedure in reconventie.
4.8.
Op wat partijen als grondslag voor- en als verweer tegen voornoemde vorderingen hebben aangevoerd, zal hieronder, voor zover van belang voor de beoordeling van de geschilpunten, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In beide zaken is de kern van het geschil of de functiebeschrijving van radiotherapeutisch laborant voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen.
In de zaak metzaaknummer 9874272 gaat het om de functiebeschrijving die is vastgesteld op 17 september 2019, die met terugwerkende kracht geldt vanaf 1 juli 2008.
In de zaak met zaaknummer 10007670 gaat het om de functiebeschrijving die is vastgesteld op 6 januari 2022, die met terugwerkende kracht geldt vanaf 1 april 2017.
5.2.
Wat de inhoud van de functiebeschrijvingen betreft, stelt de kantonrechter voorop dat CZE als werkgever een zekere mate van vrijheid toekomt om de functiebeschrijvingen van haar werknemers vast te stellen. De kantonrechter dient de functiebeschrijvingen marginaal te toetsen, dat wil zeggen met inachtneming van de aan CZE toekomende vrijheid, en beoordelen of CZE haar contractuele verplichtingen en het beginsel van goed werkgeverschap jegens [eisers] heeft nageleefd.
5.3.
De kantonrechter zal hierna eerst ingaan op de vorderingen in de zaak met zaaknummer 9874272 en daarbij de inhoud van de rapportage van de door de rechtbank in een voorlopig deskundigenbericht benoemde deskundige, de heer H.P. Bosch betrekken.
Daarna zal de kantonrechter de vorderingen beoordelen die zijn ingesteld in de zaak met zaaknummer 10007670, waarbij de nieuwe functiebeschrijving van radiotherapeutisch laborant centraal staat. Hierbij heeft CZE de functiebeschrijving per 1 juli 2008 als uitgangspunt gehanteerd.
In de zaak met zaaknummer 9874272
Voorlopig deskundigenbericht
5.4.
In het vonnis van de kantonrechter van 18 december 2020 waarin het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Rv is toegewezen en een voorlopig deskundigenbericht is bevolen, is zowel het beoordelingskader van de rechter in een eventuele bodemprocedure gegeven, als het kader van het onderzoek, namelijk of de op 17 september 2019 vastgestelde functiebeschrijving met ingangsdatum 1 juli 2008 met inachtneming van de aan CZE toekomende vrijheid - voldoet aan de verplichtingen die uit de cao voortvloeien. De deskundige mag niet de functiebeschrijvingen herschrijven en het onderzoek moet zich richten op de punten waarvan [eisers] menen dat de functiebeschrijving niet aan de kwaliteitseisen voldoet.
Op basis van voornoemde uitgangspunten heeft de kantonrechter de volgende vragen ter beantwoording door de deskundige voorgelegd:
1. Komen de structurele taken uit de addenda (2001) in de functiebeschrijving voldoende naar voren (functie-inhoud)?
Zo nee, welke structurele taken ontbreken in de functiebeschrijving?
2. Zijn de waarderingsgezichtspunten risico's en verantwoordelijkheden voldoende relevant
toegelicht?
Zo nee, welke relevante zaken ontbreken in de functiebeschrijving?
3. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat partijen daarvan
kennis nemen?
5.5.
De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht het volgende geconcludeerd [1] :
7. Conclusies
Algemeen:
Alles overziende kom ik tot de conclusie dat op zich de hoofdactiviteiten wel voldoende zijn meegenomen in de functiebeschrijving, maar op detailniveau er nog wel enkele nuances aan toe te voegen zijn.
Partijen hebben echter veel gediscussieerd over de compleetheid en ook de redactie van de functiebeschrijving. Er is daarbij geprobeerd compromissen te vinden en er zijn op onderdelen bepaalde formuleringen aangepast. Gevolg is echter dat de functiebeschrijving daardoor niet aan duidelijkheid, leesbaarheid en bovenal congruentie en consistentie gewonnen heeft.
Opde vormvan de functiebeschrijving blijven de verschillen bestaan. De medewerkers willen een meer uitgebreidere en in hun ogen daarmee completere functiebeschrijving, terwijl de werkgever vasthoudt aan de gekozen algemeen beschrijvende stijlvorm. Het is conform Bijlage E van Cao Ziekenhuizen 1999-2001 aan de werkgever om de vorm te kiezen.
Vraag 1: "komen de structurele taken uit de addenda (2001) in de functiebeschrijving voldoende naar voren (functie-inhoud)?
Zo nee, welke structurele taken ontbreken in de functiebeschrijving?"
Als ik letterlijk het vergelijkingsoverzicht (bijlage 1) beoordeel, dan moet mijn antwoord zijn dat in de nuances de structurele taken uit de addenda niet voldoende terugkomen in de functiebeschrijving 2008.
De letterlijke vraagstelling heb ik hiermee beantwoord. Uit de reacties op mijn concept Deskundigenbericht, maak ik op dat partijen scherp zijn op het correct antwoorden en mij soms verwijten dat ik buiten de vraagstelling mijn antwoord geef.
Ik geef geen advies over hoe deze taken in de opbouw van de functiebeschrijving moeten worden verwoord. Dat is de taak van de werkgever. Ik geef eveneens geen antwoord op de vraag of deze taken móéten terugkomen en in het kader van de functie-indeling van invloed zijn. Ik heb daar wel vanuit mijn expertise een deskundige mening over. Alleen als hiernaar wordt gevraagd zal ik deze mening geven.
Vraag 2: Zijn de waarderingsgezichtspunten risico's en verantwoordelijkheden voldoende relevant toegelicht?
Zo nee, welke relevante zaken ontbreken.
De waarderingsgezichtspunten risico's en verantwoordelijkheden zijn onvoldoende relevant toegelicht. De twee hoofdactiviteiten die van belang zijn voor het gewicht en de waardering van de functie hadden hier expliciet beschreven moeten worden. Deze zijn:
A. Het feit dat de radiotherapeutisch laborant het deelbehandelplan opstelt;
B. Het door de radiotherapeutisch laborant uitvoeren van de voorbehouden handelingen.
Vraag 3: "Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat
partijen daarvan kennisnemen?"
De kern en focus van mijn onderzoek lagen bij de beantwoording van de vragen 1 en 2 betreft. Met vraag 3 ben ik in de gelegenheid gesteld om daarnaast nog enkele aanvullende opmerkingen te maken die zinvol voor partijen kunnen zijn. Ik volsta dan ook met te verwijzen naar mijn daar gegeven beantwoording”.
5.6.
Vorenstaande conclusies van deskundige Bosch sterken [eisers] in hun standpunt dat de functiebeschrijving met ingangsdatum 1 juli 2008 niet voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen, want er is geen sprake van een actuele beschrijving waarbij de daadwerkelijk uitgeoefende functie is beschreven. Er ontbreken immers hoofdactiviteiten onder een belangrijk gezichtspunt. Verder ontbeert de functiebeschrijving herkenbaarheid en zijn de toelichtingen onvoldoende adequaat, aldus [eisers]
Het CZE is daarentegen van mening dat de conclusies van de deskundige niet kunnen dienen als bewijs van de stellingen van [eisers] , omdat de beoordeling van de vragen 1 en 2 onjuist is en de beantwoording van vraag 3 geen relevante informatie bevat voor een rechtelijke beoordeling van deze kwestie.
5.7.
De kantonrechter oordeelt met betrekking tot het voorlopig deskundigenbericht als volgt.
Op grond van artikel 152 Rv is de beoordeling van het bewijs aan het oordeel van de rechter overgelaten. Er is geen wettelijke uitzondering gemaakt voor het voorlopig deskundigenbericht. Dit veroorzaakt een zeker spanningsveld vooral als het deskundigenbericht ziet op specialistische en/of technische onderwerpen. Dit is ook hier het geval. Zoals door het CZE terecht is opgemerkt in haar conclusie van antwoord ziet het voorlopig deskundigenbericht met name op de beoordeling van bepalingen en teksten in het kader van het protocol FWG [2] . Echter, deze teksten zijn leidend voor de in het geschil zijnde functiebeschrijving, zoals CZE ook nader heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling.
Dit betekent dat de kernactiviteiten op basis van de FWG 3.0 functiebeschrijvings-systematiek staan opgenomen bij de beschrijving van de functie-inhoud in de resultaatgebieden 1 tot en met 7 en dat er geen hoofd/kernactiviteiten in de waarderings-gezichtspunten staan vermeld.
Dit betekent ook dat er niet meer of zwaardere activiteiten beschreven/gewaardeerd worden dan die in de resultaatsgebieden (functie-inhoud) vermeld staan.
De conclusie van de deskundige dat de hoofdactiviteiten voldoende zijn meegenomen in de functiebeschrijving, maar dat er op detailniveau er nog wel enkele nuances aan toe te voegen zijn, rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter niet de stelling van [eisers] dat de functiebeschrijving herkenbaarheid ontbeert en dat de toelichtingen daarop onvoldoende adequaat zijn. De opmerking van de deskundige dat de functiebeschrijving - kort gezegd - niet altijd even overzichtelijk is, zit hem veeleer in de vorm van de functiebeschrijving zoals de deskundige ook heeft opgemerkt, want CZE houdt vast aan de gekozen algemeen beschrijvende stijlvorm, terwijl [eisers] een meer uitgebreidere en in hun ogen daarmee completere functiebeschrijving willen. Echter het is, zoals het CZE en de deskundige ook aangeven, aan de werkgever om de vorm van de functiebeschrijving te kiezen [3] .
5.8.
De kantonrechter zal hierna dan ook alleen nog ingaan op de conclusie van de deskundige onder vraag 2, inhoudende dat de waarderingsgezichtspunten “risico's en verantwoordelijkheden” onvoldoende relevant zijn toegelicht in de functiebeschrijving, want dit is wat partijen in de kern verdeeld houdt. Voor zover [eisers] tijdens de mondelinge behandeling nieuwe argumenten hebben aangehaald die niet zijn voorgelegd in het deskundigenbericht, zal de kantonrechter hieraan voorbijgaan.
5.9.
[eisers] hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hierbij met name het punt van zelfstandigheid voor hen erg zwaar weegt. Zij werken veel zelfstandiger dan naar voren zou komen in de in het geschil zijnde functiebeschrijving.
5.10.
Het CZE heeft dit tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht dat in de resultaatsgebieden “voorbereiden” en “uitvoeren van bestralingsbehandelingen” wel degelijk tot uitdrukking komt dat door de radiotherapeutisch laboranten zelfstandig wordt gewerkt. In genoemde resultaatsgebieden is beschreven dat de radiotherapeutisch laboranten aan de hand van het door de arts aangegeven protocol en bestralingsveld(en) op basis van voorbereidend onderzoek een bestralingsplan opstellen. Dit bestralingsplan wordt gecontroleerd door een collega-laborant, indien nodig voorgelegd aan een klinisch fysicus, en daarna voor goedkeuring voorgelegd aan de radiotherapeut. Het bestralingsplan maakt deel uit van het totale behandelplan van de radiotherapeut binnen één en dezelfde discipline en daar zijn meerdere laboranten bij betrokken. Bovendien dient het bestralingsplan door de radiotherapeut te worden goedgekeurd alvorens dit in zijn opdracht tot uitvoering kan worden gebracht door de radiotherapeutisch laboranten. Na goedkeuring door de radiotherapeut wordt eerst het bestralingsplan door een andere collega-laborant ingevoerd en daarbij nogmaals gecontroleerd voor overdracht aan uitvoering. De uitvoering vindt plaats door twee andere collega-laboranten, die eveneens het bestralingsplan controleren aan de hand van de beelden als de patiënt op de behandeltafel ligt. Indien nodig, kunnen zij daarbij binnen vastgestelde marges kleine aanpassingen doen.
5.11.
Uit vorenstaande door [eisers] niet, althans onvoldoende weersproken beschrijving blijkt weliswaar dat door de radiotherapeutisch laboranten veelal zelfstandig wordt gewerkt, maar ook dat sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid. Immers, er is niet één radiotherapeutisch laborant die de verantwoordelijkheid draagt, aan de voorbereiding en uitvoering van een bestralingsplan werken meerdere laboranten mee.
5.12.
CZE heeft tijdens de mondelinge behandeling verder toegelicht dat de radiotherapeutisch laboranten kleine aanpassingen kunnen doen aan het bestralingsplan, daarvoor zijn zij ook opgeleid, maar er is geen sprake van dat de radiotherapeutisch laborant een deelbehandelplan opstelt. De radiotherapeut stelt het behandelplan op (geeft een protocol en bestralingsveld(en) aan) en de radiotherapeutisch laboranten zijn vervolgens belast met de voorbereiding en uitvoering daarvan. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de radiotherapeut.
Hieruit volgt dat de radiotherapeutisch laborant geen deelbehandelplan opstelt, want er is geen sprake van een “behandelaar beslissing”. Deze behandelaar beslissing is voorbehouden aan de radiotherapeut.
CZE heeft hiermee voldoende onderbouwd dat de conclusie van de deskundige onder vraag 2 sub A, inhoudende dat onder de waarderingsgezichtspunten “Risico’s / Verantwoordelijkheid / invloed” expliciet beschreven had moeten dat de radiotherapeutisch laborant het deelbehandelplan opstelt, niet kan worden gevolgd.
5.13.
Voor zover [eisers] tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven dat het regelmatig voorkomt dat er geen radiotherapeut aanwezig is in het ziekenhuis als er een patiënt bestraald wordt, geeft CZE terecht aan dat dit een organisatorische kwestie is, die niet relevant is voor de functiebeschrijving. Ook de deskundige heeft aangegeven dat dit een organisatorisch probleem betreft.
CZE heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeven waarom een eventuele afwezigheid van de radiotherapeut door haar niet ervaren wordt als een probleem. Er wordt namelijk samengewerkt in een team van radiotherapeutisch laboranten, klinisch fysicus en radiotherapeut, waarbij een goede overlegstructuur aanwezig is en waarbij het werk wordt gedaan, zoals hiervoor in de resultaatsgebieden “voorbereiden” en “uitvoeren van bestralingsbehandelingen” is beschreven. Er is volgens CZE altijd een radiotherapeut bereikbaar (al is het niet altijd de behandelend radiotherapeut). Voor CZE is hierbij vooral van belang dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de radiotherapeut is om aanwezig te zijn in het ziekenhuis.
5.14.
Voor zover [eisers] dus stellen dat hun zelfstandigheid onvoldoende tot uiting komt in de functiebeschrijving, dan wel dat dit meer dan de bedoeling is wordt aangesproken bij afwezigheid van de radiotherapeut, merkt de kantonrechter op dat het aan de radiotherapeutisch laboranten is om deze (organisatorisch) kwestie aan te kaarten.
Als [eisers] vinden dat hun zelfstandigheid teveel wordt aangesproken, is het de bedoeling van CZE dat zijzelf, als radiotherapeutisch laboranten, de radiotherapeuten (meer) bij het behandelplan betrekken. De radiotherapeuten zijn immers (eind-)verantwoordelijk. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling van CZE dat de radiotherapeutisch laboranten een functioneel zelfstandige bevoegdheid hebben.
5.15.
Nu geen sprake is van een functioneel zelfstandige bevoegdheid van de radiotherapeutisch laborant, kan dit ook niet als zodanig tot uitdrukking komen onder de waarderingsgezichtspunten “Risico’s / Verantwoordelijkheid / invloed”, zoals CZE terecht heeft aangevoerd.
5.16.
De kantonrechter volgt evenmin de conclusie van de deskundige onder vraag 2 sub B, dat onder de gezichtspunten “Risico’s / Verantwoordelijkheid / invloed” expliciet de omstandigheid dat de radiotherapeutisch laborant bij het uitvoeren van de bestralingsbehandeling een voorbehouden handeling verricht beschreven had moeten worden.
Zoals CZE terecht heeft aangevoerd, staat dit namelijk al expliciet (tussen haakjes) beschreven in het kopje van resultaatgebied 3. CZE heeft tijdens de mondelinge behandeling nogmaals onweersproken toegelicht dat deze voorbehouden handeling – conform de FWG 3.0 functiebeschrijvingssystematiek – beschreven wordt bij de kernactiviteiten.
5.17.
De slotsom is dat het deskundigenbericht niet kan leiden tot de conclusie dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 juli 2008, vastgesteld op
17 september 2019, nog steeds niet voldoet aan de daaraan - conform cao - te stellen kwaliteitseisen.
Vorderingen in conventie en in reconventie
5.18.
Uit het vorenstaande vloeit enerzijds voort dat de vorderingen van [eisers] in conventie worden afgewezen.
[eisers] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna onder de beslissing onder de conventie wordt vermeld.
5.19.
Anderzijds betekent het vorenstaande, dat de eerste door CZE gevorderde verklaring voor recht in reconventie, te weten dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 juli 2008, vastgesteld op 17 september 2019, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen en CZE daarmee jegens [eisers] voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst, zal worden toegewezen.
5.20.
De tweede door CZE gevorderde verklaring voor recht, te weten dat [eisers] handelt in strijd met het beginsel van goed (ex-)werknemerschap, omdat zij het CZE zonder enige processuele noodzaak veelvuldig in rechte heeft betrokken, is niet toewijsbaar.
De kantonrechter overweegt daarbij dat niet gebleken is dat [eisers] misbruik hebben gemaakt van procesrecht. Zij hebben gebruik gemaakt van de in de cao overeengekomen mogelijkheid om de in het geschil zijnde functiebeschrijving door de bevoegde civiele rechter te laten toetsen. Dat er nu al meer dan 15 jaar in verschillende procedures geprocedeerd wordt over deze functiebeschrijving, maakt dit - hoe vervelend ook voor CZE - niet anders.
Als en voor zover [eisers] in gesprekken met CZE hebben aangegeven dat zij in deze fase van de procedure niet meer kunnen stoppen met procederen zonder dat zij concreet kunnen aangegeven waarom, is dit evenmin reden om schending van de norm van goed
(ex-)werknemerschap aan te nemen. [eisers] hebben hun vorderingen in deze procedure, immers (wel) kunnen onderbouwen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] er verder nog terecht op gewezen dat zij recht en belang hebben op een correcte functiebeschrijving, niet alleen omdat die deel uitmaakt van hun arbeidsovereenkomst, maar vooral ook omdat die functiebeschrijving de basis is voor waardering en indeling van hun functie.
In de zaak met zaaknummer 10007670
5.21.
[eisers] zijn van mening dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 april 2017, vastgesteld op 6 januari 2022 geen stand kan houden, primair omdat een bevoegdheid om te komen tot een herbeschrijving ontbreekt, maar (subsidiair) ook vanwege het feit dat de daarvoor gebruikte basis, zijnde de functiebeschrijving die in 2019 met terugwerkende kracht tot 2008 is vastgesteld, niet voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen.
5.22.
Dit laatste (subsidiaire) punt is hiervoor in rechtsoverweging 5.1 tot en met 5.17 al beoordeeld, zodat de kantonrechter volstaat met een verwijzing daarnaar.
Dit betekent dat alleen nog ter beoordeling voorligt de vraag of CZE bevoegd was om tot een herbeschrijving te komen van de functiebeschrijving die in 2019 met terugwerkende kracht tot 2008 is vastgesteld.
5.23.
Het CZE stelt zich op het standpunt dat zij bevoegd was tot herbeschrijving van de functie radiotherapeutisch laborant op grond van artikel 2.4 juncto artikel 2.1. lid 2 sub a van het Protocol FWG.
5.24.
Artikel 2.4. juncto artikel 2.1 lid 2 sub a van het Protocol FWG luidt als volgt:
“Bij veranderingen in de organisatie of in een functie kunnen zich de volgende situaties voordoen:
a.
De actuele functie-inhoud (de daadwerkelijk uitgeoefende functie) sluit niet meer aan bij de laatste vastgestelde functiebeschrijving (zie procedure herbeschrijving, artikel 2.4.)”.
Artikel 2.4. lid 1 luidt als volgt:
1.
De werkgever kan op eigen initiatief of op verzoek van de werknemer een herbeschrijvingsprocedure starten, als sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 2.1 lid 2 sub a tot en met c.”
5.26.
Volgens [eisers] bestond er geen enkele aanleiding om te besluiten tot het herschrijven, omdat de aanpassingen die zijn doorgevoerd van een dermate gering belang zijn dat niet volgehouden kan worden dat de actuele functie-inhoud niet meer aansloot bij de laatste vastgestelde functiebeschrijving. Volgens [eisers] wordt hetzelfde werk immers al jaren (in 2008 en daarvoor) verricht, zodat er geen reden is voor een herbeschrijvingsprocedure.
5.27.
CZE heeft in haar conclusie van antwoord gemotiveerd betwist dat er voor CZE geen enkele aanleiding bestond om de functiebeschrijving te herschrijven en heeft uitvoerig aangegeven welke wijzigingen in de functiebeschrijving van 2017 zijn doorgevoerd ten opzichte van die van 2008. Verder is CZE ingegaan op de redenen voor herbeschrijving c.q. actualisatie, namelijk dat de teksten zijn aangepast op basis van de grootste veranderingen in de tijdlijn die de daarvoor in het leven geroepen werkgroep (bestaande uit collega radiotherapeutisch laboranten) heeft opgesteld en zijn er andere actuele termen of vaktaal opgenomen. Ook is toegelicht dat voor een groot deel van de veranderingen op de tijdlijn geldt dat de werkwijze op zich niet veranderd is, maar dat deze op een andere manier wordt ingevuld. Als voorbeeld is genoemd de simulator, die in 2008 nog gebruikt werd, maar is vervangen door andere apparatuur. Hierdoor zijn de teksten met simulatie/simulator erin niet meer actueel. De meest belangrijke verandering is volgens CZE het toedienen van een intraveneus contrast. Dit onderdeel is in de herbeschrijving bepalend geweest voor de ingangsdatum van de functiebeschrijving.
5.28.
De kantonrechter is van oordeel dat CZE hiermee voldoende heeft aangetoond dat zij wel degelijk de bevoegdheid had om te komen tot een herbeschrijving van de functie van radiotherapeutisch laborant per 1 april 2017.
Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat CZE bij de herbeschrijvings-procedure niet over één nacht ijs is gegaan. Juist vanwege de jarenlange voorgeschiedenis met procedures heeft zij een werkgroep met daarin vijf radiotherapeutische laboranten en één teamleider in het leven geroepen om te bepalen of- en wanneer er sprake diende te zijn van een herbeschrijving/actualisatie van de functie. Deze werkgroep heeft in juni 2021 (online) informatiebijeenkomsten gehouden. Daarna is de concept voorlopige functiebeschrijving aan alle betrokkenen toegestuurd, waarbij is aangegeven dat zij daarover schriftelijke vragen konden stellen. Na de vragenronde heeft opnieuw een (online) bijeenkomst plaatsgevonden om nadere informatie te geven. De werkgroep heeft vervolgens unaniem vastgesteld dat de datum van herbeschrijving 1 april 2017 zou moeten zijn.
5.29.
Dat [eisers] het niet eens zijn met de kaders van het herbeschrijvingstraject, meer in het bijzonder dat daarbij als uitgangspunt is genomen de definitief vastgestelde functiebeschrijving per 1 juli 2008 van 17 september 2019, laat de bevoegdheid van CZE om een functie te herbeschrijven onverlet.
5.30.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 juli 2008, vastgesteld op 17 september 2019, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen, betekent dit dat het advies van de IBC, waarin de toetsing beperkt is gebleven tot de verschillen tussen de door CZE vastgestelde functiebeschrijving 2008 en de functiebeschrijving 2017, niet als onjuist of onvolledig kan worden bestempeld.
5.31.
Slotsom is dat met het besluit van CZE om het advies van de IBC over te nemen en de functiebeschrijving 2017 definitief vast te stellen invulling is gegeven aan de procedure die in de CAO Ziekenhuizen wordt voorgeschreven en dat het CZE daarmee tegenover [eisers] voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst.
Vorderingen in conventie en in reconventie
5.32.
Uit het vorenstaande vloeit enerzijds voort dat de vorderingen van [eisers] in conventie worden afgewezen.
[eisers] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna onder de beslissing in conventie wordt vermeld.
5.33.
Anderzijds betekent het vorenstaande, dat de eerste door CZE gevorderde verklaring voor recht in reconventie, te weten dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per 1 april 2017, vastgesteld op 6 januari 2022, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen en het CZE daarmee jegens [eisers] voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst, wordt toegewezen.
5.34.
De tweede door CZE gevorderde verklaring voor recht, te weten dat [eisers] handelt in strijd met het beginsel van goed (ex-)werknemerschap, omdat zij het CZE zonder enige processuele noodzaak veelvuldig in rechte heeft betrokken, is niet toewijsbaar.
Kortheidshalve verwijst de kantonrechter naar wat hierover eerder in rechtsoverweging 5.20 is overwogen.
De door CZE gevorderde proceskostenveroordeling van [eisers] in reconventie, wordt daarom eveneens afgewezen.
5.35.
Tot slot merkt de kantonrechter op dat voor zover [eisers] ingaan op (de gevolgen voor) hun functiewaardering, dit in deze procedures buiten beschouwing zal worden gelaten, omdat dit nu als zodanig niet ter beoordeling voorligt en deels reeds in andere procedures aan de orde is geweest.

6.De beslissing

In de zaak met zaaknummer 9874272
De kantonrechter:
In conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van CZE vastgesteld op
€ 746,00 wegens gemachtigdensalaris,
6.3.
verklaart dit vonnis - wat betreft de veroordeling tot betaling - uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie
6.4.
verklaart voor recht dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per
1 juli 2008, vastgesteld op 17 september 2019, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen en het CZE daarmee jegens [eisers] voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In de zaak met zaaknummer 10007670
De kantonrechter:
In conventie
6.6.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
6.7.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van CZE vastgesteld op
€ 746,00 wegens gemachtigdensalaris,
6.8.
verklaart dit vonnis - wat betreft de veroordeling tot betaling - uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie
6.9.
verklaart voor recht dat de functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant per
1 april 2017, vastgesteld op 6 januari 2022, voldoet aan alle kwaliteitseisen die de cao en/of de daarbij behorende bijlagen daaraan stellen en het CZE daarmee jegens [eisers] voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de (voormalige) arbeidsovereenkomst,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.

Voetnoten

1.Zie pagina 18 van het deskundigenbericht (productie 6 bij dagvaarding).
2.Het protocol Functie Waardering Gezondheidszorg
3.CZE verwijst in dit verband naar artikel 1.3, lid 2 Bijlage D Protocol FWG 2008-2009 en de deskundige naar Bijlage E van Cao Ziekenhuizen 1999-2001