ECLI:NL:RBOBR:2024:1139

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
01/313449-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan verkrachting met vrijspraak voor medeplegen

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 november 2023 in Eindhoven, waar het slachtoffer, na vrijwillige seks met de verdachte, onbewust werd verkracht door een medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de omstandigheden heeft gecreëerd die de verkrachting mogelijk maakten, door het licht uit te doen en het slachtoffer in een positie te brengen waarin zij niet kon zien wie haar benaderde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van verkrachting, omdat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk medeplichtig was aan de verkrachting, omdat hij de gelegenheid heeft verschaft voor de medeverdachte om het slachtoffer te verkrachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft een schadevergoeding van € 3.000,- toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.313449.23
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [2002] ,
laatste opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 februari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 maart 2024 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
te weten door
-met [slachtoffer] naar een donkere kamer te gaan en/of
-vaginale seks met die [slachtoffer] te hebben en/of
-tegen die [slachtoffer] te zeggen (in de Engelse taal) dat zij zich moest omdraaien en/of
-tegen [medeverdachte] (in de Portugese taal) te zeggen/kenbaar te maken: “pak/neem haar”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer] aldus in het donker met haar rug naar verdachte en/of medeverdachte gericht was en terwijl medeverdachte vervolgens onverhoeds en/of stiekem en/of heimelijk zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of gehouden en/of bewogen en/of die [slachtoffer] (krachtig) bij de heupen heeft vastgepakt en/of vastgehouden,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het (laten) brengen en/of bewegen en/of houden van zijn, medeverdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte]
op of omstreeks 25 november 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
te weten door
-naar de/een donkere kamer te gaan waar medeverdachte [verdachte] vaginale seks had met [slachtoffer] en/of tegen die [slachtoffer] (in de Engelse taal) zei dat zij zich moest omdraaien en/of
-(vervolgens) terwijl die [slachtoffer] aldus in het donker met haar rug naar verdachte en/of medeverdachte gericht was, onverhoeds en/of stiekem/heimelijk zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of houden en/of bewegen en/of
-die [slachtoffer] (krachtig) bij de heupen vast te pakken en/of vast te houden,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen en/of bewegen en/of houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 november 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door,
-met [slachtoffer] naar een donkere kamer te gaan en/of
-vaginale seks met die [slachtoffer] te hebben en/of
-tegen die [slachtoffer] te zeggen (in de Engelse taal) dat zij zich moest omdraaien en/of
-tegen [medeverdachte] (in de Portugese taal) te zeggen/kenbaar te maken: “pak/neem haar”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Op zaterdagochtend 25 november 2023 rond 06:00 uur wordt door het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: “ [slachtoffer] ”) bij 112 melding gedaan van verkrachting. [slachtoffer] heeft die nacht vrijwillige seks gehad met verdachte. Op enig moment stiekem zou verdachte gewisseld hebben met [medeverdachte] , waarna die medeverdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] zonder dat [slachtoffer] dit wist of hier toestemming voor had verleend.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde medeplegen van verkrachting. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan verkrachting wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke pleitnota integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwijst voor wat betreft de inhoud van de relevante bewijsmiddelen naar de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
In het dossier bevindt zich het informatief gesprek zeden van 25 november 2023, waarin [slachtoffer] verklaart dat zij in de nacht van 24 november op 25 november 2023 na een avond stappen naar een woning in Eindhoven is gegaan. Zij verklaart dat naast zijzelf, ook haar vriendin ( [getuige] ), verdachte en drie anderen in de woning aanwezig waren. In de woonkamer heeft verdachte aan [slachtoffer] gevraagd of zij mee naar boven ging. [slachtoffer] is met verdachte naar een slaapkamer gegaan en zij hebben vervolgens vrijwillige seks gehad. [slachtoffer] lag eerst op haar rug op het bed en hoorde verdachte op enig moment tijdens de seks zeggen dat zij zich moest omdraaien en op handen en knieën moest gaan zitten. Zij dacht dat ze van standje gingen wisselen en deed wat verdachte haar had gevraagd. [slachtoffer] zat op handen en knieën op het bed en kon niet zien wie er achter haar was. Het was donker in de slaapkamer, omdat [slachtoffer] voorafgaand aan de seks op verzoek van verdachte de lamp had uitgedaan. Ze voelde dat verdachte even van het bed af ging en na een paar seconden dacht [slachtoffer] dat verdachte weer op het bed kwam. Toen voelde ze dat er iemand achter haar stond die haar penetreerde. [slachtoffer] ging ervan uit dat het verdachte was, maar toen zij tijdens de seks dreadlocks op haar rug voelde, had ze door dat het een andere man was. Ze werd vastgehouden bij haar heupen en kreeg daardoor het gevoel dat zij zich niet mocht omdraaien. Doordat [slachtoffer] werd vastgehouden lukte het haar ook niet meteen om de seks te stoppen. Op een gegeven moment lukte het [slachtoffer] toch om zich om te draaien en zag toen dat de jongen met de dreadlocks, oftewel medeverdachte, seks met haar had. Ze begon direct te roepen dat het licht aan moest. Toen het licht aan werd gedaan zag ze dat er meerdere jongens in hun onderbroek in de slaapkamer stonden. Op 26 november 2023 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. In die aangifte verklaart zij hetzelfde – en op sommige punten nog uitgebreider – dan in het informatief gesprek zeden.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] direct na het voorval 112 heeft gebeld en aangeeft dat ze vrijwillige seks had met een man en dat er toen stiekem is gewisseld waardoor ze seks had met een ander. Uit de uitwerking van het 112-gesprek blijkt dat [slachtoffer] behoorlijk overstuur is; ze schreeuwt en huilt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gedetailleerde verklaringen van [slachtoffer] chronologisch en feitelijk op essentiële punten consistent. De verklaringen van [slachtoffer] acht de rechtbank dan ook betrouwbaar, nu deze in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer]
De [getuige] zat in de woonkamer toen [slachtoffer] met verdachte naar boven ging. Zij verklaart dat 10 tot 15 minuten nadat [slachtoffer] en verdachte naar boven waren gegaan, twee mannen die beneden bij [getuige] zaten zeiden dat ze allebei naar de wc moesten, tegelijkertijd. De man met de langere dreadlocks ( [medeverdachte] ) was een van hen. De jongens liepen echter niet in de richting van de wc die beneden is, maar zij liepen direct de trap op. Enkele minuten later kwam [slachtoffer] helemaal overstuur naar beneden terwijl zij de politie aan de telefoon had. Ze was in tranen en in shock en riep dat [getuige] de mannen moest filmen. [slachtoffer] zei direct tegen [getuige] dat de mannen hadden gewisseld. Ze was met hem aan het vrijen toen hij zich ineens moest omkleden en toen moest zij zich omdraaien. Toen is de andere jongen erop gegaan en voelde [slachtoffer] de dreadlocks op haar rug.
Nu de verklaringen van [slachtoffer] innerlijk consistent zijn, er overigens ook geen aanleiding is om te veronderstellen dat [slachtoffer] in strijd met de waarheid heeft verklaard, en de verklaringen van [slachtoffer] bovendien steun vinden in voldoende andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs en is zij van oordeel dat aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan.
Dwang
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet verder worden vastgesteld dat [slachtoffer] tot de bewezenverklaarde seksuele handelingen is gedwongen door geweld of een andere feitelijkheid in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: “Sr”). De rechtbank is van oordeel dat sprake is van geweld, aangezien medeverdachte [slachtoffer] stevig heeft vastgepakt bij haar heupen, waardoor zij zich niet kon omdraaien en de seks niet kon stoppen. Verder blijken uit het dossier andere feitelijkheden die ertoe hebben geleid dat [slachtoffer] niet in staat was zich te weren tegen het handelen van medeverdachte. Verdachte heeft immers, terwijl hij in een donkere kamer seks had met [slachtoffer] , tegen haar gezegd dat zij zich moest omdraaien. Doordat [slachtoffer] vervolgens met haar knieën op het bed zat en niet kon zien wie er achter haar was, kon medeverdachte onverhoeds en heimelijk met zijn penis de vagina van [slachtoffer] penetreren. Door dit onverhoeds handelen heeft [slachtoffer] zich niet (tijdig) tegen de handelingen kunnen verzetten. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat aangeefster onder dwang seksuele handelingen heeft moeten ondergaan.
Rol van verdachte
Vast staat dat verdachte met [slachtoffer] naar een donkere slaapkamer is gegaan waar hij seks met haar heeft gehad en tegen haar heeft gezegd dat zij zich moest omdraaien, waarna [slachtoffer] –
slechts enkele seconden later – is verkracht door medeverdachte.
De vraag is hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden: als medeplegen (primair) of als medeplichtigheid bij deze verkrachting (subsidiair)?
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Met de verdediging en de officier van justitie acht de rechtbank daarom niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Gezien alle hierboven omschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de door medeverdachte begane verkrachting heeft bevorderd en vergemakkelijkt. Door de kamer donker te (laten) maken en het ‘klaarzetten’ van [slachtoffer] in de juiste positie heeft verdachte aan zijn medeverdachte de gelegenheid verschaft om [slachtoffer] van achteren te benaderen en te verkrachten. De rechtbank kwalificeert dit handelen van verdachte dan ook als medeplichtigheid. Het standpunt van de verdediging dat de seksuele handelingen die medeverdachte heeft verricht volledig losstaan van verdachte en op geen enkele manier aan hem kunnen worden gelinkt of toebedeeld, volgt de rechtbank dan ook niet. Het standpunt van de verdediging dat verdachte [slachtoffer] alvast in de positie op handen en knieën liet zitten om vervolgens de kamer te verlaten, te gaan plassen en zijn penis te willen gaan wassen, en dan na enige tijd verder te gaan met de seks acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Conclusie
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan verkrachting wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. het subsidiair ten laste gelegde:
[medeverdachte] op 25 november 2023 te Eindhoven, door geweld en een andere feitelijkheid, te weten door
-naar een donkere kamer te gaan waar medeverdachte [verdachte] vaginale seks had met [slachtoffer] en tegen die [slachtoffer] (in de Engelse taal) zei dat zij zich moest omdraaien en
-vervolgens terwijl die [slachtoffer] aldus in het donker met haar rug naar verdachte en medeverdachte gericht was, onverhoeds en heimelijk zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en houden en bewegen en
-die [slachtoffer] bij de heupen vast te pakken en vast te houden,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en bewegen en houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 25 november 2023 te Eindhoven,
opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door,
-met [slachtoffer] naar een donkere kamer te gaan en
-vaginale seks met die [slachtoffer] te hebben en
-tegen die [slachtoffer] te zeggen (in de Engelse taal) dat zij zich moest omdraaien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan verkrachting.
Na een avond stappen zijn verdachte, medeverdachte, [slachtoffer] en drie anderen naar een woning in Eindhoven gegaan. In een van de slaapkamers heeft [slachtoffer] die bewuste avond vrijwillige seks gehad met verdachte. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat het licht in de slaapkamer uit was en heeft op enig moment tegen [slachtoffer] gezegd dat zij zich moest omdraaien en op handen en knieën moest gaan zitten. Medeverdachte is zonder dat [slachtoffer] het door had de slaapkamer binnengekomen en kort na het moment dat verdachte het bed verliet, is medeverdachte met zijn penis bij [slachtoffer] binnengedrongen. Pas toen [slachtoffer] dreadlocks op haar rug voelde, had zij in de gaten dat zij niet langer seks had met verdachte maar dat zij seks had met heel iemand anders. Zij heeft niet met de seksuele handelingen met medeverdachte ingestemd. Medeverdachte heeft [slachtoffer] bewust in onwetendheid gehouden door tijdens de seks haar heupen stevig vast te pakken en te houden zodat zij zich niet om kon draaien en ook niet weg kon komen.
Door zo te handelen heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Verkrachting is een ernstig feit dat bij het slachtoffer naast angst ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur kan veroorzaken. Dat het handelen van verdachte (grote) impact heeft (gehad) op het leven van [slachtoffer] blijkt ook uit de toelichting op de vordering benadeelde partij. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich hierdoor niet heeft laten weerhouden van het plegen van dit feit.
Persoon van de verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting nauwelijks openheid van zaken heeft willen geven. De verklaringen die hij geeft blijken soms aantoonbaar in strijd met de waarheid, zijn op punten ongeloofwaardig en voor het overige summier. Hij heeft daardoor geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn handelen.
Straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij verkrachting met een beperkte mate van dwang in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Nu de bewezenverklaarde rol van verdachte beperkt is gebleven tot medeplichtigheid tot de verkrachting, ziet de rechtbank aanleiding om in het voordeel van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken. Dit neemt niet weg dat de rechtbank de rol van verdachte in het geheel nog steeds groot en kwalijk vindt, zoals hierboven is overwogen.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft daarbij hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de verdeling van de schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn medeverdachte ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’ en daardoor rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de zin van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Er is immers een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit en met de hoogte van de schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Alles overwegende begroot de rechtbank de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank acht aldus toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 november 2023) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal [slachtoffer] ten aanzien van het hoger gevorderdere bedrag aan immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. [slachtoffer] kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van [slachtoffer] tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en de medeverdachte samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, is ieder van hen op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek jegens [slachtoffer] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. Dat verdachte slechts medeplichtig is staat aan hoofdelijke aansprakelijkheid niet in de weg. De mate waarin de gedragingen van de aangesprokene zelf aan de schade heeft bijgedragen, is daarvoor (in beginsel) niet van belang.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan [slachtoffer] bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan [slachtoffer] komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan [slachtoffer] , daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 48, 49, 242 Sr.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. het subsidiair ten laste gelegde:
medeplichtigheid aan verkrachting
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 3.000,-, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 25 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank
legtaan verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.000,- en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Dit bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 25 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn medeverdachte aan een van beide betalingsverplichtingen hebben/heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W.H. Houg, voorzitter,
mr. W.J. Vierveijzer en mr. S.J.H. van de Kant, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 20 maart 2024.