ECLI:NL:RBOBR:2024:107
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanmaningskosten bij invordering waterschapsbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de aanmaningskosten die door de invorderingsambtenaar zijn opgelegd, beoordeeld. Eiser had een aanslag waterschapsbelasting ontvangen van € 190,43, en kreeg daarnaast aanmaningskosten van € 8,00 opgelegd. De invorderingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond en handhaafde de aanmaningskosten. Eiser stelde dat hij geen aanmaningskosten verschuldigd was, omdat hij een machtiging voor automatische incasso wilde verlenen, maar de rechtbank oordeelde dat de invorderingsambtenaar de kosten terecht in rekening had gebracht. De rechtbank concludeert dat de wet- en regelgeving niet vereist dat er eerst een kosteloze herinnering wordt gestuurd voordat aanmaningskosten in rekening worden gebracht. Eiser had de aanslag niet op tijd betaald, wat de aanmaningskosten rechtvaardigde.
Daarnaast werd het beroep van eiser op het discriminatieverbod verworpen. De rechtbank oordeelde dat de beleidskeuze van de invorderingsambtenaar om aanmaningskosten niet te heffen bij het verlenen van een machtiging voor automatische incasso niet leidt tot ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Eiser werd niet gedwongen tot het verlenen van een machtiging, en de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen die ongelijk behandeld werden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanmaningskosten terecht zijn opgelegd en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.