ECLI:NL:RBOBR:2023:999

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
C/01/386578 / KG ZA 22-523
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing inzageverzoek in aanbestedingsprocedure en beoordeling inschrijving ICS

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ICS Groep B.V. en Stichting Regionaal Opleidingscentrum ter Aa (ROC). ICS, een facilitaire dienstverlener, had deelgenomen aan een Europese aanbesteding voor schoonmaakdiensten die door ROC was uitgeschreven. Na de gunningsbeslissing, waarbij ICS als tweede eindigde, heeft ICS verzocht om inzage in de beoordelingsformulieren van de beoordelingscommissie, omdat zij twijfels had over de juistheid van de beoordeling van haar inschrijving. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat ICS een rechtmatig belang heeft bij inzage in de beoordelingsformulieren, omdat er onduidelijkheid bestond over de motivering van de scores die aan ICS waren toegekend. De rechter heeft bepaald dat ROC de vijf niet-geanonimiseerde beoordelingsformulieren en de aantekeningen van de plenaire sessie moet overleggen. In de hoofdzaak heeft de rechter de vorderingen van ICS afgewezen, omdat de beoordeling van de inschrijving van ICS door ROC niet onjuist was en de motivering van de gunningsbeslissing voldeed aan de eisen van de Aanbestedingswet. De rechter heeft de proceskosten aan beide partijen opgelegd, waarbij ROC als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten is veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/386578 / KG ZA 22-523
Vonnis in kort geding van 13 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ICS GROEP B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaten mr. B. Nijhof en mr. S.A.P. Geelen te Eindhoven,
tegen
de stichting
STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGENCENTRUM TER AA,
gevestigd te Helmond,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ICS en ROC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 oktober 2022
- de bij brief van mr. Nijhof van 30 november 2022 ontvangen akte producties van ICS met 16 producties
- de incidentele conclusie van ICS ex artikel 843a Rv
- de brief van mr. Brackmann van 9 december 2022 met een reactie op de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv
- de brief van mr. Nijhof van 14 december 2022 met aanvullende productie 17
- het e-mailbericht van mr. Nijhof van 19 december 2022 met aanvullende productie 18
- de mondelinge behandeling op 21 december 2022
- de pleitnota van ICS
- de pleitnota van ROC.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft aan het slot van de mondelinge behandeling uitspraak gedaan in het incident en de inzagevordering ex artikel 843a Rv toegewezen voor zover het betreft:
- de vijf niet geanonimiseerde beoordelingsformulieren van de individuele leden van de beoordelingscommissie met betrekking tot de beantwoording door ICS van vraag 2 van de open vragen, die gebruikt zijn voor de plenaire sessie,
- de niet geanonimiseerde exemplaren van de reeds door het ROC overgelegde aantekeningen van de plenaire sessie voor zover betrekking hebbend op vraag 2 van de open vragen zoals door ICS beantwoord.
1.3.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van mr. Brackmann van 2 januari 2021 met een akte indiening documenten
- de brief van mr. Nijhof van 9 januari 2023 met een akte houdende uitlating documenten tevens houdende akte wijziging eis
- de brief van mr. Brackmann van 16 januari 2023 met een antwoordakte
1.4.
Tenslotte is vonnis (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
ICS is een landelijk opererende facilitaire dienstverlener die zich voornamelijk bezighoudt met het uitvoeren van specialistische en reguliere schoonmaakwerkzaamheden.
2.2.
ROC is een regionaal opleidingscentrum gevestigd in Helmond, zij voorziet in middelbaar beroepsonderwijs voor circa 3.700 studenten.
2.3.
Op 24 mei 2022 heeft het ROC op TenderNed aangekondigd een ‘Europese aanbesteding schoonmaakonderhoud’ uit te schrijven, hierna te noemen de aanbesteding. ROC werd bij deze aanbesteding geadviseerd en begeleid door Intexso Adviesbureau BV (hierna Intexso). De gehele procedure die betrekking heeft op de aanbesteding is beschreven in het aanbestedingsdocument. Voorafgaand aan de inschrijving zijn er twee Nota’s van Inlichtingen verschenen, waarin vragen van inschrijvers naar aanleiding van de aanbestedingsstukken werden beantwoord.
2.4.
De aanbesteding ziet op een opdracht voor schoonmaakdiensten op 5 locaties van het ROC met een totaal vloeroppervlakte van 19.620,00m2. Onder de opdracht valt onder meer de schoonmaak van bureaukamers, sanitaire ruimten, theorielokalen, praktijklokalen, studieruimten en verkeersruimten (hierna te noemen: de opdracht). De aanbesteding is niet onderverdeeld in percelen.
2.5.
Het ROC heeft in de aanbesteding gekozen voor een gunning aan één inschrijver voor de volledige opdracht, waarbij het ROC als gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving hanteert. De economisch meest voordelige inschrijving wordt vastgesteld op basis van de beste prijs-kwaliteit verhouding, waarbij kwaliteit voor 80% meetelt en prijs voor 20%. De inschrijving met het hoogste puntenaantal heeft volgens deze methodiek de beste prijs-kwaliteit verhouding.
2.6.
In hoofdstuk 4 van het aanbestedingsdocument is de wijze waarop inschrijvers punten kunnen behalen nader uitgewerkt. De beoordeling van de inschrijving is onderverdeeld in een prijscomponent met een weging van 20% en een kwaliteitscomponent met een weging van 80%.
De inschrijver kan per (sub)criterium maximaal 100 punten scoren en deze score wordt vermenigvuldigd met de wegingsfactor van het respectievelijke (sub)gunningscriterium, hetgeen leidt tot een gewogen score voor dat (sub)criterium.
2.7.
Het onderdeel kwaliteit is nader onderverdeeld in vier verschillende subgunningscriteria met bijbehorende wegingsfactoren: (i) kwaliteitsgarantie (10%), (ii) proceskwaliteit (10%), (iii) belevingskwaliteit (10%), en, (iv) open vragen (70%).
2.8.
Bij het subgunningscriterium “Open vragen” wenst het ROC - aldus de openingsalinea van par. 4.2.2.4 van het aanbestedingdocument - meer inzicht te verkrijgen in enkele interne procedures van de inschrijvers. Inschrijvers dienen in dat kader vijf vragen te beantwoorden op een beperkt aantal pagina’s. Voor iedere open vraag kunnen ten hoogste 100 punten worden behaald. De beoordeling van die vragen dient plaats te vinden aan de hand van een puntentoekenningstabel met vijf mogelijke (getrapte) beoordelingen, waarbij al naar gelang het oordeel van de beoordelingscommissie gunstiger luidt, hogere scores worden toegekend, hetgeen hieronder visueel is weergegeven:
2.9.
De beoordeling wordt - getrapt - verricht door een multidisciplinair beoordelingsteam van 5 personen.
Voor iedere vraag kunnen maximaal 100 punten worden behaald en tezamen leidt dit dus tot een maximale puntentoekenning van 500. De totaalscore van inschrijvers op dit gunningscriterium wordt op de volgende wijze berekend:
2.10.
In par. 2.8. van het aanbestedingsdocument is vermeld dat het beoordelingsteam bestaat uit:
Teamleider Facilitair en huisvesting
Beleidsadviseur Facilitair
Coördinator Facilitair
Adviseur Inkoop
Materiedeskundige namens Aanbestedende dienst”
2.11.
In par. 4.2.2.4. van het aanbestedingsdocument is ten aanzien van de beoordeling van de open vragen het volgende vermeld:
“Ieder lid van het beoordelingsteam beoordeelt, zonder vooraf kennis te hebben genomen van het criterium prijs, de ontvangen Inschrijvingen afzonderlijk en kent individueel een puntenscore toe aan de antwoorden op de vragen uit de Inschrijvingen. Na deze individuele beoordeling wordt er een plenaire sessie georganiseerd met alle beoordelaars, waarin de scoreresultaten worden doorgenomen. Indien er verschillen in de beoordeling zitten, worden de argumenten die hebben geleid tot de individuele beoordeling besproken. Het beoordelingsteam komt vervolgens tot een unaniem oordeel en puntenscore (consensus). De score is dus geen gemiddelde van de individueel toegekende punten.”
2.12.
De inschrijvers dienen alle open vragen te beantwoorden waarbij per vraag een maximaal aantal A4 pagina’s mag worden gebruikt. In open vraag 2 dient de inschrijver - kort samengevat - te beschrijven hoe hij een zo’n goed mogelijke partner van het ROC zal zijn en hoe een langdurige samenwerking gegarandeerd kan
worden:
“Open vraag 2: Samenwerking en partnerschap
Opdrachtgever wenst een langdurige samenwerking en partnerschap met de
Opdrachtnemer aan te gaan waarin beide partijen elkaar optimaal moeten gaan ‘vinden’.
U kunt de samenwerking en partnerschap een extra dimensie geven door ook het onderwijs in deze relatie te betrekken. Opdrachtgever zal op haar beurt een enthousiaste referent zijn.
Beschrijf hoe Inschrijver dit weet te realiseren, waarbij Inschrijver zo goed mogelijk
invulling geeft aan bovenstaande wens. Hierbij geeft Inschrijver antwoord tenminste op:
• Welke bijdrage en expertise kan Inschrijver de Opdrachtgever bieden in deze
samenwerking ter bevordering van de schoonmaakkwaliteit?
• Hoe realiseert Inschrijver dat de organisatie van Inschrijver onderdeel gaat uitmaken
van de organisatie van Opdrachtgever
• Hoe kan Inschrijver het onderwijs betrekken in deze samenwerking en partnerschap
en hiermee ook voor hen een win-win situatie weet te bereiken.
• Inschrijver dient minimaal 3 (nog niet eerder in uw beantwoording-) voorstellen te
benoemen die voor Opdrachtgever kosteloos voordeel opleveren.
• Hoe ziet Inschrijver de samenwerking in mogelijke ‘moeilijke situatie/tijden’ (met
moeilijke situatie/tijden wordt bijvoorbeeld gedacht aan krapte arbeidsmarkt, Covid 19 etc.)?
• Hoe realiseert Opdrachtnemer een ‘veilige’ werkomgeving voor de schoonmaakmedewerkers en hoe kan Opdrachtgever Inschrijver hierbij ondersteunen?
Natuurlijk mag Inschrijver meer aspecten voor een goede samenwerking beschrijven die
verband houden met deze open vraag.
Beschrijf het antwoord SMART en verrassend voor het onderwijs.
U mag maximaal 2 A4 gebruiken.”
2.13.
Bij brief van 23 september 2022 (de eerste gunningsbeslissing) heeft het ROC aan ICS laten weten dat de inschrijving van lCS voldoet aan alle formele vereisten en inhoudelijk is beoordeeld aan de hand van de gunningscriteria. Op basis van die beoordeling is ICS in de rangschikking als tweede geëindigd achter [A] ., (hierna [A] ). Het ROC laat weten voornemens te zijn om het werk aan [A] te gunnen en dat ICS tot 13 oktober gelegenheid heeft om daartegen op te komen middels het aanhangig maken van een kort geding.
2.14.
Bij brief van 27 september 2022 heeft ICS aan ROC verzocht om de individuele scores per gunningscriterium bekend te maken en om het oordeel “matig” in de gunningsbeslissing van 23 september 2022 te verklaren, omdat het oordeel “matig” niet voorkomt in de puntentoekenningstabel van het ROC. Die tabel bevat enkel de oordelen: slecht – onvoldoende – voldoende – goed – uitstekend.
2.15.
Op 30 september 2022 heeft het ROC de individuele scores per gunningscriterium bekend gemaakt en gereageerd op het gebruik van het oordeel “matig”. Volgens het ROC is abusievelijk verkeerde terminologie gebruikt: daar waar in de gunningsbeslissing van 23 september 2022 “matig” is gebruikt, zou eigenlijk “voldoende” zijn bedoeld. Daar waar “voldoende” stond in de gunningsbeslissing zou eigenlijk “goed” zijn bedoeld. Het ROC heeft die gunningsbeslissing gecorrigeerd met een erratum, hierna te noemen: de tweede gunningsbeslissing (productie 9 ICS).
2.16.
Het verschil tussen ICS en [A] in de totaalscore is slechts 0,77 punt. [A] heeft respectievelijk 80,61 punten behaald, terwijl ICS 79,84 punten heeft behaald. ICS scoort hoger voor het criterium “prijs”, maar [A] krijgt een hogere score toegekend voor het subgunningscriterium “Open vragen”. Het verschil tussen ICS en [A] komt uiteindelijk neer op het verschil tussen een voldoende (40 punten) en een goed (70 punten) op één subvraag (vraag 2) over Samenwerking en partnerschap.
2.17.
De scores voor ICS en [A] op open vraag 2 zijn door het ROC als volgt toegelicht in de tweede gunningsbeslissing:

De beantwoording van de open vraag ‘Samenwerking en partnerschap’ wordt als
‘ ‘Voldoende’beoordeeld. Het antwoord is inhoudelijk niet (geheel) relevant of concreet in
relatie tot de beschreven wens van Opdrachtgever. Het beoordelingsteam vindt het plan
van aanpak niet concreet gericht op de beschreven wens waarbij de samenwerking en
partnerschap niet de gevraagde extra dementie krijgt die gericht is op het onderwijs aldus
het beoordelingsteam. Voor het beoordelingsteam is niet duidelijk geworden hoe u
gaat realiseren dat uw organisatie onderdeel gaat uitmaken van de organisatie van
Opdrachtgever. Voor het beoordetinqsteam leek het plan van aanpak vooral intern gericht
op de eigen organisatie en niet op ‘Samenwerking en partnerschap’. Ook viel het
beoordelingsteam op dat u in uw plan van aanpak uitgaat van praktijkschool leerlingen
echter zijn deze niet aanwezig bij Opdrachtgever. Het beoordelingsteam vindt dat de
begunstigde partij een concretere beschrijving en invulling heeft gegeven in de wijze
waarop ‘Samenwerking en partnerschap’ zal worden vormgeven. De begunstigde partij geeft duidelijk richting in hoe zij willen proberen onderdeel uit te maken van de organisatie
van Opdrachtgever. Tevens heeft de begunstigde partij aangegeven welke bijdrage en
expertise zij de Opdrachtgever willen bieden in de samenwerking ter bevordering van de
schoonmaakkwalitelt. Door het beoordellngsteam is het plan van aanpak van de
begunstigde partij alsgoedbeoordeeld.
2.18.
Bij brief van 7 oktober 2022 heeft ICS om een nadere toelichting verzocht op de gunningsbeslissing in een gesprek en om verlenging van de bezwaartermijn omdat de gerectificeerde beslissing en de aanvullende toelichting van het ROC bij haar nog de nodige vragen opriepen.
2.19.
Op 10 oktober 2022 heeft het ROC laten weten dat zij bereid is om een en ander toe te lichten in een gesprek alsook dat de bezwaartermijn wordt verlengd tot 20 oktober 2022. Het gesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden op maandag 17 oktober 2022. In dat gesprek heeft lCS vragen gesteld, onder andere over de passage in de tweede gunningsbeslissing waar melding wordt gemaakt van “praktijkschool leerlingen” en de opmerking in de tweede gunningsbeslissing waarin over haar plan van aanpak door ROC wordt opgemerkt dat dit te zeer intern gericht zou zijn.
2.20.
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft het ROC nader gereageerd naar aanleiding van de bezwaren van ICS zoals naar voren gebracht in het gesprek op 17 oktober 2022. In die brief heeft het ROC - voor zover hier van belang - het volgende geschreven:
“1. Praktijkschoolleerlingen
De opmerking inzake de praktijkschoolleerlingen is ten onrechte in de motivering van de gunningsbeslissing van ICS terecht gekomen. Deze opmerking heeft geen betrekking op de inschrijving van ICS maar een van de andere inschrijvers (overigens niet van de winnende inschrijver). Bij de beoordeling heeft dit aspect geen rol gespeeld. Enkel bij het opstellen van de motivering is iets mis gegaan.
(…)
2. Inschrijving van ICS is niet intern gericht
(…)
In de motivering is verder vermeld dat het niet duidelijk is hoe ICS gaat realiseren dat uw organisatie onderdeel gaat uitmaken van de organisatie van opdrachtgever. Het plan van aanpak is vooral intern gericht op de eigen organisatie en niet op “Samenwerking en partnerschap”. In uw bezwaar noemt u enkele voorbeelden uit uw inschrijving waaruit zou moeten blijken hoe ICS realiseert dat haar organisatie deel gaat uitmaken van de organisatie van de opdrachtgever:
-
Zwerfvuil-project met studenten: de relatie met “deel gaan uitmaken van de organisatie van de opdrachtgever: maakt ICS niet duidelijk in haar inschrijving. Bovendien wordt dit onderwerp genoemd in het kader van een andere vraag, namelijk “Welke bijdrage en expertise kan Inschrijver de Opdrachtgever bieden in deze samenwerking ter bevordering van de schoonmaakkwaliteit?”
-
Dagschoonmaak: idem
-
Gezamenlijke controles: idem
-
Maandstart met locatieverantwoordelijke: idem
-
Jaarlijkse heisessie: uit de inschrijving volgt dat deze bedoeld is “om de onderwerpen duurzaamheid en continue verbeteren te evalueren en nieuwe doelstellingen vast te leggen voor komend jaar.” Duurzaamheid en continue verbeteren spelen geen rol in deze aanbesteding of in deze opdracht. Ook is niet duidelijk op welke wijze deze een rol spelen in de inschrijving van ICS, en welke doelstellingen zij daarvoor geeft. De kennelijke opvatting van ICS dat zij via duurzaamheidsambities zal realiseren dat zij deel zal gaan uitmaken van de organisatie van de opdrachtgever, is niet gebaseerd op de aanbestedingsstukken. In ieder geval maakt ICS in haar inschrijving niet duidelijk dat die relatie er zou zijn.
-
Afvalscan: de relatie met “deel gaan uitmaken van de organisatie van de opdrachtgever” maakt ICS niet duidelijk in haar inschrijving. Bovendien wordt dit onderwerp genoemd in het kader van de vraag “Inschrijver dient minimaal 3 (nog niet eerder in uw beantwoording) voorstellen te benoemen die voor Opdrachtgever kosteloos voordeel opleveren.”
We zien op grond hiervan geen aanleiding om de score van een “voldoende” aan te passen naar een “goed”.
2.21
Het ROC handhaaft haar voornemen het werk te gunnen aan [A] .

3.Het geschil

in het incident
3.1.
ICS vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - het ROC
1. te gebieden om op grond van artikel 843a Rv, althans artikel 21, althans artikel 22 Rv te gebieden per omgaande afschrift dan wel inzage te verschaffen in de volgende bescheiden:
a. alle correspondentie, de beoordelingsformulieren en andere stukken opgesteld door individuele leden van de beoordelingscommissie die verband houden met de beoordeling van ICS,
b. correspondentie, beoordelingsformulieren en andere stukken opgesteld door of namens de volledige beoordelingscommissie, waaronder de notulen van de consensusvergadering die verband houden met de beoordeling van ICS,
c. alle correspondentie, beoordelingsformulieren en andere stukken die verband houden met de beoordeling van ICS en die door derden zijn opgesteld die bij de beoordeling betrokken zijn geweest of die de beoordeling hebben begeleid.
2. te veroordelen in de kosten van dit incident.
3.2.
ICS legt daaraan het volgende ten grondslag. ICS heeft, als inschrijver op de aanbesteding, recht op de relevante redenen die aan de gunningsbeslissing ten grondslag liggen. Zolang ICS niet kan vaststellen waarom een bepaalde score aan haar is toegekend in die uitslag, ontbreekt de verifieerbaarheid van de gunningsbeslissing. Het belang van een te verifiëren gunningsbeslissing is in deze concrete aanbesteding des te groter, gelet op de fouten die ROC reeds heeft gemaakt en de tegenstrijdige verklaringen die zij onder meer heeft gegeven over één van die fouten. Zo is, onder andere om te kunnen nagaan of de beoordelingscommissie daadwerkelijk het gebruik van het begrip ‘praktijkschoolleerlingen’ buiten beschouwing heeft gelaten zoals ROC stelt, van essentieel belang dat ICS afschrift dan wel inzage verkrijgt in de beoordeling door zowel de beoordelingscommissie als haar individuele leden, alsmede al hetgeen dat is besproken tijdens de gehouden plenaire vergadering.
3.3.
ROC voert verweer.
In de hoofdzaak:
3.4.
ICS vordert - na wijziging van haar eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
het ROC te gebieden om het gunningsvoornemen aan [A] in te trekken,
het ROC te gebieden om een nieuwe beoordeling van de inschrijving van ICS voor open vraag 2 te laten verrichten in die zin dat alsnog een puntenaantal van 70 aan ICS wordt toegekend voor open vraag 2, althans dat die beoordeling plaatsvindt met inachtneming van het vonnis van de voorzieningenrechter,
subsidiair:
3. het ROC te gebieden om het gunningsvoornemen aan [A] in te trekken,
4. het ROC te gebieden om een nieuwe beoordeling van de inschrijvingen te laten verrichten voor wat betreft open vraag 2, waarbij die beoordeling moet worden verricht door een nieuw beoordelingsteam en met inachtneming van het bepaalde in het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis,
meer subsidiair:
5. het ROC te gebieden om het gunningsvoornemen aan [A] in te trekken,
6. het ROC te verbieden om de opdracht op basis van de huidige aanbesteding aan [A] te gunnen,
7. het ROC te gebieden om de opdracht, voor zover zij deze nog wenst te gunnen, opnieuw aan te besteden,
zowel primair als subsidiair:
8. het hiervoor onder 1 tot en met 7 gevorderde op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 50.000,00 bij iedere overtreding en een extra bedrag van
€ 20.000,00 per week dat de overtreding of niet naleving voortduurt,
9. het ROC te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
ICS legt daaraan het volgende ten grondslag. De beoordeling van de inschrijving van ICS voor wat betreft vraag 2 van de open vragen heeft niet op correcte wijze plaatsgevonden. Het ROC heeft in eerste instantie twee redenen gegeven waarom de beantwoording van vraag 2 door ICS van het beoordelingsteam een : voldoende” heeft gekregen. Daarbij is in eerste instantie aangegeven dat ICS “praktijkscholen” en “praktijkleerlingen” als uitgangspunt zou hanteren, terwijl het ROC geen praktijkschoolleerlingen heeft en voorts dat dat het plan van aanpak vooral intern gericht was. Nu ICS het woord “ praktijkschoolleerlingen niet heeft gebruikt in het plan van aanpak heeft het beoordelingsteam bij de beoordeling van open vraag 2 uit het aanbestedingsdocument criteria en factoren betrokken die er niet in staan en andersom ook: aspecten die door ICS wel degelijk genoemd zijn in het plan van aanpak, worden door het beoordelingsteam over het hoofd gezien. Indien er vanuit moet worden gegaan dat de opmerking over praktijkschoolleerlingen niet van invloed is geweest op het oordeel van de beoordelingscommissie blijft er nog slechts één reden over, te weten de beweerdelijke interne gerichtheid van het plan van aanpak van ICS. Anders dan het ROC stelt, maakt ICS echter in haar plan van aanpak wel degelijk duidelijk hoe zij de samenwerking en het partnerschap aangaat met het ROC. In het plan van aanpak staan talrijke voorstellen die gericht zijn op de samenwerking en partnerschap zoals het opzetten van een project om zwerfvuil te reduceren, op de inzet van dag schoonmaak, op het samen met studenten organiseren van een afvalscan en een jaarlijkse heisessie met ICS en ROC.
Voorts heeft het ROC in haar gunningsbeslissing slechts gesteld dat [A] de beoordeling ‘goed” heeft gekregen voor de beantwoording van open vraag 2, maar maakt het ROC niet inzichtelijk
waaromdie beoordeling is toegekend aan [A] . De motivering van de gunningsbeslissing door het ROC voldoet daarmee evident niet aan de motiveringsplicht van artikel 2.130 Aanbestedingswet (Aw) Primair vraagt ICS de voorzieningenrechter dan ook om het ROC te gelasten om tot een toekenning van 70 punten over te gaan voor de beantwoording van open vraag 2 door ICS en subsidiair om tot herbeoordeling van de open vraag “samenwerking en partnerschap” over te gaan. Meer subsidiair vordert ICS een heraanbesteding, nu het ROC haar gunningsbeslissing lijkt te hebben gebaseerd op gunningscriteria die subjectief zijn en niet vooraf zijn aangekondigd in de aanbestedingsstukken.
3.6.
ROC voert verweer.

4.De beoordeling

in het incident:

4.1.
De voorzieningenrechter heeft reeds op 21 december 2022 mondeling, summierlijk gemotiveerd, uitspraak gedaan op het inzageverzoek. Hierna wordt deze beslissing van een nadere motivering voorzien.
1.1.
Bij de beoordeling van de vordering van ICS staat voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is of was; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad.
4.2.
Niet in geschil is dat ROC in de gunningsbeslissing van 23 september 2022 bij de motivering van de beoordeling van ICS ten aanzien van open vraag 2 “samenwerking en partnerschap” heeft opgemerkt: “
Ook viel het beoordelingsteam op dat u in uw plan van aanpak uitgaat van praktijkschool leerlingen echter deze zijn niet aanwezig bij Opdrachtgever”.ICS heeft tijdens een bespreking met ROC op 17 oktober 2022 gevraagd op welke - tot de inschrijving van ICS te herleiden - feitelijke grondslag de beoordelingscommissie meent dat ICS bij haar inschrijving is uitgegaan van praktijkschoolleerlingen. ICS heeft immers nergens in de beantwoording van de open vragen de term praktijkschoolleerlingen gebruikt. Tijdens het gesprek op 17 oktober 2022 heeft de adviseur van ROC, mevrouw [B] , in eerste instantie als mogelijke verklaring geopperd dat dit aspect door een van de beoordelaars is genoemd. Zij heeft vervolgens, tijdens deze bespreking, nog enige tijd - vergeefs - in de documenten gezocht om na te kijken of daar iets over was terug te vinden. Aangekondigd werd dat ROC dit na de meeting verder zou uitzoeken en daar nog op terug zou komen. Vervolgens heeft het ROC bij brief van 20 oktober 2022 alsnog nader inhoudelijk gereageerd op dit kritiekpunt van ICS:

De opmerking inzake de praktijkschoolleerlingen is ten onrechte in de motivering van de gunningsbeslissing van ICS terecht gekomen. Deze opmerking heeft geen betrekking op de inschrijving van ICS maar van een van de andere inschrijvers (overigens niet van de winnende inschrijver). Bij de beoordeling heeft dit aspect geen rol gespeeld. Enkel bij het opstellen van de motivering is iets mis gegaan.”
4.3.
Onweersproken staat vast dat ICS in haar beantwoording van de open vragen geen verwijzing heeft opgenomen naar praktijkleerlingen en dat - in zoverre - de opmerking in de gunningsbeslissingen dat ICS in haar plan van aanpak uitgaat van praktijkleerlingen een feitelijke grondslag ontbeert. Nu deze opmerking geplaatst is in het kader van de toelichting op de score van ICS bij vraag 2 van de open vragen (“
samenwerking en partnerschap”), welke score - afgezet tegen die van de (vooralsnog) winnende inschrijving van [A] - in de vertaling naar de eindscore van doorslaggevend belang zou kunnen zijn, heeft ICS, gelet op voormelde gang van zaken, een rechtmatig belang bij inzage van de beoordelingen van de individuele beoordelaars om uit te sluiten dat bij de beoordeling van ICS (door één van de beoordelaars) is uitgegaan van de (onjuiste, want niet op de inschrijving van ICS gebaseerde) vooronderstelling dat ICS in haar plan van aanpak is uitgegaan van praktijkschoolleerlingen. ROC heeft weliswaar (in haar brief van 20 oktober 2022) gesteld dat dit aspect geen rol heeft gespeeld bij de beoordeling van ICS, maar door de opmerking tijdens het gesprek op 17 oktober 2022, dat dit aspect door één van de beoordelaars ten aanzien van ICS zou zijn benoemd, in combinatie met het feit dat de opmerking - tot tweemaal toe - is terechtgekomen in de motivering van de beoordeling van ICS, valt niet zonder meer uit te sluiten dat dit aspect inhoudelijk bij de beoordeling toch een rol heeft gespeeld. Dat ROC tijdens het gesprek op 17 oktober 2022 is overvallen door deze vraag van ICS, zoals zij in haar pleitnota stelt, laat onverlet dat deze opmerking de gerezen twijfel omtrent de opmerking over praktijkschool leerlingen in de motivering van de beoordeling van ICS niet (overtuigend) heeft weggenomen, integendeel. De opmerking bevestigt in feite het vermoeden dat dit aspect mogelijk wèl een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van ICS. Nu vast staat dat ICS in haar plan van aanpak niet heeft gesproken over praktijkschool leerlingen dient, in het geval aannemelijk zou worden dat het aspect “praktijkschool leerlingen” wél een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van de inschrijving van ICS door het beoordelingsteam, geconcludeerd te worden dat alsdan sprake zou zijn van een (in zoverre) onjuiste beoordeling met - vanwege de minimale verschillen tussen de gegadigden op het betreffende toetsingsonderdeel - mogelijk verreikende materiële gevolgen. ICS heeft daarmee een rechtmatig belang om te controleren of dit aspect, anders dan ROC thans stelt, niet tóch een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van (één van) de beoordelaars en aldus heeft doorgewerkt in de beoordeling van het beoordelingsteam tijdens de plenaire sessie. De vordering tot inzage zal dan ook worden toegewezen, voor zover het betreft de 5 niet geanonimiseerde beoordelingsformulieren van de individuele leden van de beoordelingscommissie met betrekking tot de beantwoording door ICS van vraag 2 van de open vragen die gebruikt zijn voor de plenaire sessie, alsmede niet geanonimiseerde exemplaren van de reeds overgelegde aantekeningen van de plenaire sessie eveneens voor zover betrekking hebbend op vraag 2 van de open vragen zoals door ICS beantwoord.
4.4.
Niet is gebleken van gewichtige redenen die aan inzage - afgezet tegen het belang van ICS bij inzage - in de weg staan. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat hij de overlegging van de hiervoor genoemde stukken in het licht van het partijdebat en - in het verlengde daarvan - de gevorderde voorzieningen in de hoofdzaak ook wenselijk en toewijsbaar acht op voet van het - mede aan het inzageverzoek ten grondslag gelegde - artikel 22 Rv.
4.5.
De vorderingen zullen voor het overige worden afgewezen vanwege het ontbreken van een rechtmatig belang bij inzage. Het enkele feit dat bij de beoordeling van vraag 2 van de open vragen mogelijk fouten zijn gemaakt, zoals hiervoor geschetst, die van invloed kunnen zijn op de eindbeoordeling, maakt nog niet dat daarmee ook belang ontstaat bij inzage ten aanzien van die overige - niet door ICS aan de orde gestelde - onderdelen van de beoordeling. Ten aanzien van die bescheiden heeft ICS onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die een rechtmatig belang opleveren bij inzage, zodat die inzage zou neerkomen op een fishing expedition waarvoor op grond van artikel 843a RV geen plaats is.
4.6.
Dat er naast de beoordelingsformulieren nog andere voor de beoordeling van de vorderingen in dit kort geding relevante stukken zijn is weliswaar door ICS gesteld maar die stelling is na gemotiveerde betwisting door ROC niet nader onderbouwd en daarmee niet aannemelijk geworden.
4.7.
De mede gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu niet aannemelijk is dat het ROC geen medewerking zal verlenen aan de veroordeling om de hierna in de beslissing te noemen documenten te verstrekken, daargelaten de gevolgtrekkingen die de voorzieningenrechter zou kunnen verbinden aan het verzuim van ROC om de stukken in het geding te brengen.
4.8.
Het ROC zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ICS worden begroot op € 697,00 salaris advocaat.
In de hoofdzaak:
4.9.
In geschil is of de beoordeling door de beoordelingscommissie op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en of de motivering die door het ROC is gegeven in de gunningsbeslissing de toets der kritiek kan doorstaan. ICS beantwoordt beide vragen ontkennend, terwijl ROC zich op het standpunt stelt dat de beoordeling correct is verlopen en de motivering, mede in het licht van de nadere aanvullingen, volstaat.
4.10.
De bezwaren van ICS richtten zich aanvankelijk tegen de passage in de gunningsbeslissing van 23 september 2022 waar is opgemerkt: “
dat u in uw plan van aanpak uitgaat van praktijkschool leerlingen:, terwijl ICS deze term niet in haar plan van aanpak heeft genoemd, alsmede tegen de beoordeling door ROC dat haar plan van aanpak te intern gericht zou zijn. Naar aanleiding van de bezwaren van ICS heeft ROC bij brief van 20 oktober 2022 aan ICS medegedeeld dat de opmerking ten aanzien van praktijkschoolleerlingen geen rol heeft gespeeld bij de beoordeling van ICS. ROC heeft voorts na toewijzing van de door ICS ingestelde incidentele vordering bij akte van 2 januari 2023 de vijf niet geanonimiseerde beoordelingsformulieren van de individuele beoordelaars van het beoordelingsteam en een niet geanonimiseerd exemplaar van de aantekeningen van de plenaire sessie in het geding gebracht. In géén van de overgelegde individuele beoordelingsformulieren noch in de aantekeningen van de plenaire sessie kan enig aanknopingspunt worden gevonden dat als basis kan dienen voor de hiervoor aangehaalde passage uit de gunningsbeslissing van het ROC en (daarmee) voor de stelling dat in de beoordeling door het ROC van de inschrijving van ICS, meer in het bijzonder haar beantwoording van de tweede open vraag, het aspect “praktijkschool leerlingen” in har nadeel is meegewogen. Dat dit wél het geval is geweest wordt door ICS - blijkens haar akte uitlating naar aanleiding van de op haar vordering ingebrachte stukken - ook niet (langer) gehandhaafd. Dit betekent dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de mededeling van ROC in haar brief van 20 oktober 2022 dat dit aspect niet is betrokken bij de beoordeling van ICS. De opmerking over praktijkleerlingen in de gunningsbeslissing zou, zo schreef ROC, betrekking hebben op de inschrijving van een van de andere inschrijvers (niet zijnde [A] ) en is per ongeluk terecht gekomen in de motivering van de gunningsbeslissing ten aanzien van ICS. Dat op dit punt sprake is van een onjuiste beoordeling van de inschrijving van ICS is aldus niet aannemelijk geworden.
4.11.
Dat de vordering tot herbeoordeling van open vraag 2 desondanks moet worden toegewezen omdat sprake is van een opeenstapeling van fouten aan de zijde van ROC volgt de voorzieningenrechter niet. Aan ICS kan op zichzelf nog wel worden toegegeven dat de hiervoor beschreven gang van zaken rondom de (motivering van) de gunningsbeslissing enige vraagtekens oproept ten aanzien van de (mate van) zorgvuldigheid die ROC als aanbestedende dienst heeft betracht, in ieder geval in haar communicatie met ICS. Anders dan ROC echter meent levert de enkele omstandigheid dat bij het opstellen van de motiveringsbeslissing vergissingen zijn gemaakt (de verwijzing naar praktijkschool leerlingen) respectievelijk slordigheden zijn opgetreden (onjuiste kwalificatieve termen: matig i.p.v. voldoende; voldoende i.p.v. goed) nog geen grond op om te oordelen dat de hele beoordeling van de inschrijving van ICS met betrekking tot open vraag 2 opnieuw dient plaats te vinden. Zoals hiervoor onder r.o. 4.10 is overwogen, is immers niet aannemelijk geworden dat in die beoordeling zelf materiele fouten zijn gemaakt. Enkele - voor eenvoudig herstel vatbare - fouten of slordigheden in de motivering van de gunningsbeslissing die na constatering ook daadwerkelijk door de aanbestedende dienst zijn hersteld acht de voorzieningenrechter voorshands niet voldoende om een herbeoordeling zoals gevorderd te gelasten.
4.12.
In dit verband ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om, bij wijze van ordemaatregel dan wel voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, het ROC alsnog te gelasten om volledige afschriften te verstrekken van de in het kader van de incidentele vordering door het ROC op 2 januari 2023 verstrekte beoordelingsdocumenten. Enige concrete aanwijzing dat de verstrekte documenten niet afkomstig zouden zijn van de door het ROC genoemde personen, ontbreekt, zodat die vordering bij gebrek aan (rechtmatig) belang moet worden afgewezen.
4.13.
ICS is het voorts niet eens met de beoordeling door het ROC van de beantwoording door ICS van open vraag 2. Zij stelt dat het ROC niet duidelijk heeft gemaakt waarom zij “slechts” een voldoende heeft gescoord bij de beantwoording van open vraag 2 en [A] bij de beantwoording van diezelfde vraag “goed” heeft gescoord. Nu moet worden aangenomen dat het aspect van de praktijkschool leerlingen niet bij de beoordeling van ICS is betrokken, blijft er volgens ICS effectief maar één reden over waarom de beoordelingscommissie van oordeel is dat ICS een “voldoende” heeft gescoord, te weten: dat het plan van aanpak van ICS te zeer intern gericht zou zijn. Dit oordeel is volgens ICS echter onjuist. Het plan van aanpak van ICS bevat meerdere concrete initiatieven waarin die samenwerking juist aan de orde komt en wordt gestimuleerd. ROC heeft niet alleen bij de beoordeling van de inschrijving van ICS bij open vraag 2, maar ook met betrekking tot de algemene motivering van haar gunningsbeslissing onvoldoende toegelicht waarom [A] de scores heeft gekregen die vermeld staan in de gunningstabel, waarmee de gunningsbeslissing evident niet aan de motiveringsplicht van artikel 2.130 Aanbestedingswet voldoet.
4.14.
De voorzieningenrechter stelt in dat verband voorop dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige beoordelingsruimte worden gegund, mede omdat de rechter geen specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Alleen als sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
4.15.
ICS heeft de score “voldoende” voor de beantwoording van open vraag 2 gekregen omdat “het antwoord inhoudelijk niet (geheel) relevant of concreet is in relatie tot de beschreven wens van de opdrachtgever”. Uit de motivering van de beoordeling kan worden afgeleid dat het beoordelingsteam het plan van aanpak van ICS “vooral intern gericht op de eigen organisatie” heeft beoordeeld. ICS heeft tegen die beoordeling bezwaar gemaakt en gewezen op de door haar in haar plan van aanpak genoemde voorbeelden waaruit volgens ICS zou blijken hoe zij realiseert dat haar organisatie deel gaat uitmaken van de organisatie van ROC. ICS heeft daarbij onder meer gewezen op voorstellen om een project op te zetten om zwerfvuil te reduceren, op de inzet van dag schoonmaak, op het samen met studenten organiseren van een afvalscan en een jaarlijkse heisessie met ICS en ROC. ROC heeft vervolgens in haar brief van 20 oktober 2022 nog nader toegelicht waarom de afzonderlijke door ICS genoemde voorbeelden ROC niet hebben overtuigd. ROC heeft in dit verband met name benadrukt dat ICS bij de door haar genoemde voorbeelden niet of onvoldoende concreet heeft beschreven waarom en hoe de door haar genoemde voorstellen zouden leiden tot het resultaat dat ICS onderdeel wordt van de organisatie van het ROC.
4.16.
Met inachtneming van de door de voorzieningenrechter te betrachten terughoudendheid acht hij het niet “onbegrijpelijk” dat de beantwoording door ICS van open vraag 2 vragen heeft opgeroepen bij beoordelingscommissie ten aanzien van het aspect samenwerking en partnerschap met het ROC. Met name ten aanzien van de vraag hoe ICS gaat realiseren dat haar organisatie onderdeel gaat uitmaken van de organisatie van ROC had - zo heeft de beoordelingscommissie kennelijk en niet-onbegrijpelijk geoordeeld - de beschrijving vollediger en concreter geformuleerd kunnen worden. Zo noemt ICS wel de voorbeelden waaruit volgens haar zou blijken dat ze de samenwerking met ROC aangaat, maar beschrijft zij dit vooral vanuit haar eigen organisatie en niet hoe en waarom dit leidt tot het onderdeel uit gaan maken van de organisatie van het ROC.
Dat sluit aan bij de beoordeling van de beoordelingscommissie dat de beschrijving van ICS vooral intern op de eigen organisatie is gericht, maar overigens wel een voldoende scoort. Uit hetgeen ICS in dit kader naar voren heeft gebracht is duidelijk dat zij het met de door het ROC toegekende score niet eens is, maar dit betekent nog niet dat de beoordeling daarmee, gelet op de ruime beoordelingsruimte die aan de commissie moet worden gelaten, onbegrijpelijk of inhoudelijk onjuist is.
4.17.
Voor zover ICS in dit verband stelt dat sprake is van een onjuiste beoordeling, omdat uit de door het ROC bij akte van 2 januari 2023 overgelegde individuele beoordelingsformulieren duidelijk is dat (bijna) alle individuele leden van de beoordelingscommissie 70 punten hebben toegekend aan ICS voor de beantwoording van open vraag 2, terwijl in de uiteindelijke beoordeling “slechts” 40 punten zijn toegekend, slaagt deze stelling evenmin. ICS miskent hier dat de in het aanbestedingsdocument beschreven systematiek (par. 4.2.2.4) inhoudt dat de beoordeling plaatsvindt door een beoordelingscommissie, waarvan de leden de inschrijvingen eerst individueel beoordelen en een puntenscore toekennen en vervolgens in een consensusbijeenkomst de afwijkende individuele scores en de argumenten die hebben geleid tot de individuele beoordelingen worden besproken. Het beoordelingsteam komt vervolgens tot een unaniem oordeel en puntenscore. De score is – aldus ook uitdrukkelijk het aanbestedingsdocument - géén gemiddelde van de individueel toegekende punten.
4.18.
Bij correcte toepassing van de gekozen beoordelingssystematiek kan de beoordelingscommissie in de plenaire ronde van de beoordeling dus unaniem besluiten aan een bepaalde inschrijver een score toe te kennen welke - al dan niet significant - afwijkt van het gemiddelde van de beoordelingen waartoe de individuele leden van de beoordelingscommissie kwamen in de voorbereiding op de plenaire sessie. Het enkele feit dat het merendeel van de individuele beoordelaars aanvankelijk een hogere score hadden toegedacht aan ICS, maar dat de definitieve score - op basis van tijdens de plenaire sessie gewisselde argumenten - uiteindelijk (unaniem) lager wordt vastgesteld leidt dus ook niet tot het oordeel dat de beoordeling op onjuiste wijze tot stand is gekomen. Voor zover ICS nog heeft gesteld dat de procesbewaker van Adviesbureau Intexso een zodanig sturende rol heeft gehad op het beoordelingsteam, dat zij buiten haar rol als neutrale procesbegeleider is getreden en dus sprake is van schending van het transparantiebeginsel, heeft te gelden dat zij die stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Het enkele feit dat mevrouw [C] , als procesbewaker, aantekeningen heeft gemaakt voorafgaand aan de plenaire sessie en ook tijdens de sessie kan die conclusie niet dragen.
4.19.
Het voorgaande betekent dat de primaire (bij akte van 9 januari 2023 vermeerderde) vordering van ICS - daargelaten dat deze eisvermeerdering gezien het tijdstip waarop deze werd gevorderd op gespannen voet staat met de eisen van een goede procesorde - dient te worden afgewezen, reeds vanwege het feit dat toewijzing van die vordering in strijd is met de in het aanbestedingsdocument beschreven beoordelingssystematiek, waarbij de score tot stand komt na bespreking in een plenaire sessie van het beoordelingsteam en uitdrukkelijk niet een gewogen gemiddelde is van de individuele scores van de beoordelaars.
4.20.
Er is door ICS ook geen enkel document of verklaring naar voren gebracht waaruit zou moeten blijken dat de beoordelingscommissie de inschrijvingen in onderlinge vergelijking heeft beoordeeld. Voor zover ICS in dit verband verwijst naar de gunningsbrief van 30 september 2022 waar staat dat: “
de begunstigde partij een concretere beschrijving en invulling heeft gegeven..” kan dit niet dienen als onderbouwing van haar standpunt. Zoals ROC terecht stelt heeft zij in de gunningsbrief uitgelegd wat de relatieve voordelen en kenmerken zijn van de inschrijving van de winnende partij [A] , ten opzichte van de inschrijving van ICS en heeft zij in dat verband de term “concretere” gebruikt. Dat zegt echter nog niets over de wijze waarop de beoordeling is uitgevoerd.
4.21.
De voorzieningenrechter volgt ICS voorts ook niet in haar standpunt dat het ROC de motiveringsplicht heeft geschonden, omdat de relevante kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving (van [A] ) ontbreken. ROC heeft immers i) een toelichting gegeven op de beoordeling van de inschrijving van ICS, ii) de eindscore van [A] vermeld, iii) de scores op de subgunningscriteria en de open vragen van [A] vermeld en iv) het oordeel van het beoordelingsteam met betrekking tot de inschrijving van [A] vermeld.
4.22.
Daarmee heeft het ROC voldaan aan de op haar rustende motiveringsplicht. Uit deze motivering is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende te herleiden welke aspecten tot de toegekende punten hebben geleid, zodat het voor ICS in voldoende mate mogelijk is de beoordeling van de beoordelingscommissie te toetsen. De motivering voldoet daarmee aan hetgeen in artikel 2:130 van de Aw is bepaald.
4.23.
Dat ROC haar gunningsbeslissing lijkt te hebben gebaseerd op gunningscriteria die subjectief zijn en niet vooraf zijn aangekondigd in de aanbestedingsstukken is evenmin aannemelijk geworden. Voor zover ICS daarbij heeft verwezen naar opmerkingen die zijn gemaakt door het ROC tijdens het evaluatiegesprek op 17 oktober 2022 kan dat niet als onderbouwing dienen voor haar stelling. Tijdens dit gesprek heeft het ROC een nadere toelichting verstrekt op de door het beoordelingsteam toegekende score. De tijdens dit gesprek gebezigde woorden als “zo is het ook niet geïnterpreteerd” of “dat hebben zij er niet uit geproefd” of “Bij ons heeft het het gevoel gekregen dat is omschreven in de beoordeling” hebben betrekking op de beantwoording door ICS op de concrete en vooraf bekend gemaakte gunningscriteria en vragen. In zoverre is hier dus ook niet sprake van de situatie zoals in de zaak die heeft geleid tot het vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 30 januari 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:312) waarbij de gemeente het volledig aan de medewerker had overgelaten om te kiezen voor een van de inschrijvers met wie dan een overeenkomst werd gesloten en “de klik” met een inschrijver als bepalend gunningscriterium was gebruikt.
4.24.
Voor zover ICS zich er nog over heeft beklaagd dat de beoordelingscommissie niet overeenkomstig de in het aanbestedingsdocument voorgeschreven wijze was samengesteld wordt ook dit bezwaar van de hand gewezen. ICS stelt dat zij uit de Nota van Inlichtingen heeft begrepen dat Intexso uitsluitend op zou treden als procesbegeleider/-bewaker en (dus) geen scores zou toekennen aan de kwalitatieve onderdelen. ICS wijst er op dat een medewerker van Intexso als materiedeskundige namens de aanbestedende dienst heeft deelgenomen aan de besluitvorming binnen het beoordelingsteam, hetgeen in strijd is met de aangehaalde mededelingen in de Nota van Inlichtingen.
De rol van Intexso binnen deze aanbestedingsprocedure wordt beschreven in de inleiding van het aanbestedingsdocument:
“Intexso Adviesbureau is als ondersteunend en begeleidend adviseur betrokken bij deze aanbesteding en zal tevens onderdeel uitmaken van het beoordelingsteam”.
Gelet op de door ROC op vordering van ICS ingebrachte stukken staat vast dat het beoordelingsteam bestaat uit vijf leden, waaronder [D] , werkzaam bij Intexso, aangewezen als materiedeskundige namens het ROC. Dat deze medewerker van Intexso – als materiedeskundige namens het ROC – deel uitmaakte van het beoordelingsteam en aan de beraadslaging en vaststelling van de beoordeling zou deelnemen blijkt eveneens uit de Nota van Inlichtingen (vraag 16). Daar waar vervolgens in vraag 17 wordt gevraagd of het extern adviesbureau Intexso –
in haar rol van procesbegeleider/-bewaker– ook scores toekent aan de kwalitatieve onderdelen, wordt daarop geantwoord dat dit niet het geval is: het adviesbureau treedt enkel op als procesbegeleider/-bewaker.
ICS miskent dat tijdens de plenaire sessie van het beoordelingsteam twee medewerkers van Intexso aanwezig waren: een namens ROC aangewezen materiedeskundige ( [D] ) die scores toekende aan de kwalitatieve onderdelen en [C] (als bewaker/begeleider van het beoordelingsproces).
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat vast dat het beoordelingsteam heeft bestaan uit vijf personen (waaronder een medewerker van Intexso als materiedeskundige) die ook allen hebben deelgenomen aan het besluitvormingsproces tijdens de plenaire sessie gericht op het unaniem bepalen van de scores voor de kwalitatieve onderdelen. Dit is in overeenstemming met de in het aanbestedingsdocument beschreven procedure. Tijdens deze plenaire sessie was ook als procesbegeleider/-bewaker aanwezig mevrouw [C] van Intexso; dat zij - in besluitvormende zin - heeft deelgenomen aan de beraadslagingen is niet aannemelijk geworden. Uit de hiervoor aangehaalde passages van de Nota van Inlichtingen kan ICS verder in redelijkheid niet hebben begrepen dat de beoordeling door het beoordelingsteam - in afwijking van de in het aanbestedingsdocument beschreven procedure - zou plaatsvinden door een 4-koppig in plaats van een 5-koppig beoordelingsteam (nog daargelaten of zulks in het onderhavige geval tot een herbeoordeling zou nopen).
4.24.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de vorderingen van ICS zullen worden afgewezen.
4.25.
ICS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ROC worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.524,00
Totaal € 2.200,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident:
5.1.
veroordeelt ROC uiterlijk op 2 januari 2023 de volgende documenten te overleggen:
- de vijf niet geanonimiseerde beoordelingsformulieren van de individuele leden van de beoordelingscommissie met betrekking tot de beantwoording door ICS van vraag 2 van de open vragen, die gebruikt zijn voor de plenaire sessie,
- de niet geanonimiseerde exemplaren van de reeds door het ROC overgelegde aantekeningen van de plenaire sessie voor zover betrekking hebbend op vraag 2 van de open vragen zoals door ICS beantwoord,
5.2.
veroordeelt ROC in de proceskosten, aan de zijde van ICS tot op heden begroot op € 697,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak:
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt ICS in de proceskosten, aan de zijde van ROC tot op heden begroot op € 2.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Schoorlemmer en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2023.