ECLI:NL:RBOBR:2024:1135

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
C/01/387250 / HA ZA 22-596
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en retentierecht in vervoersovereenkomst voor paarden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de vordering van [eiser] centraal tegen Horse E.T. B.V. De zaak betreft een vervoersovereenkomst voor paarden van Koeweit naar België, waarbij Belgisch recht van toepassing is. [eiser], eigenaar van een stoeterij, heeft een aantal paarden laten vervoeren door Horse E.T., maar heeft een deel van de factuur van € 23.250,00 niet betaald. Horse E.T. beroept zich op retentierecht en houdt twee paarden vast totdat het volledige bedrag is betaald. De rechtbank oordeelt dat de uitoefening van het retentierecht niet proportioneel is, aangezien de waarde van de paarden veel hoger is dan de openstaande vordering van € 4.160,00. De rechtbank concludeert dat Horse E.T. onterecht het retentierecht heeft uitgeoefend en wijst de vordering van [eiser] af, terwijl Horse E.T. in reconventie een bedrag van € 7.513,00 toegewezen krijgt, inclusief wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/387250 / HA ZA 22-596
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ( [land] ),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D. Çölkusu te 's-Hertogenbosch,
tegen
HORSE E.T. B.V.,
te Overlangel,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Horse E.T.,
advocaat: mr. D.C.J. Bogerd te Kampen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de akte overlegging producties van [eiser] , met producties 1 tot en met 14,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met
  • producties 1 tot en met 48,
  • het tussenvonnis van 4 januari 2023, waarin de mondelinge behandeling is gelast,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 15 tot en met 18,
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde producties 49 tot en met 53
van [eiser] ,
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde producties 19 tot en met 23 van Horse E.T.,
  • de mondelinge behandeling van 7 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van stoeterij [bedrijfsnaam eiser] . De stoeterij heeft meer dan honderd paarden en heeft vestigingen in [land] en [land] . Onder meer de volgende vier paarden behoren tot de stal van [eiser] : [paard 1] , [paard 2] , [paard 3] en [paard 4] .
2.2.
Horse ET is gespecialiseerd in het (lucht)transport van paarden.
2.3.
Partijen doen al jaren zaken met elkaar. Horse E.T. heeft al meerdere keren het vervoer van paarden voor [eiser] verzorgd.
2.4.
In augustus 2021 heeft [eiser] een aantal paarden naar Europa laten vervoeren door Horse E.T.. Het vervoer zou in eerste instantie plaatsvinden op 22 augustus 2021.
2.5.
Op 18 augustus 2021 heeft Horse E.T. via Whatsapp aan [eiser] laten weten dat de luchtvaartmaatschappij pas plaats had voor de paarden op 26 augustus 2021:
“[18-08-2021 13:05:47] [A] Horse E.T.: Good day Flight is at 26th Airline have no space earlier
only Luxembourg will accept the horses.
need urgent the final destination in europe for your horses
[18-08-2021 13:44:36] [A] Horse E.T.: Please advise
Final destination urgent
[18-08-2021 16:25:37] [eiser] : I didn't understand
[18-08-2021 16:25:40] [eiser] : ?
[18-08-2021 16:26:28] [A] Horse E.T.: I need the place
to deliver them in europe
[18-08-2021 16:26:54] [eiser] : Tomorrow ok for you ?
[18-08-2021 16:27:03] [eiser] : We tell you
[18-08-2021 16:27:17] [A] Horse E.T.: Oke as I have
To make the health certificates
[18-08-2021 16:28:30] [eiser] : Thank you”
2.6.
Op 19 augustus 2021 heeft Horse E.T. contact gehad met [eiser] via Whatsapp over de te vervoeren paarden:
“[19-08-2021 14:58:25] Horse E.T.: [paard 3] to [B]
[paard 1] to OBI
[19-08-2021 14:58:57] [A] Horse E.T. Then we have [paard 4]
And [paard 2]
[19-08-2021 15:00:28] [eiser] : To OBI
[19-08-2021 15:01:50] [A] Horse E.T.: All 3 young onces (sic)”
2.7.
Op 26 augustus 2021 heeft Horse E.T. drie paarden van [eiser] naar Europa vervoerd: [paard 1] , [paard 2] en [paard 3] . [paard 3] moest na aankomst in Europa (Luxemburg) verder vervoerd worden naar de trainingsstal van [B] in Duitsland. [paard 1] en [paard 2] moesten naar het OBI Training Centre in België.
2.8.
Op 28 augustus 2021 heeft Horse E.T. een factuur aan [eiser] gestuurd voor het vervoer van vier paarden met de vlucht van 26 augustus 2021. Het factuurbedrag is € 23.250,00. [eiser] laat per Whatsappbericht weten dat hij de factuur ‘tomorrow’, dus 29 augustus 2021, zal betalen.
2.9.
Op 30 augustus en op 2 september 2021 informeert Horse E.T. via Whatsappbericht naar betaling van de factuur. Op 3 september 2021 heeft Horse E.T. Whatsappcontact met de heer [zaakwaarnemer eiser] (hierna: [zaakwaarnemer eiser] ) over de paarden. [zaakwaarnemer eiser] is de zaakwaarnemer van [eiser] :
“(…)
[03-09-2021 11:21:24] Messenger [zaakwaarnemer eiser] : When you will send the horses
[03-09-2021 11:21:37] [A] Horse E.T.: After I have received the payment
[03-09-2021 11:21:59] [A] Horse ET.: Did you checked your email?
[03-09-2021 11:22:39] Messenger [zaakwaarnemer eiser] : Yes and I find the invoice
(…)
[03-09-2021 11:23:26] Messenger [zaakwaarnemer eiser] : Next week Sunday I will send it
[03-09-2021 11:23:39] Messenger [zaakwaarnemer eiser] : Can you send the horses
[03-09-2021 11:23:41] [A] Horse E.T.: Coming Sunday
[03-09-2021 11:23:47] Messenger [zaakwaarnemer eiser] : Yes
[03-09-2021 11:23:54] [A] Horse E.T.: Super
[03-09-2021 11:24:14] [A] Horse E.T.: As it's Monday in my account I will deliver the horses by OBI
[03-09-2021 11:24:40] Messenger [zaakwaarnemer eiser] : When you deliver the horse
[03-09-2021 11:25:00] [A] Horse E.T.: When the payment has arrived at my bank
2.10.
Op 4 september 2021 heeft [zaakwaarnemer eiser] een kopie van het betalingsbewijs voor de openstaande factuur aan Horse E.T. gestuurd. Volgens het betalingsbewijs is een bedrag van € 23.000,00 betaald.
2.11.
Op 6 september 2021 heeft Horse E.T. geconstateerd dat een bedrag van € 19.090,00 is bijgeschreven op haar bankrekening. Horse E.T. heeft vervolgens op dezelfde dag via email aan [eiser] meegedeeld dat zij de twee paarden [paard 1] en [paard 2] onder zich zal houden totdat het volledige factuurbedrag is betaald. Horse E.T. heeft ook aangekondigd met ingang van 7 september 2021 € 25,00 per dag aan onderhoudskosten in rekening te brengen voor de paarden.
2.12.
Op 7 september 2021 is namens [eiser] een reactie gestuurd naar Horse E.T.. Daarin wordt de vordering van Horse E.T. betwist, het beroep op het retentierecht betwist en Horse E.T. gemaand tot afgifte van de paarden op 8 september 2021. Als daar niet aan wordt voldaan zal een schadeclaim volgen.
2.13.
Op 24 september 2021 heeft [eiser] aangeboden vervangende zekerheid te verstrekken in de vorm van een
escrowop voorwaarde dat Horse E.T. de paarden met bijbehorende paspoorten vrijgeeft.
2.14.
Op 20 oktober 2021 hebben partijen een
escrow agreementgesloten. Daarin is – samengevat en voor zover hier van belang – het volgende overeengekomen.
  • [eiser] stort een bedrag van € 5.260,00 (restant factuurbedrag € 4.160,00 + € 1.100,00 onderhoudskosten voor twee paarden gedurende 22 dagen) in depot op de derdengeldrekening van een deurwaarder.
  • Binnen 24 uur na bevestiging van ontvangst van de storting zal Horse E.T. de paarden en paspoorten vrijgeven.
  • Het depotbedrag wordt terugbetaald aan [eiser] als Horse E.T. niet binnen drie maanden een rechtszaak aanspant tegen [eiser] of wanneer partijen niet binnen drie maanden een minnelijke regeling hebben getroffen.
Vervolgens is uitvoering gegeven aan de
escrow agreementen zijn de paarden en paspoorten vrijgegeven.
2.15.
Op 24 januari 2022 is namens Horse E.T. meegedeeld dat zij om haar moverende redenen afziet van een dagvaardingsprocedure tegen [eiser] . De depotbedrag is vervolgens terugbetaald aan [eiser] .
2.16.
Bij brief van 26 juli 2022 aan Horse E.T. deelt de advocaat van [eiser] mee dat Horse E.T. aansprakelijk wordt gehouden voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het uitoefenen van het retentierecht. [eiser] heeft voorgesteld om de zaak te schikken voor een bedrag van € 50.000,00, te betalen door Horse E.T. Horse E.T. heeft dat voorstel afgewezen.

3.Het geschil

in conventie (de vordering van [eiser] ) en in reconventie (de tegenvordering van Horse E.T.)
De vordering van [eiser]
3.1.
vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Horse E.T. op grond van toerekenbare tekortkoming althans onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens [eiser] voor het ten onrechte beroepen op een retentierecht ten aanzien van de paarden [paard 1] en [paard 2] ,
Horse E.T. veroordeelt tot schadevergoeding, op te maken bij staat,
Horse E.T. veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente indien Horse E.T. niet binnen zeven dagen na de datum van het vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen – samengevat – op de eerste plaats ten grondslag dat Horse E.T. toerekenbaar tekort is gekomen in de uitvoering van de vervoersovereenkomst met betrekking tot de paarden. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Horse E.T. zich ten onrechte op een retentierecht heeft beroepen. Alle drie de paarden hadden op 26 augustus 2021 naar Europa vervoerd moeten worden. Dat was een fatale termijn. De paarden zouden deelnemen aan het Straight Egyptian World Championship in Milaan op 16 en 17 oktober 2021. Door met een beroep op het retentierecht [paard 1] en [paard 2] vast te houden, is alleen [paard 3] op tijd vervoerd. Tegen de tijd dat de twee andere paarden werden vrijgegeven was het wereldkampioenschap in Milaan al voorbij. [eiser] heeft daardoor schade geleden.
Voor zover er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, legt [eiser] aan de vorderingen onrechtmatig handelen van Horse E.T. ten grondslag. Horse E.T. heeft ten onrechte een beroep gedaan op een retentierecht voor een niet-bestaande vordering. Daarnaast heeft Horse E.T. zo op onrechtmatige wijze bewerkstelligd dat [eiser] vervangende zekerheid heeft gesteld om de paarden vrij te laten geven. Horse E.T. heeft daardoor schade geleden, omdat hij niet met alle paarden kon deelnemen aan het wereldkampioenschap in Milaan.
3.3.
Horse E.T. voert verweer. Horse E.T. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
De tegenvordering van Horse E.T.
3.5.
Horse E.T. vordert - samengevat - veroordeling van [eiser] tot betaling van € 16.937,75, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.6.
Het bedrag van € 16.937,75 is als volgt opgebouwd:
Factuur 201701-007
€ 3.000,00
Facturen 201810-180 / 201812-210
€ 2.834,00
Facturen 201907-129 / 201907-133
€ 510,00
Factuur 202108-211
€ 4.160,00
Onderhoudskosten i.v.m. retentierecht
€ 2.800,00
Integrale buitengerechtelijke kosten
€ 3.633,75
Facturen 201701-007, 201810-180 / 201812-210 en 201907-129 / 201907-133 zijn oudere facturen die nog (gedeeltelijk) open staan. [eiser] moet deze nog voldoen. Factuur 202108-211 ziet op het vervoer van de paarden op 26 augustus 2021. [eiser] heeft voor drie paarden betaald, maar het vervoer was geregeld voor vier paarden. Horse E.T. heeft ook voor vier paarden moeten betalen. [eiser] moet daarom het restantbedrag van € 4.160,00 nog voldoen. Verder heeft Horse E.T. in de periode dat het retentierecht is uitgeoefend onderhoudskosten gemaakt voor twee paarden gedurende 56 dagen à € 25,00 per paard per dag, dus in totaal € 2.800,00, aldus Horse E.T.
Tot slot vordert Horse E.T. op grond van haar algemene voorwaarden volledige vergoeding van de buitengerechtelijke kosten die zij heeft gemaakt.
3.7.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Horse E.T., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Horse E.T., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Horse E.T. in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank
4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat [eiser] in [land] woont en Horse E.T. in Nederland is gevestigd. De rechtbank stelt vast dat zij op grond van artikel 4 Verordening Brussel I bis bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.2.
Met betrekking tot het toepasselijk recht stelt Horse E.T. dat Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst met betrekking tot het vervoer van de paarden op 26 augustus 2021. Horse E.T. verwijst daarbij naar het rechtskeuzebeding in haar algemene voorwaarden die volgens haar op die overeenkomst van toepassing zijn. [eiser] betwist de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Volgens hem moet het toepasselijk recht worden vastgesteld aan de hand van de Verordening Rome I. Op grond daarvan wordt de overeenkomst beheerst door Belgisch recht.
4.3.
De vraag is dus of de algemene voorwaarden van Horse E.T. van toepassing zijn. Horse E.T. stelt dat zij sinds 2019 de algemene voorwaarden gebruikt en dat zij toen op haar facturen naar de algemene voorwaarden is gaan verwijzen. Daarvoor gebruikt zij de volgende tekst:
“Please take the time to look at our full terms and conditions listed on our website. By booking a transport with us (verbal or written) you are agreeing to these terms and conditions.”
Op de factuur wordt verwezen naar de website, waarop een link te vinden is naar de algemene voorwaarden. [eiser] heeft nooit bezwaar gemaakt tegen de verwijzing naar de algemene voorwaarden of de toepasselijkheid daarvan. Op grond van artikel 3 Verordening Rome I is er daarom sprake van een stilzwijgende rechtskeuze, aldus Horse E.T. [eiser] voert daartegen aan dat de algemene voorwaarden nooit ter hand zijn gesteld, dat er geen wilsovereenstemming is over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en dat hij geen kennis heeft genomen van de inhoud. Naar Nederlands recht is de verwijzing op een factuur onvoldoende om bekendheid met de algemene voorwaarden aan te nemen volgens [eiser] .
4.4.
Of de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is overeengekomen, moet worden vastgesteld aan de hand van het recht dat volgens die algemene voorwaarden, als die van toepassing zouden zijn, op de overeenkomst van toepassing is. Dat is in dit geval, gelet op het rechtskeuzebeding, Nederlands recht. Dat betekent dat het uitgangspunt is dat er sprake moet zijn van aanbod en aanvaarding over de toepasselijkheid. Uit de stellingen van Horse ET volgt in ieder geval dat de algemene voorwaarden niet uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Horse E.T. beroept zich op stilzwijgende aanvaarding doordat [eiser] niet heeft geprotesteerd tegen de verwijzing op de facturen.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak kan slechts onder bijkomende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de omstandigheid dat de overeenkomst kenbaar voor de wederpartij in de daaromtrent tussen hen gewisselde stukken nog niet volledig was uitgewerkt, toepasselijkheid van de algemene voorwaarden uit een stilzwijgen na vermelding op de facturen worden aangenomen. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn in dit geval niet gesteld en ook niet gebleken. Voor zover de stellingen van Horse E.T. moeten worden opgevat als een betoog dat er sprake was van een bestendige relatie waarin telkens op de facturen naar toepasselijkheid van de algemene voorwaarden werd verwezen waardoor [eiser] met het gebruik van de algemene voorwaarden bekend had moeten zijn, volgt de rechtbank Horse E.T. daarin niet. Horse E.T. stelt dat zij pas in 2019 algemene voorwaarden is gaan gebruiken en vanaf dat moment daarnaar is gaan verwijzen op de facturen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat partijen kennelijk in 2019 tweemaal (in juli en november, waarvoor drie facturen zijn verstuurd) en in 2021 (juli) éénmaal zaken met elkaar hebben gedaan waarbij op de facturen naar de algemene voorwaarden is verwezen. Een drietal transacties voorafgaand aan de transactie van augustus 2021 kan niet worden gekwalificeerd als een bestendige relatie op grond waarvan de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Uit het niet protesteren tegen de verwijzing naar de algemene voorwaarden op haar facturen, kon Horse E.T. dus geen instemming door [eiser] met de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden op de onderhavige overeenkomst afleiden. De algemene voorwaarden van Horse E.T. zijn dan ook niet van toepassing,
4.6.
De vraag welk recht van toepassing is op de overeenkomst voor het vervoer van de paarden op 26 augustus 2021 moet in dit geval worden beantwoord aan de hand van de Verordening Rome I. Artikel 5 Rome I bepaalt voor vervoersovereenkomsten dat indien de partijen voor de overeenkomst voor het vervoer van goederen geen rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 hebben gemaakt, de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de plaats van ontvangst of de plaats van aflevering of de gewone verblijfplaats van de verzender ook in dat land is gelegen. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de plaats van aflevering, als door de partijen overeengekomen, is gelegen. In dit geval heeft de vervoerder, Horse E.T., haar gewone verblijfplaats in Nederland. De paarden waar het hier om gaat, [paard 1] en [paard 2] , moesten worden afgeleverd in België. Dat betekent dat op grond van artikel 3 Verordening Rome I Belgisch recht van toepassing is op de overeenkomst.
De vordering van [eiser]
4.7.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat Horse E.T. aansprakelijk is voor de schade die hij stelt te hebben geleden omdat Horse E.T. volgens hem ten onrechte een beroep heeft gedaan op een retentierecht. Primair gaat het volgens [eiser] om een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de vervoersovereenkomst, subsidiair gaat het om een onrechtmatige daad.
4.8.
[eiser] voert ter onderbouwing van zijn stelling dat hij schade heeft geleden het volgende aan. De paarden zijn naar Europa vervoerd met de bedoeling dat zij zouden deelnemen aan het Straight Egyptian World Championship dat op 16 en 17 oktober 2021 werd gehouden in Vermezzo-Milaan. Horse E.T. heeft de paarden ten onrechte vastgehouden met een beroep op een retentierecht voor een niet-bestaande vordering. De paarden zijn uiteindelijk, toen vervangende zekerheid was gesteld door middel van de
escrow agreementvrijgegeven. Toen was het wereldkampioenschap echter al voorbij. De schade die [eiser] stelt daardoor te hebben geleden bestaat uit de volgende componenten:
  • de (tevergeefs) gemaakte kosten van het transport van de paarden naar Europa;
  • de kosten van het transport van de paarden terug naar [land] ;
  • de gemiste kans om met de paarden deel te nemen aan het wereldkampioenschap in Milaan, wat een negatieve invloed heeft gehad op de waarde(ontwikkeling) van de paarden;
  • de gemiste kans om met de paarden op het kampioenschap in Milaan prijzengeld te winnen.
4.9.
Horse E.T. betwist dat [eiser] schade heeft geleden. Horse E.T. stelt dat [paard 1] en [paard 2] zeer jonge en onervaren dieren waren die sterk vermagerd waren. Ter onderbouwing heeft Horse E.T. een foto overgelegd van een van de paarden die is gemaakt op de dag van de vlucht, waarop volgens haar de ribben zichtbaar zijn. Volgens Horse E.T. waren de paarden “absoluut niet klaar” voor een wereldkampioenschap. De paarden waren ook niet ingeschreven voor het wereldkampioenschap en zijn volgens Horse E.T. tot op heden nog niet ingezet bij (grote) wedstrijden. Er kan dan ook geen sprake zijn van schade omdat de paarden niet mee hebben kunnen doen aan het wereldkampioenschap.
4.10.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij zelf heeft besloten om de paarden niet mee te laten doen aan het wereldkampioenschap. De paarden waren volgens hem niet in goede staat, te slank en niet goed voorbereid om mee te doen. Volgens hem is dat te wijten aan het verblijf bij Horse E.T.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat de reden dat de paarden niet mee hebben gedaan aan het wereldkampioenschap de slechte lichamelijke conditie was waarin zij verkeerden, zoals Horse E.T. stelt en [eiser] erkent. Dat die slechte lichamelijke conditie het gevolg is van het uitoefenen van het retentierecht, dus van het verblijf bij Horse E.T., is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat op de foto die Horse E.T. heeft overgelegd de ribben van het paard te zien zijn. Dat dat een foto is die is gemaakt op de dag van het transport heeft [eiser] niet betwist. Dat paard was dus bij aankomst al slank. Verder blijkt uit niets dat de paarden tijdens het verblijf bij Horse E.T. niet goed verzorgd zouden zijn en dat hun conditie tijdens dat verblijf is verslechterd, zoals [eiser] stelt. De conclusie is dat omdat het [eiser] zelf is geweest die de paarden heeft teruggetrokken van deelname aan het wereldkampioenschap vanwege hun lichamelijke conditie, van schade wegens het niet deelnemen door toedoen van Horse E.T. geen sprake is.
4.12.
Dan resteert nog de schade die [eiser] stelt te hebben geleden omdat hij de paarden terug naar [land] heeft moeten laten vervoeren. Ook op dat punt slaagt het verweer van Horse E.T. De omvang van de schade kan worden bepaald door de hypothetische situatie waarin [eiser] zou hebben verkeerd bij een in alle opzichten onberispelijke nakoming te vergelijken met de feitelijke situatie waarin hij met de gestelde wanprestatie verkeert. Ook bij onberispelijke nakoming had [eiser] de transportkosten moeten maken. Dit is dus geen schade.
Conclusie ten aanzien van de vordering van [eiser]
4.13.
Het vorenstaande betekent dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. Het antwoord op de vragen wie eigenaar was van de paarden, [eiser] of stoeterij [bedrijfsnaam eiser] , en of de zaak ten onrechte door [eiser] aanhangig is gemaakt, is daarom niet meer relevant. Die vragen kunnen daarom onbeantwoord blijven. Bij gebrek aan schade voor [eiser] hoeft met betrekking tot zijn vordering verder ook niet te worden besproken of Horse E.T. zich terecht of onterecht op een retentierecht heeft beroepen en, daaruit voortvloeiend, zich schuldig heeft gemaakt aan een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad. Voor de tegenvordering van Horse E.T. moet de uitoefening van het retentierecht wel op rechtmatigheid worden beoordeeld, daarop zal de rechtbank hierna nog ingaan.
4.14.
[eiser] is wat de door hem ingestelde vordering betreft in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Horse E.T. worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.082,00
De tegenvordering van Horse E.T.
4.15.
Horse E.T. vordert betaling van de bedragen die nog openstaan bij een aantal facturen.
Drie of vier paarden
4.16.
Horse E.T. vordert allereerst betaling van factuur 202108-211. Dit betreft de factuur voor het transport van de paarden op 26 augustus 2021. Volgens Horse E.T. heeft [eiser] een bedrag van € 4.160,00 onbetaald gelaten. [eiser] betwist niet dat hij dat bedrag niet heeft betaald. Hij stelt op de eerste plaats dat bedrag niet verschuldigd te zijn, omdat Horse E.T. een factuur heeft gestuurd voor het vervoer van vier paarden, terwijl was overeengekomen dat er drie paarden vervoerd moesten worden. Dit verweer slaagt niet.
4.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat in eerste instantie sprake was van het vervoer van vier paarden op 22 augustus 2021. [eiser] stelt dat hij nadat Horse E.T. aan hem had laten weten dat het transport werd verzet naar 26 augustus 2021, met instemming van Horse E.T. heeft besloten om nog maar drie paarden te laten vervoeren. Het bericht over het uitstel van het transport is van 18 augustus 2021, zie hiervoor onder 2.5. Horse E.T. vraagt daarin om de bestemming van de paarden op te geven in verband met het opmaken van de medische certificaten. Op 19 augustus 2021 is er weer contact geweest via whatsapp, zie hiervoor onder 2.6. [eiser] bevestigt daarin dat er één paard naar [B] moet en drie paarden naar OBI. In totaal gaat het dus om vier paarden. Horse E.T. heeft ook stukken overgelegd die duiden op het vervoer van vier paarden op 26 augustus 2021. De paarden zijn op die stukken ook met name genoemd. Het gaat om veterinaire certificaten die zijn opgemaakt op 25 augustus 2021, luchtvrachtbrieven en een loading list. Ook heeft Horse E.T. op 25 augustus 2021 een email gestuurd waarin zij erop wijst dat er de volgende dag weer vier paarden worden vervoerd. Daar staat tegenover dat [eiser] geen enkele onderbouwing heeft overgelegd van zijn stelling dat de opdracht voor één paard met instemming van Horse E.T. was geannuleerd. De rechtbank gaat daarom uit van een opdracht voor het vervoer van vier paarden.
4.18.
De rechtbank volgt [eiser] ook niet in zijn verweer dat Horse E.T. niet heeft aangetoond dat zij voor het vierde paard ook heeft moeten betalen, ondanks dat dat vervoer niet heeft plaatsgehad. Horse E.T. heeft het
charter contractmet Qatar Airways overgelegd en de algemene voorwaarden die daarop van toepassing zijn. Daaruit blijkt dat vooraf voor het vervoer moet worden betaald en dat de volledige
charter pricebetaald moet worden bij annulering korter dan 48 uur voor vertrek van het vliegtuig. Horse E.T. heeft daarmee het verweer van [eiser] , dat iedere feitelijke onderbouwing mist, weerlegd. Er is geen enkele grond om aan te nemen dat Horse E.T. niet voor het vervoer van vier paarden heeft moeten betalen.
Afstand van recht of rechtsverwerking
4.19.
[eiser] voert ten aanzien van alle facturen aan dat er sprake is van afstand van recht, dan wel rechtsverwerking van Horse E.T. [eiser] wijst erop dat het geschil met Horse E.T. beperkt was tot de factuur voor het vervoer van de paarden op 26 augustus 2021, factuur 202108-211. De andere facturen waarvan Horse E.T. nu betaling vordert waren niet in geschil. Horse E.T. heeft daarvan eerder geen betaling gevorderd en deze zijn ook niet opgenomen in de
escrow agreement.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet slaagt als het gaat om de facturen uit 2018 en 2019. Afstand van een vorderingsrecht vereist een daarop gerichte wilsovereenstemming van schuldenaar en schuldeiser. De overeenkomst waarbij afstand van recht wordt overeengekomen is vormvrij. Er is dus geen uitdrukkelijke verklaring vereist, een vordering kan ook teniet gaan door een door de schuldeiser opgewekt vertrouwen bij de schuldenaar. Men dient echter niet lichtvaardig uit de gedragingen van de schuldeiser af te leiden dat hij van de vordering afstand heeft willen doen zonder daarvoor een tegenprestatie te ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat uit het enkele feit dat Horse E.T. voor het indienen van de vordering in deze procedure niet eerder om betaling heeft gevraagd, redelijkerwijs geen andere uitleg toelaat dan dat Horse E.T. heeft bedoeld daadwerkelijk afstand te doen van haar vordering. Dat niet alle facturen zijn opgenomen in de
escrow agreementis daarvoor ook niet voldoende. Uit niets blijkt immers dat de andere openstaande facturen onderdeel van de discussie waren tussen partijen. Dat die facturen niet zijn meegenomen in de
escrow agreementwil dus niet zeggen dat Horse E.T. geen aanspraak meer wilde maken op betaling daarvan.
4.21.
Met betrekking tot het beroep op rechtsverwerking overweegt de rechtbank het volgende. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het uitgangspunt dat van rechtsverwerking slechts sprake kan zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (HR 7 juni 1991, NJ 1991, 708 (Bankmanager), r.o. 3.3.1). Enkel tijdsverloop levert geen toereikende
grond op voor het aannemen van rechtsverwerking, daartoe is vereist de aanwezigheid van
bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (HR 29 september 1995, NJ 1996, 89 (Van den Bos/Provincial) r.o. 3.3).
4.22.
Aan het beroep op rechtsverwerking zijn dezelfde feiten ten grondslag gelegd als aan het beroep op afstand van recht. Die feiten zijn niet voldoende voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking omdat daaraan niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat Horse E.T. haar rechten niet meer geldend zal maken. De rechtbank verwijst naar wat zij daarover heeft overwogen bij de verwerping van het beroep op afstand van recht. Ook dit verweer slaagt dus niet.
4.23.
Bij de beoordeling van de vordering van Horse E.T. met betrekking tot de facturen uit 2017 en 2021 zal de rechtbank nader ingaan op het beroep op afstand van recht en rechtsverwerking.
Factuur 201701-007
4.24.
Horse E.T. vordert betaling van een bedrag van € 3.000,00. Dit ziet op factuur 201701-007. Van het totale factuurbedrag van € 41.000,00 is een bedrag van € 3.000,00 onbetaald gebleven volgens Horse E.T. [eiser] voert hiertegen aan dat Horse E.T. bij email van 14 november 2019 heeft meegedeeld dat zij die factuur zal vergeten. Dit verweer, een beroep op afstand van recht, slaagt.
4.25.
In de e-mail staat het volgende:
“The €3000 from 2017 I will forget, but the €2834 from 2018 I hope you are willing
to pay this to me.”
De email biedt geen steun voor de stelling van Horse E.T. dat zij alleen bereid was betaling van factuur 201701-007 te vergeten als het bedrag van € 2.834,00 (van facturen 201810-180 / 201812-210) zou worden voldaan. [eiser] mocht er daarom vanuit gaan dat Horse E.T. geen betaling meer zou vorderen van die factuur. De vordering van Horse E.T. op dit punt zal worden afgewezen.
Facturen 201810-180 / 201812-210
4.26.
Volgens Horse E.T. staat van deze facturen, met een totaalbedrag van € 61.334,00, nog een bedrag van € 2.843,00 open. [eiser] voert daartegen aan dat partijen in 2019 zijn overeengekomen dat dit bedrag niet meer betaald hoefde te worden. Horse E.T. heeft daarna ook niet meer om betaling verzocht. Horse E.T. betwist dat is overeengekomen dat het restant niet meer betaald hoefde te worden. [eiser] heeft zijn verweer vervolgens niet nader onderbouwd. Het verweer van [eiser] mist feitelijke grondslag. De vordering van Horse E.T. zal worden toegewezen.
Facturen 201907-129 / 201907-133
4.27.
Horse E.T. vordert het openstaande bedrag van € 510,00 voor factuur 201907-133. Uit de toelichting die Horse E.T. heeft verstrekt bij de overgelegde facturen, maakt de rechtbank op dat [eiser] een bedrag van € 13.940,00 heeft betaald voor factuur 201907-129. Het bedrag van deze factuur was € 13.700,00. Het te veel betaalde bedrag van € 240,00 heeft Horse E.T. in mindering gebracht op factuur 2019-133. Het bedrag van die factuur was € 750,00, zodat een bedrag van € 510,00 resteert. [eiser] betwist niet dat het bedrag onterecht in rekening is gebracht. Zijn verweer houdt niet meer in dan dat hij de facturen nooit heeft ontvangen. Dit verweer slaagt niet, gelet op het feit dat [eiser] de facturen voor het overgrote deel wél heeft voldaan. Dat [eiser] naar eigen zeggen alles heeft betaald wat hij moest betalen is niet met feiten onderbouwd. Het verweer slaagt gelet op het vorenstaande niet. De vordering van Horse E.T. zal worden toegewezen.
Factuur 202108-211
4.28.
Ten aanzien van factuur 202108-211 doet [eiser] ook een beroep op afstand van recht in verband met de
escrow agreementen het feit dat Horse E.T. heeft meegedeeld af te zien van het aanhangig maken van een procedure. De kosten die Horse E.T. vordert hebben betrekking op het vierde, niet-vervoerde paard. Aan de hand van de berichten die partijen over de bestemming van de paarden hebben gewisseld, stelt de rechtbank vast dat het vierde paard ook naar OBI Training Centre in België moest worden vervoerd. Gelet op wat de rechtbank hiervoor in 4.6 heeft overwogen betekent dat dat Belgisch recht van toepassing is op de vervoersovereenkomst voor het vierde paard, [paard 4] .
4.29.
Naar Belgisch recht wordt afstand van recht niet vermoed, maar kan dat slechts worden afgeleid uit feiten of handelingen die voor geen andere uitleg vatbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat de enkele mededeling van Horse E.T. op 24 januari 2022 dat zij om haar moverende redenen heeft besloten af te zien van een dagvaardingsprocedure tegen [eiser] daarvoor onvoldoende is. Uit niets blijkt dat Horse E.T. daarmee heeft beoogd haar vordering tegen [eiser] onvoorwaardelijk prijs te geven. Temeer omdat [eiser] Horse E.T. al in september 2021 aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van het uitoefenen van het retentierecht en hij tijdens de looptijd van de
escrow agreementbij brief van 16 november 2021 heeft aangekondigd dat als Horse E.T. een gerechtelijke procedure zou beginnen, hij een tegenvordering zou instellen. [eiser] mocht er daarom niet vanuit gaan dat Horse E.T. haar vordering prijsgaf zonder enige toezegging van de kant van [eiser] om hetzelfde te doen. De rechtbank benadrukt dat Horse E.T. (conform haar mededeling op 24 januari 2022) geen dagvaardingsprocedure is gestart, maar een tegenvordering heeft ingesteld naar aanleiding van de procedure die [eiser] is gestart.
4.30.
Het beroep op rechtsverwerking slaagt evenmin. Het Belgisch recht kent rechtsverwerking niet als rechtsbeginsel. Wel kent het Belgisch recht rechtsmisbruik. Daarvoor is vereist een overschrijden van de grenzen waarbinnen een bedachtzaam en voorzichtig persoon zich normaal gedraagt. Een recht zonder meer uitoefenen nadat men een daarmee tegenstrijdige houding heeft aangenomen is een overschrijden van de grenzen in de hiervoor bedoelde zin. Enkel stilzitten is daarvoor niet voldoende. Ook de mededeling van Horse E.T. dat zij om haar moverende redenen afziet van het beginnen van een gerechtelijke procedure is naar het oordeel van de rechtbank geen met het (gepretendeerde) recht op betaling tegenstrijdige houding.
4.31.
Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat ook indien Nederlands recht van toepassing zou zijn, er geen sprake is van afstand van recht. Voor het toetsingskader verwijst de rechtbank naar wat hiervoor in 4.20 is opgenomen. Uit het mailbericht van 24 januari 2022 blijkt niet van een op afstand van het vorderingsrecht gerichte wil van Horse E.T. De rechtbank verwijst ook naar wat zij daarover hiervoor heeft overwogen bij de beoordeling van afstand van recht naar Belgisch recht. Evenmin is er naar Nederlands recht sprake van rechtsverwerking. De gronden die daarvoor zijn aangedragen zijn dezelfde als die voor het beroep op afstand van recht en kunnen daarom niet slagen.
4.32.
De slotsom is dat [eiser] het restant van factuur 202108-211, een bedrag van € 4.160,00 moet betalen. Deze vordering van Horse E.T. zal daarom worden toegewezen.
Onderhoudskosten paarden gedurende het retentierecht
4.33.
Horse E.T. vordert verder vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het onderhoud van de paarden gedurende de tijd dat zij het retentierecht heeft uitgeoefend. Die vordering zal worden afgewezen.
4.34.
Het geschil tussen partijen heeft internationale aspecten. Op grond van artikel 10:129 BW worden het ontstaan en de inhoud van het retentierecht bepaald door het recht dat de onderliggende rechtsverhouding beheerst. De rechtbank heeft hiervoor onder 4.6 vastgesteld dat dat Belgisch recht is. Artikel 10:129 BW bepaalt vervolgens ook dat een recht van retentie slechts geldend kan worden gemaakt voor zover het recht van de staat waar de zaak zich bevindt, dat toelaat. De paarden bevonden zich bij Horse E.T. in Nederland. De uitoefening van het retentierecht moet daarom naar Nederlands recht worden beoordeeld.
4.35.
De rechtbank laat de vraag of het ontstaan en de inhoud van het retentierecht aan de eisen van het Belgisch en Nederlands recht voldoen in het midden. De rechtbank is namelijk van oordeel dat ook al zou het retentierecht in eerste instantie aan de wettelijke vereisten hebben voldaan, de vraag of het in dit concrete geval ook mocht worden geëffectueerd ontkennend moet worden beantwoord. Voor de uitoefening van het retentierecht kan ook proportionaliteit tussen de hoogte van de vordering van de schuldeiser die het retentierecht inroept en de hoedanigheid van de teruggehouden zaken een factor van betekenis zijn. Dat is waar het in dit geval op strandt.
4.36.
[eiser] stelt dat de proportionaliteitseis is geschonden, omdat er twee paarden met een aanzienlijke waarde zijn achtergehouden voor een vordering van € 4.160,00. Volgens [eiser] zijn de paarden € 400.000,00 à € 500.000,00 waard. Bovendien had Horse E.T. nog een aan [eiser] toekomende belastingteruggave onder zich van € 3.850,00. Dat dekte bijna de vordering. Horse E.T. betwist dat sprake is geweest van een belastingteruggave. Zij betwist ook dat de paarden gezamenlijk meer waard waren dan € 4.160,00. Horse E.T. heeft er bewust voor gekozen om twee jonge en onervaren paarden die sterk vermagerd waren achter te houden. Volgens Horse E.T. waren de paarden niet klaar voor het wereldkampioenschap en vertegenwoordigden ze geen enkele waarde.
4.37.
Met betrekking tot de waarde van de paarden stelt [eiser] dat de waarde van [paard 2] en [paard 1] aanzienlijk is. De afstamming van paarden is belangrijk voor de waarde. De vader van [paard 2] is [paard 3] , een Straight Egyptian wereldkampioen die in 2022 is verkocht voor één miljoen euro. Daardoor is [paard 2] gewild voor fokdoeleinden. De waarde van [paard 1] wordt versterkt door haar unieke zwarte kleur, wat een zeldzaamheid is bij Straight Egyptian paarden. Horse E.T. heeft dit niet gemotiveerd betwist. Bij de mondelinge behandeling heeft Horse E.T. verklaard de waarde van [paard 3] van één miljoen euro niet te betwisten. Die waarde zou volgens haar kunnen kloppen. Het paard heeft volgens haar ook veel wedstrijden gewonnen. Horse E.T. heeft ook verklaard dat het klopt dat de andere twee paarden afstammelingen waren van [paard 3] . De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de paarden samen een waarde van slechts € 4.160,00 (of nog minder, zoals Horse E.T. stelt) vertegenwoordigden. Het is eerder aannemelijk dat de waarde een veelvoud daarvan is, zoals [eiser] stelt. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het in retentie houden van de twee paarden voor een vordering van € 4.160,00 buiten proportioneel is. Horse E.T. heeft daarom ten onrechte het retentierecht uitgeoefend op de paarden.
4.38.
Omdat de uitoefening van het retentierecht naar Nederlands recht moet worden beoordeeld en de conclusie is dat het recht niet op deze manier had mogen worden uitgeoefend, behoeft het retentierecht naar Belgisch recht geen bespreking meer. Hetzelfde geldt voor het commissionairsvoorrecht naar Belgisch recht waarop Horse E.T. een beroep doet. Dit voorrecht wordt namelijk geëffectueerd door middel van een retentierecht, gevolgd door een pandverzilveringsprocedure.
4.39.
De slotsom is dat de kosten die Horse E.T. heeft gemaakt voor het onderhoud van de paarden niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat het retentierecht ten onrechte is uitgeoefend. De vordering zal worden afgewezen.
Contractuele rente
4.40.
Horse E.T. vordert de contractuele rente over de openstaande factuurbedragen. Zij verwijst daarvoor naar haar algemene voorwaarden. Deze vordering wordt afgewezen.
4.41.
De rechtbank heeft hiervoor beslist dat de vordering met betrekking tot het openstaande bedrag van de factuur uit 2018 zal worden toegewezen. In 2018 gebruikte Horse E.T. volgens haar eigen stellingen nog geen algemene voorwaarden. Contractuele rente is daarom niet aan de orde. In plaats daarvan zal de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente worden toegewezen. De rechtbank zal de Nederlandse wettelijke handelsrente toewijzen, omdat gesteld noch gebleken is dat ander recht van toepassing is op deze overeenkomst.
4.42.
De vordering met betrekking tot het openstaande bedrag van de factuur uit 2021 wordt ook toegewezen. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de algemene voorwaarden van Horse E.T. niet van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst waarop de factuur betrekking heeft. Ook in dit geval is contractuele rente dus niet aan de orde. In plaats daarvan zal de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente worden toegewezen. Omdat op deze vervoersovereenkomst Belgisch recht van toepassing is, betekent dit dat de Belgische wettelijke handelsrente zal worden toegewezen.
Integrale buitengerechtelijke kosten en proceskosten
4.43.
Horse E.T. vordert volledige vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten die zij heeft gemaakt. De buitengerechtelijke kosten stelt zij op € 3.633,75, vermeerderd met wettelijke rente. Deze kosten komen niet voor vergoeding aanmerking omdat Horse E.T. haar vordering op dit onderdeel baseert op haar algemene voorwaarden. Die zijn echter niet van toepassing, zoals de rechtbank hiervoor al heeft bepaald. Om dezelfde reden wordt de gevorderde integrale vergoeding van de proceskosten voor zover die op de algemene voorwaarden is gegrond, ook afgewezen.
4.44.
Subsidiair stelt Horse E.T. nog dat integrale vergoeding van de proceskosten op zijn plaats is omdat er sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig handelen van [eiser] . Hij procedeert namelijk willens en wetens terwijl hij weet dat zijn vordering geen enkele grondslag heeft. Dit volgt de rechtbank niet. Horse E.T. gaat ervan uit dat [eiser] op de voet van artikel 237 Rv als verliezende partij in de proceskosten zal worden veroordeeld. Dat is echter niet het geval. Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen als het gaat om de tegenvordering van Horse E.T., zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser] om aan Horse E.T. te betalen een bedrag van € 7.513,00, te vermeerderen met:
- de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.353,00 vanaf de factuurdata tot de dag van volledige betaling,
- de wettelijke handelsrente naar Belgisch recht over een bedraag van € 4.160,00 vanaf de factuurdatum tot de dag van volledige betaling,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.