ECLI:NL:RBOBR:2024:1140

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10713038 \ CV EXPL 23-4188
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor uitgevoerde werkzaamheden aan auto

In deze civiele zaak heeft eiseres, H.O.D.N. [bedrijfsnaam eiseres], een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonend in [woonplaats], met als doel gedaagde te veroordelen tot betaling van een factuur van € 501,92, vermeerderd met rente en kosten. Eiseres stelt dat zij werkzaamheden aan de auto van gedaagde heeft uitgevoerd, waarvoor een factuur is verzonden. Gedaagde heeft de factuur echter onbetaald gelaten en betwist de vordering. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2024 was gedaagde niet aanwezig, maar had hij wel een e-mail gestuurd waarin hij zijn afwezigheid verklaarde en zijn conclusie van antwoord bijvoegde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres haar stellingen voldoende heeft onderbouwd met bewijsstukken, waaronder een werkkaart en een keuringsrapport. De kantonrechter heeft ook de verklaring van de monteur, [A], in overweging genomen, die bevestigde dat hij de werkzaamheden aan de auto van gedaagde heeft uitgevoerd en dat gedaagde nooit heeft betaald. Gedaagde heeft zijn verweer niet onderbouwd en heeft geen bewijs geleverd voor zijn stellingen dat hij de werkzaamheden niet heeft besteld.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de factuur moet betalen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering van eiseres is toegewezen, en gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10713038 \ CV EXPL 23-4188
Vonnis van 21 maart 2024
in de zaak van
[eiseres] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam eiseres] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Lex Specialis Gerechtsdeurwaarders Juristen en Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 september 2023 met producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van antwoord van 23 november 2023,
- het e-mailbericht van 5 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 26 februari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gedaagde] is daar niet verschenen. Hij heeft bij e-mailbericht van 25 februari 2024 laten weten dat hij verhinderd is en heeft bij dat bericht nogmaals de conclusie van antwoord toegestuurd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat zij vandaag een vonnis zal wijzen.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 501,92, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
[eiseres] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft in opdracht, althans voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht onder bijlevering van materialen. Hiervoor heeft [eiseres] een factuur ten bedrage van € 414,11 naar [gedaagde] toegestuurd. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten. [gedaagde] verkeert in verzuim. Door [eiseres] en haar gemachtigde zijn op respectievelijk 28 maart 2023 en 28 augustus 2023 herinneringsbrieven naar [gedaagde] gestuurd, waarbij ook buitengerechtelijke kosten zijn aangezegd. De buitengerechtelijke incassokosten, die € 62,12 bedragen, komen voor rekening van [gedaagde] . Vanwege zijn verzuim moet [gedaagde] ook de wettelijke rente betalen. Berekend tot 14 september 2023 is dat een bedrag van € 25,69.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist de vordering. Weliswaar is de op de factuur genoemde auto zijn auto, maar hij is nog nooit bij [eiseres] geweest en dat geldt ook voor zijn echtgenote. Ook heeft hij nooit (telefonisch) opdracht gegeven aan [eiseres] om werkzaamheden te verrichten aan genoemde auto en zijn echtgenote ook niet. [gedaagde] voert aan dat hij geen inzicht heeft gevraagd in wat de monteur van zijn auto aan werk heeft uitbesteed en aan wie. [gedaagde] heeft zijn monteur destijds betaald. Voor verdere ‘onderaannemers’ (wellicht dus [eiseres] ), waar [gedaagde] geen opdracht aan heeft gegeven, is hij niet verantwoordelijk.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het verweer van [gedaagde] maakt de kantonrechter op dat [gedaagde] erkent dat er destijds werkzaamheden aan zijn auto (met kenteken [kenteken] ) zijn uitgevoerd. De kantonrechter begrijpt ook uit het verweer dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij een monteur heeft ingeschakeld om werkzaamheden aan zijn auto uit te voeren en dat hij deze monteur daarvoor heeft betaald. [gedaagde] sluit kennelijk niet uit dat deze monteur derden heeft ingeschakeld bij de uitvoering van de werkzaamheden, maar daarvoor voelt [gedaagde] zich niet verantwoordelijk, zo heeft hij gezegd.
3.2.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] haar stelling dat zij de gefactureerde werkzaamheden aan de auto van [gedaagde] heeft uitgevoerd, heeft onderbouwd. Zij heeft onder meer overgelegd de werkkaart van de betreffende werkzaamheden, het keuringsrapport van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) en facturen van in de auto geplaatste onderdelen. Op de eerste twee documenten staat het kenteken van de auto van [gedaagde] en allerlei andere gegevens van de auto, zoals kilometerstand, chassisnummer etc. Tijdens de mondelinge behandeling was de heer [A] (hierna: [A] ) aanwezig. Hij heeft verklaard dat hij ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden als monteur in dienst was bij [eiseres] . [A] heeft ook verklaard dat hij destijds de auto van [gedaagde] bij [gedaagde] heeft opgehaald, de werkzaamheden aan de auto heeft verricht en de auto vervolgens weer heeft teruggebracht naar [gedaagde] . Bij het terugbrengen van de auto heeft [A] tegen [gedaagde] gezegd dat de rekening nog volgt, aldus [A] . [A] heeft tenslotte verklaard dat hij nooit enige betaling van [gedaagde] heeft ontvangen.
[eiseres] heeft aangevoerd dat ook zij, ondanks meerdere aanmaningen en pogingen tot telefonisch contact, geen betaling van [gedaagde] heeft ontvangen. In een poging om de kwestie op te lossen, heeft [eiseres] [A] verzocht om bij [gedaagde] langs te gaan. [A] heeft verklaard dat hij bij [gedaagde] langs is gegaan. Toen hij [gedaagde] aantrof, heeft hij hem de rekening gegeven. Volgens [A] heeft [gedaagde] toen de betalingsverplichting niet betwist. Betaling is echter uitgebleven.
3.3.
[gedaagde] heeft al het bovenstaande niet weersproken. Nog daargelaten dat [gedaagde] in zijn verweer niet heeft vermeld wie de monteur is die hij voor de werkzaamheden zou hebben betaald, heeft hij de gestelde betaling met niets onderbouwd. Het is dus gebleven bij het enkel poneren van niet onderbouwde stellingen en dat is onvoldoende om de vordering van [eiseres] deugdelijk te betwisten. De kantonrechter vindt dat met wat [eiseres] naar voren heeft gebracht voldoende vast staat dat zij (in de persoon van haar toenmalige medewerker [A] ) de gefactureerde werkzaamheden aan de auto van [gedaagde] heeft uitgevoerd. Niet betwist is dat [gedaagde] [eiseres] niet voor deze werkzaamheden heeft betaald. Dat hij monteur [A] rechtstreeks heeft betaald, is door [A] betwist en blijkt verder nergens uit. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen tot betaling van het gevorderde bedrag van € 414,11. De gevorderde wettelijke rente zal ook worden toegewezen, aangezien hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
3.4.
[eiseres] vordert een bedrag van € 62,12 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Vast staat dat [eiseres] aan [gedaagde] ten minste één aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering moet worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 62,12 toewijzen.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom en wettelijke rente berekend tot 14 september 2023
439,80
- buitengerechtelijke incassokosten
62,12
+
totaal
501,92
3.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiseres] worden tot vandaag vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
767,34

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 501,92, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 414,11, met ingang van 14 september 2023, tot de dag van betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 767,34, te vermeerderen met de eventuele kosten van betekening van het vonnis,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.