ECLI:NL:RBOBR:2024:1073

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
22/3194, 23/22, 23/77, 23/187
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten en herstelbesluit

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Oost-Brabant over een omgevingsvergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten. De vergunning is aangepast naar aanleiding van een advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) en betreft de transformatie van een kantoor naar een logiesgebouw voor maximaal 70 arbeidsmigranten. De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad behandeld. De rechtbank concludeert dat het herstelbesluit, dat de omgevingsvergunning intrekt en opnieuw verleent, niet volledig is en vult dit zelf aan met een voorschrift. De rechtbank oordeelt dat de toestemming voor het huisvesten van arbeidsmigranten in stand blijft, maar dat de voorschriften in het herstelbesluit tekortschieten. De rechtbank vernietigt het herstelbesluit voor zover de verplichting tot naleving van het huishoudelijk reglement niet als voorschrift is verbonden. De rechtbank benadrukt dat de arbeidsmigranten het huishoudelijk reglement moeten naleven en dat de vergunninghouder hierop moet toezien. De uitspraak heeft ook gevolgen voor de proceskosten, die het college moet vergoeden aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/3194, SHE 23/22, SHE 23/77 en SHE 23/187
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2024 in de zaak tussen

1.1. [naam] BV, uit [woonplaats] , eiseres 1,

2. [naam] BVuit [woonplaats] , eiseres 2,
3. [naam] BVuit [woonplaats] , eiseres 3,
4. [naam] BVuit [woonplaats] , eiseres 4,
5. [naam] BVuit [woonplaats] , eiseres 5,
6. [naam] BV,uit [woonplaats] , eiseres 6,
7. [naam]uit [woonplaats] , eiseres 7,
8. [naam] BVuit [woonplaats] , eiseres 8,
eiseres 1 tot en met 8 gezamenlijk te noemen: [eisers].,
(gemachtigde: mr. C.A.M.J. de Wit),

9.[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres 9,

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
10. [eiser], uit [woonplaats] , en
[eiser], uit [woonplaats] ,
eisers 10,

11.[eiser] , uit [woonplaats] , eiser 11,

gezamenlijk te noemen: eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, het college
(gemachtigden: W.M.G. Vermeulen, Y.J.P.H.J. Peeters, E.H.J. Philippens en
mr. M. Ondersteijn).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:

1.[derde belanghebbende] B.V.uit [woonplaats] , (vergunninghoudster)

(gemachtigde: mr. H.G.M. van der Westen).
2. de gemeenteraad van de gemeente Meierijstad, de raad
(gemachtigden: W.M.G. Vermeulen, Y.J.P.H.J. Peeters en E.H.J. Philippens).
Inleiding
1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een kantoor naar een logiesgebouw voor arbeidsmigranten op het adres [adres] (de projectlocatie).
1.2
Het college heeft met het besluit van 30 november 2022 (het bestreden besluit) de omgevingsvergunning verleend. Eisers hebben hiertegen ieder afzonderlijk beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Ook vergunninghoudster heeft schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft de beroepen op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eisers, de gemachtigden van het college en de gemeenteraad en de gemachtigde van vergunninghoudster.
1.4
Op 12 juni 2023 heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (de StAB) als deskundige benoemd en haar verzocht om een onderzoek in te stellen. De StAB heeft op 13 september 2023 verslag uitgebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Eisers 1 t/m 8 en het college hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
1.5
De enkelvoudige kamer heeft de beroepen doorverwezen naar de meervoudige kamer.
1.6
Op 22 december 2023 heeft het college een vervangend besluit genomen en het bestreden besluit ingetrokken.
1.7
De rechtbank heeft de beroepen op 9 januari 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep in de zaak SHE 22/894. Hieraan hebben deelgenomen: eiser 11, de gemachtigde van eiseres 9, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van vergunninghoudster.
1.8
Na afloop van de zitting zijn partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op een concept huishoudelijk reglement dat door vergunninghoudster is overgelegd. Gevraagd is of zij naar aanleiding hiervan behoefte hadden aan een voortzetting van de mondelinge behandeling. Een deel van de partijen heeft gereageerd op het stuk en op hetgeen ter zitting is besproken. Geen enkele partij heeft aangegeven dat zij prijs stellen op een voortzetting van de mondelinge behandeling. Vergunninghoudster heeft nog schriftelijk gereageerd. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Beoordeling door de rechtbank
2.1
Eerst zet de rechtbank de feiten op een rij. Daarna duidt de rechtbank de besluitvorming van het college. De rechtbank beoordeelt daarna of het college heeft mogen besluiten om de omgevingsvergunning te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.2
De rechtbank zal het beroep tegen het herstelbesluit gegrond verklaren omdat het herstelbesluit niet volledig is. De rechtbank vult het herstelbesluit zelf aan met een voorschrift. De toestemming voor het huisvesten van arbeidsmigranten blijft in stand. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
 Het college heeft op 1 juli 2021 aan vergunninghoudster met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, onderdeel 9, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “planologisch afwijken” betreffende het tijdelijk tot maximaal 15 jaar transformeren van een kantoor naar een huisvestingslocatie voor maximaal 70 arbeidsmigranten op het adres [adres] . Hiertegen hebben alle eisers bezwaar gemaakt. Op 1 maart 2022 heeft het college de bezwaren gegrond verklaard en het primaire besluit van 1 juli 2021 ingetrokken. Hiertegen heeft vergunninghoudster beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/894.
 Op 1 april 2022 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit ‘bouwen’, het ‘handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening’ en ‘het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid aangewezen gevallen’. De aanvraag is gericht op het verbouwen van een kantoor naar een logiesgebouw voor de huisvesting van maximaal 70 arbeidsmigranten die voor een aaneengesloten periode van maximaal zes maanden ter plaatse verblijven.
 Het ontwerpbesluit tot verlening van de omgevingsvergunning heeft met ingang van 13 september 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eisers hebben zienswijzen ingediend.
 De raad heeft op 3 november 2022 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven.
 De aanvraag is aangevuld met diverse onderzoeken en een aangepaste ruimtelijke onderbouwing van 21 december 2023.
 Eisers 1 t/m 8 exploiteren op het aangrenzende perceel een garage- en transportbedrijf. Eisers 9 en 11 wonen op percelen op het bedrijventerrein. Eisers 10 zijn vennoten in een vennootschap onder firma die een meubelfabriek aan de [adres] exploiteert.
4.1
In het bestreden besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’, het ‘handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening’ en ‘het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid aangewezen gevallen, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, c en d, van de Wabo.
4.2
In het besluit van 22 december 2023 (het herstelbesluit) heeft het college het bestreden besluit ingetrokken en opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’, het ‘handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening’ en ‘het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid aangewezen gevallen’. De aanvulling van de aanvraag door vergunninghoudster en de beoordeling hiervan maken deel uit van het herstelbesluit.
Duiding herstelbesluit
5.1
Het herstelbesluit is een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. De beroepen van eisers richten zich op grond hiervan ook tegen dit besluit. Eisers 1 t/m 8 hebben aangegeven dat het herstelbesluit grotendeels tegemoet komt aan hun beroepsgronden. Zij hebben hun beroep niet ingetrokken. De rechtbank zal hierna de beroepsgronden van eisers 1 t/m 8 en van de overige eisers tegen het herstelbesluit behandelen.
5.2
Eisers hebben geen belang meer bij een beoordeling van hun beroepen tegen het bestreden besluit want dat is ingetrokken. Hun beroepen tegen het bestreden besluit worden daarom niet-ontvankelijk verklaard.
5.3
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is in 2022 ingediend. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Ontvankelijkheid
6.1
Vergunninghoudster heeft aangegeven dat eisers 10 op ruime afstand wonen van de projectlocatie en dat eisers 11 geen direct zicht hebben op de projectlocatie.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat eisers 10 als vennoten in de vennootschap onder firma een rechtstreeks betrokken belang hebben. De vennootschap heeft geen rechtspersoonlijkheid. De rechtbank kan niet uitsluiten dat eisers 9 en 11 gevolgen van enige betekenis ondervinden van het project en merkt hen daarom als belanghebbenden aan.
Formele beroepsgronden.
7.1
Eisers 1 t/m 8 voeren aan dat het college hun zienswijzen niet heeft meegenomen in zijn besluitvorming over het bestreden besluit.
7.2
In het bestreden besluit heeft het college de naar aanleiding van het ontwerpbesluit ingekomen zienswijzen van beantwoording voorzien. Ten aanzien van de zienswijzen van eisers 1 t/m 8 heeft het college het volgende overwogen: “
Aanvullende zienswijze namens een naastgelegen bedrijf van 19 september 2022: Reactie volgt z.s.m.”. In het bestreden besluit en in het herstelbesluit is vermeld dat de ingekomen zienswijzen geen aanleiding hebben gegeven tot wijziging van de omgevingsvergunning.
7.3
Naar het oordeel van de rechtbank is het college met de hiervoor weergeven motivering niet ingegaan op de zienswijzen van eisers. Het bestreden besluit was in zoverre in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank kan niet uit het herstelbesluit opmaken dat de nota beantwoording zienswijzen is aangepast naar aanleiding van deze beroepsgrond en houdt het ervoor dat de beantwoording hetzelfde is gebleven als in het bestreden besluit. Eisers 1 t/m 8 zijn hierdoor echter niet in hun belangen geschaad omdat zij hun zienswijzen in het beroep hebben herhaald en ingelast, en het herstelbesluit zelf wel een aanpassing is naar aanleiding van het beroep van eisers 1 t/m 8. De rechtbank passeert daarom dit gebrek in het herstelbesluit met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
8.1
Eisers 1 t/m 8 en 10 voeren aan dat de omgevingsdialoog onjuist is uitgevoerd. De aanvragen waren namelijk al ingediend, waardoor geen sprake was van een dialoog maar van een voldongen feit.
8.2
Het college is van mening dat de tweede omgevingsdialoog voldoende is geweest. Op basis van het verslag van deze omgevingsdialoog blijkt namelijk dat alle standpunten ruimschoots aan bod zijn gekomen. Ook heeft vergunninghoudster naar aanleiding van de omgevingsdialoog een aantal beheersmaatregelen genomen om onrust weg te nemen.
8.3
Vergunninghoudster heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgevingsdialoog op een juiste wijze is gevoerd en dat het bereiken van overeenstemming hiervoor geen voorwaarde is.
8.4
Op verzoek van de gemeenteraad van Meierijstad is een tweede omgevingsdialoog gevoerd. De rechtbank is overigens niet gebleken dat de gemeente Meierijstad een beleid voert voor het voeren van omgevingsdialogen. De rechtbank stelt vast dat deze omgevingsdialoog niet tot het door eisers gewenste resultaat heeft geleid. Een omgevingsdialoog hoeft echter niet te leiden tot voldoende draagvlak of (volledige) instemming met een initiatief. De omgevingsdialoog heeft overigens wel geleid tot extra beheersmaatregelen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de omgevingsdialoog onjuist is uitgevoerd. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
9.1
Eisers t/m 8 stellen dat de behoefte aan de huisvesting van arbeidsmigranten niet is aangetoond, omdat niet inzichtelijk is gemaakt welke arbeidsmigranten er komen wonen, hoeveel er komen en bij welke bedrijven zij gaan werken.
9.2
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de Beleidsnotitie “Huisvesting arbeidsmigranten, maak er werk van” van 21 juni 2019 (Beleidsnotitie) de behoefte aan de huisvesting blijkt.
9.3
Vergunninghoudster acht de behoefte aan de arbeidsmigrantenhuisvesting in de ruimtelijke onderbouwing voldoende aangetoond en merkt op dat het initiatief niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling.
9.4
De rechtbank is van oordeel dat uit de Beleidsnotitie de behoefte aan huisvesting voldoende blijkt. Het is niet nodig dit nader te specificeren naar bepaalde bedrijven of groepen arbeidsmigranten. Het is bovendien geen stedelijke ontwikkeling. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Gevolgen bedrijfsvoering
10.1
Eisers 1 t/m 8 en 10 voerden tegen het bestreden besluit aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen voor hun bedrijfsvoering vanwege de huisvesting van arbeidsmigranten. Zij hebben kritiek op de onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan het bestreden besluit. Zij denken dat de arbeidsmigranten niet op de vergunde locatie kunnen worden gehuisvest vanwege de geluidsbelasting afkomstig van hun bedrijven. Eisers 1 t/m 8 hebben aangegeven dat de doorgevoerde aanpassingen in de bouwtekeningen en voorschriften in het herstelbesluit grotendeels tegemoet komen aan de eerdere bezwaren. Zij hebben een onderzoek van een eigen deskundige overgelegd.
10.2
Het college heeft aanvankelijk verwezen naar de onderzoeken die aan de aanvraag waren gehecht.
10.3
Vergunninghoudster heeft De Roever Omgevingsadvies bij memo van 23 mei 2023 laten reageren op het onderzoek van de deskundige van eisers.
10.4
De rechtbank heeft naar aanleiding van de eerste zitting de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) verzocht om een advies te geven over de vraag of het college de rapportages over geluid en geluidshinder aan zijn besluiten tot afwijking van het bestemmingsplan ten grondslag heeft kunnen leggen. Hierbij heeft de rechtbank ook verzocht de namens eisers 1 t/m 8 ingebrachte rapportage te betrekken.
10.5
De StAB heeft kort samengevat geconcludeerd dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met het maximale gebruik van het buitenterrein, waarbij de geluidbronnen aan de zijde van [adres] zijn gesitueerd. De bedrijfsactiviteiten die op [adres] worden uitgevoerd, zijn met elkaar verweven. Het had daarom volgens de StAB in de rede gelegen om ook de bedrijfsactiviteiten op [adres] en de verkeersbewegingen tussen [adres] te betrekken in de akoestische onderzoeken voor de beoordeling van de situatie. De puntbronnen zijn niet zodanig geplaatst dat rekening is gehouden met de maximale invulling van het terrein van eisers 1 t/m 8. De StAB heeft aangegeven dat een onvoldoende inschatting is gemaakt van de representatieve bedrijfssituatie (vrachtwagenbewegingen en de tijdsduur van het warmdraaien van touringcars). De StAB heeft nog enkele andere kritiekpunten, waaronder de modellering van puntbronnen voor achteruitrijsignalen en de geluidbronnen op het dak van de bedrijven van eisers 1 t/m 8. De StAB geeft aan dat door deze onvolkomenheden de maximale geluidbelasting op de gevel van de huisvestinglocatie voor arbeidsmigranten mogelijk is onderschat, waardoor ook onduidelijk is of de beoogde gevelisolatie in het besluit afdoende is geborgd.
10.6
Aan het herstelbesluit zijn nieuwe akoestische onderzoeken ten grondslag gelegd waarin rekening is gehouden met het advies van de StAB. Aan het herstelbesluit is aan de toestemming voor de activiteit ‘bouwen’ een aanvullend voorschrift verbonden met eisen aan de geluidwerendheid van het gebouw op basis van deze nieuwe onderzoeken.
10.7
De rechtbank is van oordeel dat met het herstelbesluit tegemoet is gekomen aan de bezwaren van eisers 1 t/m 8. Naar het oordeel van de rechtbank worden eisers 1 t/m 8 door het vergunde project niet in hun huidige bedrijfsvoering beperkt. Geldt dat ook onder de Omgevingswet als het herstelbesluit onherroepelijk wordt? De bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo is op grond van artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet in artikel 22.26 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet (de zogenoemde Bruidsschat) aangemerkt als een omgevingsplanactiviteit waar een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.1, eerste lid onder a, van de Omgevingswet voor is vereist en een omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid onder a, van de Omgevingswet. De omgevingsvergunning op basis van artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo geldt daarom ingevolge artikel 4.13, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet als een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als de bestreden omgevingsvergunning onherroepelijk wordt. De vergunningvoorschriften in het bestreden besluit blijven gelden als vergunningvoorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. De beperking van de looptijd die is verbonden aan het herstelbesluit geldt als een vergunningvoorschrift op basis van artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet. Op grond van artikel 5.5, tweede lid, van de Omgevingswet is het verboden te handelen in strijd met een vergunningvoorschrift. De rechtbank concludeert dat ook na het onherroepelijk worden van het herstelbesluit de bedrijfsvoering van eisers 1 t/m 8 door de voorschriften in het herstelbesluit niet wordt beperkt.
10.8
Ten aanzien van het bedrijf van eisers 10 stelt de rechtbank vast dat hun bedrijf valt onder milieucategorie 3.2, en dat deze ligt binnen een gemengd gebied. In de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ geldt voor een dergelijk bedrijf in een gemengd gebied een richtafstand van 50 meter. Omdat het bedrijf van eisers 10 op een afstand van 75 meter ligt van de locatie [adres] , wordt aan deze richtafstand voldaan. Eisers 10 hebben geen melding gemaakt van mogelijke toekomstige ontwikkelingen bij hun bedrijf, waarbij een grotere afstand tussen het bedrijf en de locatie [adres] zou moeten worden aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank worden eisers 10 door het vergunde project niet in hun huidige of toekomstige bedrijfsvoering beperkt.
Verkeer- en parkeren
11.1
Alle eisers voeren aan dat er ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de verkeersstromen en de gevolgen voor naastgelegen bedrijven en particulieren vanwege de huisvesting van arbeidsmigranten. Eisers vrezen dat er in de vroege ochtend veel arbeidsmigranten gaan vertrekken en dat dit voor overlast zorgt, zeker nu op het industrieterrein geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan voor 07:00 uur. Daarbij wijzen eisers erop dat er geen trottoirs zijn langs de wegen op het industrieterrein, waardoor voetgangers gevaar lopen (zij gaan er hierbij van uit dat de arbeidsmigranten te voet zullen gaan als zij bijvoorbeeld boodschappen gaan doen). De wegen op het industrieterrein worden volgens eisers regelmatig geblokkeerd door vrachtverkeer en dan is de projectlocatie slecht bereikbaar bij calamiteiten. Eisers voeren aan dat onduidelijk is waar de arbeidsmigranten hun eigen auto’s parkeren, waar bezoekers moeten parkeren, en dat hiermee onvoldoende rekening is gehouden.
11.2
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit en het herstelbesluit is gemotiveerd dat op basis van de CROW-publicatie 46 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Daarbij is aangesloten bij de norm die geldt voor kamerverhuur (niet-studenten). Er zijn feitelijk 55 parkeerplaatsen aanwezig. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het parkeer- en verkeersaspect door de verkeerskundige van de gemeente is beoordeeld en in orde is bevonden. Aan het herstelbesluit is het voorschrift verbonden dat er minimaal 55 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn en dat vergunninghoudster erop moet toezien dat niet buiten eigen terrein wordt geparkeerd.
11.3
Volgens vergunninghoudster heeft de Structuurweg waarop het besluitgebied wordt ontsloten een verkeersintensiteit van 12.780 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersbewegingen vanwege de huisvestingslocatie hebben geen merkbare invloed op die verkeersintensiteit. Parkeeroverlast is volgens vergunninghoudster niet te verwachten, omdat er meer parkeerplaatsen aanwezig zijn dan volgens het parkeerbeleid noodzakelijk is.
11.4
Naar het oordeel van de rechtbank is in de ruimtelijke onderbouwing voldoende toegelicht waarom de projectlocatie niet zal leiden tot een onaanvaardbaar risico voor de verkeersveiligheid vanwege de beperkte toename in verkeersintensiteit. Hierin is onder meer aangegeven dat de afwezigheid van trottoirs op tal van plaatsen in Nederland voorkomt en niet automatisch leidt tot verkeersonveilige situaties. Bovendien is het niet vanzelfsprekend dat iedere arbeidsmigrant te voet naar de dichtstbijzijnde supermarkt zal gaan. Het is niet verboden op de openbare wegen van het bedrijventerrein te rijden voor 07:00 uur. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het verkeer om de arbeidsmigranten te vervoeren van en naar de locatie zal leiden tot een overschrijding van de acceptabele geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van de woningen van eisers 9 en 11 voor 07:00 uur. Het college heeft in de beperkte toename van verkeersintensiteit geen aanleiding hoeven zien om de omgevingsvergunning te weigeren. Het college hoefde dus niet de noodzaak van een eventuele ontsluiting van het bedrijventerrein op de Structuurweg te onderzoeken. Eisers hebben de berekening van de parkeerbehoefte niet betwist. Er zijn meer dan voldoende parkeerplaatsen aanwezig op eigen terrein, zodat de vrees voor parkeeroverlast niet terecht is. Bovendien heeft het college in het herstelbesluit de aanwezigheid van 55 parkeerplaatsen verplicht gesteld. Het herstelbesluit voorziet dus al in een overcapaciteit.
De rechtbank concludeert dat in het herstelbesluit op deze onderdelen voldoende is gemotiveerd dat het project niet zal leiden tot parkeeroverlast, verkeersoverlast of onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid.
Strijd beleid
12.1
Eisers voeren aan dat de huisvesting op deze locatie in strijd is met het gemeentelijke beleid, omdat er op een aangrenzend perceel al sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten en de grootschalige huisvesting zich niet verhoudt tot de draagkracht van de omgeving.
12.2
In het bestreden besluit en het herstelbesluit is aangegeven dat de aanvraag op één punt in strijd is met de Beleidsnotitie, omdat sprake is van hergebruik van bestaand vastgoed op minder dan 75 meter van een bestaande, vergunde huisvestingslocatie voor internationale werknemers. Het college is van mening dat huisvesting in dit geval is toegelaten, omdat de nabijgelegen huisvestingslocatie op 60 meter afstand ligt en slechts huisvesting biedt aan zes personen. Hierbij betrekt het college de ligging op een bedrijventerrein en het feit dat er minder burgers in de buurt wonen. De impact is daarmee volgens het college beperkt.
12.3
De rechtbank is van oordeel dat het aangevraagde project inderdaad in strijd is met de Beleidsnotitie, maar dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom wordt afgeweken van het beleid. Hiervoor is een uitgebreide projectprocedure gevoerd en is een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad gevraagd en verkregen. Het beleid voorziet ook in de voorwaarde dat rekening moet worden gehouden met de draagkracht van de omgeving. Dat komt in de volgende rechtsoverweging aan de orde.
Veiligheid en overlast
13.1
Eisers vrezen voor aantasting van hun woongenot vanwege de huisvesting van arbeidsmigranten. In de omgevingsvergunning zijn onvoldoende voorwaarden opgenomen om deze aantasting tegen te gaan. Zij wijzen erop dat de verhouding tussen het aantal mensen dat woont op het bedrijventerrein en het aantal arbeidsmigranten niet in balans is. Zij betwijfelen of het college zal toezien op de naleving van het voorschrift dat verplicht tot de aanwezigheid en bereikbaarheid van een beheerder. Bovendien geldt dat voorschrift niet voor een rechtsopvolger. Eisers vrezen dat dan niet meer hoeft te worden voldaan aan het voorschrift dat verplicht tot het aanstellen van een beheerder.
13.2
Het college heeft hierover gesteld dat aan de omgevingsvergunning voorschriften zijn verbonden ter waarborging van de openbare orde en veiligheid, en dat bij overtreding van die voorschriften handhavend kan worden opgetreden. Aan de omgevingsvergunning is het volgende voorschrift verbonden: “Voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat voor zowel de omwonenden als voor de bewoners van de huisvestingslocatie, is er 24 uur per dag een beheerder aanwezig en bereikbaar. Deze beheerder draagt zorg voor goed onderhoud en beheer van de locatie en van de omgeving rondom de huisvestingslocatie.”
13.3
Vergunninghoudster wijst ook op de voorschriften in de omgevingsvergunning om de sociale veiligheid te waarborgen.
13.4
Op verzoek van de rechtbank heeft vergunninghoudster een kopie van het huishoudelijk reglement toegezonden aan partijen. Die hebben daarop gereageerd.
13.5
Op grond van artikel 2.25, eerste lid, van de Wabo geldt een omgevingsvergunning voor eenieder die het project uitvoert waarop zij betrekking heeft. De vergunninghouder draagt ervoor zorg dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften worden nageleefd. De voorschriften met betrekking tot het instellen van een beheerder zijn dus ook van toepassing als de vergunninghouder wijzigt. Dit is niet anders onder de Omgevingswet. Op basis van artikel 5.37 van de Omgevingswet geldt een omgevingsvergunning voor degene die de activiteit verricht. Dat is alleen anders als het bevoegd gezag dit bepaalt op grond van artikel 5.37, derde lid, van de Omgevingswet, maar dat heeft het bevoegd gezag in het herstelbesluit niet gedaan. De voorschriften van het herstelbesluit gelden dus automatisch ook voor de rechtsopvolger van vergunninghoudster, al zal die de rechtsopvolging wel moeten melden bij het bevoegd gezag (artikel 5.37, tweede lid, van de Omgevingswet). Een apart besluit van het bevoegd gezag is hiervoor dus niet vereist.
13.6
Veel omwonenden van een locatie waar arbeidsmigranten worden gehuisvest, zijn bang voor overlast en een grote verandering van hun leefomgeving. Het huisvesten van arbeidsmigranten is ook iets anders dan wonen in een woning. Vaak is maar één huishouden per woning toegelaten. De aanvaardbaarheid van de verhouding tussen arbeidsmigranten (of andere groepen met doorgaans een ander levensritme dan de overige bewoners van een bepaald gebied) hangt af van de omstandigheden van het geval. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook wordt bedoeld in de Beleidsnotitie waarin is bepaald dat grootschalige huisvesting enkel mogelijk is indien de draagkracht van de omgeving dit toelaat. In de Beleidsnotitie staat het volgende: “
Gemeente Meierijstad maakt daarom huisvesting door middel van grootschalige gebouwen mogelijk aan de rand van het bedrijventerrein. De omvang en de aard van de huisvesting is afhankelijk van de draagkracht van de omgeving”.
13.7
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de Beleidsnotitie kennelijk onredelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in dit geval op het standpunt kunnen stellen dat een opvanglocatie voor 70 arbeidsmigranten op deze plek toelaatbaar is. Het herstelbesluit bevat een aantal voorschriften om overlast te voorkomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om vanwege de door eisers gevreesde overlast het herstelbesluit geheel te vernietigen. Dat eisers – kennelijk door ervaringen in het verleden – overlast verwachten door gedragingen van arbeidsmigranten, is in elk geval daarvoor niet voldoende, omdat het college bij de vergunningverlening er geen rekening mee hoeft te houden dat de gestelde voorschriften niet zullen worden nageleefd. Omdat er ook bedrijfswoningen zijn op het bedrijventerrein, dient het college wel voldoende te waarborgen dat overlast wordt voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank kon het college in dit geval niet volstaan met een voorschrift dat verplicht tot de aanwezigheid en bereikbaarheid van een beheerder en het ophangen van een huishoudelijk reglement. In dit geval acht de rechtbank het aangewezen dat eisers daarnaast de mogelijkheid hebben om een verzoek tot naleving van dat huishoudelijk reglement in het projectgebied (het gebied van de projectlocatie) in te dienen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en een dergelijke verplichting aan het herstelbesluit toe te voegen. Het college heeft nog aangegeven dat de contactgegevens in het overgelegde huishoudelijk reglement ontbreken. Dat is juist, maar de naam en contactgegevens van de beheerder moeten al op grond van voorschrift 7 van bijlage 2 bij het herstelbesluit op een centrale plek bij binnenkomst goed zichtbaar worden opgehangen en worden gedeeld met omwonenden, de veiligheidsdiensten (de brandweer en de politie) en de gemeente.
Tijdelijkheid
14.1
Eisers 1 t/m 8 vragen zich af waarom er geen sanctie staat op het niet in oude staat terugbrengen van het pand wanneer de omgevingsvergunning is uitgewerkt. Eisers voeren verder aan dat een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van 15 jaar te lang is en dat een periode van 5 jaar logischer zou zijn.
14.2
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in de omgevingsvergunning voorschriften zijn opgenomen om de tijdelijkheid te waarborgen en dat bij overtreding daarvan handhavend kan worden opgetreden. Waarom een periode van 5 jaar logischer zou zijn, wordt door het college niet begrepen.
14.3
Vergunninghoudster heeft zich op het standpunt gesteld dat in de omgevingsvergunning voorschriften zijn opgenomen om de tijdelijkheid te waarborgen.
14.4
De omgevingsvergunning op basis van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo geldt ingevolge artikel 4.13, eerste lid van de Invoeringswet Omgevingswet als een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, als de bestreden omgevingsvergunning onherroepelijk wordt. De beperking van de looptijd die is verbonden aan het bestreden besluit geldt als een vergunningvoorschrift op basis van artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet.
14.5
De rechtbank is van oordeel dat met de verlening van een vergunning voor een beperkte looptijd voldoende is geborgd dat de vergunning wordt beëindigd. Het college kan handhavend optreden als de looptijd niet in acht wordt genomen. De Awb biedt voldoende mogelijkheden om dit optreden zo nodig af te dwingen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Overige beroepsgronden
15.1
Eisers 1 t/m 8 hebben kritiek op de uitgevoerde stikstofberekening.
15.2
Op basis van artikel 6, derde lid van de Habitatrichtlijn en artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming moeten significante gevolgen van een project op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Eisers 1 t/m 8 zijn niet gevestigd in de omgeving van relevante Natura 2000-gebieden. Deze regels strekken daarom niet tot bescherming van de belangen van eisers 1 t/m 8 en kunnen niet leiden tot een gegrond beroep. Daarom laat de rechtbank in het midden of de stikstofberekening juist is.
16.1
Eisers stellen dat er ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties.
16.2
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van eisers om alternatieve locaties te noemen waar met aanmerkelijk minder bezwaren hetzelfde resultaat kan worden bereikt. Dat hebben zij niet gedaan. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
17.1
Eisers stellen dat de omgevingsvergunning de huisvesting van andere personen, zoals statushouders, niet uitsluit.
17.2
Het herstelbesluit ziet nadrukkelijk op de huisvesting van internationale werknemers. Het herstelbesluit omvat geen toestemming voor het huisvesten van statushouders of asielzoekers. Hiervoor is een nieuwe omgevingsvergunning vereist. Daartegen kunnen rechtsmiddelen worden aangewend. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
18.1
De beroepen tegen het bestreden besluit zijn niet-ontvankelijk, omdat het bestreden besluit is ingetrokken. De beroepen tegen het herstelbesluit zijn gegrond, omdat de voorschriften in het herstelbesluit tekort schieten in strijd met artikel 3:4, tweede lid van de Awb en 2.22, tweede lid van de Wabo. De rechtbank vernietigt het herstelbesluit voor zover de verplichting tot naleving van het huishoudelijk reglement niet als voorschrift aan het herstelbesluit is verbonden. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en aan de voorschriften voor de activiteit planologische afwijking het volgende voorschrift 8a aan bijlage 2 van het herstelbesluit toevoegen: “
De arbeidsmigranten moeten het huishoudelijk reglement naleven. Vergunninghoudster is verplicht om hierop toe te zien. Het huishoudelijk reglement mag niet worden gewijzigd zonder voorafgaande toestemming van het bevoegd gezag.” De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het herstelbesluit voor zover dat is vernietigd.
18.2
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat, als deze uitspraak onherroepelijk wordt, dit voorschrift ook geldt als een voorschrift bij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (zie rechtsoverweging 10.7 van deze uitspraak), net zoals de beperking van de looptijd van de vergunning en de voorschriften bij de toestemming voor de bouwactiviteit in de omgevingsvergunning op grond van de Wabo. Alleen de toestemming voor brandveilig gebruik (en de daaraan verbonden voorschriften) keert niet terug onder de Omgevingswet. De hieraan verbonden voorschriften gelden als maatwerkvoorschriften op grond van artikel 4.13, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
18.3
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, zal het college het door eisers betaalde griffierecht moeten vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college verder in de door eisers 1 t/m 9 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 9 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de eerste zitting en een half punt voor de reactie op het advies van de StAB (eisers 1 tot en met 8) en het verschijnen op een nadere zitting (eiser 9), met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen tegen het herstelbesluit gegrond;
  • vernietigt het herstelbesluit voor zover de verplichting tot naleving van het huishoudelijk reglement niet als voorschrift aan het herstelbesluit is verbonden;
  • verbindt het volgende voorschrift 8a aan bijlage 2 van het herstelbesluit: “
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het herstelbesluit voor zover dat is vernietigd;
  • bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoedt. Het gaat om € 365,00 aan eisers 1 t/m 8, en € 184,00 aan zowel eiseres 9, eisers 10 als eiser 11; bij betaling van het aan eisers 1 t/m 8 genoemde bedrag aan één van hen is aan de betalingsverplichting jegens eisers 1 t/m 8 voldaan;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 2.187,50 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan eisers 1 t/m 8, en tot betaling van € 2.187,50 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan eiseres 9.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.A.B. Elsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Omgevingswet
Artikel 5.1. (omgevingsvergunningplichtige activiteiten wet)
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
a. een omgevingsplanactiviteit,
Artikel 5.5, tweede lid
Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning voor:
a. een omgevingsplanactiviteit: in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, onder a
Artikel 5.37. (normadressaat omgevingsvergunning en aanwijzing vergunninghouder)
1. Een omgevingsvergunning geldt voor degene die de activiteit verricht waarop zij betrekking heeft. Diegene is vergunninghouder en draagt zorg voor de naleving van de vergunningvoorschriften.
2 Als een aangevraagde of verleende omgevingsvergunning zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder, informeert de aanvrager respectievelijk de vergunninghouder ten minste vier weken van tevoren het bevoegd gezag daarover. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gegevens die daarbij worden verstrekt.
3 In afwijking van het eerste lid, eerste zin, kan het bevoegd gezag in de omgevingsvergunning bepalen dat deze alleen geldt voor degene aan wie zij is verleend, als de persoon van de vergunninghouder van belang is voor de toepassing van de regels over het verlenen of weigeren van de omgevingsvergunning.
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.13. (ontheffing en vergunning)
1. Een ontheffing of vergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit.
2 Als aan een omgevingsvergunning verbonden voorschriften als bedoeld in paragraaf 5.1.4 van de Omgevingswet gelden:
a. beperkingen of voorwaarden waaronder een ontheffing of vergunning is verleend,
(…)
3 Als op een activiteit na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen verbodsbepaling als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet van toepassing is, geldt een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor die activiteit verbonden voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet.
4 Als een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een activiteit verbonden voorschrift ook geldt voor het deel van die activiteit waarop een verbodsbepaling als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet niet van toepassing is, geldt dat voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet.