ECLI:NL:RBOBR:2024:1143

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
10741582
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van pachtovereenkomst wegens gebrek aan landbouwkundig gebruik

In deze zaak vordert de gemeente Heusden de ontbinding van een pachtovereenkomst met [gedaagde], die een perceel van de gemeente verpacht heeft gekregen. De gemeente stelt dat [gedaagde] het perceel niet meer gebruikt voor bedrijfsmatige landbouw, wat een vereiste is volgens de pachtwetgeving. De pachtkamer heeft de vordering van de gemeente toegewezen en de pachtovereenkomst ontbonden. De gemeente heeft in 2021 Bureau [A] ingeschakeld om de situatie te controleren, waaruit bleek dat [gedaagde] zijn hoofdfunctie buiten de landbouw heeft en geen agrarische onderneming exploiteert. Ondanks verzoeken om informatie heeft [gedaagde] niet voldoende bewijs geleverd van zijn activiteiten als landbouwondernemer. De pachtkamer oordeelt dat [gedaagde] tekortschiet in zijn verplichtingen en dat de ontbinding van de pachtovereenkomst gerechtvaardigd is. De ontbinding gaat in per 1 juni 2024, en [gedaagde] moet het perceel ontruimen. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die zijn vastgesteld op € 655,14, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht
Pachtkamer
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10741582 \ CV EXPL 23-4496
Vonnis van 28 maart 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEUSDEN,
te Vlijmen, gemeente Heusden,
eiseres,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. M.P.C. Hendriks,
t e g e n :
[gedaagde],
te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] pacht een perceel van de gemeente. De gemeente wil de pachtovereenkomst laten ontbinden, op de grond dat [gedaagde] het gepachte perceel niet meer gebruikt voor bedrijfsmatige landbouw.
1.2.
De pachtkamer wijst de door de gemeente gevorderde ontbinding en ontruiming toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van de gemeente, met producties,
- het mondeling antwoord van [gedaagde] ,
- de brief van de griffier waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van de gemeente van 20 februari 2024, waarbij nog een bijlage is overgelegd,
- de mondelinge behandeling van 1 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is een datum voor vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De gemeente verpacht aan [gedaagde] het perceel kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduiding] , ter grootte van circa 01 ha.
[gedaagde] is door de pachtwijzigingsovereenkomst van 12 november 2012 pachter geworden van het betreffende perceel onder de voorwaarden zoals opgenomen en bedoeld in die pachtovereenkomst. Deze pachtovereenkomst is goedgekeurd door de Grondkamer op 17 mei 2013.

4.Het geschil

4.1.
Verkort weergegeven vordert de gemeente:
I. de pachtovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden;
II. [gedaagde] te veroordelen het gepachte te ontruimen;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met rente
IV. het vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt de gemeente – samengevat – het volgende.
4.2.1.
Zij heeft in 2021 Bureau [A] (hierna: [A] ) in de arm genomen om een periodieke controle uit te voeren op het correct en rechtmatig gebruik van het door haar verpachte areaal. In dat kader is [gedaagde] gevraagd informatie aan te leveren over onder andere zijn bedrijfsvoering. [gedaagde] heeft die informatie niet verschaft. [A] heeft door middel van een onderzoek bij de Kamer van Koophandel en eigen waarnemingen de situatie beoordeeld. Daaruit kwam naar voren dat [gedaagde] zijn hoofdfunctie buiten de landbouw heeft en er geen sprake meer was van exploitatie van een agrarische onderneming.
4.2.2.
De gemeente heeft om die reden op 3 mei 2022 aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat zij de pachtovereenkomst wilde beëindigen. Na diverse herinneringen heeft [gedaagde] daar pas op 21 maart 2023 schriftelijk op gereageerd. Hij heeft toen te kennen gegeven dat hij veehandelaar is, in dat kader vee aan- en verkoopt en dat hij zich bezighoudt met het opfokken van paarden. Hij heeft daarbij echter geen gecombineerde opgaven en/of jaarrekeningen meegestuurd.
4.2.3.
De gemeente vordert ontbinding op grond van artikel 7:376 lid 1 sub a BW, omdat [gedaagde] het gepachte niet (meer) voor bedrijfsmatige landbouw gebruikt. [gedaagde] is gehouden om de gemeente als verpachter voldoende aanknopingspunten te geven voor bewijslevering. De gemeente en [A] hebben daar ook om gevraagd, maar [gedaagde] heeft geweigerd om de gemeente van een reactie te voorzien.
Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel komt het inkomen van [gedaagde] voort uit veehandel. In de pachtwetgeving (artikel 7:312 BW) valt veehandel niet onder de definitie van landbouw. Van enige investeringen die gericht zijn op het bestendig en bedrijfsmatig kunnen uitoefenen van een landbouwbedrijf is de gemeente niet gebleken. Ook zijn er gedurende het onderzoek geen aanwijzingen gevonden dat er investeringen zijn gedaan om in de toekomst duurzaam inkomsten uit de landbouw te kunnen gaan genereren, waardoor het onaannemelijk is dat de situatie in de nabije toekomst verandert.
4.3.
[gedaagde] voert, samengevat, het volgende verweer.
Hij is veehandelaar en is dat altijd geweest. Bij het aangaan van de pachtovereenkomst in 2011 heeft de gemeente zijn bedrijf laten toetsen. De gemeente vond toen dat er wel sprake was van bedrijfsmatige pacht. In zijn bedrijfsvoering is nadien niets veranderd.
Hij heeft niet geweigerd informatie te verstrekken aan de gemeente of aan [A] . Hij is bij [A] op kantoor geweest, maar dat bleek wegens corona gesloten. Hij heeft toen gebeld en gezegd dat de gemeente overal van op de hoogte was. Hij heeft een omzet van 3,5 á 4 miljoen euro aan handel in levend vee.
Hij vermoedt dat de gemeente deze procedure alleen maar heeft gestart omdat hij zich heeft verzet tegen de bouw van woningen binnen de stankcirkel van zijn bedrijf.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 7:376 lid 1 BW kan de pachtkamer de pachtovereenkomst ontbinden op de grond dat de pachter is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Ingevolge het eerste lid onder a wordt de pachter in ieder geval geacht in de nakoming van zijn verplichtingen te zijn tekortgeschoten, indien hij het gepachte niet langer voor de uitoefening van de landbouw gebruikt.
5.2.
Artikel 7:312 BW geeft een definitie van wat er onder (bedrijfsmatig uitgeoefende) landbouw moet worden verstaan: akkerbouw; weidebouw; veehouderij; pluimveehouderij; tuinbouw, daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen; de teelt van griendhout en riet; elke andere tak van bodemcultuur, met uitzondering van de bosbouw.
Veehandel, dat wil zeggen het inkopen (of eventueel innemen) en vervolgens verkopen van dieren valt dus niet onder de daar genoemde activiteiten.
5.3.
Nu [gedaagde] naar eigen zeggen veehandelaar is en daaruit zijn hoofdinkomen heeft, volgt daar naar het oordeel van de pachtkamer uit dat hij het gepachte niet ten behoeve van de landbouw gebruikt. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat hij naast veehandel nog andere activiteiten verricht die mogelijk wel onder de wettelijke definitie van landbouw vallen. De weinige door hem overgelegde stukken geven, zonder verdere toelichting, de pachtkamer ook geen aanleiding om te veronderstellen dat dit het geval is.
5.4.
Bij deze stand van zaken schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van de pachtovereenkomst en de pachtkamer zal daarom tot ontbinding daarvan overgaan. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat de ontbinding met haar gevolgen niet gerechtvaardigd is. De pachtkamer zal de pachtovereenkomst per 1 juni 2024 ontbinden. Per die datum moet [gedaagde] het gepachte ook ontruimen.
Proceskosten
5.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x tarief € 199,00)
Totaal € 655,14
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

6.De beslissing

De pachtkamer:
-- ontbindt de pachtovereenkomst tussen de gemeente en [gedaagde] met betrekking tot het perceel kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduiding] per 1 juni 2024 en veroordeelt [gedaagde] het gepachte per die datum geheel te ontruimen en ontruimd te houden;
-- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente vastgesteld op € 655,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
-- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
-- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingslocatie 's-Hertogenbosch, bestaande uit mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter tevens voorzitter, en de deskundige leden W.L.G.L. Lamers en J.J.F. Berkvens en in het openbaar uitgesproken op donderdag 28 maart 2024.