18.3Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, zal het college het door eisers betaalde griffierecht moeten vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college verder in de door eisers 1 t/m 9 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 9 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de eerste zitting en een half punt voor de reactie op het advies van de StAB (eisers 1 tot en met 8) en het verschijnen op een nadere zitting (eiser 9), met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).
- verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen tegen het herstelbesluit gegrond;
- vernietigt het herstelbesluit voor zover de verplichting tot naleving van het huishoudelijk reglement niet als voorschrift aan het herstelbesluit is verbonden;
- verbindt het volgende voorschrift 8a aan bijlage 2 van het herstelbesluit: “
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het herstelbesluit voor zover dat is vernietigd;
- bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoedt. Het gaat om € 365,00 aan eisers 1 t/m 8, en € 184,00 aan zowel eiseres 9, eisers 10 als eiser 11; bij betaling van het aan eisers 1 t/m 8 genoemde bedrag aan één van hen is aan de betalingsverplichting jegens eisers 1 t/m 8 voldaan;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.187,50 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan eisers 1 t/m 8, en tot betaling van € 2.187,50 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan eiseres 9.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.A.B. Elsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Omgevingswet
Artikel 5.1. (omgevingsvergunningplichtige activiteiten wet)
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
a. een omgevingsplanactiviteit,
Artikel 5.5, tweede lid
Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning voor:
a. een omgevingsplanactiviteit: in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, onder a
Artikel 5.37. (normadressaat omgevingsvergunning en aanwijzing vergunninghouder)
1. Een omgevingsvergunning geldt voor degene die de activiteit verricht waarop zij betrekking heeft. Diegene is vergunninghouder en draagt zorg voor de naleving van de vergunningvoorschriften.
2 Als een aangevraagde of verleende omgevingsvergunning zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder, informeert de aanvrager respectievelijk de vergunninghouder ten minste vier weken van tevoren het bevoegd gezag daarover. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gegevens die daarbij worden verstrekt.
3 In afwijking van het eerste lid, eerste zin, kan het bevoegd gezag in de omgevingsvergunning bepalen dat deze alleen geldt voor degene aan wie zij is verleend, als de persoon van de vergunninghouder van belang is voor de toepassing van de regels over het verlenen of weigeren van de omgevingsvergunning.
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.13. (ontheffing en vergunning)
1. Een ontheffing of vergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit.
2 Als aan een omgevingsvergunning verbonden voorschriften als bedoeld in paragraaf 5.1.4 van de Omgevingswet gelden:
a. beperkingen of voorwaarden waaronder een ontheffing of vergunning is verleend,
(…)
3 Als op een activiteit na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen verbodsbepaling als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet van toepassing is, geldt een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor die activiteit verbonden voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet.
4 Als een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een activiteit verbonden voorschrift ook geldt voor het deel van die activiteit waarop een verbodsbepaling als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet niet van toepassing is, geldt dat voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet.