Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
[eiseres 1], en
[eiseres 2],
[gedaagde],
1.De procedure
“verzoek bevel tot het overleggen van bescheiden (art. 22 RV)”met producties
“tot vermeerdering van eis, toelichting dagvaarding en nadere productie”(nr. 27);
2.De kern van de zaak
het pand).
3.Feiten
[vader]).
2012heeft [gedaagde] het pand in eigendom verkregen en verhuurd aan [bedrijfsnaam 1] vof (met als vennoten [vader] en [eiseres 1] ). Voor de verkrijging van het pand is een koopprijs betaald van € 585.000,-. Ter financiering daarvan is, kort gezegd:
[A]);
de bank).
2015een overeenkomst gesloten waarin is bepaald
2021een nieuwe overeenkomst gesloten (hierna:
de Overeenkomst) waarin is bepaald dat [gedaagde] aan [vader] en [eiseres 1] een voorkeursrecht c.q. koopoptie verleent met betrekking tot het pand, maar waarin in afwijking van de in 2015 gesloten overeenkomst volgens [eiseres 1] (bij dagvaarding sub 41) in artikel 3.b. een bepaling is opgenomen, inhoudend:
2022is [vader] overleden.
2023van de voorzieningenrechter van deze rechtbank (met zaak- en rolnummer C/01/387370/KG ZA 22-561) (hierna:
het kortgedingvonnis) houdt onder meer het volgende in:
4.Het geschil
5.De beoordeling
Rv) ambtshalve naar die kamer verwijzen.
zij heeft getekend[onderstreping door de recht-bank] en dat haar (op enig moment) alleen een papier onder haar neus is geschoven.
Er staatook alleen
een handtekening van [gedaagde] op de laatste pagina van deze koopoptie[onderstreping door de rechtbank]. De overige pagina’s zijn niet geparafeerd”;
niet op die dag getekend[onderstreping door de rechtbank]”.
op die dag de koopoptie uit 2021 te hebben getekend. Nogmaals, er is haar onder
bij het tekenen van de overeenkomst[onderstreping door de rechtbank]. Zij wist niet dat ze
een overeenkomst tekende“[onderstreping door de rechtbank] waarmee zij zichzelf ernstig benadeelde;
[gedaagde] , toen zij ‘een krabbeltje zette’ op de laatste pagina van de overeenkomst[onderstreping door de rechtbank], niet de wil had om zichzelf van een enorme waardestijging te beroven”;
dan had ze deze overeenkomst niet (onder dezelfde voorwaarden) gesloten”;
door haar de overeenkomst uit 2021 te laten ondertekenen[onderstreping door de rechtbank]. Bij een juiste voorstelling van zaken […] zou zij nooit de overeenkomst hebben ondertekend, althans niet onder dezelfde voorwaarden”;
dat de overeenkomst tot stand is gekomen[onderstreping door de rechtbank] onder invloed van bedrog”.
“Haar vader heeft in dit kader […] verzuimd [ [gedaagde] ] te informeren dat wanneer zij het pand ónder de vastgestelde WOZ-waarde zou verkopen […] zij schenkbelasting moet betalen over het gedeelte van de verkoopprijs dat onder de WOZ-waarde blijft, met aftrek van het bedrag dat je belastingvrij mag schenken. Dus ook vanwege de schending van de mededelingsplicht die in dit verband op de ouders van [ [gedaagde] ] rustte, heeft [ [gedaagde] ] gedwaald”.
te bestendigen”en daardoor in strijd is
“in feite om onteigening op basis van een duistere overeenkomst die alleen de belangen van één partij dient, in dit geval mevrouw [eiseres 1] ”.
“In 2022 bedroeg het tarief van de overdrachtsbelasting 8%. In 2023 10,4%. Als gevolg van het gedrag van [gedaagde] heeft [eiseres 1] […] € 60.840,- aan overdrachtsbelasting moeten voldoen (10,4% van € 585.000,- […]), terwijl dat […] bij een levering in 2022 € 46.800,- zou zijn geweest (8% van € 585.000,-). [eiseres 1] houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de hierdoor ontstane schade van € 14.040,-, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023”.Als onweersproken gesteld staat wel vast dat [gedaagde] per deurwaardersexploot van 8 december 2022 in gebreke is gesteld en is verzocht c.q. gesommeerd om binnen 8 dagen mee te werken aan de levering van het pand en niet aan deze sommatie heeft voldaan, maar niet gesteld en/of gebleken is dat [gedaagde] ook in gebreke is gesteld en is verzocht c.q. gesommeerd om tot levering in 2022 over te gaan.
6.De beslissing
4 april 2024om 09:00 uur;
- zij op de hiervoor vermelde rolzitting van de kamer voor kantonzaken niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
- zij in het vervolg van de procedure bij de kamer voor kantonzaken niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
- het in deze procedure geheven griffierecht met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 4 WGBZ wordt verlaagd en verrekend zoals hiervoor onder 5.2 bepaald;