vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.154547.21
Datum uitspraak: 13 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1963,
thans preventief gedetineerd te: P.I. Arnhem.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2021, 20 december 2021, 14 maart 2022, 23 mei 2022, 15 augustus 2022, 3 november 2022, 17, 19, 23 en 24 januari 2023 en 13 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 augustus 2021.
De tenlastelegging is op de terechtzitting van 17 januari 2023 gewijzigd.
De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De jonge slachtoffers en hun ouders zullen in verband met hun privacy in het vonnis zoveel mogelijk met de initialen worden aangeduid, te weten:
- [slachtoffer 1] (feit 1)
- [slachtoffer 2] (feit 2)
- [slachtoffer 3] (feit 3)
- [slachtoffer 4] (feiten 4 en 5)
- [slachtoffer 5] (feiten 6, 7 en 8)
- [slachtoffer 6] (feiten 9, 10 en 11)
- [slachtoffer 7] (feit 12 en 13)
Verdachte wordt – verkort en zakelijk weergegeven – verdacht van:
1. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 1] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 21 september 2019 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
2. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 2] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 17 januari 2020 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
3. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 3] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 25 januari 2020 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
4. Het op 15 februari 2020 en/of 27 juni 2020 bij een minderjarig kind, [slachtoffer 4] , dat toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en aan zijn en/of zijn mededaders zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, plegen van handelingen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 4] , al dan niet tezamen en in vereniging;
5. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 4] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 15 februari 2020 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
6. Het op 11 juli 2020 en/of 8 augustus 2020 bij een minderjarig kind, [slachtoffer 5] , dat de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt en aan zijn en/of zijn mededaders zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, plegen van handelingen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 5] , al dan niet tezamen en in vereniging;
7. Het op 3 oktober 2020 bij een minderjarig kind, [slachtoffer 5] , dat toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt en aan zijn en/of zijn mededaders zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, plegen van ontuchtige handelingen, al dan niet tezamen en in vereniging;
8. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 5] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 11 juli 2020 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
9. Het in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 8 januari 2021 bij een minderjarig kind, [slachtoffer 6] , dat de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt en aan zijn en/of zijn mededaders zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, plegen van handelingen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 6] , al dan niet tezamen en in vereniging;
10. Het in de periode van 25 september 2020 tot en met 8 januari 2021, bij een minderjarig kind, [slachtoffer 6] , dat toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt en aan zijn en/of zijn mededaders zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, plegen van ontuchtige handelingen, al dan niet tezamen en in vereniging;
11. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 6] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 25 september 2020 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
12. Het op 29 augustus 2020 en/of 12 juni 2021 bij een minderjarig kind, [slachtoffer 7] , dat de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt en aan zijn en/of zijn mededaders zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, plegen van handelingen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 7] , al dan niet tezamen en in vereniging;
13. Het vervaardigen en/of verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot [slachtoffer 7] , dat aan zijn en/of zijn mededader(s) zorg en waakzaamheid is toevertrouwd, in de periode van 29 augustus 2020 tot en met 13 juni 2021, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd;
14. Het bezit van kinderporno (algemeen) in de periode van 5 december 2010 tot en met 13 juni 2021.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op zaterdagavond 12 juni 2021 rond 22:45 uur meldt een man uit de regio Eindhoven bij de politie dat zijn kind van twee jaar, [slachtoffer 7] , diezelfde avond seksueel is misbruikt door de vrouwelijke oppas. In de slaapkamer bevond zich een camera en op de beelden hiervan is te zien en te horen dat de vrouwelijke oppas seksueel misbruik pleegt met zijn dochter en tegelijkertijd videocontact heeft met een man.
De oppas betreft medeverdachte [medeverdachte] en uit onderzoek is gebleken dat de man verdachte [verdachte] betreft.
Diezelfde nacht is medeverdachte [medeverdachte] aangehouden en de volgende dag is verdachte [verdachte] aangehouden.
De gegevensdragers van verdachte en medeverdachte zijn in beslag genomen en onderzocht en onderzoek Specht is opgestart. Uit dit onderzoek is de verdenking ontstaan dat er naast het seksueel misbruik van [slachtoffer 7] , ook sprake is geweest van seksueel misbruik door medeverdachte [medeverdachte] en verdachte van zes andere zeer jonge kinderen, te weten de [slachtoffers 1, 2, 3, 4, 5 en 6] , op welke kinderen medeverdachte [medeverdachte] ook heeft opgepast. Van dit seksueel misbruik zijn beeldopnames aangetroffen op gegevensdragers bij medeverdachte [medeverdachte] en/of bij verdachte [verdachte] . Uit onderzoek is tevens gebleken dat tijdens de vele oppasmomenten videogesprekken hebben plaatsgevonden tussen het telefoonnummer van verdachte en het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] .
Naast voornoemde afbeeldingen is er ook nog (andere) kinderporno aangetroffen op gegevensdragers van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en is gebleken dat de medeverdachte kinderpornografische afbeeldingen heeft verzonden aan de verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de in haar schriftelijk requisitoir genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 13 ten laste gelegde feiten, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd. Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 14.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het medeplegen van ontucht met [slachtoffer 4] (feit 4), [slachtoffer 5] (feiten 6 en 7), [slachtoffer 6] (feiten 9 en 10) en [slachtoffer 7] (feit 12) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor zover uit de bewijsmiddelen blijkt dat tijdens het videobellen niet alleen ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, maar ook sprake was van binnendringen van het lichaam, kan (tevens) een bewezenverklaring volgen voor de feiten 4, 6, 9 en 12.
Tevens wordt geen verweer gevoerd ten aanzien van het bezit van kinderporno met betrekking tot de [slachtoffer 4] (feit 5) en [slachtoffer 6] (feit 11). Tevens heeft de verdediging zich gerefereerd ten aanzien van het bezit én medeplegen vervaardigen kinderporno van [slachtoffer 7] (feit 13) en ten aanzien van het bezit van kinderporno algemeen (feit 14).
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van het medeplegen van het vervaardigen van kinderporno van alle in de tenlasteleggingen genoemde meisjes, met uitzondering van [slachtoffer 7] voor wat betreft 12 juni 2021.
Hij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat verdachte op geen enkel moment fysiek aanwezig was bij het plegen van de seksuele handelingen door de medeverdachte.
Het enkele bezit van het beeldmateriaal, doordat hij het toegezonden kreeg door de medeverdachte, is onvoldoende om het medeplegen van het vervaardigen van dat materiaal bewezen te kunnen verklaren.
Onvoldoende is gebleken dat verdachte een meer sturende, leidende of initiërende rol op de achtergrond heeft gehad, dat hij de uitdenker is geweest of dat hij anderszins handelingen heeft verricht, die in combinatie met elkaar van zodanig gewicht zijn geweest, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij het vervaardigen van de kinderporno.
Gelet op het feit dat de bijdrage van [verdachte] bij het door [medeverdachte] vervaardigen van
kinderpornografisch materiaal in de periode vóór 12 juni 2021 van onvoldoende gewicht is
om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, dient vrijspraak te volgen voor feiten 1, 2, 3, 5, 8 en 11.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (bijlage II) bij dit vonnis.
Bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling ten aanzien van de ten laste gelegde feiten:
De betrouwbaarheid/geloofwaardigheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte].
Door de verdediging zijn de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de door medeverdachte [medeverdachte] bij de politie afgelegde verklaringen, voor zover die – kort gezegd – inhielden dat verdachte in alles de initiator was en een aansturende en dominante rol had, betwist. Volgens verdachte was het een idee van medeverdachte [medeverdachte] , en niet van hem, om zich in te schrijven bij oppassites, kwamen ook de extreme ideeën met betrekking tot het seksueel misbruiken van kinderen vooral van medeverdachte [medeverdachte] en heeft zij een bepalende rol gehad in de wijze waarop zij de kinderen misbruikte. Tijdens de videobelmomenten heeft verdachte op geen enkel moment waargenomen dat de kinderen op welke wijze dan ook gepenetreerd werden; in zijn aanwezigheid was enkel sprake van orale seksuele handelingen. De verklaring van [medeverdachte] vindt op die onderdelen dan ook geen steun in andere bewijsmiddelen, aldus de verdediging.
Conclusie rechtbank ten aanzien van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank acht de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar en geloofwaardig en overweegt in dat verband het volgende.
De vele verklaringen die [medeverdachte] bij de politie heeft afgelegd zijn in essentie consistent en gedetailleerd. Zij heeft uitgebreid verklaard over de aanloop naar en de uitvoering van de ten laste gelegde feiten, waarbij zij zichzelf heeft belast en haar eigen aandeel zeker niet heeft gebagatelliseerd. Bovendien vindt haar verklaring, anders dan de verdediging heeft gesteld, op veel onderdelen steun in overige bewijsmiddelen, met name in de WhatsAppgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Hoewel niet ten aanzien van élk afzonderlijk misbruikmoment communicatie tussen verdachte en de medeverdachte voorhanden is, kan uit de vele berichten die zijn gewisseld heel duidelijk worden afgeleid dat verdachte een sturende rol heeft gehad in de communicatie, in de relatie en de seksualiteitsbeleving. Dit geldt ook ten aanzien van de aanpak van hun gezamenlijke plan om te gaan oppassen op jonge kinderen om deze kinderen vervolgens te misbruiken en daar ofwel beeldmateriaal van te vervaardigen, ofwel te bewerkstelligen dat hij daarbij live aanwezig kon zijn via een videoverbinding. Dat medeverdachte [medeverdachte] het beeldmateriaal ook daadwerkelijk aan verdachte doorstuurde, is gebleken uit het digitaal onderzoek aan gegevensdragers van verdachte en de medeverdachte.
Ten slotte constateert de rechtbank dat de verklaringen van [medeverdachte] ook gesteund worden door de eigen verklaringen van verdachte. Zo heeft hij onder meer gezegd dat het kon kloppen dat 95% van het beeldmateriaal van het seksueel misbruik door [medeverdachte] aan hem werd toegezonden, dat hij [medeverdachte] vertelde wat zij met de kinderen moest doen (‘dierlijk tongen’, ‘aanzetten’), dat hij op de hoogte was van de oppasmomenten van [medeverdachte] en dat als hij daar niet live bij aanwezig kon zijn, dan de afspraak was dat [medeverdachte] hem ‘vids’ zou sturen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar en geloofwaardig zijn. In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. De rechtbank zal haar verklaringen dan ook bezigen tot het bewijs en (onder meer) deze verklaringen in beginsel als uitgangspunt nemen voor de beantwoording van de vraag of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Het medeplegen:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
In januari 2018 hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] elkaar via Lexa ontmoet en al snel een seksuele relatie gekregen, die zich op initiatief van verdachte vrijwel direct ontwikkelde als een zogenoemde BDSM-relatie. De medeverdachte kwam terecht in een voor haar onbekende wereld van ruwe seks en onderdanigheid, waarbij zij op commando van verdachte onder meer de wc-bril moet aflikken, urine moet drinken en de penis van verdachte moet aflikken nadat er anale seks had plaatsgevonden.
Zij wordt door hem aangesproken met teef, hoer of slavin, terwijl zij hem heer, God of meester moet noemen. Het is haar taak om verdachte te behagen en zijn opdrachten uit te voeren.
In een e-mail die zij op 16 februari 2018 aan verdachte stuurt schrijft medeverdachte [medeverdachte] dat zij zich heeft laten meeslepen in een wereld die niet de hare is. Verdachte heeft op haar e-mail gereageerd met de mededeling dat hij blij is dat ze heeft ingezien dat ze niet volledig in het 'metier' hoort. Desondanks zetten verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] de BDSM-relatie korte tijd daarna voort. Medeverdachte [medeverdachte] was idolaat van verdachte, wilde het contact met hem niet wilde verliezen en deed om die redenen alles om hem te ‘pleasen’. Zo ging zij op enig moment ook mee in zijn steeds extremer wordende seksuele fantasieën ten aanzien van – onder andere – het nazisme en seks met dieren. In maart 2018, kort nadat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] elkaar leerden kennen, wordt ook de dochter van [medeverdachte] (destijds 16 jaar oud) onderwerp van hun gewelddadige seksuele fantasieën. Ook hier komt het initiatief van verdachte. Hij geeft de medeverdachte opdracht om een foto van de vagina van haar dochter te sturen en uit zijn verlangens om, terwijl de medeverdachte toekijkt, haar ‘hoerenjong’ te verkrachten. Op zijn verzoek stuurt [medeverdachte] filmpjes van haar dochter die aan het douchen is naar verdachte en gaat zij uiteindelijk zelfs over tot het toedienen van verdovende en spierverslappende pillen aan haar dochter, ter uitvoering van de fantasieën die verdachte en de medeverdachte via de app hadden uitgewisseld.
Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte degene was die seks met kinderen in hun fantasieën introduceerde. Dat die fantasieën van verdachte, en niet (zozeer) vanuit [medeverdachte] kwamen, vindt bevestiging in de verklaring van [naam 1] een ex-vriendin van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte ook tijdens de seks met haar fantaseerde over jonge kinderen tijdens de seks. Dit begon met de fantasie dat jonge meisjes toekeken terwijl hij seks had met [naam 1] en ontwikkelde zich tot de fantasie dat het kind hem bevredigde of dat hij het kind bevredigde, aldus [naam 1] .
Uit digitaal onderzoek is ook gebleken dat verdachte al in 2015, voordat hij medeverdachte leerde kennen, op internet gezocht heeft op kinderporno. Ook hieruit blijkt dat verdachte ruim voor de start van de relatie met medeverdachte seksuele interesse in jonge kinderen had. Naar verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd vroeg hij steeds opnieuw aan [medeverdachte] om hem het filmpje van ‘het meisje met het blauwe jurkje’ te sturen. Volgens [medeverdachte] betreft dit een filmpje van een meisje
'dat heftig genomen werd, van ondersteboven en van achteren’.Ook blijkt uit de communicatie tussen verdachte en medeverdachte dat hij haar opdrachten gaf om op internet te zoeken naar ‘mooie video’s van zeer jong vlees’ en haar opdracht geeft om tijdens telefoonseks extreme fantasieën met betrekking tot jonge meisjes te vertellen. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien erkend dat hij seksuele gevoelens heeft voor kinderen.
Vast staat voorts dat verdachte meermaals heeft gemasturbeerd bij het bekijken van de door medeverdachte [medeverdachte] gemaakte video’s van het seksueel misbruik van de oppaskinderen en tijdens de keren dat hij via videobellen live getuige was van dit seksueel misbruik.
Verdachte heeft ter zitting verwezen naar een chatgesprek waarin [medeverdachte] zou fantaseren over het op grove wijze penetreren van een jong meisje, zodat ze uitscheurt en bloedt. Hieruit zou volgens verdachte blijken dat de (extreme) seksuele fantasieën over jonge kinderen (ook) van [medeverdachte] kwamen. De rechtbank volgt verdachte hierin niet. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte al op 24 juli 2018 opdracht geeft aan [medeverdachte] om hem een fantasie te vertellen waarbij hij een meisje van 9 jaar met zijn penis penetreert. Hij spoort [medeverdachte] aan om ‘haar fantasie te gebruiken’. Vervolgens appt verdachte op 27 juli 2018 aan [medeverdachte] dat zij hem mag bellen ‘als ze loops genoeg is’ en geeft hij aan dat zij hem dan in dat gesprek moet vertellen dat ze een jong meisje beestachtig aanpakt, dat ze zich moet laten gaan en haar gemeenste fantasie met de meester moet delen. Pas ná deze berichten van verdachte stuurt medeverdachte [medeverdachte] het bericht waaraan verdachte ter zitting refereerde. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen afdoende blijkt dat zij deze fantasieën ‘kopieerde’ van verdachte; zij wist waar hij opgewonden van zou worden, wilde hem daarin tevreden stellen en vertelde hem vervolgens wat hij wilde horen.
Verdachte is vervolgens degene geweest die de eerste stap gezet heeft om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan wat aanvankelijk nog fantasie was. Hij geeft de medeverdachte de opdracht om zich in te schrijven op oppassites, zodat de medeverdachte de jonge kinderen seksueel kan misbruiken. Hij informeert bij een ex-partner van hem die ook ooit op oppassites ingeschreven stond, en zoekt actief mee naar oppassites in de regio [plaats] , waar medeverdachte [medeverdachte] op dat moment woonachtig is. [medeverdachte] schrijft zich op verzoek van verdachte in de periode van 2 augustus 2019 tot en met 13 december 2019 bij verschillende oppassites in, maakt de tekst voor haar advertentie en legt die ter goedkeuring voor aan verdachte. Op zijn advies houdt zij haar uurtarief laag en op zijn verzoek geeft ze het aan hem door als ze reacties krijgt van ouders die een oppas voor hun kind zoeken.
De medeverdachte is vervolgens daadwerkelijk gaan oppassen op jonge meisjes. Verdachte en de medeverdachte spreken af dat de medeverdachte de kennismakingsgesprekken met de oppaskinderen en hun ouder(s) telkens heimelijk filmt en dat zij deze filmpjes naar verdachte stuurt, omdat verdachte dat spannend vindt. Verdachte ontvangt en bekijkt deze kennismakingsfilmpjes vervolgens. De rechtbank acht aannemelijk dat het doel daarvan was dat verdachte de meisjes vooraf kon ‘goedkeuren’. Hij noteert de meeste van de oppasmomenten van de medeverdachte in zijn eigen agenda. Hij is ervan op de hoogte dat de medeverdachte gaat oppassen en dat zij daarbij de kinderen seksueel zal misbruiken, daarvan video’s zal maken en deze naar hem zal verzenden.
Tijdens een aantal oppasmomenten hebben videobelgesprekken tussen verdachte en de medeverdachte plaatsgevonden. Beiden hebben verklaard dat tijdens hun bel- en videobelgesprekken terwijl de medeverdachte aan het oppassen was, steeds sprake was van seksueel misbruik van de oppaskinderen.
Dat misbruik heeft zich, zoals ook de bedoeling van verdachte en de medeverdachte was, langzaam opgebouwd. De medeverdachte heeft zes keer op [slachtoffer 1] gepast, waarbij zij video’s maakt waarop onder andere te zien is dat [slachtoffer 1] een vibrator vasthoudt en daaraan likt, en dat de medeverdachte haar blote vagina bij het gezicht van het meisje houdt. Verdachte is op de hoogte van het oppassen (medeverdachte appt hem onder meer “
zaterdag om 11 is de kab weer aan de beurt voor haar opleiding”), spreekt over [slachtoffer 1] in appgesprekken met de medeverdachte en heeft een aantal video’s van de ontucht met [slachtoffer 1] van de medeverdachte ontvangen.
Bij het tweede meisje, [slachtoffer 2] , heeft de medeverdachte vier keer opgepast. Hierbij zijn de seksuele handelingen voor zover uit het dossier blijkt, beperkt gebleven tot het aanraken van/graaien in de schaamstreek van [slachtoffer 2] over de kleren.
De medeverdachte stelt hem op de hoogte van het feit dat de ouder van [slachtoffer 2] haar weer benadert om te komen oppassen en stuurt meteen een screenshot van dit bericht aan verdachte. Verdachte reageert daarop op dominante en dwingende wijze door aan de medeverdachte een bericht te sturen, inhoudende: ‘
Zo meteen ga je me bellen over de Indiase hoer ik wil dat je actie onderneemt’ en
‘Bel kut’.
Kort daarna stuurt de medeverdachte een berichtje naar de ouder van [slachtoffer 2] en biedt zij zich aan om eventueel bij haar thuis op [slachtoffer 2] te passen.
Van het misbruik van [slachtoffer 2] zijn door de medeverdachte video-opnames gemaakt en aan verdachte verzonden.
Ook over [slachtoffer 2] wordt in de appberichten tussen verdachte en medeverdachte gesproken. Zo heeft verdachte op enig moment aan de medeverdachte geappt ‘
die Indiase(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )
die had ook talent’waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte daadwerkelijk kennis heeft genomen van de opnames.
Bij het derde oppasadres heeft medeverdachte drie maal op de [slachtoffers 3 en 4] gepast. Wederom worden door haar videobestanden gemaakt en verzonden aan verdachte waarop te zien is dat de medeverdachte [slachtoffers 3 en 4] seksueel misbruikt, waarbij zij het lichaam van beide meisjes seksueel binnendringt.
Tijdens het laatste oppasmoment is verdachte bovendien door middel van een videobelgesprek gedurende vijf minuten aanwezig geweest bij het seksueel misbruik van [slachtoffer 4] .
Na deze oppasavond blijkt uit meerdere chatgesprekken dat verdachte en medeverdachte afspreken om telefoonseks te hebben waarbij het seksueel misbruik van [slachtoffers 3 en 4] (naar hun etnische afkomst door verdachte als ‘nigger’ aangeduid) als fantasie gebruikt wordt. Verdachte appt in die tijd “ga me aftrekken op de neger”.
Vervolgens is door de medeverdachte op 3 dagen opgepast op het vijfde oppaskindje, [slachtoffer 5] .+ Van deze drie oppasmomenten worden door haar video’s gemaakt waarop te zien is dat de medeverdachte [slachtoffer 5] seksueel misbruikt en daarbij ook het lichaam van [slachtoffer 5] seksueel binnendringt. Deze video’s worden aan verdachte verzonden. De medeverdachte bestelt in opdracht van verdachte een roze en goudkleurige vibrator, die zij ook daadwerkelijk gebruikt bij het misbruik van [slachtoffer 5] . Op twee oppasmomenten is verdachte wederom via videogesprekken van telkens circa 20 minuten aanwezig tijdens het seksueel misbruik van [slachtoffer 5] . Hij geeft daarbij ook opdrachten aan de medeverdachte over de uit te voeren handelingen. Hij geeft voorts opdracht aan [medeverdachte] om hem na een oppasmoment te bellen omdat hij wil doorspreken hoe het gelopen is en hij geeft daarbij aan dat details belangrijk zijn.
Bij het zesde oppaskindje, [slachtoffer 6] , heeft de medeverdachte in totaal 8 keer opgepast. Tijdens alle oppasmomenten hebben er (soms langdurige) videogesprekken plaatsgevonden tussen verdachte en medeverdachte, waarbij de medeverdachte [slachtoffer 6] seksueel misbruikte. Ook zijn er video-opnames gemaakt van dit seksueel misbruik, waarop ook te zien is dat de medeverdachte het lichaam van [slachtoffer 6] seksueel is binnengedrongen. Verdachte heeft deze video’s van [medeverdachte] ontvangen en bekeken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte voorafgaand en na de oppasmomenten met de medeverdachte spreekt over het oppassen. Verdachte vraagt ofwel om foto’s van het vorige oppasmoment, of geeft [medeverdachte] de opdracht om hem alvast te vertellen wat ze tijdens een komend oppasmoment met het meisje zal gaan doen. Zij moet het melden als ze bij het meisje is en hij geeft aan wanneer ze mag beginnen met de seksuele handelingen bij [slachtoffer 6] .
Ook bij [slachtoffer 7] , het zevende oppaskindje, heeft verdachte een sturende en dominante rol. Nadat verdachte meerdere keren gevraagd had aan de medeverdachte of zij al nieuwe kinderen had gevonden om op te passen, geeft de medeverdachte op 6 juni 2021 aan verdachte aan dat ze nieuws heeft: de ouders van [slachtoffer 7] hebben haar gevraagd of zij weer wilde komen oppassen. Uit de appgesprekken tussen verdachte en de medeverdachte volgt dat [medeverdachte] verdachte informeert over de datum van het oppasmoment en dat zij hem mededeelt dat zij het meisje dan gaat gebruiken. Ook geeft zij aan dat zij mooie video-opnames zal maken als ‘daddy’, waarmee verdachte wordt bedoeld, er niet bij kan zijn. Verdachte geeft daarop aan dat ze de eerste keer een beetje rustig aan moet doen, bijvoorbeeld leren likken, dat het niet te grof moet zijn de eerste keer, maar dat dat de keer erna weer kan. Ook geeft hij [medeverdachte] de opdracht om de strapon alleen te gebruiken om te leren pijpen, dat zij het meisje goed moet likken en tongen en dat ze het meisje dan moet leren hoe ze de medeverdachte hoort te likken. Hij kondigt aan dat hij op de app zal zetten wat hij graag ziet. Hij maakt vervolgens een plan voor het misbruik, waarbij hij [medeverdachte] ook twee opdrachten voor seksuele handelingen geeft die zij met het meisje moet uitvoeren als hij er niet meer ‘live’ bij kan zijn en waarvan zij dan video’s voor hem moet maken. Hij draagt de medeverdachte op om ook zelf met een plan te komen voor het misbruik, aan welke opdracht de medeverdachte gehoor geeft. In de aanloop naar het oppasmoment wordt door verdachte en de medeverdachte nog op meerdere momenten uitvoerig gesproken over het seksueel misbruik van [slachtoffer 7] .
Tijdens het oppassen door de medeverdachte is verdachte tijdens een deel van het seksueel misbruik via videobellen aanwezig en geeft hij de medeverdachte opdrachten die zij bij het meisje moet uitvoeren, zoals ‘dierlijk tongen’ en het draaien van het meisje of het opzij doen van haar armen, zodat hij het beter kan zien. Verdachte is tijdens het videobellen, zo blijkt uit de door de camera in de slaapkamer van het meisje gemaakte opnames, hoorbaar opgewonden en aan het masturberen. Als verdachte niet langer aanwezig kan zijn via videobellen, geeft hij de medeverdachte nog de opdracht om de tijd te nemen en van het meisje te genieten. De medeverdachte maakt van het (overige) seksuele misbruik video-opnames aan de hand van het lijstje met opdrachten dat zij van verdachte heeft gekregen en stuurt deze video’s op verzoek van verdachte ook weer aan hem toe. Zij gebruikt hierbij de strapon en de vibrators die ze in opdracht van verdachte heeft aangeschaft.
Op drie eerdere data vóór dit laatste oppasmoment op 12 juni 2021 heeft de medeverdachte eveneens op [slachtoffer 7] gepast.
Van het eerste oppasmoment, 29 augustus 2020, heeft de medeverdachte video-opnames gemaakt en aan verdachte toegezonden. Verdachte beloont de medeverdachte vervolgens voor deze opnames: Hij appt haar de dag erna dat zij de fantasie mag kiezen, omdat ze goed werk heeft geleverd.
Tijdens een ander oppasmoment, op 25 november 2020 is verdachte door middel van videobellen gedurende ruim een half uur aanwezig geweest tijdens het misbruik.
Conclusie rechtbank ten aanzien van het medeplegen.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, die de medeverdachte vanuit de op zijn initiatief ontstane BDSM-relatie volledig in zijn macht had, het initiatief nam tot het oppassen op jonge meisjes, met het doel deze meisjes seksueel te misbruiken. Hij gaf daarbij opdrachten aan de medeverdachte, stuurde aan op het maken van video’s, had een dominante, aansturende en regisserende rol bij het seksueel misbruik door medeverdachte [medeverdachte] van de [slachtoffers 1, 2,3, 4, 5, 6 en 7] en bij de aanloop daar naartoe. De samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] was intensief. In de vele appgesprekken werd over de meisjes en hun misbruik gesproken, er werd tijdens de telefoonseks teruggegrepen op eerdere oppasmomenten of reikhalzend uitgekeken naar de komende oppasdag. Verdachte was ofwel tijdens de oppasmoment via de videoverbinding aanwezig, ofwel hij kreeg de door de medeverdachte in zijn opdracht gemaakte videobestanden van het misbruik toegezonden, die hij dan bekeek voor zijn eigen seksuele genot. De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte in de strafbare feiten essentieel is geweest; zonder zijn inbreng zou het misbruik zeer waarschijnlijk niet hebben plaatsgevonden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van ontucht, óók voor zover die ontucht (mede) bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam, alsmede het medeplegen ten aanzien van het vervaardigen van de kinderporno, bewezen.
De rechtbank overweegt daarbij nog dat het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voor de bewezenverklaring van de ontucht
met seksueel binnendringenniet van belang is of het binnendringen van het lichaam van de meisjes nu wel of niet tijdens het videobellen tussen verdachte en de medeverdachte heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt verdachte, als medepleger, óók verantwoordelijk voor het seksueel misbruik, bestaande uit het seksueel binnendringen, waar verdachte weliswaar niet ‘live’ bij aanwezig was, maar waarvan hij wel middels het hem toegezonden beeldmateriaal op een later moment kennis van heeft genomen en waarvan hij op voorhand wist dat het zou gaan plaatsvinden.
De rechtbank acht het onder 1 tot en met 13 ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Bezit kinderporno (algemeen).
Het onder 14 ten laste gelegde feit acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard. Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting bekend. Ten aanzien van de pleegperiode is de rechtbank uitgegaan van een kortere periode dan ten laste is gelegd, nu van de in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen is vastgesteld dat deze bestanden een "last access date" hadden tussen 7 oktober 2020 en 13 juni 2021 en uit het dossier niet kan worden afgeleid dat deze afbeeldingen al op een eerder moment dan 7 oktober 2020 in bezit van verdachte zijn geweest. Uit het procesdossier blijkt, zoals hiervoor bij het medeplegen reeds is besproken, dat verdachte reeds in 2015 kinderpornografische afbeeldingen heeft gedownload, maar dit betreft niet de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen.
De overige bewijsverweren.
Hetgeen de verdediging overigens ten aanzien van het bewijs als verweer heeft gevoerd, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebezigd. De rechtbank heeft in het strafdossier of het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten gevonden die maken dat aan de inhoud van die bewijsmiddelen moet worden getwijfeld.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte: