ECLI:NL:RBOBR:2024:1007

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
01.307071.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot 3-CMC en amfetamine

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk bereiden, bewerken, vervaardigen en aanwezig hebben van 3-CMC en amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2023 in Haps, samen met anderen, een productieopstelling voor synthetische drugs had. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van laboratoriumbenodigdheden en chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor de productie van deze verdovende middelen. Tijdens de zitting op 29 februari 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte niet op de hoogte was van de productie, verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen van de verdachte op rubberen handschoenen die in de productieruimte waren aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er beslissingen genomen omtrent het beslag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.307071.23
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [1980] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Grave, Huis van Bewaring.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 januari 2024.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij, op of omstreeks 19 november 2023, te Haps, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans in Nederland, in een loods en/of woning gelegen op het perceel aan de [adres] te Haps, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 3-CMC en/of amfetamine, zijnde 3-CMC en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.
hij, op of omstreeks 19 november 2023, te Haps, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van 3-CMC en/of amfetamine, althans (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- In de loods en/of woning, gelegen aan de [adres] te Haps (een) productieopstelling(en) ten behoeve van de productie van 3-CMC en/of amfetamine voorhanden gehad en/of
- In de loods en/of woning, gelegen aan de [adres] te Haps (een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder: één of meer elektrische heaters en/of een (grote) hoeveelheid gevacumeerde zakken en/of een elektrisch verwarmplaatje met magnetische roerfunctie en/of een digitale PH-meter en/of een erlenmeyer van 5 liter en/of een sealapparaat en lege sealzakken en/of eén of meerdere ventilatoren en/of vervuilde zwarte kuipen en/of vervuilde glazen ovenschalen en/of diverse lege jerrycans met etiketten van 'gedemineraliseerd water' en 'aceton' en/of diverse vervuilde emmers en pannen en/of 3 slakkenhuizen en een koolstoffilter en/of
- In de loods en/of woning, gelegen aan de [adres] (een) grote (hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: zoutzuur en/of aceton en/of methylamine en/of caustic soda en/of gedemineraliseerd water en/of olie-achtige vloeistof bevattende amfetamine en/of 3-CMC houdende vloeistof(fen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
Op specifieke bewijsverweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
[PRO MEMORIE]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Vast staat dat op het terrein aan de [adres] in Haps, gemeente Land van Cuijk, een productielocatie voor synthetische drugs is aangetroffen, dat er op de locatie de verdovende middelen 3-CMC en amfetamine zijn aangetroffen en dat er tevens stoffen en goederen die bestemd waren voor de productie van verdovende middelen zijn aangetroffen en bovendien dat de verdachte op 19 november 2023 op het terrein in de loods aanwezig was.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat uit het dossier niet volgt dat de aanwezige productieopstelling was ingericht voor de vervaardiging of bereiding van amfetamine. In zoverre zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op een productieopstelling voor de vervaardiging of bereiding van amfetamine.
Uit de bewijsmiddelen volgt wel dat de productielocatie in ieder geval was ingericht voor de vervaardiging en bewerking van het verdovende middel 3-CMC.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat bij de verdachte geen opzet heeft bestaan op zowel de productie – in al haar vormen – van synthetische drugs (feit 1) als de strafbare voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen daaromtrent (feit 2), omdat niet valt uit te sluiten dat bij de verdachte de wetenschap ontbrak van de aanwezigheid van de productielocatie achter de loods op genoemd terrein en hij bovendien feitelijk geen beschikkingsmacht had over de aangetroffen verdovende middelen en de stoffen en goederen die aan de productie van synthetische drugs kunnen worden gerelateerd.
De rechtbank stelt vast dat de aanwezige verbalisanten al bij het betreden van het terrein direct een vreemde chemische geur roken. Ook op verschillende locaties op dat terrein werd door hen een dergelijke geur waargenomen. Volgens de verbalisanten was deze geur zodanig aanwezig, dat deze niet te missen was.
In de aangetroffen productieruimte is verder een viertal rubberen handschoenen aangetroffen. Uit bemonsteringen van de binnenzijden van deze handschoenen zijn twee DNA-profielen verkregen met een bewijskracht ten aanzien van verdachte van respectievelijk meer dan 1 miljard (spoor AARD1267NL#01) en ongeveer 8 miljoen (spoor AARD1268NL#01). Dat betekent, dat deze DNA-mengprofielen meer dan 1 miljard respectievelijk ongeveer 8 miljoen keer waarschijnlijker zijn wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] en twee respectievelijk een willekeurige onbekende perso(o)n(en), dan wanneer het DNA afkomstig is van drie respectievelijk twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit dat het DNA van verdachte heeft bijgedragen aan deze bemonsteringen.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het DNA van de verdachte mogelijk door secundaire overdracht op de handschoenen terecht kan zijn gekomen. De rechtbank overweegt dat de verdachte geen verklaring heeft willen of kunnen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA aan de binnenzijde van de handschoenen die in de productielocatie zijn gevonden. Verdachte was bovendien aanwezig in een ruimte van de loods, waarin – in andere niet afgesloten ruimtes – ook overige aan de productie van harddrugs gerelateerde goederen zijn aangetroffen. In één van de ruimtes in de loods was nota bene een kristallisatieruimte van de 3-CMC ingericht met een in werking zijnde heater en twee in werking zijnde ventilatoren.
Door de verdachte is geen alternatief scenario geschetst waarvoor (minimaal) een begin van aannemelijkheid van een dergelijk alternatief scenario zou kunnen blijken. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de productie van synthetische drugs veelal gebruik wordt gemaakt van rubberen handschoenen. Het aantreffen van het DNA van de verdachte op de binnenzijde van dergelijke handschoenen, mede in combinatie met de hierna te bespreken overige belastende inhoud van het dossier, schreeuwt om een verklaring van de verdachte. De verdachte heeft zich echter steevast beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank acht mede daarom het scenario waarbij het DNA van de verdachte door secundaire overdracht aan de binnenzijde van de handschoenen terecht is gekomen volstrekt onaannemelijk. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Mede gelet op de locatie waar de handschoenen zijn aangetroffen, overweegt de rechtbank dat het DNA van de verdachte aan de binnenzijde van de handschoenen dusdanig sterk op betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten wijst, dat op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de verdachte betrokken is geweest bij de productie en de bereiding van het verdovende middel 3-CMC.
Uit de bewijsmiddelen volgt met een voldoende mate van zekerheid dat de verdachte wetenschap van en daarmee opzet had op (kort gezegd) de productie en het aanwezig hebben van 3-CMC. Over dit verdovende middel en de voor de productie daarvan bestemde goederen en stoffen had de verdachte evenzeer beschikkingsmacht. Verdachte is immers aangetroffen in de loods op het terrein waar de productie plaatsvond en de rechtbank acht aannemelijk geworden dat verdachte, gelet op de aanwezigheid van twee handschoenen met verdachtes DNA aan de binnenzijde, ook in de ruimte is geweest waar de daadwerkelijke productie plaatsvond. Hij was op dat moment ook de enige die in de loods aanwezig was. Dat een ander dan verdachte betrokken was bij de productie van 3-CMC, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt door de resultaten van het opsporingsonderzoek met betrekking tot de telefoon van de verdachte. Bij zijn aanhouding werd onder de verdachte een telefoon aangetroffen. Op deze telefoon zijn onder meer afbeeldingen aangetroffen van diverse verpakkingen van chemische stoffen, zoals bijvoorbeeld methylamine, zoutzuur en aceton. Het betreft chemicaliën die kunnen worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs en die ook in de productielocatie zijn aangetroffen. Ook is uit onderzoek van de telefoon gebleken dat er op 26 oktober 2023 met de zoekmachine Google is gezocht op onder meer een magneetroerder. Een dergelijke magneetroerder is op 19 november 2023 ook in de productielocatie aangetroffen.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden bewezen dat de verdachte opzet had op de voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen die gericht waren op de productie van 3-CMC.
De rechtbank buigt zich vervolgens over de vraag of de verdachte de aangetroffen hoeveelheden amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad en of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de productie van amfetamine. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Zoals hiervoor overwogen, stond gezien de inrichting van de productieopstelling de vervaardiging van 3-CMC duidelijk voorop. Gelet op wat hiervoor door de rechtbank is overwogen met betrekking tot de wetenschap van en beschikkingsmacht over de aangetroffen 3-CMC en de goederen en stoffen die bestemd waren voor de productie daarvan, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte ook de beschikkingsmacht had over de aangetroffen hoeveelheden amfetamine en dat hij van de aanwezigheid daarvan minst genomen op de hoogte moet zijn geweest.
De rechtbank overweegt verder dat de aangetroffen chemische stof aceton blijkens het dossier kan worden gebruikt als oplosmiddel bij de productie van zowel 3-CMC als amfetamine. Dit, bezien in samenhang met de omstandigheid dat ook een hoeveelheid amfetamine is aangetroffen in meerdere petflessen, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank ook kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op de voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen die gericht waren op de productie van amfetamine.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak medeplegen.
De rechtbank zal de verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op het medeplegen. Dat sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander, is immers niet gebleken.
Bewezenverklaring ‘(op het perceel) aan de [adres] te Haps’
Uit de bewijsmiddelen volgt dat zich op het perceel [adres] te Haps onder meer een woning, een loods en een tent bevonden. In ruimte H in de loods (kristallisatieruimte) en in de tent zijn productieopstellingen voor de productie van 3-CMC aangetroffen. In die woning zijn geen relevante voorwerpen aangetroffen. De rechtbank constateert voorts dat, kennelijk abusievelijk, in de tenlastelegging steeds is opgenomen ‘loods en/of woning’. Om misverstanden te voorkomen over wat wel en niet is bewezen verklaard, heeft de rechtbank in de bewezenverklaring deze kennelijk onjuiste nadere aanduiding steeds uitgestreept en de bewezenverklaring in die zin beperkt tot het algemenere ‘(op het perceel) aan de [adres] te Haps, nu beide productieopstellingen zich in elk geval daar bevonden. De verdediging is naar het oordeel van de rechtbank daarmee niet in enig belang geschaad, nu het, getuige ook hetgeen zij naar voren heeft gebracht, voor de verdediging zonder meer duidelijk is geweest dat de tenlastelegging, waar het productieopstellingen betrof, zag op de kristallisatieruimte in ruimte H in de loods en de productieopstelling in de tent.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 19 november 2023 te Haps, op het perceel aan de [adres] , opzettelijk heeft bereid en bewerkt en vervaardigd en aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende 3-CMC, zijnde 3-CMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I

en
op 19 november 2023 te Haps, op het perceel aan de [adres] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 19 november 2023 te Haps, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en vervaardigen van 3-CMC en/of amfetamine, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
daartoe voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende hij, verdachte,
- aan de [adres] te Haps productieopstellingen ten behoeve van de productie van 3-CMC voorhanden gehad en
- aan de [adres] te Haps laboratoriumbenodigdheden voorhanden gehad, waaronder: elektrische heaters en een grote hoeveelheid gevacumeerde zakken en een elektrisch verwarmplaatje met magnetische roerfunctie en een digitale pH-meter en een erlenmeyer van 5 liter en een sealapparaat en lege sealzakken en ventilatoren en vervuilde zwarte kuipen en vervuilde glazen ovenschalen en diverse lege jerrycans met etiketten van 'gedemineraliseerd water' en 'aceton' en diverse vervuilde emmers en pannen en 3 slakkenhuizen en een koolstoffilter en
- aan de [adres] grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: zoutzuur en aceton en methylamine en caustic soda en gedemineraliseerd water en olieachtige vloeistof bevattende amfetamine of 3-CMC houdende vloeistoffen.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden op te leggen met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit en heeft, indien de rechtbank toch tot een veroordeling komt, verzocht rekening te houden met de geringe rol van verdachte en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. In de ogen van de raadsvrouw was bovendien veeleer sprake van een drugslab van categorie II als bedoeld in de OM-Richtlijn voor strafvordering voorbereiding/bevordering synthetische drugs dan van een lab van categorie III of zelfs IV. Bovendien bevat het dossier geen aanwijzingen voor een langere productietermijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het produceren van harddrugs, evenals het in bezit hebben van ((grond)stoffen bevattende) harddrugs. Op grond van de hoeveelheid aangetroffen voorwerpen en stoffen moet worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid synthetische drugs kon worden geproduceerd.
Door zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de handel en de voorbereiding van de productie van synthetische drugs die, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Ook brengt de productie van harddrugs en de opslag van chemicaliën, nodig voor deze productie, grote gevaren voor de omgeving met zich mee, zoals bijvoorbeeld explosiegevaar. Verdachte heeft kennelijk gehandeld uit winstbejag en heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Daarbij merkt de rechtbank op dat de oriëntatiepunten voor het vervaardigen en voor het aanwezig hebben van harddrugs niet zonder meer toepasbaar zijn in onderhavige situatie, onder andere omdat uit het dossier niet is gebleken hoeveel eindproduct er precies is geproduceerd. De rechtbank hanteert deze oriëntatiepunten echter wel als uitgangspunt, maar heeft daarnaast vooral gekeken naar de straffen die in soortgelijke gevallen gewoonlijk worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal aldus dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf. De gevorderde straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De motivering met betrekking tot het beslag.

De rechtbank stelt vast dat er nog beslag rust op de volgende goederen:
een mobiele telefoon, merk Samsung, kleur zwart (goednummer PL2100-2023254976-G2138624);
een stuk tape wand binnen prod.ruimte, kleur zilver (goednummer PL2100-2023254976-G2138939);
een stuk tape afzuiginstallatie prod.ruimte, kleur zilver (goednummer PL2100-2023254976-G2138941);
een kabelbinder afzuiginstallatie prod.ruimte, kleur wit (goednummer PL2100-2023254976-G2138943);
een mobiele telefoon, merk Honor, kleur blauw (goednummer PL2100-2023254976-G2138958);
een mobiele telefoon, merk Samsung, kleur zwart (goednummer PL2100-2023254976-G2138985);
een mobiele telefoon, merk Samsung, kleur goud (goednummer PL2100-2023254976-G2138986);
een mobiele telefoon, Apple iPhone, kleur zilver (goednummer PL2100-2023254976-G2138991).
een kleine hoeveelheid amfetamine in een doosje (goednummer PL2100-2023254976-G2138952);
een plastic bakje met fijngemalen wiet (goednummer PL2100-2023254976-G2139462);
een plastic zak met medicijnen in vloeibare vorm en tabletvorm (drostanole/letrozole/anastrozole) (goednummer PL2100-2023254976-G2139455);
een bus pepperspray, merk Protect Pfeffer Spra (goednummer PL2100-2023254976-G2139463).
Met betrekking tot het beslag vordert de officier van justitie teruggave van vier aangetroffen telefoons en het medicijn aan de beslagene dan wel rechthebbende, verbeurdverklaring van de in beslag genomen tape, kabel en de telefoon welke is onderzocht en gebruikt voor de (voorbereiding van) illegale feiten. De officier van justitie vordert onttrekking aan het verkeer van de amfetamine, wiet en pepperspray.
Met betrekking tot het beslag heeft de raadsvrouw verzocht om teruggave van de telefoon van de verdachte. Over het overige beslag heeft zij zich niet uitgelaten.
De rechtbank zal de in beslag genomen amfetamine onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot de in beslag genomen wiet stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] heeft verklaard dat die van hem is en dat hij afstand doet van de wiet. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen aangaande de in beslag genomen wiet.
De rechtbank stelt vast dat op de kennisgeving van inbeslagneming betreffende de pepperspray en de in beslag genomen plastic zak medicijnen als beslagene een onbekende persoon (Nn) is vermeld en dat een eigenaar niet bekend is. De verdachte is daarmee beslagene voor noch eigenaar van die voorwerpen. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen aangaande de pepperspray en de plastic zak medicijnen.
De rechtbank zal de telefoon van verdachte (nummer 1 op de beslaglijst), alsmede de tape en kabelbinder verbeurdverklaren nu het, gelet op de bewezenverklaring, naar het oordeel van de rechtbank voorwerpen betreft die aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
De rechtbank gelast de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de vier overige aangetroffen telefoons, ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
in eendaadse samenloop gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden had om te vermoeden, dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

* een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
bijkomende straf:

* verbeurdverklaring van de volgende in beslag genomen goederen

- een mobiele telefoon, merk Samsung, kleur zwart (goednummer PL2100-2023254976-G2138624);
- een stuk tape wand binnen prod.ruimte, kleur zilver (goednummer PL2100-2023254976-G2138939);
- een stuk tape afzuiginstallatie prod.ruimte, kleur zilver (goednummer PL2100-2023254976-G2138941);
- een kabelbinder afzuiginstallatie prod.ruimte, kleur wit (goednummer PL2100-2023254976-G2138943);
legt op de volgende
maatregel:

* onttrekking aan het verkeer van het volgende in beslag genomen goed:

- een kleine hoeveelheid amfetamine in een doosje (goednummer PL2100-2023254976-G2138952);
overige beslissing omtrent het beslag
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de volgende in beslag genomen goederen:
- een mobiele telefoon, merk Honor, kleur blauw (goednummer PL2100-2023254976-G2138958);
- een mobiele telefoon, merk Samsung, kleur zwart (goednummer PL2100-2023254976-G2138985);
- een mobiele telefoon, merk Samsung, kleur goud (goednummer PL2100-2023254976-G2138986);
- een mobiele telefoon, Apple iPhone, kleur zilver (goednummer PL2100-2023254976-G2138991).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 14 maart 2024.