ECLI:NL:RBOBR:2024:1105

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
9267340 \ CV EXPL 21-2807
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van een aannemingsovereenkomst en terugbetaling van aanneemsom na tekortkomingen in uitvoering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een vordering ingesteld tegen Roofwatcher B.V. wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De VvE vorderde ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de aanneemsom van € 27.503,00, maar heeft haar vordering beperkt tot € 25.000,00 inclusief rente en kosten. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat Roofwatcher zich had verplicht om bestaande lekkages op te sporen en te verhelpen, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de werkzaamheden niet deugdelijk waren uitgevoerd. Na getuigenverhoren heeft de VvE echter bewijs geleverd dat Roofwatcher tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De getuigenverklaringen wezen op gebrekkige uitvoering en het niet herstellen van loszittende overlappen, wat leidde tot de conclusie dat 20% van het werk niet deugdelijk was uitgevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE recht heeft op gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en heeft Roofwatcher veroordeeld tot terugbetaling van € 1.403,21, inclusief wettelijke rente, en vergoeding van expertisekosten van € 4.506,04. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 9267340 \ CV EXPL 21-2807
Vonnis van 7 maart 2024
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAREN " [eiseres] ",
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: H. Malekzada,
tegen
ROOFWATCHER B.V.,
gevestigd in Zeeland,
gedaagde,
hierna te noemen: Roofwatcher,
procederend in persoon bij monde van [A] en [B] .

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2023;
- de akte vermindering eis van de VvE;
- de schriftelijke reactie daarop van Roofwatcher.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De bevoegdheid
2.1.
De kantonrechter heeft bij het vonnis van 2 november 2023 de zaak naar de rolzitting verwezen, omdat de kantonrechter door de eisvermeerdering van de VvE onbevoegd was. Alleen een beperking van de vordering tot € 25.000,00 inclusief de buitengerechtelijke kosten en de tot de datum van eiswijziging vervallen rente zou de bevoegdheid van de kantonrechter in stand houden. De VvE heeft vervolgens haar vordering verminderd tot € 25.000,00 “inclusief rente en kosten”, waarmee kennelijk bedoeld is inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten, de expertisekosten, en de tot de datum van de eisvermeerdering vervallen rente. Verder gaat de kantonrechter ervan uit dat de VvE hiermee ook definitief afziet van het meerdere boven de € 25.000,00.
Roofwatcher heeft aangegeven dat zij ermee akkoord is dat de zaak door de kantonrechter behandeld wordt.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat hij door de eisvermindering bevoegd blijft van de vordering van de VvE kennis te nemen, omdat het gevorderde bedrag nu valt binnen het maximumbedrag van € 25.000,00 als bedoeld in artikel 93, aanhef en onder a, Rv.
De bewijsopdracht en de gehoorde getuigen
2.3.
In het vonnis van 24 februari 2022 heeft de kantonrechter - kort weergegeven - geoordeeld dat Roofwatcher zich tegenover de VvE alleen heeft verplicht om bestaande lekkages op te sporen en deze lekkages te verhelpen. Met betrekking tot de vervolgvraag, te weten of Roofwatcher de opgedragen werkzaamheden deugdelijk heeft uitgevoerd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat nog onvoldoende vaststond dat Roofwatcher de reparatie van de dakbedekking niet of gebrekkig heeft uitgevoerd en, zo ja, in welke mate. De kantonrechter heeft de VvE opgedragen te bewijzen dat het dak gebreken vertoonde die Roofwatcher op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst had moeten herstellen, en welk deel van het opgedragen werk dit betrof.
2.4.
De VvE heeft één getuige laten horen, te weten [getuige 1] , senior adviseur daken bij BDA Dakadvies (hierna: BDA). [getuige 1] is degene die in opdracht van de VvE de dakbedekking heeft onderzocht en daarover heeft gerapporteerd (zie de punten 3.10., 3.18. en 3.19. van het tussenvonnis van 24 februari 2022).
Roofwatcher heeft daarna twee getuigen laten horen, te weten [getuige 2] , onderaannemer van Roofwatcher op het werk van de VvE, en [getuige 3] , importeur van het product Rhepanol.
De vermeerdering van de eis
2.5.
De VvE heeft uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] opgemaakt dat Roofwatcher de VvE had moeten adviseren om direct het hele dak te vervangen. Volgens de VvE is zij door het onjuiste hersteladvies van Roofwatcher geconfronteerd met dubbele kosten, te weten eerst de kosten van de herstelwerkzaamheden, en vervolgens de kosten van de vervanging van het hele dak. De VvE vordert daarom ontbinding van de gehele overeenkomst en onder meer terugbetaling van de aanneemsom van € 27.503,00. Zij grondt deze vordering op tekortschieten van Roofwatcher in de nakoming van de overeenkomst. Zoals hiervoor al is aangegeven, heeft de VvE haar vordering beperkt tot € 25.000,00, inclusief rente en kosten.
2.6.
Roofwatcher brengt hiertegen in dat zij voor de totstandkoming van de overeenkomst wel degelijk het juiste advies heeft gegeven om het gehele dak te renoveren. Volgens Roofwatcher beschikte de VvE niet over de financiële middelen voor een algehele dakrenovatie, en heeft de VvE er daarom bewust voor gekozen om alleen bestaande lekkages te laten opsporen en verhelpen.
2.7.
De kantonrechter stelt vast dat deze kwestie ook aan de orde is gekomen tijdens de mondelinge behandeling van 9 december 2021. [A] van Roofwatcher heeft toen naar voren gebracht dat hij destijds met de VvE heeft gesproken over de staat van het dak, dat hij de VvE heeft geadviseerd om het dak in zijn geheel te vernieuwen, maar dat de VvE daarvoor geen geld had. Volgens de vertegenwoordigers van de VvE, [vertegenwoordiger VvE 1] en [vertegenwoordiger VvE 2] , waren zij niet bekend met dat advies en zou dat dan met een voorganger van [vertegenwoordiger VvE 1] , [C] , zijn besproken. De VvE stelt nu weliswaar andermaal dat het verkeerde advies is gegeven, maar zij gaat in het geheel niet in op de stelling van Roofwatcher dat zij eerder al aan een of meer andere vertegenwoordiger(s) van de VvE heeft geadviseerd het hele dak te vervangen. Er blijkt ook niet dat de VvE heeft gesproken met [C] dan wel dat dat niet meer mogelijk is. Verder is gesteld noch gebleken dat de VvE anderszins heeft trachten te achterhalen of de stellingen van Roofwatcher op dit punt al dan niet juist waren. Ten slotte heeft de VvE op de zitting van 9 december 2021 toegegeven dat er geen geld was voor de algehele vervanging van het dak. Onder al die omstandigheden heeft de VvE het standpunt van Roofwatcher dat zij wel degelijk heeft geadviseerd het dak geheel te vervangen onvoldoende weersproken dan wel haar eigen standpunt dat zij onjuist is geadviseerd onvoldoende onderbouwd. Daarom kan er niet van worden uitgegaan dat de VvE onjuist is geadviseerd en moet de vordering, voor zover deze op die grondslag is gebaseerd, worden afgewezen.
2.8.
Dan rijst de vraag of de vordering van de VvE nog enkel is gebaseerd op de beweerde onjuiste advisering of dat ook de onjuiste uitvoering van het werk nog (mede) aan de vordering ten grondslag ligt. De kantonrechter gaat van het laatste uit, omdat de VvE uitgaat van een vermeerdering van eis en niet heeft aangevoerd dat zij de oorspronkelijke grondslag van de eis liet vallen. Zij is ook ingaan op de vraag of Roofwatcher haar werk al dan niet deugdelijk heeft uitgevoerd en wat de getuigen daarover hebben verklaard.
Is het bewijs geleverd?
2.9.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat Roofwatcher volgens de offerte een strook dakbedekking over de overlappen zou aanbrengen voor zover die niet gesloten waren, en dat Roofwatcher later niet heeft gekozen voor het aanbrengen van die stroken, maar vanwege de weersomstandigheden een coating heeft toegepast.
[getuige 1] heeft verder verklaard dat hij heeft vastgesteld dat Roofwatcher deze coating op bepaalde plaatsen niet of niet deugdelijk heeft aangebracht. Hij heeft onthechting en blaasjes waargenomen op verschillende plaatsen. Verder heeft [getuige 1] opgemerkt dat hij bij de eerste tusseninspectie had vastgesteld dat niet alle werkzaamheden waren uitgevoerd, en dat bijvoorbeeld de loszittende overlappen onder de tegels niet waren hersteld. Bij de eindinspectie heeft [getuige 1] nog steeds moeten vaststellen dat diverse overlappen nog steeds niet waren hersteld en op diverse punten reparaties niet deugdelijk waren uitgevoerd. Volgens deze getuige kun je bij het repareren van een lekkage geen onderscheid maken tussen overlappen die geheel en gedeeltelijk zijn onthecht, omdat je dat aan de buitenkant van een losse overlap niet kunt zien. Juist omdat je bij onthechting van de overlappen niet kunt zien tot welke plek de hechting zit, en de naast elkaar liggende stroken dakbedekking niet over de volle breedte van de overlap aan elkaar gehecht hoeven te zijn, is er een risico. Om een bestaande lekkage te herstellen, moeten losse overlappen volgens deze getuige dan ook altijd hersteld worden. Verder heeft [getuige 1] gewezen op blaasvorming van de nieuw aangebrachte coating, wat volgens hem wel degelijk kwaad kan. De foto’s 21 tot en met 25 laten volgens hem zien dat de coating en het vlies niet spanningsloos zijn aangebracht, waardoor er risico op lekkage is. De foto’s 26 en 28 tonen dat de coating en het vlies niet volgens de regels zijn aangebracht.
De getuige [getuige 1] heeft ten slotte verklaard dat het werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, en dat naar zijn inschatting 80% goed en 20% niet goed zal zijn. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat de getuige hierbij de inhoud van de overeenkomst zoals de kantonrechter die heeft vastgesteld tot uitgangspunt heeft genomen.
2.10.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij alle loszittende overlappen heeft behandeld. Als hij een aanwijzing had dat een overlap loszat, dan heeft hij die volgens zijn verklaring hersteld. Echter, zo verklaart [getuige 2] , indien we na een tijdje terugkwamen, was er op een andere plek weer een ander stuk los. Volgens deze getuige zijn de druipers onder de coating die loshangen geen bezwaar, omdat ze weggesneden kunnen worden. [getuige 2] verklaart dat hij vindt dat hij de werkzaamheden volgens de daarvoor geldende richtlijnen heeft uitgevoerd. Hij beoordeelt het uitgevoerde werk als deugdelijk en goed.
2.11.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat een openstaande naad niet per definitie een lekkage betekent, en dat het een voortschrijdend proces is. Om de oude Rhepanol te kunnen repareren met het materiaal Frankosil (
kantonrechter: ten onrechte in het proces-verbaal Frankoseal genoemd)moet het oppervlak schoon en droog zijn voor een goede hechting, dus voor het beste resultaat, zo verklaart deze getuige.
2.12.
De kantonrechter begrijpt dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] het in zoverre eens zijn dat loszittende overlappen gerepareerd moesten worden, ook als niet meteen kon worden vastgesteld dat als gevolg daarvan al een actuele lekkage plaatsvond. [getuige 2] heeft verklaard dat hij alle losse overlappen heeft gerepareerd, maar op basis van de verklaring van [getuige 1] - bezien in samenhang met het rapport van BDA van 14 december 2020 en de daarbij gevoegde foto’s (de foto’s vanaf foto 7) - acht de kantonrechter vast komen te staan dat dat niet het geval is geweest, en dat reparatie op onderdelen verder niet deugdelijk is uitgevoerd. De getuige [getuige 1] heeft dat vrij gedetailleerd aangegeven en het rapport en de foto’s ondersteunen die verklaring.
De kantonrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de inschatting van [getuige 1] dat ongeveer 20% van het werk niet deugdelijk is uitgevoerd, in welk verband de kantonrechter in aanmerking neemt dat [getuige 1] zich daarbij volgens zijn verklaring met name heeft gefocust op eventuele lekkages en plaatsen waar eventuele reparaties niet goed waren uitgevoerd. Dit betekent dat de VvE het bedrag van € 4.312,50 dat nog niet aan Roofwatcher was betaald nog niet hoefde te betalen, ook al omdat - zoals vaststaat - Roofwatcher nog niet al het werk had verricht. Zo had zij het grind nog niet teruggezet en waren er tegels niet teruggelegd.
Het eindoordeel
2.13.
Mede gelet op het nog niet uitgevoerde werk oordeelt de kantonrechter dat de gedeeltelijke ontbinding doel treft voor 20% van het werk. Dat betekent dat de VvE 80 % van de afgesproken aanneemsom van € 27.503,00 moet betalen, dat is € 22.002,40. Zij heeft feitelijk betaald € 23.190,05 (€ 27.503 minus € 4.312,50), zodat Roofwatcher aan haar moet terugbetalen een bedrag van € 1.187,65. Om de tekortkomingen in het uitgevoerde werk te kunnen vaststellen, heeft de VvE de expertise van BDA moeten inschakelen. Vast staat dat de kosten daarvan € 4.506,04 bedragen. Die kosten komen op grond van artikel 6: 96 lid 2, aanhef en onder b, BW voor vergoeding in aanmerking als die kosten in redelijkheid zijn gemaakt en ook de omvang van de kosten redelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat de kosten voor het inschakelen van BDA voor vergoeding in aanmerking komen. In dit verband wordt overwogen dat de VvE in redelijkheid kon overgaan tot het maken van die kosten, omdat tussen partijen discussie bestond over het bestaan en de omvang van de gestelde gebreken. De inhoud van het rapport van BDA heeft daarop ook betrekking. Ook de hoogte van de kosten komt de kantonrechter niet onredelijk voor.
2.14.
De VvE vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat de VvE voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Dat is ook niet bestreden door Roofwatcher. Hoewel het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) niet van toepassing is (het gaat namelijk om een uit de wet voortvloeiende terugbetalingsverplichting, zie artikel 1 van het Besluit), zal de kantonrechter bij de hoogte van de toe te kennen vergoeding wel aanknopen bij de in artikel 2 van dit besluit geformuleerde staffel, omdat dit forfaitaire tarief in beginsel een redelijke vergoeding mag worden geacht. Gelet op het toewijsbare bedrag van € 1.187,65 is een vergoeding van € 178,15 toewijsbaar. De VvE heeft vergoeding van btw gevorderd over de buitengerechtelijke kosten. Omdat de VvE geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw, zodat de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten uitkomt op een totaalbedrag van € 215,56. In totaal is dus toewijsbaar (€ 1.187,65 + € 215,56) € 1.403,21.
2.15.
De VvE vordert de wettelijke rente over het terug te betalen gedeelte van de aanneemsom met ingang van 2 februari 2021. Vast staat dat Roofwatcher bij aangetekende brief van 18 januari 2021 gesommeerd is om binnen een termijn van 15 dagen de helft van de aanneemsom terug te betalen. Roofwatcher heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken, zodat zij vanaf 2 februari 2021 in verzuim is met de betaling. De wettelijke rente over de hoofdsom wordt daarom toegewezen zoals gevorderd.
2.16.
Ook de gevorderde wettelijke rente over de expertisekosten wordt toegewezen met ingang van 2 februari 2021, omdat uit de overgelegde facturen volgt dat deze kosten op dat moment opeisbaar verschuldigd waren.
2.17.
Omdat partijen ieder deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dat geldt ook voor de getuigentaxe van de getuige [getuige 1] , die de VvE onder de noemer expertisekosten vordert. De getuigentaxe maken namelijk onderdeel uit van de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Roofwatcher tot betaling aan de VvE van een bedrag van € 1.403,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.187,65 met ingang van 2 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt Roofwatcher tot betaling aan de VvE van een bedrag van € 4.506,04 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 2 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang op 7 maart 2024.